Nummer 44. Donderdag 1 Juni 1893. 16" Jaargang.
Glück auf
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
UITGEVER:
ANTOON TI EL EN
Bedrijfs- en personeele belasting!
FEUILLETON.
De boer en zijn bedrijf.
Staatkundig overzicht.
De Echo van het Zuiden.
iscte en Laigslraatscbe Courant,
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden ƒ1,00.
Frauco per posi'door het geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Waalwijk.
De bedrijfsbelasting is bij de tweede kamer
in behandeling. Dat zij zal worden goedge
keurd, daaraan schijnt meent de Kamper
Ct. geen twijfel te zijn, al hebben de wij
zigingen, door den minister in zijn oorspron
kelijk ontwerp gebracht, niet alle bezwaren
weggenomen.
Zoo is blijven bestaan het bezwaar, dat in
komsten uit persoonlijken arbeid en inkom
sten uit handel en bedrijf zijn gelijk gesteld,
wat niet billijk is; en zoo ook het bezwaar,
dat zij, die in dienst van den staat zijn, een
deel moeten teruggeven van het hun uitge
keerde tractement.
Misschien worden deze en andere bezwaren
nog weggenomen door amendementen, doch
veel kans schijnt daarop niet te bestaan.
Bij den minister van financien schijnt van
den beginne af de gedachte te hebben ge
wogen, dat wat er voor sommige belasting
schuldigen hard is in de regeling van ver
mogens- en bedrijfsbelasting, kan worden
verzacht bij eene nieuwe regeling van de
personeele belasting. Daar toch kan worden
in aanmerking gebracht de toestand van het
gezin en kan ook op andere wijze verlichting
worden aangebracht voor hen, die van een
klein inkomen moeten leven, waartoe bev. de
lagere ambtenaren behooren.
Ware het aan dezen minister van financien
gegeven eene herziening van de personeele
belasting tot stand te brengen, men zou wer
kelijk groote verbeteringen mogen verwachten.
Maar daaromtrent bestaat niet de minste
zekerheid, want de regeering wil de nieuwe
kieswet reeds met 1 Januari a s. in werking
brengenzoodat in Mei of Juni 1894 de
verkiezingen zouden plaats hebben.
Er is dus voor het tot stand brengen eener
nieuwe wet op de personeele belasting geen
tijd meer.
Als nog dezen zomer de kieswet in dis
cussie komt, dan kan de regeering wel allen
verderen wetgevenden arbeid staken.
Wij hadden wel gewenscht, dat men althans
dezen minister van financien die zooveel
vermagde gelegenheid hadde gelaten om
zijn hervormingswerk te voltooien.
E WERNER.
Vertaling van Hermina.
(Overgedrukt met toestemming van den uitgever
P. Gouda Quint, te Arnhem)
59 coc-
„Er wordt bij ons ook vrij wat meer tot stand
gebracht dan ergens anders," zeide de directeur.
„Ze komen immers van alle kanten bij ons om
inlichtingen en verbeteringenmaar nagedaan
lieeft het ons nog niemand.
„Ja, ja, en als dat zoo voortgaat zullen we hier
spoedig de „philanthropische modelinrichting"
hebben, waartegen de oude heer Berkow eens
met zooveel verontwaardiging ijverde. Welnu/
ging de hoofdingenieur met zekere zelfvoldoening
voort, „wij kunnen 't immers ook doen. 't Komt
er voor ons nu niet meer op aan, om sommen,
en niet geringe ook, die anderen angstig in den
zak moeten steken, zorgvuldig te beleggen en
ten bate van ons werkvolk te besteden. Én toch
is het nog niet eens zoolang geleden, dat wij
niet om vermogen en invloed, maar om het al
dan niet bestaan van de bergwerken streden en
er zelfs deze niet eens bovenop hadden geholpen,
als ons niet juist in het beslissend oogenblik een
paar gelukjes te hulp waren gekomen."
„En als onze werklieden zich niet zoo uitmuntend
gedragen haddenvoegde de directeur er ernstig
bij. „'t Was geen kleinigheid voor hen zich rustig
te houden, terwijl de woelingen en opruiingen
in den geheelen omtrek geen eind wilden nemen.
Het ongeluk in de mijnen heeft geldoifers genoeg
gekost, juist in een tijd, dat iedere duizend gul
den ons geducht bezwaarde: maar ik geloof, dat
mijnheer het niet te duur betaald heeft met wat
hij hierbij aan zijn arbeiders heelt gewonnen.
De uren van angst en gevaar, die hij daar bene-
Dat een ander het hem later verbeteren
zal, zijn wij zoo vrij sterk te betwijfelen.
Geen ander nijverheidsman heeft het zoo
danig in zijn macht als de boer om zooveel
mogelijk uit zijn bedrijf te maken. Zijn bouw
en groenland, zijn ooft en vruchtentuin. zijn
vee en zijn pluimgedierte vormen te zamen
een groote bron van inkomsten en stellen
hem in staat om steeds meer en meer te
piodiiceeren, als hij niet alleen wil, maar ook
de middelen daartoe bezit.
Willen en kunnen, dat zijn de twee groote
voorwaarden, wier vervulling veel goeds mee
brengt.
Intusschen is het zeker,ddt ieder landbouwer
moet erkennen nog steeds te moeten leereu.
Hij dient zich niet in te beelden, dat hij
met alles bekend is en niets meer behoeft te
leeren. Socrates zeide: „Slechts dit eene
weet ik dat ik niets weet; er zijn echter
velen, die zelfs dit nog niet weten." Geldt
dit voor eenigen tak van nijverheid, dan geldt
dit in de eerste plaats den landbouw. Zijn
gebied omvat plant- en dierkunde, de voeding
der dieren, de scheikunde, de zuivelbereiding,
enz., enz., waarvan de omvang van eiken tak
eene kleine bibliotheek beslaat. Reeds in
onzen tijd, nu de landbouwwetenschap no°"
zoo jong is, worvlt de landbouwkunde in
onderdeelen gesplitst, en waaraan 2 tot 3 jaren
gewerkt wordt om het grondig te leeren ken
nen. En hoe zou het dan mogelijk zijn te
meenen dat men genoeg weet. Zeker, er
zijn er, er zijn er velen die dit meenen, maar
hunne werken zijn er dan ook naar.
Doch ook na zich volkomen de theoretische
kennis eigen gemaakt te hebben, weet men
nog niets.
Niet omdat de wetenschap alle jaren voor
uit gaat, maar omdat ook de praktijk hooge
eischen stelt.
De grootste theoreticus beteekent als man
van de praktijk geheel en al niets.
Er zijn er in onzen tijd, die den boer een
voorbeeld willen geven en daarom zeil boer
worden, zonder het bedrijf te kennen, maar
al te spoedig zien zij in, dat hunne werken
gelijk nul zijn.
Advertentien 1-7 regel. 0,60 daarboi en 8 cent per regel
nn êlev "T' pi?!ltsruimte- Advertentien 3 maal ter plaatsing
I" berekend. Advertentien voor Duitscb-
lump Qtuivtt) ii aan£nomen "loor het advertentiebureau van
AdolpSteiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
den met hen doorbracht, om hunne kameraden
te redden, deze hebben ze nog niet verbeten, en
dat zullen ze ook niet licht doen; zoo iets vormt
een hechten band voor het geheele leven. Van
dien dag af hebben ze hem vertrouwd, toen hij
hen beloofde, alles weer goed te maken,wanneer
ze hem eerst den tijd lieten, zelf weer op zijn
verhaal te komen; ze hebben fatsoenlijk gewacht
en zoo is 't dan nu ook geen wonder', dat hij in'
het eind meer doet dan hij beloofd heeft."
„Enfin!" zeide zijn collega droogjes. „Hij kan
zich dan nu ook eenige weelde veroorloven.
Zeker is het vertroostend op te merken, dat men
ook met de philanthropie goede zaken kan ma
ken, zooals onze jaarlijksche balansen bewijzen.
Ze staan vrij wat beter dan onder het vroeger
bestuur, dat men nu niet juist van buitengewone
humaniteit kon beschuldigen, en toch werd er
ook toen uit de mijnen gehaald, wat er maar
uit te halen was."
„Gij spot met alles!" voerde de directeur hem
toornig te gemoet. „Ge weet toch ook wel, dat
mijnheer Berkow zich nooit door zulke beweeg
redenen laat leiden."
„Neen, hiervoor is hij nog te veel idealist/
hernam de hoofdingenieur, het hem toegevoegd
verwijt zeer kalm opnemend. „Gelukkig is hij
het niet meer, dan zich goedschiks met de praktijk
verdraagt, en hij heeft een te harde leerschool
doorloopeu, om niet te weten, dat de praktijk
toch ten laatste de schering en inslag van al
zijn streven moet blijven. Wat mij betreft, ik
heb al zeer weinig op met dat idealiseeren van
de werkelijkheid; dat weet ge wel
De andere glimlachte min of meer ondeugend.
„Ja, dat weten wij allen, maar zou dit niet wat
veranderen, zoodra zulk een door en door idea
listisch clement als onze Wilberg een lid van uw
familie wordt? dat staat u immers spoedig voor
de deur, collega?"
De directeur scheen zijn collega met deze
toespeling bepaald in het nauw ie willen bren
gen; maar de andere fronste de wenkbrauwen en
voer driftig uit
„Praat mij daar niet van 1 Daarover hoor ik
thuis al meer dan genoeg. Dat moet mij over-
Met 50 mille boer worden en na eenige ja
ren arm zijn is geene kunstzelfs dan niet
als zij de beste pogingen in 't werk stellen
om vooruit te komen.
Wie met de prakt:jk niet door en door be
kend is, beteekent weinig en de flinkste boer
zal nog moeten bekennen, dat hij telkens en
telkens weer iets leert en steeds blijft leeren
zoolang hij leeft.
Intusschen is er geene grens aan te geven
hoever de boer theoretisch ontwikkeld moet
zijn om van zijne boerderij het meeste voor
deel te trekken.
Een flink ontwikkeld landbouwer, die over
een tamelijk groot kapitaal te beschikken
heeft, sukkelt dikwijls zijn leven lang; een
echt praktische boer weet met zeer weinig
theoretische kennis en weinig kapitaal soms
flink vooruit te komen. Beide zijn niet slechts
uitzonderingen, maar dikwijls regel, maar bei
den kleven gebreken aan, die in 't oogvallend
zijn. Den een ontbreekt te veel praktische
kennis om meer winst uit zijne boerderij te
trekken, en den ander te veel theoretische
kennis.
Nu is het de vraag: hoe zich kennis te
verzamelen?
Ongetwijfeld zijn daartoe de landbouwver-
eenigingen van groot nut, maar deze betee-
kenen in den regel weinig. De goede uitzon
deringen doen echter zien, dat hier veel te
leeren valt en wie geen lid is van de eene
of andere landbouwvereeniging beteekent als
boer vaak niet veel. Gewoonlijk hoort men
van dergelijke lieden: wat zou ik er kunnen
leeren? en wie dat vraagt, begrijpt zij eigen
bedrijf niet.
Naast de landbouwvereenigingen staan de
vakbladen of de nieuwsbladen, voor zoover
zij den landbouwer theoretisch voorlichten.
Er zijn weinig landbouwartikelen, waaruit de
boer niet zou kunnen leeren.
Het behoeft niet te worden gezegd, dat de
meeste landbouwers zich weinig om de theorie
van hun vak bekommeren, maar in één adem
voegen wij er aan toe, dat het in onzen tijd
snel vooruit gaat.
De voorbeelden, steunende op de theorie,
hier en daar gegeven, vinden spoedig na
volging wanneer ze goed blijken te zijn. Zoo,
komen, mij die niets zoo verafschuw als alle
sentimentaliteit en overdrijving 1 Juist mij heeft
het noodlot een schoonzoon beschoren, die verzen
maakt en guitaar speelt! De man is het huis
niet uit te krijgen met zijn herhaalde aanzoeken
en onophoudelijke verzuchtingen, en Melanie wil
evenmin naar rede luisteren. Maar ik heb nog
niet ja gezegd en het zal nog te bezien staan, of
ik liet ooit doe."
„Nu, daarvoor zal juffrouw Melanie wel zor
gen 1" hernam de directeur. „Zij heeft een aardje
naar haar vaartje en weet evengoed haar zin
door te drijven. Ik kan u verzekeren, dat Wilberg
al met het air van een overwinnaar rondwandelt
en alle bedekte gelukwenschen roet een geheim
zinnig „Nog nietbeantwoordt. De beide jonge
lieden zullen het al samen eens zijn. Adieu,
waarde collega Gij maakt mij immers het eerst
deelgenoot van die blijde gebeurtenis in uwe
familie
Ditmaal scheen de directeur den spottenden
toon van zijn vriend te hebben overgenomen, die
blijkbaar niet zonder uitwerking bleef, want'de
hoofdingenieur trad met zeer ontstemd gelaat
zijn woning binnen, waar zijn dochter hem reeds
te gemoet kwam. Juffrouw Melanie was vandaag
allerbijzonderst hartelijk jegens haar vader; zij
gaf hem een kus, nam hem hoed en handschoenen
af, vroeg of hij geen last van de warmte had
gehad en achtte na deze voorbereidende maat
regelen het tijdstip gunstig, om met een verzoek
voor den dag te komen.
„Pa, er is iemand die u verlangt te spreken,
terstond en om dringende zaken. Hij is binnen
bij rasraa. Mag ik hem hier brengen
„Ik ben niet te spreken gromde de aange
sprokene, die reeds vermoedde, wat hem voor de
deur stond; maar de jonge dame deed, alsof het
antwoord niet afwijzend, maar toestemmend had
geklonken. Zij verdween in de zijkamer, om het
volgend oogenblik dien zekeren „iemand" naar
binnen te schuiven, nadat ze hem nog gauw een
paar bemoedigende woordjes had toegefluisterd.
Deze laatste schenen dan ook niet overbodig
te zijn, want mijnheer Wilberg, die in zijn besten
rok, het blonde haar netjes gescheiden, met den
om één voorbeeld te geven, de aanwending
van hulpmeststoffen. Voor eenige jaren nog
onbekend, wordt zij thans reeds overal, bij
eenigszins ontwikkelde landbouwers aange
wend. Nu moge het zeker zijn, dat wij van
de hulpmeststoffen nog zeer weinig weten
toch reeds genoeg om ze met voordeel toe
te passen.
Straks zullen winter- landbouw-cursussen
en winter-vakscholen opgericht worden, wat
als een zegen voor den boerenstand mag
worden beschouwd. Niet, dat zij daar leeren
zich „rijk te boeren," maar omdat de inzich
ten der jongelui daar zeer verruimd worden
en hun meegedeeld wordt wat er in de prak
tijk valt te verbeteren. En er valt zoo veel,
o, zoo veel nog te verbeteren, al heeft men
dan ook „grondig" de praktijk geleerd. Wij
weten dat wij niets weten, moet het spreek
woord der landbouwers zijn en streven om
vooruit te komen zullen zij trachten steeds
beter en grondiger het bedrijf te leeren
kennen.
Dit is ééne factor, die leiden moet tot
verbetering van den treurigen toestand, waarin
de landbouwstand verkeert.
Wèl houden de geruchten van mogelijk
uittebreken crisissen in sommige kabinetten
van ons werelddeel aan en velen, die nu
juist niet geacht mogen worden te behooren
tot de speciale vrienden van de tegenwoor
dige bewindvoerders, wrijven zich reeds ver
genoegd de handen, doch heel veel verder
dan tot beschouwingen en kansberekeningen
komt 't niet en zoo wordt 't dan na een paar
etmalen van sensationeele berichten omtrent
den stand der verschillende crisissen plotseling
weer stilterwijl ook daar, waar de eene
titularis volgens de natuurwetten heeft plaats
gemaakt voor een ander, die persoonsver
wisseling, als niet in zich sluitend een verwis
seling van politieke gezindheid, al spoedig
niet meer wordt besproken. Zoo moge dan
de toestand in Italië geacht worden als on
zeker voor de combinatie—Giolitti, terwijl 't
in Spanje voor 't oogenblik weer bijgelegd
gang en de houding van een officieel vrijer bin
nentrad, bleef plotseling staan, alsof hij onver
wachts in een leeuwenhol was terecht gekomen.
Hij had zulk een sierlijke, overtuigende aanspraak
aoor deze gelegenheid bedacht, maar het grimmig
voorkomen van zijn chef, die hem op allesbe
halve aanmoedigenden toon vroeg,wat hij eigenlijk
verlangde, bracht hem geheel van de wijs.
„Mijn wenschen, mijn hoog stamelde hij.
Aangemoedigd door de genegenheid, die uwe
dochter mij het hoogste geluk, haar de mijne
te mogen noemen J
„Dacht ik 't nietl De man kan zijn aanzoek
nog met eens in verstandige taal kleeden
bromde de hoofdingenieur, zonder te bedenken
dat zijne ontvangst juist geschikt was, om lederen'
pretendent van zijn stuk te brengen; maar toen
nu de jonge man hoe langer hoe meer verlegen
weid en hoe anger hoe minder uitzijn wnorlen
kon komen, viel hij hem kortaf in de rede
z1/g maar! 't Ts voor mij geen geheim
e" h0mij
zijn voorgenomen huwelijk hem juist niet in bij-
zondere verrukking bracht.
.Met uw verlof, ik verlangde in de eerste Dlaats
Melanie tot vrouw,- merkte hij beschroomd aan.
wAoo? En mij neemt ge dan maar op den koon
toe, omdat het niet anders kan?" vroeg de vero
toornde schoonvader in spe. .Ik begrijp volstrekt
met hoe ge mij met zulk een aanzoek aan boord
durft komen Zijt ge niet verliefd geweest OD
mevrouw Berkow? Hebt ge ook geengverze„ oE
haar gemaald, vellen vol? Waarom dweept
vo°rt?™aar me' Verder °P die Platonische w§8
.Dat is jaren geleden!" verontschuldigde de ionge
beambte zich. „Melanie weet het sedert kL fn
juist dit heeft ons tot elkander gebracht Er ziin
twee soorten van liefdes, mijnheer: een jeugdige
dweepenjdle hare ideJlen 0nbereikbia?YÓS
stelt en een andere, duurzame neiging die alleen
van de aarde haar hoogste geluk verwacht -
VA ordt vervolgd.