1 BROOBDRUGSTIl Nummer 102. Donderdag 21 December 1893. 16e Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ANTOON TIELEN, FEUILLETON. Staatkundig overzicht. De Echo van het Zuiden, Wulwijksrkf cd Uajslraalsrhr Courant, Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden/1,00. Frauco per posi door liet geheele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. UITGEVER: Waalwijk. Advertentiën 17 regels f 0,60 daarboven 8 cent per regel groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscli- land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van A.DOLF Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. IN DONKERE DAGEN. De donkere dagen voor KerstmisWie denkt er niet aan met zeker onaangenaam gevoel, als gold het een tijdperk, dat men liefst zoo spoedig mogelijk achter den rug zou willen hebben, aan welks einde bijna ieder geneigd zou zijn het bekende woord van Borger op de lippen te nemen„Ik wensch geen stap terug te treden op de af gelegde levensbaan!" Wij kinderen van de negentiende eeuw zijn misschien wat al te vatbaar voor uitwendige oorzaken en indruk ken; en een minder naar zijn zenuwen luis terend menschengeslacht zou zeggen: Komaan, we weten al lang dat in December de zonne glans dikwijls schittert door afwezigheid en zelfs het zonnelicht schaars wordt toegemeten; dat de lucht vol nevel zit en de wind een Kneipp-kuur heeft ondergaan. Maar wat doet dat er toe We hebben wel wat anders te doen dan ons te verdiepen in nuttelooze weêrsfilosofieën. Volkomen waar en toch't is ons dik wijls te sterk. Onwillekeurig laten we ons inpakken door droevige gedachten. Wien onzer gebeurt het niet menigmalen, als hij in het schemeravonduur is neergezeten bij het grillig vlamgekronkel van het haard vuur, terwijl de omtrekken der voorwerpen zoowel binnenskamers als daar buiten flauwer, nevelachtiger, schimmiger worden dat de beelden uit het verleden en het heden op doemen voor den geesten verhoudingen aannemen evenredig aan den somberen indruk van de omgeving Halt droomend, half pein zend neemt men ze waar, en toch, de scha duw die zij in de ziel werpen is scherp duidelijk, onuitwischbaar. Men komt tot ver gelijkingen men tracht uit den loop der voorbijgegane dingen verwachtingen al te leiden voor de toekomsten het zijn niet altijd rozenkleurenwaarin die beelden zijn gehuld. Immers de denkende mensch, die eenige jaren het groote leven der mensch- heid heeft medegemaaktdie zich reken schap geeft van zijn handelingendie over- Naar het Fransch door W. v. R. Overgenomen uit de Meierijsche Courant 42 „Waarorti dezen aandrang?" vroeg de valsche Paul Harmant. „Die uitvinding heb ik verkocht en dat heeft mij eenig geld opgebracht. Zij be hoort mij thans niet meer toe; een ander heeft er zijn naam aan gegeven. Het zou onkiesch van mij zijn dit thans te gaan bekend maken." Deze reden vas zeer goed aan te nemen. Ovidius opende den mond om te vragen «Maar waarom verft gij u de haren Ik wist niet dat gij rosachtig haar hadt." Doch aeze woorden stierven op zijne lippen. Hij dacht er nog tijdig aan,dat deze in hoogen graad Paul Harmants wantrouwen zouden opwekken. „Ja, gij hebt gelijk daaromtrent te zwijgen/ zeide Ovidius. „En hebt gij nog andere geheimzinnigheden te verwijten?" „Neen, niets, anders niets." „Gelukkig/ Negenendertigste Hoofdstuk. Jacques Garaud bracht het gesprek op een ander thema. „Wat doet gij in uwe vrije uren vroeg liij. „Hebt gij te New-York reeds vrienden en ken nissen gevonden hebt gij er eene geschikte uit spanning „'t Is moeilijk, antwoordde hij, te New-York, zoowel als elders, ware vrienden te vinden. Ik heb die zelfs niet gezocht. Doch eenvoudige ken nissen doet men gemakkelijk genoeg op, vooral aan de speeltafel. Er wordt hier druk gespeeld/ „Speelt gij dan ook?" vroeg Jacques. „Ik zal net niet ontveinzen. Het spel is mijne hoofdzonde." „Wees voorzichtig. Gij zult u totaal ruïneeren." „Of in eens fortuin maken." „Een hersenschim, neeij" antwoordde Jacques weegt wat het lot hem schonk of onthield hij heeft vele illusion zien verdwijnen, vele berekeningen zien falen en zijn schuur is met een rijken oogst van teleurstellingen gevuld. Idealen van liefde en van vriendschap. Wat is er menigwerf van overgebleven Uwe hand is losgelaten door den vriend, die haar eenmaal met zooveel warmte drukte losge laten op het oogenblik, dat hij zijn persoon lijke belangen bedreigd zag door het voort bestaan eener betrekking, die de wereld voor hem minder passend vond. Ge hebt edele denkbeelden gekoesterd en verkondigd, en ge vroegt aansluiting en medewerking om ze te verwezenlijken. Wat is uw loon geweest? Gij ziet duidelijk den oorsprong van het leed, dat in uwe naaste omgeving alle gedachte aan geluk verbantgij kunt de wondeplekken aanwijzendie hei maatschappelijk lijden binnen uw gezichtskring veroorzaken en hoe zijn uwe bemoeiingen ontvangen Gij waart, nooit onwillig, als uwe hulp gevraagd werd, en hebt aan het leven voor uw eigen persoon nimmer hooge eischen gesteld; maar heeft men u zelfs in het rustig genot gelaten van den vrede dien gij toch zeker wel als uw recht mocht beschouwen en is er niet schandelijk afgedongen op de waardeering die zelfs de minst égoïstische mensch behoeft om staande te blijven. En al deze dingenzij konden heel veel anders zijn, als de wereld maar wa'. Christe lijker was. Het moet wel, dat deze gedachte, die het resultaat is van de onafzienbaar lange reeks van feiten, die als kaleidoskoop figuren in grillige volgorde uw geestesoog voorbij zweven, in de donkere dagen vóór Kerstmis wel de alles cwerheerschende wordt. Voor Kerstmisja wezenlijk het is alsof de leer der hoogste liefde nog niet haar intocht heeft gedaan in de wereld, also! de arme menschheid, zich uitputtende in wanhopige pogingen om door prikkelend zingenot den druk der zedelijke en stoffelijke ellende van zich af te werpen al ware het slechts voor enkele uren nog altijd wachtende is naar lachend. „Hebt gij reeds iets aanzienlijks ge wonnen „Neen/ zeide Ovidius en lachte ook. „Docli dit zal wel komen; ik wacht geduldig mijn tijd af; en ik speel niet grof/ „Misschien verliest gij wel?" „Ja." „Veel „Neen." „Wees voorzichtig I Het geluk waarop gij wacht zal wellicht niet komen. En wie weet of gij steeds uwe koelbloedigheidzult weten te bewaren." Het gesprek veranderde van toon. De trein stoomde nog een paar uren voort en stopte eindelijk. De twee Franschen waren op de plaats van bestemming aangekomen. Men zou minstens twee dagen daar moeten blijven. tEr moesten in eene aanzienlijke fabriek nieuwe machinerieën gesteld worden. Na een versterkend maal gingen beide mannen naar de inrichting en brachten daar het overige van den dag door. Er werd overeengekomen dat Paul Harmant des andei'endaags teekieningen zou overleggen van al de veranderingen, die hij noodig achtte; ook Ovidius had tal van nota's genomen. In hun hotel begaven de twee neven zich aan het werk; Paul maakte de plannen en Ovidius leende hem daarbij de behulpzame hand. „Wij moeten flink doorwerken," zeide Jacques, „want ik verlang zoo spoedig mogelijk naar New-York terug te keeren. Wij zullen des noods een gedeelte van den nacht besteden/ „Mij goedMaar wij moeten toch ook eten." „Ik zal ons souper laten opdienen." Terwijl men de tafel dekte in een hoek des vertreks, begaf Ovidius zich even naar zijn eigen kamer. Daar opende hij zijn valies, nam er een fleschje uit, dat hij opzettelijk had medegenomen en stak dit in den zak. „Nu," dacht hij met een innig gevoel van te vredenheid, waarvan echter zijn gelaat niets verraadde, „Nu heb ik nog slechts een gunstige gelegenheid af te wachten en deze zal spoedig komen." Dan begaf hij zich weer met zijn patroon aan het werk tot het oogenblik dat de eerste bediende kwam raededeelen, dat men aan tafel kon gaan. De twee mannen namen tegenover elkander plaats. Jacques at met goeden appetijt doch was den redder die in deze donkere duisternis het licht zal ontsteken Wanneer gij van deze ervaringen spreekt, dan wachten u nieuwe teleurstellingen. Verreweg de meester, halen de schouders op, en sommigen vertellen achter uw rug, dat gij tot godsdienstdweperij zijt vervallen, wat zij dan, op grond van thans plotseling ont dekte gezellige eigenschappen, die gij heet te bezitten of bezeten te hebben, erg jammer vinden de overigen zullen wel even met u wiflen redetwisten, maar zijn zoo volkomen overtuigd van de onmacht van het Christen dom dat zij eigenlijk uwe bekrompen op vatting met zeker goedmoedig medelijden ontzien, om u niet te kwetsen. Zij wijzen op den Oceaan van schelmerij, waarin het arme wereldje rondzwemt. De menscheu gaan vooruit in kennis; zij sporen natuurkrachten op, vau welker werking men voorheen geen voorstelling had, maar wen den ze aan om dood en verderf om zich heen te verspreiden. Erger dan de struikroover van vroeger, die ten minste ongeveer de ze kerheid had, dat hij zijn eigen leven in de waagschaal stelde, want dolf hij niet het onderspit in den strijd, later zou hij toch den dood niet ontloopen, koelt de booswicht, die zich anarchist noemt als ware de misdaad een politiek stelselop de lafhartigste manier zijn haat aan medemenschen, die hem nooit eenig leed dedenwier bestaan ter nauwemood bekend is, en andere snood aards, die de pen weten te hanteeren en het woord te voeren, moedigen in van bitterheid doortrokken woorden tot die schanddaden aan, verheerlijken ze als heldenfeiten En de menigte, die weten kon, als zij een oo genblik nadacht, dat geen grooter kwaad over haar zou kunnen komen dan een toestand van wetteloosheid, waarbij de zoogenaamde leiders vrij spel hadden, het juicht hen toe en loopt hen na, ondanks de ondervinding dat nog geen enkele verbetering het gevolg is geworden van hun opruiende taal, en dat nog geen hunner ooit door eenige daad heeft getoond, inderdaad iets over te hebben voor steeds in gedachten verzonken. Hij zocht in zijn brein naar de oplossing eener vraag, die hij zich gesteld had. Het maal liep snel en stil af. „Breng ons koffie/ beval Paul Harmant aan den kellner, „een groote kan sterke koffie. Wij zullen een goed gedeelte van den nacht moeten doorwerken." „Koffie!Ziedaar'de gelegenheid 1" dacht Ovidius. Harmant was reeds aan zijn werk, toen deze eene sigarette rolde, welke hij met een gevoel van welbehagen rookte. De kellner plaatste een groote zilveren koffiekan op tafel, twee tassen, een suikerpot en een flesch Franschen brandewijn. Jacques met een potlood in de rechter- en een zakboekje in de linkerhand noteerde lange rijen oljfers langs allerlei geometrische figuren. „Hier is de koffie neef," zeide Ovidius, zoodra de kellner de kamer verlaten had. „Goed 1" antwoordde Jacques, zonder zijn werk te verlaten. „Schenk mij een tas in met een le peltje suiker en gelief ze mij dan hier te brengen." „'Onmiddellijk, neef." Eene onuitsprekelijke vreugd lag op Ovidius' gelaat te lezen. Paul Harmant was met den rug naar zijn inspecteur gezeten. Zonder hem een enkel oogenblik uit het oog te verliezen, schonk Ovidius hem een tas in, haalde dan het fleschje met het Kanadeesche vocht uit den zak en liet eer. lepelvol daarvan in de koffie druppelen. On middellijk bo g hij dan weer het fleschjedeed suiker bij de koffie en roerde deze met een lepel tje omten einde den suiker spoediger te doen smelten. „Hier is uw koffie," zegde Ovidius. „Zij is niet te warm meer." „Ilc dank u." Jacques bracht de tas aan den mond en dronk in een teug den inhoud uit. „Gij hebt er brandewijn bijgevoegd vroeg hij. „Slechts enkele druppeltjesZal ik er meer in doen „Neen, 't is genoeg, alcohol is een vijand van 't werk." Reeds twee tassen had Garaud gebruikt en nu vroeg hij nog eene derde. „Dan zullen wij ons met nieuwen ijver aan 't werk zetten," voegde hij er bij. het welzijn van min bedeelden. Wanneer wij al deze en dergelijke hoogst bedenkelijke verschijnselen voor de aandacht stellen, en ieder weet, helaas! dat het volstrekt geen moeite zou kosten in denzelf den toon nog langen tijd voort te gaan, dan is er inderdaad reden tot bezorgdheid, 't Ziet er stormachtig uit op het eind onzer eeuw, en de hemel weet op welke schade we ons nog hebben voor te bereiden. Niet dat is het groote gevaardat er personen in grooten getale gevonden worden, die zich letterlijk aan niets storeu, geen enkel begrip van menschelijkheid, van deugd, van eerbied als heilig beschouwen, en het leven opvatten als een ding zonder eenige beteekenis hetzij voor zichzelven hetzij voor anderen; maar wel de zorgeloosheid en dartelheid, onder welke velen onzer de ernstigste gebeurtenissen voorbij zien gaan, zonder iets te gevoelen van hun verantwoordelijkheid in deze. En dat is niet bij machte ons moed te schenken bij onze meditaties in donkere dagen. Internationale maatregelen tegen de anar chisten ziedaar een onderwerp, waarover in den laatsten tijd zoo mogelijk nog drukker is gesproken en breedvoeriger is geschreven dan over de anarchisten zeiven. De eene na de andere zijn al de groote mogendheden gedoodverfd met het initiatief tot een samen komst der gevolmachtigden ''an alle nationa liteiten tot genoemd doel. Even spoedig als het bericht gelanceerd was is 't ook telkens weer herroepen en nu eens werd deze dan weder geene staat genoemd als beslist on geneigd zijn medewerking te verleenen. Dat er zoo heel wat werd gefantaseerd en ge profeteerd, valt te begrijpen; eigenlijk is men op 't oogenlijk, nu Spanje wordt genoemd als de staat van wie het initiatief is uitgegaan en tevens wordt verteld, dat de antwoorden der verschillende regeeringen op het voorstel Ovidius juichte in zijn binnenste, vnlde nog maals de tas zijns neefs en plaatste die bij Paul Harmant neder. Soliveau gebruikte een aange naam mengsel van koffiie, brandewijn en suiker, slak een nieuwe sigarette aan en hield het oog op zijn gewaanden neef. Hij wachtte niet zonder eenig ongeduld de uitwerking af van het vocht waarvan eerst de Kanadees en later Cuchillino hem de wonderlijke eigenschappen verhaald had den. Zou men waarheid gesproken hebben De uitslag moest het thans bewijzen. De twee Franschen hadden hunne kamers op de eerste verdieping van een paviljoen, dat als een vleugel aan de eene zijde van het hotel was gebouwd. Daar waren zij geheel alleen en konden zelfs wanneer zij luid spraken, niet gehoord wor den. Dit had Ovidius reeds opgemerkt en hij wenschte zich geluk, daar alles zoo naar wensen ging. 't Sloeg elf uur. Een diepe stilte heerschte in het paviljoen. De deuren waren gesloten de lichten uitge doofd, behalve in de kamer, waar de twee vrienden aan 't werk waren. Jacques Garaud werkte steeds voort zonder een woord te spreken, en Ovidius deed alsof hij ook druk bezig was. De man begon zich te verwonderendaar het vocht nog geene uitwerking kreeg, en werd on gerust. Zouden de Kanadees en Cuchillino hem dan bedrogen hebben Deze gedachte groef een diepen rimpel in zijn voorhoofd. Doch eensklaps zag hij, hoe Paul Har mant tweemaal achtereen met de hand over het voorhoofd streek. Zijne oogen stonden mat en toonden eene neiging om zich te sluiten. „Zou 't nu gaan beginnen?" vroeg Soliveau zich af. Werkelijk de uitwerking van het vocht was daar. Jacques sprong eensklaps op, terwijl hij kompas en potlood op tafel liet nedervallen. „Wat is er neef vroeg Soliveau. „Zijt gij niet goed „Ik heb dorst," antwoordde Mortimer's schoon zoon, en dronk in een teug een groote tas koffie leeg. Dan wandelde hij door de kamerrechts linksin alle richtingen terwijl eene ijskoude rilling hem over de ledematen liep. Zijne handen

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1893 | | pagina 1