Nummer 61. Donderdag 3 Augustus 1893. 16" Jaargang. peuu7uÏtuÏ\. DE lillQODD!U«Eii. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. UITGEVER; ANTOON TIELEN KIESRECHT-ONTWERPEN. I De Echo van het Zuiden, Waalttijlisclic en Langslraatsche Courant, Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs- per 3 rcaandenƒ1,00. Franco per posi door het geheele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Waalwijk. Aan de parlementaire kroniek van het R. N. ontleenen wij het volgende Eene zaak staat nu reeds vastde kies recht-ontwerpen van den minister Tak van Poortvliet gaan er niet door, zooals zij daar liggen. En eene andere zaak staat óók vast: vóór het nieuwe zittingjaar komt de quaestie niet tot oplossing. De gang van zaken is reeds gemakkelijk na te gaan. Er is eerst door den heer Roóll in de verte, daarna door den heer De Beaufort van Amsterdam, meer bepaaldelijk, eene poging aangekondigd om dooreen wijzigings-voorstel de wetsvo irdracht op het kiesrecht aannemelijk te maken. Dat voorstel zal door de gematigde linkerzijde onderteekend en ingediend worden, „in den meest vriendschappelijken zin" voor het kabi net. Toen de deftige De Beaufort dat zeide, werd er in de kamer gelachen. Wat was er nu echter lachwekkends in, vroeg de heer De Beaufort verstoord, dat wij, omdat wij tot de partij behooren van het ons bevriende kabinet en omdat wij begrijpen dat eene oplossing van de kiesrechtquaestie niet achterwege kan blijven, een opbouwend voorstel zouden doen?" Inderdaaddit is meer gezien. Maar de critiek, welke de heer De Beaufort aan zijn voorstel deed voorafgaan, was zoo snijdend; zij greep de hoofdgedachte van de regeerings- voorstellen zóó diep in 't hart, dat er ge lachen werd over de qualificatie van „vriend schappelijk." Inderdaad was door den Am sterdamschen heer De Beaufort vooropgezet, dat de regeering verder is gegaan dan het mandaat, dat de Liberale Unie zich veroor loofd schijnt te hebben haar te geven. En wanneer later de naamgenoot van dezen spreker, de heer De Beaufort van Wijk bij Duurstede, over het hoofd van den minister Tak heen den minister Pierson herinnert aan diens banvloek tegen „eer.e conservatisme dat niets conserveert" en dien beantwoordt met de verwensching van een radicalisme dat de onontwikkelde, de onkundige massa bin- Naar het Fransch door W. v. R. {Overgenomen uit de Meierijsche Courant) 9 //Om negen uur dan." //Van negen tot elf en des namiddags van drie tot vijf.dat is vastgesteld.* „Goed, mijnheer." Jacques nam afscheid. De loopjongen was niet daar en de meester knecht ging zelf tot de portierster. „Madame Fortier," zeide hij, „de patroon laat u roepen.' De jonge vrouw beefde. //Hij heeft u van mij gesproken, niet waar stotterde zij met het hart vol angst. „Ja, hij zal u zwaar berispenGij kent den patroon; hij heeft een goed hart, doch kan som tijds zeer brutaal zijnLaat hem vrij alles zeggen zonder hem tegen te spreken; dit toch zou zijne woede nog verdubbelen. Wat er ook gebeure, Jeanne Fortier, denk aan het onderhoud, uat wij een paar uren geleden samen gehad hebben, en vergeet niet dat gij in mij steeds een vriend vol toewijding en liefde zult vinden." „In Gods naam," antwoordde de jonge weduwe. „Ik heb niets verkeerds gedaan. Mijn geweten heeft zich niets te verwijtenIk ga, doch wie zal intusschen de portiersloge bewaren „Sluit eenvoudig de deur. Uwe afwezigheid zal niet van langen duur zijn. Ik keer naar het atelier terug.4 De meesterknecht verwijderde zich. Jeanne sloot de deur en den kleinen Georges in de woning achterlatend, begaf zij zich naar 't kabinet des patroons. Jacques scheen diep in gedachten verzonken; zonder een woord te spreken doorliep hij de ateliers en betrad dan een klein vertrek, dat voor hem bestemd was. Daar viel hij op een stoel neder en liet het moede hoofd, dat de schouderen haast niet dragen konden, op beide Advertentien 1—7 regels 0,60 daarboven 8 cent per regel groote letters naai plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentien voor Duitsch- l3nd w-orden alleen aangnoiricn ioor het advertentiebureau van Adolf Steinek, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. nenhaalt, dan ligt ook daarin eene politieke oorlogsverklaring, die nu reeds doet vreezen, dat het einde dezer debatten zal zijn eene formeele en finale scheuring tusschen de twee deelen der libarele partij. Daarom denkelijk werd gelachen om het bondgenootschap, dat door den heer De Beaufort van Amsterdam aan het ministerie Tak Donderdag werd aan geboden! Hiermede is eigenlijk het geheele debat van de afgeloopen week voldoende geken schetst in zijne voornaamste beteekenis. Er zijn natuurlijk onverzoenlijken, die van uit breiding van het kiesrecht volstrekt niet willen weten en dit ronduit zeggen, zooals de heer Travaglino, die bij de „soep" reeds begonnen is met de „champagne" den toast op het Vorstenhuis; en zooals de heer Van Vlijmen, die beschermende rechten bij deze gelegenheid tegenover het stembiljet plaatst! Er zijn er ook, zooals de heer Van den Bergh van Heemstededie de gevaren van het algemeen stemrecht aanwijzen als een blik semafleider voor hunne bestrijding, die onder alle omstandigheden dezeltde zou zijn. Er zijn anderen zooals de heer Michiels van Verduijnen, die zich, hoewel tot de rechter zijde van de katholieken behoorende, toch blijkbaar en te goedertrouw geneigd zijn met e ui verzoeningsvoorstel mede te gaan; die althans niet alles van den donkersten kant beschouwen, die met de gematigde liberalen er de regeering eene grief van maken, dat zij noodeloos zoo ver is gegaan, maar die in principe niet alles verwerpen. Voor het strakke behoud derhalve zijn zelfs in de gelederen der rechterzijde weinige aanhangers. Al wordt het uiterste thans niet verkregen: wat men wèl zal verkrijgen is in 't oog van den heer De Beaufort al bedenkelijk genoeg. Het zal ons de „roervinken en de phrasen- makers» brengen, de „visschers in troebel water» (zooals zijn naamgenoot het uitdrukt); het zal ons de vrijheid van bezit, van denken zelfs ontnemen, want is onder het alge meen stemrecht in Duitschlaud niet het handen rusten. Enkele oogenblikken zat hij daar zonder een woord te spreken, onbeweeglijk en geheel door gedachten verslonden. Eensklaps sprong hij op eti stapte koortsachtig tal van keeren deze kleine kamer op en neder. „Zeker," mompelde hij, „de patroon vergist zich niet!'t Is eene groote fortuin!Wat ik zocht heeft hij gevonden. Zoo deze uitvinding van mij was, dan zou ik niet slechts honderd, tweehonderd, driehonderdduizend franken ver dienen, maar millioenen, millioenen I Doch er zou geld noodig zijn om een atelier te huren, vcor de grondstoffen en voor zoovele andere zaken. En ik heb niets." Na weer een oogenbiik gezwegen te hebben, balde Jacques de vuist en hernam „O, de verzoeking is grootVijftien per cent, twintig percent, wat is dat, wanneer ik alles zou kunnen hebben Dan zou ik rijk zijn en Jeanne zou niet langer weigeren naar mijr.e voorstellen te luisterenDe patroon is boos op haar. Ik wenschte wel dat hij liet mensch zoo ruw mogelijk behandelde, dat liij haar weg joeg! Dan stond zij zonder hulpmiddelen alleen met hare kinderen op straatDan zou zij wel verplicht zijn tot mij te komen 1" ACHTSTE HOOFDSTUK. De meesterknecht zweeg. Een booze lach zweefde over zijne lippen en een wilde glans straalde uit zijne oogen; doch na enkele oogenblikken verdween deze glimlach, de glans der oogen doofde uit en Jacques keerde naar de ateliers terug, waar hem de dienst der fabriek riep. Jeanne Fortier, ter prooi aan eene gemakkelijk te begrijpen onstoltenis, had den drempel des paviljoens overschreden, waar het kabinet des heeren Labroue gevestigd was. Een voorgevoel waarschuwde haar, dat uit dit onderhoud met den patroon de droevigste gevolgen voor haar zouden voortvloeien. Met bevende hand klopte zij. „Binnen riep de heer Labroue. De jonge vrouw opende de deur en vroeg op beklemden toon: „Gij hebt mij laten roepen, mijnheer?" „Ja madame," antwoordde de ingenieur op ruwen toon. „Ik wenscli te vernemen hoe 't komt, dat gij u veroorloofd hebt de fabriek te verlaten en eene werkster in uwe plaats te stellen, wat antisemitisme geboren, in Frankrijk het anti katholicisme, in Zwitserland de strijd tegen de vreedzaamsten van alle burgers, de sol daten van het Leger des Heils? En als dan anderen, de heer Levy en de heer Rink, er op wijzen dat het algemeen stemrecht in Duitschland ook de conservatieve legersvet mogelijk maakte, dat zonder zelfs éénig stem recht, in Rusland de knoet nog regeert, dat zonder algemeen stemrecht honderd jaar ge leden in Frankrijk en in Nederland derevo lutie niet wegbleef. dan antwoordt men, wat Duitschland betreft, op het verschil in de parlementaire macht, gaat men het andere stilzwijgend voorbij en richt men ten slotte den blik op Engeland als het land, waaraan wij ons behooren te spiegelen en dat gelei delijk en zonder schokken met zijn stemrecht voortwaarts is geschreden. Wij hier te lande hebben dien tijd laten voorbijgaan. De libe ralen waren tot voor weinige jaren bang om de handen aan koud water te branden; de anti-libéralen hebben tot uitvoering van de nieuwe grondwet niets gedaan, toen zij aan de regeering waren van 1888. Maar wat wèl veranderde, is de gezindheid der kamer om eindelijk eens wat te meer te doen, wat meer oog en hart te hebben voor de noodeti der volksklasse. De heer Travaglino verklaart zelfs, dat de belangen des volks uitnemend zelfs door de tegenwoordige census-kamer zijn behartigd o.a. door de belastinghervor ming. En zoo diep was toen de heer Tra vaglino en waren zijne vrienden doordrongen van het daarbij betrokken volksbelang, dat zij tegen die wetten als één man stemden Bij de groote meerderheid echter bestaat de overtuiging dat de quaestie der kiesrecht- hervorming thans niet meer kan blijven rusien en in die overtuiging kunnen thans geacht worden vereenigd in één gelid te staan mannen als Bool, Van Karnebeek, Roóll de beide De Beaufort's, Royaards van den Ham, Tydeman. Maar terwijl de heeren Kerdijk c.s. geneigd zijn met de regeering in de hoofdzaak geheel mee te gaan en de heer Tydeman dat eenigszins met tegenzin scheen toch volkomen tegen het reglement is! Gij be kleedt een post van vertrouwen, die een trouw opzicht en een vasten wil eischt. Ik had eene slechte ingeving toen ik u tot die betrekking riep; thans bemerk ik het maar al te goed." Jeanne had eene fiere inborst en was zeer ge voelig; geen wor der dan ook dat de woorden van den heer Labroue haar hevig kwetsten. „Mijnheer," antwoordde zij, „zoo ik mijn loge verlaten heb, dan geschiedde dit slechts in het belang der fabriek, 't Was om olie te gaan koo- pen voor de nachtlampen.4 „'t Zij zoo; maar waarom dan niet gewacht tot het sluitingsuur? De persoon, die haar werk verlaten heeft om u te vervangen, geeft een slecht voorbeeld aan hare medewerksters en zij allen moeten een gering idéé hebben van uwe geest kracht en uwun eerbied voor het reglement. Uwe zwakheid levert mij het bewijs dat ik op u niet rekenen kanIk ben zeer ontevreden over u. Hoe streng ook mijne bevelen en mijne regle menten zijn, men heeft zich daaraan' te onder werpen zonder tegenspraak, of wel heen te gaan. Nog eens, madame, gij zijt hier niet op uwe plaats en ik heb groot ongelijk gehad u als be waarster der fabriek aan te stellen.4 Jeanne had de oogen vol tranen. „Ik heb nooit naar die betrekking gevraagd, mijnheer," antwoordde zij met waardigheid; „gij hebt gemeend mij deze te moeten aanbieden om mij na den dood mijns mans den kost te ver- •zekeren. U zegenend heb ik den post aangenomen, want na den verschrikkelijken slag, die mij zoo wreed getroffen heeft, grijnsden nood en ellende mij dreigend toeDoch zoo gij thans spijt gevoelt over hetgeen gij gedaan hebt, mijnheer, geloof mij vrij, dat zeker mijn spijt niet geringer fs» want gij belaadt mij met zware verwijtingen en mijn geweten verzekert mij, dat ik deze niet verdiend heb." „Wat!" riep de ingenieur uit. „Durft gij nog beweren niet tegen de regels van mijn huis ge zondigd te hebben „Ik heb eene jonge vrouw, die per stuk werkt, gevraagd mij gedurende een uur te vervangen. Is dat zoo'n zware fout? De tijd, dien deze vrouw verloren heeft, behoorde hear toe „Gij verplaatst den stand der zaak," onderbrak haar de ingenieur, die nog boozer werd, daar de vrouw met kracht wist stand te houden. „Aan te doen uit politieke overwegingen, kan men er zeker van zijn, laatstgenoemden afgevaar digde met den heer Bool c s. naast elkander te zullen zien staan als het op een voorstel mocht aankomen om de grenslijn te trekken tot aan den „gezeten werkman" en niet verder. Hoe dat zal moeten gebeuren zonder door den eisch van het lezen en schrijven „de boeren" feitelijk uit te sluiten, die zich op de gemeentelijke secretarie niet willen laten „uitlachen» en dus maar liever thuis blijven dan zich aan de schrijfproef te onderwerpen; hoe het zal moeten gebeuren, zonder aan den anderen kant onder de nietbedeelden de „bedelaars" en „landloopers" onder het kie zersvolk op te nemen, bij welke categorie van „gekenteekenden" bijna algemeen in de kamer op de bepalingen der grondwet wordt gestuit, dat is nog het raadsel dat de naaste toe komst ons moet ontsluieren. De heeren hebben de formule in den zak; met groote belang stelling wordt zij verbeid. Denkelijk zal men haar in portefeuille houden tot dat de regee ring, dat is de heer Tak van Poortvliet, zal gesproken hebben. Het debat van Vrijdag bracht in de be schouwing over het karakter dezer discussie die nog dagen kan duren (want er is nu nog een 15tal sprekeis ingeschreven) geenerlei verandering. Wij hadden behalve het tweede gedeelte van de rede van Kerdijk, die de regeering heelt geadviseerd voor hare hoofd beginselen pal te blijven staan en zoo noodig te wijken en te vertrouwen op de kracht der openbare meening, die haar ten slotte de zege zal verschaffen, juiste re levoeringen gehad van twee voorname leden rechts en links. Links van den heer Mees rechts van den oud minister Mackay, den president van de commissie van rapporteurs, noch de een noch de ander heeft zich op een onverzoenlijke standpunt geplaatst. Beide willen in beginsel de kiesrechtuitbreiding maar zij willen tevens eene wet van pacificatie, geen wet, die slechts eenzijdig de meest ge avanceerde groepen bevredigt. Zonder ge meen overleg dit blijft de conclusie aan u, aan u alleen, is de betrekking van portierster toevertrouwd; dus hebt gij gedurende de werk uren steeds op uw post te'blijvenDoch laat ons verder gaan. Gij hebt een werkman zonder verlof de fabriek laten uitgaan, wat zoo ernstig door het reglement verboden wordt." „'t Is waar, mijnheer, ik ben zwak geweest tegenover Vincents smeekingen; ik heb toegegeven, ik ben ongehoorzaam geweest, doch gij weet waarom, mijnheer; een ieder, die geen steenen hart heeft, zou in dergelijken hartverseheurenden toestand gehandeld hebben, zooals ik gedaan heb." „Wij zijn geen twee personen, madame Fortier, die geschikt, zijn elkander te begrijpen," antwoord de de ingenieur, na een oogenbiik stilte, en dat betreur ik. Gij redeneert veel te veel en ik houd yau eene blinde gehoorzaamheid. Maar toch zijt gij mijne belangstelling waard4 De heer Labroue aarzelde en wist niet goed welk besluit nemen't Zou toch al te wreed zijn de jonge weduwe onmiddellijk aan de deur te zetten. Misschien zou de ontvangen les wel vol doende zijn om Jeanne Fortier voor 't vervolg den noodigen eerbied voor het reglement in te boezemen. üp dit oogenbiik trad de kassier Ricoux binnen om zijn patroon zekere comptabiliteitsstukken voor te leggen. Jeanne wachtte. Haar hart klopte hevig. Eenige oogenblikken gingen voorbij. Zoodra de patroon de stukken zijns kassiers had nagezien wilde deze het vertrek verlaten toen toevallig zijne oogen op Jeanne vielen. „Daar raudame'Fortier nu juist hier is, mijn heer, zoudt gij wel zoo goed kunnen zijn haar mede te deelendat het absoluut verboden is hier petroleum, zij 't voor eigen gebruik, binnen te brengen.4 De heer Labroue sprong verontwaardigd van zijn stoel op. „Petroleum!4 riep hij uit. „Is hier petroleum?,, „Ja, mijnheer,4 antwoordde de kassier, „ma dame gebruikt petroleum in hare vertrekken. Ik heb gisteren zeer duidelijk deze minerale olie geroken." „En zult gij beweren, madame, dat zulks niet streng door het. reglement verboden wordt?" vroeg de ingenieur woedend. ,Ik wist net niet, mijnheer."

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1893 | | pagina 1