Nummer 59. Donderdag 27 Juli 1893.
16e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
DE BROODDRUGSTIR.
UITGEVER;
ANTOON TIELEN,
Nog iets over zwendelfirma's.
FEUILLETON.
De Echo van het
WMlwyisée ra LaipIrpjfsÉe Courant,
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden J 1,00.
Franco per pos', door het geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Waalwijk.
Advertentiën 17 regels f 0,60 daarboven 8 cent per regel
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb-
land worden alleen aangnotnen ioor het advertentiebureau van
Adolp Steineb, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
(Overgenomen uit de N. R. Ct.)
De Vereeniging van Handel en Nijverheid
te 's Gravenhage heeft onlangs in een adres
aan den minister van justitie nadrukkelijk
aangedrongen op een nauwer toehalen van
de mazen der strafwet tegenover de praktijken
der zwendelfirma's. Op deze praktijken is
sinds geruimen tijd de aandacht gevestigd.
Ook wij schreven er over een half jaar ge
leden, en eindigden toen met de wensch, dat
de regeering door aanvulling van de wetge
ving aan de justitie spoedig ook de nog
ontbrekende wapens mocht in handen geven;
en dat de justitie inmiddels de wapenen mocht
gebruiken die zij in handen had.
Voorziening is echter sinds dien tijd niet
getroffen. Van bestrijding der praktijken
verneemt men niet veel. De klachten ver
meerderen, het genoemd adres van voormelde
Vereeniging gewaagt van eenen zorgwekken-
den aanwas van de bedrieglijke praktijken
en oplichtingen der zoogenaamde „zwarte
benden;" en voegt een nieuw staaltje dezer
„zwarte kunst" aan de reeds bekende lijst
toe.
Na er aan te hebben herinnerd dat »eene
gansche klasse van lieden er haar gewoon
bedrijf van maakt, om goederen, zoo binnen-
als buitenslands te koopen op krediet, deze
goederen, terstond na de levering, desnoods
verre beueden de werkelijke waarde, van de
hand te doen en dan met de betaling van
den koopprijs aan den oorspronkelijken ver-
kooper in gebreke te blijven", voegt de adres -
seerende Vereeniging er dit bij
„dat, ten aanzien van goederen buitenslands
op krediet gekocht eene nog eenvoudiger
methode van oplichting gevolgd wordt, welke
den zwendelaar ontheft van de moeite om
eenen kooper voor het bedriegelijk verkregen
goed te vinden;
„dat immers de zwendelaar, aan wien goe
deren van buitenslands worden toegezonden,
deze opzettelijk en op in het oog vallende
Naar het Fransch door W. v. R.
Overgenomen uit de Meierijsche Courant
7
En zich tot Jeanne wendend voegde de heer
Labroue er bij
„Wanneer Vincent terugkomt zult gij hem niet
binnenlaten. Zeg hem dat hij morgen bij mij
korae om af te rekenen't Spijt mij dat deze
strenge maatregel hem treft; hij was een uitste
kend werkman, doch er moet een voorbeeld ge
geven wordenKom Garaud."
De meesterknecht volgde den heer Labroue, die
zich naar zijn kabinet begaf.
De ingenieur Jules Labroue was een man van
vijfenveertig jaar met eene fiere militaire hou
ding, niettegenstaande hij nooit in dienst was
geweest. Op zijn voorhoofd stond vastberadenheid
en schranderheid te lezen.
In den grond des harten was hij goed en vol
deelneming in het ongelukkig lot van anderen,
doch verzet tegen orde en regeltucht kon hij niet
dulden; die zich daaraan schuldig maakten, kónden
op hem niet meer rekenen.
Hij was een leerling der polytechnische school;
daar had hij een grooten eerbied opgedaan voor
het wachtwoord en geleerd zijne inrichting op
militaire wijze te besturen.
Hij was zelf niet rijk, doch had op tweeënder-
tigjarigen leeftijd een vrouw gehuwd, die eene
fortuin bezat, groot genoeg om hem in de gele
genheid te stellen gevolg te geven aan de plannen,
die sinds de prille jaren zijner jeugd reeds in
zijn hoofd woelden. Buizende uitvindingen droeg
hij in zijn brein met zich rond, doch met de
huwelijksgift zijner vrouw verliet hij het uitslui
tend terrein der theorie om zich met kracht op
de praktijk toe te leggenV
Eerst kostten zijne proefnemingen hem zeer veel
geld, en al stond hem ook een volslagen onder
gang voor oogen, al dreigde de3 als een grijnzend
spook in de naaste nabijheid, toch ontmoedigde
wijze aanmerkelijk te laag in waarde aan de
douane pleegt aan te geven; dat daarvan
veeltijds het gevolg is eene benadering dier
goederen door 's rijks ambtenaren, dat deze
alsdan krachtens art. 263 der Algemeene Wet
aan de zwendelaar uitbetalen de door hem
aangegevene waarde der goederen en daar
enboven tien percent, en dat dientengevolge
de verkooper ten slotte noch van zijne goe
deren, noch van den bedongen prijs immer
iets terugziet."
Deze eenvoudige manier om, onder de be
scherming der wet zelve, de goederen, die
men niet voornemens is te betalen, spoedig
te gelde te maken, ligt zoo voor de hand, dat
men zich wel verwonderen moet, haar eerst
onlangs uitgevonden te zien. Zij is inderdaad
van het standpunt der zwendelaars hoogst
aanbevelenswaardig.
Zij ontheft niet alleen van de moeite om
afzet te zoeken; zij vermijdt niet alleen het
toch mogelijke gevaar, dat de buitenlandsche
schuldeischer, de kosten wagend en de vol
gens de wet geëischte zekerheid stellend,
op de goederen beslag legt. Maar zij snijdt
ook den weg af, langs welke wij onder de
bestaande wetgeving de zwendelaars voor
achterhaalbaar hielden: de faillietverklaring
door het openbaar ministerie en daarna de
schuldigverklaring aan „bedriegelijke bank
breuk", wegens het frauduleus onttrekken van
goederen aan den voor hunne crediteuren
bestemden boedel of ook maar wegens het
„bedriegelijk vervreemden van goed klaar
blijkelijk beneden de waarde". Immers kan
eene „benadering," een tot zich nemen van
de zijde dw ambtenaren, kwalijk een „ver
vreemden" heeten aan de zijde dergenen, die
de goederen bestelden. En zelfs, al mocht,
met eenige ruimte van opvatting, dit bedrijf
toch als zoodanig kunnen worden gestempeld,
strafvervolgingen met zoo onzekeren uitslag
worden niet licht ingesteld en hebben weinig
afschrikkends.
Van de zijde der belastingadministratie kan
hiertegen kwalijk worden gewaakt. Zij kan
eene voorgestelde benadering al of niet toe
dit hem niet, en weldra keerden dan ook de
kansen; gelukkige verbeteringen in de mechaniek
der industrie brachten hem er boven op. Dan
liet hij zijne fabriek bouwen te Allbrtville, welke
minstens genomen, driehonderdduizend franken
waard wus.
Geld had hij nog niet terzijde gelegd, doch de
firma kreeg van dag tot dag meer uitbreiding,
en het kapitaal, dat in de zaak stak, honderd
duizend francs, zou spoedig verdubbeldzelfs
verdrievoudigd worden want de industrieel
werkte dag en nacht en het geluk volgde hem
thans.
Vijfjaar te voren had Jules Labroue zijn jonge
vrouw verloren, terwijl zij een Hinken jóngen
ter wereld bracht.
Deze ontijdige dood deed den ingenieur zeer
droevig aan en geheel zijne omgeving leed erop
hare beurt onder. Zijn hart werd zwaar gekwetst,
en zoo kreeg hij een bitteren toon in zijne bevelen,
die dikwijls langs het brutale af was.
Slechts bij zijr: kleinen Lucien wist hij nog zijne
vroegere zachtheid ten toon te spreiden.
Lucien werd bij de zu-ter zijns vaders opgevoed,
eene weduwe, die op een afgelegen dorp woonde
en van de inkomsten leefde eener kleine lijfrente,
die haar door haren overleden man, vroeger han
delaar in wijnen te Blois, was nagelaten.
Maandelijks verliet Labroue gedurende achten
veertig uren zijne werkplaatsen om zijn zoon te
gaan omhelzen, dien hij innig lief had. Hij leefde
uitsluitend voor zijn jongen. Voor Lucien alleen
hoopte hij een groot fortuin te maken.
Jacques volgde den ingenieur, die zich naar zijn
kabinet begaf en mompelde tusschen de tanden
«Hij schijnt niet goed gemutst te zijn, de pa
troonIk ga bepaald een goeden uitbrander
krijgen en Jeanne zal dadelijk aan de beurt komen."
Zoo kwamen zij aan het paviljoen, waar de kas
en de bureaux gehouden werden.
De heer Labroue stond een oogenblik stil voor
het loket van zijn kassier, nam eene portefeuille
uit den zak, zocht daarin verscheidene papieren
bijeen en legde die dan op het koperen plaatje
van het loket neder, terwijl hij sprak
„Mijnheer Ricoux, ziehier twee wissels van het
huis Bauman, neem daar goede nota van en voeg
ze bij het borderel, dat gij dadelijk bij mij moet
brengen om het morgen naar de bank te zenden."
De kassier nam de wissels aan en antwoordde:
wijzen en zou dus de toewijzing in dergelijke
gevallen kunnen weigeren. Maar, kan zij op
de hoogte wezen van de intentien der aan
gevers; en heett "zij op iets anders dan op
fiscale belangen te letten? En al mocht zij
eene enkele maal in de bedoelde omstan
digheden den toeleg kunnen verijdelen, in
hoe vele andere gevallen zou hare waakzaam
heid worden verschalkt.
Voorts vergete men het niet: deze wijze
om de goederen te gelde te maken, is er
ééne; gelukt zij niet, dan blijven de andere
wegen tot realisatie open, en blijft het groote
kwaad bestaan.
De adresseerende „Vereeniging van Handel
en Nijverheid" motiveert haar verzoek met
kracht van redenen: zij herinnert er aan, „dat
deze praktijken eene geheele industrie vormen,
met een apparaat van telegram-adressen
pronkende gedrukte of gelithographeerde brie
venhoofden, loketten aan postkantoren, en wat
dies meer zij; dat die bedriegelijke han
delingen groote schade en gevaar opleveren
voor den Nederlandschen handelzoowel
direct als ook vooral indirect, omdat zij het
geloof aan de Nederlandsche goede trouw en
het Nederlandsche krediet op bedenkelijke
wijze ondermijnen; dat de oorzaak, waarom
deze oplichterijen zich op zoo groote schaal
hebben kuunen ontwikkelen, hierin zal moeten
gezocht worden, dat zij niet worden beteugeld
door de strafwetmaar den benadeelden
slechts eene civiele actie overlaten, welke
doorgaans van nul en geener waarde is."
Dat de zaak gewichtig en urgent is, kan
niet worden betwijfeld. Dat voor een afdoende
bestrijding van dit ontuig de wetgever 2al
moeten tusschen beide komen, evenmin. Hij
zal dit moeten doen op het gebied van het
privaatrecht en op dat van het strafrecht.
Ten aanzien der wijziging op privaatrech
telijk gebied kunnen wij slechts herhalen wat
vroeger werd betoogd.
De in ons handelsrecht ontbrekende voor
schriften omtrent handelsregister en firma
mogen niet langer blijven ontbreken. Der
gelijke voorschriften in den geest van de
«In een enkel oogenblik, mijnheer, zult gij het
borderel hebben."
De ingenieur opende de deur van zijn kabinet,
trad' binnen en wenkte Jacques om hem te volgen.
't Was een zeer ruim kantoor, waarvan eene
tafel, met een groen kleed bedekt, het middenpunt
vormde. Op deze tafel lagen eene menigte tee-
keningen en schetsen, plannen van gebouwen en
machinerieën geometrische instrumenten een
groote verfdoos met een menigte penseelen en
nog tal van voorwerpen, al te talrijk om hier te
worden opgesomd.
Rechts stond een bureau van accaciahout, dat
met allerlei papieren bedekt was, en links een
brandkast van vrij groote afmeting.
Stoelen ook van accacia n et groen trijp bekleed,
liassebladeneen bibliotheek, uitsluitend uit
industrieele werken bestaande, voltooiden met op
het groene behangselpapier gehechte teekeningen
van allerlei roachineriëen, het ameublement des
vei treks.
De heer Labroue legde den hoed op een stoel
neder en nam dan aan zijn bureau plaats.
„Ilebt gij bij den heer Moritreux de vertikale
machine nagezien, die wij daar veertien dagen
geleden geplaatst hebben vroeg hij.
„Ja, mijnheer."
„Werkt zij goed?"
„Er is nog een weinig aar. te verbeteren doch
een werkman zal dit wel in een dag klaar maken.
Ik heb beloofd, dat ik morgen iemend zenden zal.
Er is een bekwaam monteur noodig,ik had
reeds aan Vincent gedacht, maar....,"
„Maar," onderbrak hem de heer Labroue op
drogen toon, „Vincent hoort hier niet meer thuis.
Gij weet dat ik nooit terugkom op hetgeen ik
eens gezegd hebGij zult zijn ploegbaas
eens goed de waarheid zeggen. Hij heeft beter
het oog te houden op zijn onderhoorigen dan
hij doet. Mocht zooiets nóg eens gebeurendan
zou hij er het slachtoffer van kunnen worden.
Gij kunt overal niet te gelijk zijn, doch gij moet
zooveel vrees weten in te boezemen, dat men
niet alles geoorloofd aclite, zoodra gij den rug
gekeerd hebtIk heb vertrouwen in u,
ik bekleed u met mijn gezag, verbeet dat niet!"
„Wees verzekerd, mijnheer, dat ik dit nooit uit
het ocg verlies. Ik zorg zoo goed mogelijk
„Gij zijt niet streng genoegIk zie dikwijls
zaken, die mij ergeren. Weet gij dat eene werk-
reeds sinds lang door de staatscommissie voor
de herziening van ons Wetboek van Koop
handel bewerkte ontwerpen zullen ook voor
het thans besproken onderwerp groot nut
doen.
Die ontwerpen laten de keuze en samen
stelling der firma, waaronder men handel
drijven wil, over het algemeen vrij; zij waken
echter tegen het bezigen van firma's, die al
te veel op eene andere gelijken, en zij zouden
op dit punt kunnen worden verscherpt. Zij
dwingen bovendien om de gekozen firma
met andere bijzonderheden, te doen inschrij
ven in het handelsregister; iets waartoe „zwen
delfirma's" niet licht overgaan. Is het gerucht
dat tot óns kwam niet ongegrond, dan is de
indiening van deze ontwerpen, misschien met
eene kleine omwerking, van den minister van
justitie binnen kort wel te verwachten, en
zal dus in dit opzicht aan de behoefte van
den eerlijken handel weldra kunnen worden
voldaan.
Moeilijker is de vraag wat op strafrechtelijk
gebied zal moeten worden voorgesteld. Men
spreekt van een „nauwer toehalen van de
mazen der strafwet voor geheele categorieën
van bedriegersoplichters en zwendelaars
welke thans straffeloos blijven tot verderf der
maatschappij». Natuurlijk heeft men hierbij
het oog op den titel van ons Strafwetboek,
die handelt over bedrog.
Geen stof is moeilijker te regelen dan deze.
De mazen zijn hier allicht te wijd, omdat te
nauwe mazen het verkeer onmogelijk gouden
makenDaarom zijn de wetgevers schroom
vallig en hebben de meesten zich dit stelsel
gekozen voor de al te lichtvaardigen en
lichtgeloovigen zorge de strafwet niet; de men-
schen moeten allereerst uit eigen oogen zien.
Zij behoeven door den wetgever niet als on-
noozelen en kinderen te worden geleid. De
wereld „die bedrogen worden wil" worde
bedrogen.
Vandaar dat het algemeene misdrijf van
„oplichting» of „bedrog» binnen enge grenzen
gehouden wordt.
Het Fransche Wetboek van Strafrecht stelde
ster liet polijsters atelier verlaten heeft om ma
dame Fortier in hare woning te vervangen, terwijl
deze uit was?"
„Dat weet ik, mijnheer, doch 't was eene vrouw,
die per stuk werkte."
„Dat doet er niets toe. Zoo worden slechte voor
beelden gegeven. En madame Fortier moet ook
weten, dat zij de fabriek niet mag verlaten
gedurende de werkuren. Ik heb ongelijk gehad
haar de betrekking tc verleenen, welke zij be
kleedt. Ik heb haar te hulp willen komen na
den dood van Pierre Fortier, die in mijnen dienst,
doch door zijn eigën schuld den dood gevonden
heelt. Ik heb er niet voldoend over nagedacht
dat eene jonge vrouw dergelijke betrekking
moeilijk kan vervullen. Een man is slechts in
staat om steeds dag en nacht het oog op alles te
hebben. Jeanne Fortier zal ik doen vertrekken."
Jacques beefde, terwijl hij deze woorden vernam,
doch hij durfde zijn meester niet tegenspreken.
Nochtans waagde hij het op te merken:
„Jeanne is zoo'n uitstekende vrouw
„Dat weet ik, maar zij is zwak, zij heeft niet
den coodigen ernst om zich onbuigzaam te too-
neu, om aan alle aanzoeken weerstand te kunnen
bieden."
Op dit oogenblik trad de kassier binnen, en
sprali
„Ziehier het borderel voor de bank, mijnheer."
Met deze woorden legde hij de waarden op het
bureau van den heer Labroue neder.
Jacques wilde vertrekken.
„Wacht," zegde de ingenieur, „ik heb nog met
n te spreken."
De neer Labroue nam een pen in de hand en
met een enkelen oogopslag had hij het bedrag
gerekend.
„Honderdzevenentwintigduizend francs," zegde
hij.
/Ja, mijnheer
Jacques Garaud luisterde.
De ingenieur endosseerde de wissels, teekende
het borderel en hernam
„Gij zult dat morgen naar de bank zenden
En overmorgen zult gij het geld laten halen."
„Ik zal er voor zorgen, mijnheer."
„Hebt gij nagegaan wat er den tiende vervalt?"
ii Ja, mijnheer."
(Wordt vervolgd,)