iinnd Donderdag 15 Maart I HO I. 1 Te Jaargang.
DE BROODDRUGSTER.
1 oegewijcl aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
UITGEVER
ANTOON TIELEN,
In de verte en nabij.
FEUILLETON.
Haalwijksclic en Langslratsrhf ('oiiranl,
Dit blad verschijnt Woensdag- en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden ƒ1,00.
Frauco per post door het geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
•»an den Uitgever.
Waalwijk.
Al kunnen wij niet steeds vrede hebben
met de wijze, waarop zij zich openbaart,
toch moeten we met waardeering erkennen,
dat in onze ten einde spoedende eeuw, in
zonderheid in haar tweede helft, een toene
mende neiging zich heeft geopenbaard om
het lot van andere menschen zich aan te
trekken om bescherming te verleenen aan
wie haar noodig hebben, om de leer in prac-
tijk te brengen dat we niet op de wereld
zijn voor ons zeiven alleen en voor degenen,
die het naast aan ons zijn verwant.
Daarmede willen we niet gezegd hebben
dat de toepassing van dat beginsel uitsluitend
negentiend'eeuwsch is. Zoolang er menschen
bestaan hebben bij wie het gemoedsleven
eenigszins was ontwikkeld, was hulpvaardig
heid een op den voorgrond tredende eigen
schap hunner natuur, een der eerste vormen,
onder welke het zedelijk bewustzijn zich naar
buiten vertoonde. Een natuurwet, tegen welke
niemand in verzet kan komen, schrijft hand
having voor van de eigen individualiteit, en
in het allernauwst verband daarmede staat
de zelfzuchtdie aan de bereiking van dat
doel alles ondergeschikt maakt. Maar al
moge zekere philosofie ook leeren dat de
steun, dien wij elkander verleenen, niets anders
is dan een middel, om wederkeerig steun ie
erlangen,om langs dien weg te zekerder staande
te blijven, zoodat heel het maatschappelijk
leven zou zijn te kenschetsen met het woord
„welbegrepen eigenbelang", wie met on-
bevooroordeelden blik de werkelijkheid heeft
gadegeslagen, wie de menschen heeft leeren
kennen in hun onderlinge betrekkingen, weet,
dat er nog een andere macht is, die hun
handelingen bestuurt gevoel voor het lief
en leed onzer naasten, in ruimeren kring dan
het familieleven of de vriendschapsrelatie
omsluit.
We staan hier tegenover twee begrippen,
van oudsher als strijdig beschouwd, en voor
welke de verschillende tijdvakken der be
schavingsgeschiedenis andere namen hebben
Naar het Fransch door W. v. R.
Overgenomen uit de Meierijsclie Courant
66
Eene geringe onbescheidenheid zou voldoende
geweest zijn om haar te doen aanhouden, naai
de gevangenis te voeren, en dan was er geen
hoop meer, dan zou zij hare kinderen nooit meer
wederzien.
Zij moest dus zwijgen, zelfs tegenover Jules
Labroue, die aan de eerherstelling der veroor
deelde dacht.
Toch waagde Jeanne, met het oog op den jong
man gericht, deze woorden
„Die ongelukkige vrouw had kinderen, niet
waar
„Zoo althans heeft mij mijne tante verzekerd.'
Wat is er van hen geworden?"
.Dat weet ik niet."
Pierre Fortier's weduwe moeht niet langer meer
aandringen.
Zij neeg het hoofd en zweeg.
Lucien bracht het gesprek op een ander thema
en zeide tot zijne verloofde
//Wel. beste Lncia, gij gevoelt u dan zeer ge
lukkig
„O ja, bijzonder gelukkig! Mijne vreugde
overtreft verre alle verwachting."
„Doch wij zullen elkaar nu zoo dikwijls niet
meer zien
„En waarom niet?" vroeg het jonge meisje
bevend.
„In het hotel des heeren Paul Harmant wordt
een teeken-kabinet ingericht, waar ik voor eene
menigte bezigheden van den morgen tot den
avond zal moeten tegenwoordig zijn, en de heer
Harmant wenscht zelfs, ten einde mij steeds bij
de hand te hebben, dat ik mijne woning zoo
dicht mogelijk bij zijn hotel kieze."
„Dat begrijp ik, vriend," antwoordde Lucia op
onderworpen toon; „uwe tegenwoordigheid moet
daar onmisbaar zijn. Gij zult dan gaan verhuizen
Advertentiën 1 7 regels f 0,60 daarboven 8 cent per regel
groote letters naarplaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsine
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb-
land worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van
Adolp Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel,
gevonden, maar die toch wezenlijk niet van
aard zijn veranderdégoïsme en altruïsme
zeggen wij tegenwoordig het leven voor
zichzelven het leven voor anderen. Beide
begrippen tot beginselen verheven, hebben
hun proleten, hun apostelen en hun martelaren.
Immers, een profeet van het égoïsme kun
nen wij hem noemen, die zorgvuldig uit zijn
oog en uit zijn gedachten verwijderd houdt
al wat eigen gemoedsrust kan verstoren, het
evenwicht in eigeu leven kan verbreken
eigen individualiteit beschouwt als het kost
baarste, dat beschermd en verdedigd kan
worden; en als apostel dier leer treedt hij
op, die van het „elk voor zich en God voor
ons allen" een stelsel maakt, 't welk hij niet
alleen zichzelven opdringt maar ook anderen
predikt als het toppunt van wereldwijsheid.
Het kan dengenen die deze opvatting hul
digen niet onbekend zijn gebleven, dat er
veel geleden en veel strijd gestreden wordt,
maar, des te erger voor de lijders en de
strijders die moeten maar zien hoe zij het
aanleggen om niet onder te gaan. Het is
immers ook in de natuur een onverbiddelijke
wet, dat ten doode is opgeschreven wat de
kracht mist om den kamp te doorstaan
Inderdaad martelaars van dat systeem zijn
er geweest en zij zijn er Dog, die op hun
beurt bedreigd door een macht, sterker dan
hun weerstandsvermogen, die ijzeren natuur
wet hulpeloos moesten ondergaan; martelaars
ook, die staande gebleven, in de kille atmos
feer van hun isolement te vergeefs wachtten
op het geluk, dat naar zij meenden den sterke
moest ten deel vallen.
Maar ook het tegengesteld beginsel heeft
zijn overdrijvingen gekend en kent ze r.og.
Is het wenschelijk, dat het individu geheel
opga in de gemeenschap? Er ligt ietsBoed'
dhistisch in de leer der volstrekte zelfver
loochening, in die onbegrensde overgave van
zichzelven ten behoeve van een menschlievende
taak, waarvan de vroegere en latere geschie
denis menig voorbeeld Weft opgeleverd, dat
meer tot bewondering dwingt dan tot navol
ging leidt. Geenszins miskennen wij de
„Ik zal er wel toe verplicht zijnBedroeft
u dat niet
„Ta, wel een weinig; maar gij moet uw plicht
doen, en daarom onderwerp ik mij. De eerste
dagen zal de eenzaamheid mij zeker zeer zwaar
vallen, doch gij zult van tijd tot tijd wel eenige
oogenblikken weten te vinden om mij hier te
komen opzoeken, en uwe Zondagen zijn natuur-
lijkjvoor mij."
-ZekerZeker I" riep Lucien vroolijk uit.
„Dan zal ik maar hopen, totdat de dag eens
kome, dat wij niet meer scheiden."
„Dien dag zal ik zooveel mogelijk verhaasten;
dat weet gij wel."
Ja, ja, dat weet ikDat weet ik
„Wel mijn oogappel, ik ben verrukt u zoo in
schikkelijk te zien 1 De hoop zal ons ondersteunen
en de weken zullen spoedig voorbij vliegen."
//Ja, maai 't zal voor mij toch eene droevige
eenzaamheid blijven," sprak het meisje in een
zucht. „Wordt mijne deur voortaan geopend, dan
weet ik vooruit, dat het een onverschillig gelaat
is, dat ik te zien krijg."
Jeanne Fortier stona op.
•/Mijnheer Lucien," vroeg zij, „wanneer ver
huist gij P"
„Ik moet morgen reeds naar eene nieuwe
woning omzien."
„Dan zal uwe kamer hier binnen eenige daeen
vrij zijn
„Ja."
„Is de huur hoog
//Honderdvijftig franken en er zijn nog twee
maanden vooruit betaaldDat is verloren geld
voor mij, zoo de portierster geen gelegenheid
vindt onmiddellijk mijne kamer te verhuren."
„Mijnheer Lucien, ik wil uwe kamer huren."
„Werkelijk, mama Lison riep Lucia uit.
„Ja, lieve juffrouw. Het zal mij genoegen doen
in uwe nabijheid te wonen. Gij kunt u niet voor
stellen, hoeveel ik van u houd, en van mijnheer
LucienMijn grootste genot zal zijn dagelijks
met u over hem te spreken."
„Welnu dan, mama Lison," zeide Jules La-
broue's zoon, „vertrek even als ik, en kom mij
hier vervangen. Het zal mij genoegen doen te
weten, dat gij in de nabijheid mijner verloofde
zijt. Te zamen zult gij praten over hem, die haar
zoo teeder bemint en alleen voor haar leeft."
„Ziedaar een goed idóe 1" riep 't jonge meisje
verheven gedachte, aan deze volkomen toe
wijding ten grondslag liggende, als wij bewe
ren, dat de vruchten zelden evenredig waren
aan het offerdat er voor gebracht wordt;
eJ} op de vraag of de wereld volmaakt zou
zijn indien alle menschen, zonder onderscheid,
afstand deden van de bevordering hunner
persoonlijke belangenom uitsluitend de
menschheid te dienen, zouden wij bezwaar
lijk een bevestigend antwoord kunnen geven.
Is er wezenlijk strijd tusschen de twee
beginselen
Wij gelooven het niet, en die meening
vindt steun in het woord der hoogste Wijsheid,
door den grooten menscheukenner uitgespro
ken. „Heb uw naasten lief als uzelven." Hier
vinden wij de harmonie, die langs anderen
weg te vergeefs gezocht ishier zijn twee
schijnbaar onvereenigbare eischen in één punt
samengekomen en verkrijgt het groote vraag
stuk een bevredigende oplossing.
^Niemand behoeft, ter wille van hetgeen
hij als het algemeen belang» beschouwt,
zijn persoonlijke belangen te verwaarloozen
hij mag dat zelfs niet doen. Zichzelven lief
hebben is volkomen gewettigd. Door alle
gepaste middelen eigen 'individualiteit tot het
hoogst bereikbare punt van geluk, van wel
vaart, van stoffelijke en moreele zelfstandigheid
op te voeren, sluit niet uit de beoefening der
naastenliefde in den ruimsten zin. Beide
moeten gepaard gaanzoo dat zij niet te
onderscheiden zijn en nooit gescheiden worden
De betrachting van naastenliefde wordt daar
door het opvoedingsmiddel bij uitnemendheid.
Indien wij het hierover eens kunnen worden,
rest nog de groote vraag, hoe wij te arbeiden
hebben aan het gemeenschappelijk welzijn.
Groot is het getal dergenen, die weinig meer
kunnen doen, dan het indirect te bevorderen.
Door trouw de plichten te vervullen, die de
zorg voor eigen onderhoud en dat van het
gezin, men houde ons het gebruik dier
duizendmaal in onze dagen gebezigde for
mule ten goede, ieder onzer oplegt, werken
wij zeer stellig mede aan den opbouw der
maatschappij. En dat niet alleen in de ma-
op hare beurt uit. „Zoo zal ik niet geheel alleen
zijn en den Zondag met minder ongeduld kunnen
afwachten."
„Dan is de zaak geklonken," zeide Lucien
„En nu moet ik verklaren," voegde hij er bij
„dat ik een razenden honger hebZou mijn lieve
Lucia niet zoo goed willen zijn mama Lison en
mij ten eten te vragen?"
„Bravo! Bravo! riep Lucia uit. „Ik ga de tafel
dekken en onze goede vriendin zal intusschen
voor mondbehoeften zorgen."
Jeanne weende van genot.
Zij gevoelde zich zoo gelukkig
Zonderling geluk, dat zich slechts uiten kon
door het storten van warme tranen.
Zevende Hoofdstuk.
Weldra zaten onze drie kennissen rondom het
tafeltje van Lucia, die er zeker nietaandacht.dat
zij tegenover hare moeder gezeten was, evenmin
als Lucien vermoeden kon, dat hij aan tafel zat
in gezelschap van haar, die beschuldigd werd
zijn vader vermoord te hebben.
Zonderlinge werking des toevals
Het zal wel overbodig zijn hier aan te stippen,
dat het eenvoudig maal aan de Bourbonkade
zeer vroolijk was, en door lustige gesprekken
bijzonder aangenaam gekruid werd. Het sloeg
negen uur, toen men scheidde.
Des anderendaags aanvaardde Lucien zijne be
trekking.
Gezamelijk met Mary, die allerlei voorwendsels
zocht om haren tijd in zijne tegenwoordigheid
door te brengen, richtte hij het atelier zoo aan
genaam mogelijk in. Weldra had hij de noodige
teekenaars gevonden en dan zocht hij eene woning
voor zich te Monceau.
In de straat Miromesnil vond hij op de vierde
verdieping een aangenaam kwartier, be-taande
uit drie vertrekken, en twee dagen later nam hij
daar reeds zijn intrek, terwijl Jeanne Fortier
nabij Lucia's kamertje kwam wonen, tot wie zij
zich instinctmatig voelde aangetrokken.
Lucien had het verbazend druk en vond de
eerste dagen geen gelegenheid een bezoek aan de
Bourbon kade af te leggen.
Het meisje wachtte met ongeduld den Zondag
af, en deze was dan ook voor de twee verloofden
en Jeanne een dag van ongewone vreugde, vau
groot geluk.
terieele beteekenis. Er gaat van den naarstigen,
bescheiden en soberen arbeider een kracht
uit, die vele zwakkeren sterkt en aanmoedigt;
op zijn pad straalt een licht, dat ook auderen
beschijnt en hen aanspoort, gelijkerwijs te
doen. Het is jammer, dat die eenvoudige
waarheid niet genoegzaam wordt ingezien!
Meer dan dezen indirecten steun kunnen
zij verschaffenwier krachten verder reiken
dan de vervulling der dagelijksche plichten.
Hetzij hun vermogen of de opbrengst van
hun arbeid meer dan toereikend is om in
eigen behoeften te voorzien, en zij dat meer
dere hebben te beschouwen als een toever
trouwd goed, in hun handen geplaatst om
daaruit mede te deelen aan degenen, die
minder hebben dan het noodige, hetzij hun
werkkracht hun veroorlooft met anderen te
arbeiden aan de verheffing van ongelukkigen,
hetzij hun gegeven is helderder dan an
deren in te zien wat gedaan moet worden
om toestanden te verbeteren en rechtmatige
redenen van ontevredenheid te doen verdwij
nen, in al deze gevallen moeten die voor
deden tot het meeste nut worden aangewend.
Dat is hun bestemming, en wie ze daaraan
om baatzuchtige bedoelingen onttrekt, miskent
zijn naastliggende verplichtingen.
Hierbij doet zich evenwel het verschijnsel
voor, dat tal van menschen in de verte en
in de ruimte zoeken, wat zeer nabij te vinden
is. De bekende anecdote van de dame, die
kousen en borstrokken maakt voor de neger-
kindertjes in de tropische gewesten, terwijl
in haar buurt de havelooze jongens loopen te
bibberen van koude, kan als een soort van
gelijkenis dienen. Er zijn zeer veel weldadige
menschen en groot zijn de sommen, voor
humanitaire doeleinden besteedmaar niet
zelden, als wij de lijst van zekere schenkingen
nagaan, komt de gedachte op: Kon dat geld
niet vruchtbaarder in de eigen buurt gebleven
zijn De weldoener zij een fakkel, welker
schijnsel niet in de verte valt; hoe dichter
bij de lichtbron, des te krachtiger de invloed
harer stralen. Vergeten wij niet, dat het stuk
maatschappij, in hetwelk wij ons bewegen, en
De komst van Jules Labroue's zoon bij den
millionnair Paul Harmant had eenige verandering
gebracht in de alledaagsche eentonigheid, die
Mary's leven beheerschte.
Van den dog af, dat Lucien geregeld het hotel
Munllo bezocht, scheen het jonge meisie beter
te worden.
Deze plotselinge verandering kon aan het wa
kend oog van den gewezen meesterknecht niet
ontsnappen.
Harmant besloot daaruit, dat hij zich niet be-
drogen had, toen hij in Mary's hart eene ontkie
mende liefde meende te ontdekken voorden zoon
van den werktuigkundige van Alfortviile. Het
was niet zonder angst, dat hij deze liefde gade
sloeg. Welke zouden de gevolgen daarvan kunnen
zijn De man wachtte dan ook vrij ongerust het
oogenblik af, dat Mary hem haar hart zou komen
openleggen.
Gedurende eene maand liep alles op denzelf
den voet voort. Doch Mary geraakte meer en
meer van liefde ontstoken voor Lucien Labroue
en dezen ontging het niet, dat het jonge meisie'
eene al te groote welwillendheid voor hem aan
den dag legde.
Deze welwillendheid, die duidelijk genoeg uit
een innig gevoel van lielde ontsproot, maakte hem
ongerust, want hij beminde Lucia uit den grond
zijns harten, en al de millioenen der aarde zouden
niet m staat geweest zijn hem in zijne liefde te
doen wankelen.
Hij rekende op de aanstaande opening der ate
liers te Gourbevoie om de betrekkingen af to
breken of althans uiterst zeldzaam te maken
die er tusschen hem en mejuffrouw Harmant be
stonden.
„Wanneer zij mij nog slechts nu en dan eens
ontmoet, zal zij weldra niet meer aan mij den
ken," meende hij.
In den beginne scheen hij gelijk te hebben.
De opening der werkplaatsen kwam voor eeni-
gen tijd Mary's liefde niet uitdooven, maar ern
stig in den weg staan.
Lucien kwam nog slechts zelden in het hotel
der Munllostraat. De werkzaamheden te Courbe-
voie eischten al zijne aandacht.
Mary leed zwaar door deze verwijdering en
somtijds, niet meer in staat hare eenzaamheid te
verdragen ging zij haar vader roepen in de fa
briek om zoo de gelegenheid te vinden Lucien