Nummer 65. Donderdag 17 Augustus l!>93. 16 Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. DE BIIOODDHllfiSTER, UITGEVER; ANTOON TI ELEN, Kiesrecht—on t werpen FEUILLETON Staatkundig overzicht. De Echo vaa het Zuiden, Waalwpsche m Langslraatselie (oiiranl, Dit blad verschijnt Woensdag: en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden ƒ1,00. Franco per posi door het geheele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Waalwijk. Advert, ntiën 1 7 regels 0,60 daarboven 8 cent per regel groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Adrertentiën voor Duitscb- land worden alleen aangnomen loor het advertentiebureau van Adolf Steinek, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. De kansen van de kieswetsvoordracht van de regeering z:jn de laatste week niet ach teruit gegaan. De hartige woorden van den heer Borgesius, en van de heeren Pyttersen, Lief tinck en Gerritsen, niet het minst de zakelijke, kalme, tegemoetkomende redevoering van den minister Tak, hebben daartoe veel bijdragen. In de rebliek van den heer Van Houten, zelfs van hem, in die van de heeren Bool en v. d. ICaay en ook in die van den heer Van Karnebeek overigens de meest conserva tieve der Rotterdamsche sprekers straalde reeds veel meer zucht tot toenadering door dan bij hun eersten termijn en inzonderheid de heer Mees, trachtte door een gespierd en warm woord het verwijt te wederleggen, dat hij bij de belastinghervorming zoo vol geest drift, thans zoo bijzonder koel was geweest. Die koelheid was de bezadigdheid, voorge schreven door de noodzakelijkheid om dit groote vraagstuk, zoo moeielijk en veelom - vattend, met voorzichtigheid aan te vatten en vooral den blik wat verder dan het politiek moment van het oogenblik te laten gaan maar ook op de toekomst te vestigen. En daarin had de heer Mees zeer zeker gelijk. Zooals gezegd, hebben de heeren blijkbaar de beteekenis begrepen der waarschuwingen, die de heeren Borgesius, Pyttersen, Lieftinck, en Gerritsen, laatstelijk ook de heer Poelman tot hen hebben gericht in den vorm van eene herinnering aan hunnen politieken oorsprong, van hetgeen zij verschuldigd zijn aan de volksopinie, zooals zij zich, naar de minister Tak herinnerde, heeft doen kennen bij de aanvullings-verkiezingen van de laatste maan den, (Harlingen, Gouda, Beverwijk.) De op merking mag hier echter wel gemaakt worden dat de radicalen, die de verkiezing van den heer Borret laatstelijk in de hand gewerkt hebben, thans zullen hebben ervaren, dat on voorwaardelijke instemming met de wet-Tak, zelfs in haar hoofdbeginsel door die keuze niet is versterkt. De heer Borret wilde op de kiesrechtuitbreiding zelve zoover de grond- Naar het Fransch door W. v. R. (Overgenomen uit de Meierijsche Courant 13 „Wees voorzichtig, dat gij goed deuren en poorten sluit, madame Fortier/' zeide de kassier tot de jonge weduwe. „Ik ben overtuigd dat de heer Labroue niet verstandig handelt met u zulke groote verantwoordelijkheid op de schouders te iaden." „Wees niet ongernst, mijnheer/ antwoordde Jeanne. „Ik zal mijn plicht wel weten te ver vullen." De drie personen nan.en afscheid, Ricoux keerde naar zijn kantoor terug. Jacques begaf zich naar de ateliers en madame Fortier naar hare woning. Bij het einde der werkzaamheden van den dag verliet de meestei knecht, naar zijne gewoonte de laatste van allen, de inrichting en bracht de portierster de presentielijsten voor den volgenden dag. „Goeden avond, Jeanne/ zeide hij, na de lijsten op tafel te hebben neergelegd. „Ik wensch u een goeden nacht/ Hij wilde heengaan, doch thans hield Jeanne hem tegen. „Maar wat wildet gij mij dan toch heden morgen zeggen vroeg zij. Jacques sidderde zichtbaar en antwoordde „Veel, Jeanne, zeer veel." „Welnu, spreek dan!' „Neen, thans niet/ „En waarom niet? Is het dan niet goed dat ik die zaken wete?' „Integendeel, dat zou zeer nuttig zijnDoch ik heb er over nagedachtNog niet,ik durf niet.* „Durft gij niet, gij, mijnheer Garaud „Neen, ik durfnietDoch zoo ik niet spreek zal ik schrijven; dat is veel gemakkelijker." Jeanne meende dat de woorden des meester knechts even zonderling waren als de uitdrukking wet 't toelaat, niets afdingen, maar zal hoogst waarschijnlijk bij de beslissende stemming zich scharen aan de zijde dergenen, die voor de kern van het regeeringsvoorstel iets anders in de plaats willen stellen. De fractie-Schaep- man, waartoe de heer Borret behoort, is reeds in de parlementaire kringen de „stille vennoot" genoemd van de liberale groepVan der Kaay—Van Houten—De Beaufort, die, naar de verklaring var. den heer Van Houten pal wil staan voor het beginsel van het eigen onderhoud, als welstands-kenmerk door de regeering voorgedragen, maar die dat ken merk tevens wil omringen door zekeren belas- ting-census, of wil men liever door zekeren census van bezit. De heer Van Karnebeek zal daaronder ook moeten gerekend worden. De heeren LandBool en Tydeman, de heer Levy ook, zullen denkelijk de heeren Mees en Roel volgen, de heer Levy althans, wan neer zij niet te ver mochten gadn in hunne poging om „het schip" over „de klippen" heen te voeren, gelijk de heer Mees beoogt. Want de heer Levy werd gaandeweg enthou siast, bijna even warm als de heeren Pytter sen, Lieftinck, Gerritsen en Poelman zich betoonden die de heeren Kerdijk en Bor gesius en de hunnen zullen volgen op den weg des ministers. Eindelijk kunnen de heeren De Ras, Van Vlijmen, Lambrechts en Bahl- mann ingedeeld worden bij de behoudsge zinde katholieke fractie, die, van lieverlede inziende dat tegen den stroom niet valt op te roeien, het middel hebben geformuleerd, dat de heer Vermeulen verleden week aankon digde en voor hun medegaan twee thans onmogelijke voorwaarden stellen: den kiesplicht (een wenschelijk beginsel op zich zelf, maar dat nu eenmaal in het kader dezer wet niet past) en het meervoudig kiesrecht. Eindelijk moet nog vermeld worden dat naast de amen dementen reeds van liberale zijde ingediend (door den heer Van Kerkwijk en den heer Levy omtrent de leeftijd en door laatstge noemde bovendien nog voor het welstands- kenmerk) en voorts naast die van de gioepen Mees c. s. en Van der Kaay c. s ook nog van zijn gelaat. „Gij boezemt mij haast angst in," murmelde zij. „Waarom ziet gij er toch zoo somber uit?" „Vraag mij niets, nu althans niet,doch ant woord mij op eene vraag, die ik u te stellen heb." „Welke Jacques zweeg. TWAALFDE HOOFDSTUK. „Eene vraag?" herhaalde Jeanne; welke vraag?' //Hebt gij ernstig nagedacht over hetgeen ik u gisteren omtrent uwe betrekking mededeelde „Ja, zeer ernstig." „En stemt gij nu toe in hetgeen ik u voor stelde „Later zal ik u antwoorden/ „Het is altijd later; maar wanneer zal dat later dan eindelijk zijn „Wanneer gij mij zult hebben medegedeeld, wat gij mij lieden niet wilt, wat gij mij heden niet durft zeggen/ Jeanne drukte op de woorden, niet durft zeggen. „Welnu dan," hernam Jacques, „morgen zal over ons beider lot beslist worden." „Morgen!Waarom morgen?" .Vraag mij niets meer; ik zou niet kunnen antwoorden. De dag van morgen zal spoedig ge noeg gekomen zijn, en nochtans gaat er in vier entwintig uren dikwijls heel wat om." Jacques Garaud, die een einde wilde maken aan dat onderhoud, nam een rasch besluit en vertrok, doch liep niet het veld in, zooals hij den avond te voren gedaan had. Hij ging dineeren, waar hij de gewoonte had zijne maaltijden té gebruiken en bleef bij den wijnslij er tot tien uur des avonds. Met het vroolijkst uiterlijk en de grootste bedaardheid werd er' kaartgespeeld, en toen zijne makkers eindelijk het lokaal verlieten drukte hij hun welgemoed de hand. Zoodra hij alleen was vertoonde zijn gelaat echter een geheel a dere uitdrukking; op nieuw werd hij somberen afgetrokken, zooals wij hem reeds twee dagen gezien hebben. In stede van naar huis te gaan, volgde Jacques den weg naar Créteil en wel een binnenpad, dat de vlakte tusschen Alfortville en Alfort door sneed en om het fort Oharenton heenleidde. Wel dra had hij de bebouwde streken bereikt. Pein zend vervolgde hij zijp. weg, nu stilstaande en een ongerusten blik in de duisternis werpend de heer Tydeman eene ernstige poging zal aanwenden om dat welstands kenteeken meer de werkelijkheid te doen naderen. De minister Tak heeft beloofd te gemoet te willen komen in alles wat stiekken kan om grondwettige bezwaren uit den weg te rnimen, om de kenmerken van geschiktheid en welstand beter tot hun recht te doen komen ojn te voorkomen dat zwervende bedelaars en landloopers onder het kiezers corps worden opgenomen, om misbruiken en knoeierijen tegen te gaan. Maar voor zijn beginsel staat hij pal. Dit moet onaangetast blijven. De „kern" moet behouden worden. De heer Mees verklaarde met de meeste op rechtheid den minister daarin te wi'len helpen; maar de mogelijkheid sluit hij nog niet uit dat het omhulsel te bros zou kunnen blijken te zijn om de kern te kunnen sparen. Dat is een lastig voorbehoud, en men ziet er uit, dat er nog heel wat zeemanschap noodig zal zijn om het „schip", waarvan de heer Mees sprak, over de baren heen te helpen Nu zal beslist moeten worden wat er met de amendementen zal gebeuren. Dat tot verzending naar de sectiën zal worden be sloten, staat bijna vast; dat het onderzoek terstond zal geschi den dus in de laatste dagen dezer week kan mede als bijna zeker worden aangenomen. Een en ander zal echter denkelijk nog eene warme voorafgaandegedach- tenwisseling uitlokken; maar de groote vraag za! vooral zijn wanneer de behandeling van de zaak zal worden voortgezet. Want ge begrijpt dat velen, die ten slotte gedwongen zullen worden mee te gaan, liefst door uitstel tijd zullen willen winnen en de geavanceerde liberal ;n van de kamer zullen daartegen willen waken. De tariefoorlog tusschen Duitschland en Rusland gaat bedaard zijnen gang, eigenlijk wat Duitschland betreft kalmer dan men aanvankelijk had kunnen verwachten. De dan den stap versnellend om een oogenblik later weer aandachtig toe te luisteren of niemand hem volgde of tegemoetkwam. Toen hij het fort bereikte, waar een schildwacht op en neer wandelde, liep hij over de met gras begroeide taluds om niet gehoord te worden. De meesterknecht kende blijkbaar uitstekend den weg. Eensklaps stond hij stil voor een grooten muur. Dat was de afsluitingsmuur van de ateliers des heeren Labroue. Nog steeds sloop Jacques in de duisternis voort, totdat hij in de nabijheid van het paviljoen des directeurs het poortje vond, waarvan wij vroeger reeds gesproken hebben. „Dat is de weg/ murmelde Garaud, terwijl hij bukte om met den vinger het sleutelgat te zoeken. Dan opende de man een klein blikken doosje dat hij intusschen uit den zak had gehaald. Daar uit bracht hij een stuk was te voorschijn, waar mede hij den vorm van het slot nauwkeurig op nam. Zoodra Jacques daarmede gereed was, streek hij met de hand over het bezweete voorhoofd en keerde dan langs dei.zelfden weg naar Alfort ville terug als hij gekomen was. Juist op dat uur verliet de heer Labroue deu posttrein te Blois. Met zijn reiskoffer in de hand stapte hij het station uit en haastte zich met versnelden pas naar de stad. Zijne zuster, mevrouw Bertin wij hebben het reeds gezegd bewoonde in de omstreken van Blois een dorp, waar zij na den dood haars mans een eenvoudig leven leidde. Dit Dorp, Saint-Gervais genaamd, lag op den weg naar Branieux, drie kilometers van Blois. Op dit late uur kon de heer Labroue zonder veel tijdverlies geen rijtuig krijgen; hij stapte dus do brug over en sloeg te voet den 'weg in naar Saint-Gervais. Vermoeid ging hij voort en haalde moeilijk adem. Innig beminde hij den kleinen Lucien, en 't was geen wonder dan ook, dat hel telegram van mevrouw Bertin zijn vaderlijk hart met den sombersten angst vervulde. „Zou 't kind bij zijne aankomst misschien beter zijn „Zou 't nog leven?" Deze laatste gedachte deed den ingenieur rillen klachten van belanghebbenden en ingezonden stukken hunnerzijds in de bladen zijn van betrekkelijk geringe beteekenis. Wel zijn in eenige fabrieken, bijv. te Remscheid bij de ijzerindustrie, te Offenbach bij de lederwerken, een gedeelte werklieden ontslagen, maar in den grooten stroom der Duitsche nijverheid zijn deze golfkringen tot nog toe minder be- teekenend dan wanneer zij door de eene of of andere groote werkstaking waren teweeg gebracht Meer hebben de handelsteden in het oosten van Pruisen te lijden, alwaar de lange kuststreek het meest met Polen en Rusland, als zijnde het natuurlijk achterland, te doen heeft. Intusschen kan men zoowel uit de kleine provinciebladen als uit de woor den onder mannen van zaken duidelijk be merken, dat Caprivi's gedragslijn, ten opzichte van Rusland de hoogste goedkeuring vindt. Over 't algemeen heerscht de overtuiging zooals het tot nu toe ging, kon het in den handel mei Rusland niet lang meer blijven; de Russen maakten voor Duitschland het verkeer steeds moeilijker, en dus moest het ten slotte tot eene economische krachtproeve, tot een tarietoorlog komen. Zelfs de socia listische pers gaat jegens Caprivi vrij zacht te werk en spreekt over de tariefquaestie zoo weinig mogelijk. Zij is natuurlijk ten gunste van vrijen handel gestemd, maar heeft jegens Rusland een te diepen haat om zich niet te verheugen in elk nadeel, hetwelk den Russen wordt toegebracht, Ook heeft Caprivi nog het voordeel, dat de stroefheid, waarmede Rusland de eene belemmering op de andere doet volgen, verbittering teweegbrengt zelfs bij degenen, die tot nog toe over tegemoet koming aan Rusland wilden spreken. Reeds gaan er stemmen op om in Duitschland allen invoer uit Rusland te doen verbieden en alzoo voor de Russen ook alle transito verkeer af te snijden. Over algemeene verkiezingen, haar strek king en vermoedelijk verloop, is natuurlijk altijd in den breede te redeneeren, doch de verkiezingen van dien aard, welke over een en beven de heer Labroue verhaastte nog zijn versnelden pas. Weldra verscheen hem het dorp Saint-Gervais, op de helling van een heuvel gebouwd, als een grijze vlek in 't midden der nachtelijke duisternis. Loopend volgde de ingenieur eene enge, boch tige straat en stond weldra voor eene deur stil, waarvoor zich groote, loofrijke boomen verhieven. Het was één uur in den morgen. Eene onafgebroken stilte heerschte over't dorp en de schel, die hij in beweging bracht, weer klonk zeer luide. De ingenieur wachtte. Na enkele seconden werd een venster geopend en eene vrouwenstem vroeg: „Wie is daar? Wie heeft er gescheld?' „Ik, beste zuster," antwoorde de heer Labroue, die de stem herkend had. „Hoe is 't met Lucien?" „God zij gedankt! Alle gevaar is geweken," antwoordde mevrouw Bertin. „Eeu oogenbikIk kom openen." En het venster werd gesloten. De heer Labroue gevoelde zich op hetzelfde oogenblik zeer verlicht. Twee tranen van innige vreugde liepen over zijne wangen. De deur werd geopend; broeder en zuster vielen in elkanders armen. „llw telegram heelt mij zeer beangstigd/ 9prak de ingenieur binnentredend. „O, ik heb ook ar.gst genoeg gehad ant woordde mevrouw Bertin. „Wat mankeerde het kind?" „De dokter vreesde voor diphteritis." De heer Labroue sidderde. „Arme kleine I* mompelde hij. „O, dat ia zeer gevaarlijk, schier doodelijk!" „Daarom was mijn angst zoo groot doch, ik herhaal het u, thans is er niets meer te vreezen. De dokter heef heden avond verklaard, dat alle gevaar geweken is. Lucien lijdt nog wel aan de koorts, maar hij is toch veel beter „Kom laat ons „Volg mij; hij ligt in mijne kamer. Doch wees voorzichtigmaak geen levenik geloof dat hij slaapt." De heer Labroue volgde zijne zuster de trap op naar mevrouw Berlin's kamer, waar Lucien in zijn ijzeren bedje rustte. De goede dame liep op de teenen en de ingenieur volgde haar voorbeeld-

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1893 | | pagina 1