BUITENLAND.
Frankrijk.
Spanje.
Engeland.
Duitschland.
grootvader was de edele Lazare Carnot, een
van de weinigen, wier handen niet tijdens de
Fransche revolutie bezoedeld zijn; een van
de weinigen die de hoogachting genoten
zoowel van koningsgezinden als van republi
keinen zijn vaderHippolyte Carnot, een
eerlijk republikein, die een korten tijd minister
van onderwijs geweest is, tijdens de tweede
republiek. Zoo geacht was hij door Napoleon
Bonaparte dat deze eigenhandig den naam
Hippolyte Carnot schrapte van de proscriptie
lijst. Toch ontvluchtte Carnot het land en
vertoefde hij eenigen tijd in Belgie, nadat
hij al het mogelijke gedaan had, om den
staatsgreep van 1851 te doen mislukken.
In 1852 keerde Hippolyte terug naar Parijs.
Sadi Carnotde thans overleden president
had als jongen dien woeligen tijd doorleefd.
In 1837 geboren, was hij 15 jaar, toen Na
poleon keizer werd, oud genoeg dus, om een
diepen indruk te ontvangenvan hetgeen in
die dagen gebeurde. Hij werd opgeleid voor
ingenieurdeed zijn examens met het beste
gevolg en vertoefde toen van 18641870 in
Opper Savoye, een der meest geschikte streken
voor een jong man, om ervaring op te doen.
In den oorlog van 1870, toen het bleek, dat
alles wat op den strijd betrekking had, in
treurigen toestand verkeerdewerkte hij dag
en nacht, om in een dier leemten, volslagen
gebrek aan kaarten, te voorzien. De staikaart
was sedert twintig jaar niet bijgewerkt, zoodat
er nagenoeg geen spoorwegen op stonden en
vele landwegen er op ontbraken. Met behulp
van topographische opnemingenzelfs van
kaarten, in Uuitschland gekocht, werd in die
behoefte voorzien.
1 Ook op ander gebied maakte hij zich in
den oorlog verdienstelijk. In 1871 nam hij
plaats op de banken der volksvertegenwoor
digers. Niet door zijn welsprekendheid speelde
hij daar een rol, doch door zijn onverdroten
arbeid, zijn degelijke adviezen en rapporten
werd hij door alle weidenkenden zeer hoog
geschat. In 1877 trad hij op als ondersecretaris
van staat voor openbare werken in 1880 als
minister van dat departement, wat hij bleef,
tot Gambetta als premier optrad. In '84
verkreeg hij dezelfde portefeuille en in '85
en '86 bezat hij die van financien. Zeer
veel is in den tijd van zijn ministerschap
in het belang van Frankrijk tot stand gebracht.
In '87 werd hij, zooals we reeds vermeldden,
tot president der republiek gekozen. Zoodra
men te Parijs de keuze vernam, was het met
alle ongeregeldheden gedaan, de eerlijke naam
Carnot bevredigde de gemoederen, En de
hoopdoor allen op hem gesteldis niet
beschaamd; in de zeven jaar van zijn hooge
waardigheid heeit hij zich het vertrouwen
van alle partijen verworven. Veel spreken
deed hij niet, doch waar hij het woord voerde,
wist hij het te doen met tact en waardigheid.
Het Fransche volkskarakter kennende sloot
Carnot zich niet als Grévy op, de driejaar-
lijksche toelage van driehonderd duizend
francs voor reiskosten besparende, maar hij
vertoonde zich en wist overal aller harten te
winnen. Op het Elysée werden zijn bals en
recepties druk bezocht: de president werd
op uitnemende wijze daar bijgestaan door
zijn vrouwmet wie hij op zeer jeugdigen
leeftijd getrouwd was. En thans is aan dat
verdienstelijke leven door de hand eens dol-
zinnigen sluipmoordenaars een einde gemaakt.
De minister president Dupuy, die, gelijk
we reeds meldden,den heer Carnot vergezelde,
had direct na den moord de hoognoodige
beschikkingen genomen, om den geregelden
jj loop der staatszaken te voorzien. Hij tele-
grapheerde naar Parijs, dat hij onmiddellijk
derwaarts terugkwam en inmiddels de voor
zitters der beide kamers verzocht met het
ministerie in overleg te treden. Gelijk men
weet, bestaat in Frankrijk geen vice president
en wordt in eene ontstane vacature voorzien
door eene nieuwe benoemingwaartoe de
beide kamers in Congres bijeenkomen, onder
voorzitterschap van den senaats president.
Heden Woensdag komt dat Congres te
Versailles bijeen ter verkiezing van Carnot's
opvolger. Gelijk men weet werd, toen Carnot
nog leefde, als diens meeste kansen heb
bende mededinger steeds aangewezen de
tegenwoordige kamerpresident Casimir Perier.
Ter voorkoming van mogelijke verstoring
der materieele orde telegrapheerde de minister
van oorlog, generaal Mercier, aan de com
mandanten van alle legerkorpsen zich gereed
te houden.
De aanslag waarvan Carnot het slacht
offer is geworden, heeft te Parijs ontsteltenis
teweeggebracht, en misschien nog wel zooveel
verbazing. Carnot vervulde den eersten
ambtenaarspost in de republiek op zoo be
scheiden en weinig de aandacht trekkende
wijze, dat aan de mogelijkheid van hem op
genomen te zien in de rij der vorsten en
presidenten, die op gewelddadige wijze om
het leven zijn gekomen, nauwelijks gedacht is
kunnen worden. Zijne persoon evenmin als
zijne plaats wees hem aan voor den dolk van
een moordenaar, te minder op een oogenblik
van kalmte en ontspanning als tegenwoordig,
nu geen groote politieke hartstocht het land
beweegt. Het gemis aan uiterlijke omstan
digheden, welke eenen aanslag als dien kun
nen verklaren, doet dan ook, evenals het niet
Franschman zijn van den dader, aan eene
wraakoefening van anarchistische zijde denken.
Over zijne beweegredenen inoet de moorde
naar zich nog niet hebben uitgelaten.
De ochtendbladen bevatten alle naast de
uitvoerige bijzonderheden een kort artikel
aan het feit gewijd. De Radical verschijnt
in rouwrandhet is het eenige blad, dat op
deze wijze zijn treuren te kennen geeft. Van
„eene verschrikkelijke tijding" spreekt de
Débatsvan „een even afschuwelijken als
onvoorzienen aanslag" Millerand in de Petite
République. De Intransigeant meent, dat
deze aanslag slechts de daad kan zijn van
een krankzinnige. De Soleil voegt er aan
toe: „of van een anarchist."
De hulde, welke aan den overledene wordt
gebracht, is bijna algemeen. Slechts de
Gaulois kan niet nalaten op het onbeteeke-
nende van Carnot te wijzen, „en, schrijft
Comely, wij zouden geen Franschen moeten
zijn, dat wil zeggen gevoelige menschen
wanneer wij aan deze catastrophe niet eenen
wanklank ontdekten". „De president, zegt
Magnard in den Figaro, heeft politieke fouten
kunnen begaan maar zijne persoon heeft
altijd den eerbied weten te verwerven van
den politieken tegenstanderen men zal
gaarne de dwalingen vergeten van het hoofd
van den staat om zich slechts zijne waardig
heid en de correctheid zijner houding te
herinneren." Het is bijna hetzelfde wat
Millerand in de Petite République schrijft
„De correctheid van zijn gedrag, de waar
digheid van zijn leven, zijne onbetwiste on
kreukbaarheid hadden hem langzamerhand
den eerbied doen verwerven van alle partijen.»
PARIJS, 25 Juni. Naar wij vernemen is
het te Lyon rustig. Hier en daar wordt wat
gevochten, maar zonder dat het veel beteekent.
welk gevaar zij reed9 had getrotseerd en wat
haar thans nog te duchten stond.
Gelukkig echter had de komraissaris van Bois-
Colorabes tot nu toe geen argwaan opgevat.
Hoe zou hij trouwens Jeanne Fortier herkend
hebben in de persoon der brooddraagster
God had haar blijkbaar beschermd.
Zeker zou de Hemel haar ook in het vervolg
niet verlaten.
Haar angst verdween van lieverlede en met
hare gedachte keerde zij naar Lucia terug.
#0 de lieveling! Wat scheelde het weinig of
ik had haar dood aangetroffen I Zeker zou ik
het bestorven hebben, zoo ik haar zielloos had
weergevonden
Jeanne was volkomen uitgeput van krachten,
toen zij te Parijs aankwam.
De portierster stiet op haar gezicht een luiden
vreugdekreet uit.
vHa, mama Lison," klonk het uit haren mond,
„gij zult wellicht in staat zijn mij eenig nieuws
te brengen van juffrouw Lucia! Gisteren avond
is zij naar Colombes vertrokken om een bal
kostuum thuis te brengen, en sinds dien tijd
hebben wij haar niet weergezien. Iteeds tweemaal
is men hier geweest van het atelier om inlich
tingenWeet gij iets?"
„JaLucia is ziek
„Ziek!" herhaalde de portierster. „O, het arme
kind Mijn God, wat scheelt haar dan toch? Waar
is zij
„Toen zij terugkeerde om te Bois-Colombes
den trein te nemen, is zij uitgegleden met het
ongelukkig gevolg, dat zij zien vrij ernstig ge
wond heeit."
„Gewond 1 Wat een ongeluk!Is het. erg?"
„Neen, gelukkig niet. Zij zal weldra hersteld
zijn. In enkele dagen kunt gij Lucia hier terug
verwachten."
„O, des te beterGij stelt mij gerost. Ik was
van plan morgen vroeg den kommissaris dezer
sectie te waarschuwen.".
„Gij begrijpt, dat dit nu volkomen overbodig
is. Doch het zou niet slecht zijn, dat madame
Augustine gewaarschuwd werd. Ik zal er morgen
vroeg heengaan."
„Hoe hebt gij iets van het ongeluk geweten
mama Lison
„Lucia heeft mij een kommissionair naar de
bakkerij gezondenA propos, zij heeft mij ge
vraagd of er geen brieven voor haar waren aan
gekomen."
„Ja, een."
„Dien zal ik morgen medenemen om hem haar
te bezorgen."
„En hoe is 't met uwe meesteres Men heeft
ons van daag nog geen brood gebracht.
„De arme vrouw is verleden nacht gestorven."
De portierster sloeg de handen te zamen en
riep uit:
„Ach, de arme vrouw Zij was jonger dan
ik, en is nu reeds heengegaanYVat is toch
het leven
Jeanne liet de portierster over aan hare philoso-
phische opmerkingen omtrent de onstandvastigheid
der menschelijke zaken in het algemeen en van
het leven in het bijzónder. Zij haastte zich eene
hoogst noodige rust te gaan nemen.
Den volgenden morgen kweet zij zich naar ge
woonte van hare taak en bracht het brood haars
meesters rond; dan kleedde zij zich haastig om bij
de uitvaart tegenwoordig te zijn.
Een tweede brief was er voor Lucia a ingekomen.
Zij stak ze beiden in den zak, en daar de tijd
nog niet was aangebroken, ging zij eerst nog ma
dame Augustine waarschuwen, wie zij een tweede
editie opdischte van hetgeen wij haar de portierster
hebben hooren vertellen.
De modiste geloofde de vrouw op haar woord
en toonde door hare wijze van handelen duidelijk
genoeg welk groot belang zij in Lucia stelde.
Na de uitvaart harer meesteres te hebben bij
gewoond, vertrok zij naar Bois-Colombes waar
het meisje hare komst met een gemakkelijk te
begrijpen ongeduld verbeidde.
De koorts was merkbaar afgenomen en de wende
pijnigde haar veel minder dan vroeger. Kortom
ae algemeene toestand was zoo bevredigend mo
gelijk. De dokter gaf daarvan aan mama Lison
ae plechtige verzekering.
Negenendertigste Hooidstuk.
Lucia las of beter gezegd, verslond de beide
brieven, welke Jeanne Fortier had medegebracht.
Beiden waren van Lucien Labroue.
In den tweeden verweet de jongman aan zijne
verloofde hare stilzwijgendheid, die hem zoo zeer
ongerust maakte.
LuGia deelde den inhoud aan mama Lison mede.
„Ik moet hem onmiddelijk schrijven," sprak
De-lijkkist met het stoffelijk overschot van
den president werd aan het station in een
salonwagen geplaatst waarin de officieren van
het militaire huis plaats namen. Mevr. Carnot
nam met zonen plaats in een ander spoor-
rijtuig. De menigte hield zich terwijl het
lijk voorbij trok, zeer eerbiedig. De winkels
l angs den weg waren gesloten.
CETTE, 25 Juni. Het parket heeft bij
een tiental anarchisten huiszoekingen gedaan.
Vier werden er gevat. Veel volk in de
straten, maar geen incidenten.
LYON, 26 Juni. Cesario, de moordenaar
van Carnot, heeft ronduit verklaard anarchist
te zijn en een voorstander van de propaganda
d )or de daad. Hij zegt verder, op eigen
initiatief te hebben gehandeld en tot geenerlei
bende te behooren. De nasporingen van den
rechtercommissaris leiden echter tot het be
staan van een komplot.
Eenige Italiaansche kruidenierswinkels
zijn geplunderd. In een daarvan heeft men
een vat petroleum in brand gestoken, waar
door een der plunderaars en een bewoner
van het huis zijn verbrand. Hunne lijken
waren onkenbaar.
GRENOBLE, 26 Juni. Werklieden vormden
eene bende en gingen, met een vlag voorop
en stokken in de hand, op weg om de Ita-
laansche werklieden te verdrijven. Zij hieven
vijandelijke kreten aan en noodzaakten de
winkels te sluiten. De politie en de gendar
merie gingen gewelddadigheden tegen.
Eene bende begaf zich naar het Italiaansche
consulaat onder den kreetWeg met Italië
Het wapenbord werd afgerukt en de Itali
aansche vlag verscheurd.
De prefect kwam toeschieten, maar was
niet bij machte de menigte tot bedaren re
brengen. Eene kompagnie genie soldaten
moest de manifestanten uiteenjagen.
De prefect boo,d den consul verontschul
digingen aan, maar verscheiden werklieden
drongen het consulaat binnen, verbrijzelden
beelden en wierpen een portret van koning
Humbert het venster uit.
Het consulaat wordt door troepen bewaakt.
De manifestaties duren voort.
De stieren hebben de toreadors zóó toe
getakeld, dat Zaterdag te Madrid, voor het
eerst sedert jaren, geen stierengevecht kon
gehouden worden. Espartiro is dood, Cara
Ancha en Reverte zijn ziek, doodelijk wellicht,
Frientes en Guerrita zijn gewond.
In Engeland is men recht verheugd over
het feit, dat aan den hertog en de hertogin
van York een zoon is geboren, die zich met
zijne moeder in volmaakten welstand mag
verheugen.
De hertogin, weet men, is de prinses Ma(r)y
van Teek, vroeger verloofd met Albert, hertog
van Clarence, oudsten zoon van den prins
van Wales, en na diens overlijden gehuwd
met diens broeder, 's prinsen eenig overge
bleven zoon George van York.
Het bericht van den moord van Carnot
verwekt hier ontzaglijke sensatie. Alle bladen
publiceeren aandoenlijke hoofdartikels; som
mige verschijnen met rouwrand.
De Times schrijft dat de moordenaar
Frankrijk eene ramp berokkend heeft die aan
de republiek de deelneming der gansche
wereld verzekert.
De Standard gelooft dat de daad het werk
van anarchisten is; zij zal echter de maat-
deze, opdat hij nog heden antwoord erlange."
„Maar zoo gij schrijft," voegde er het jonge
meisje bij, „dan zal hij des te ongeruster zijn.
Wat gij hem ook vei zekert, hij zal zich overtuigd
houden, dat de toestand veel ernstiger is dan er
gezegd wordt."
„Dat is waar, en daaraan had ik niet gedacht.
Wat zullen wij dan aanvangen
„Ik zal zelve schrijven."
„Ir» uwen toestand van zwakte?"
„Ik heb kracht genoeg om de pen te bestieren."
„Maar de dokter heeft het verboden."
„Hij zal er niets van weten."
„En zoo vermoeidheid uwen toestand verergert?"
„O, lk ben veel beter! Dat zal niet het geval
zijn. Daar op tafel ligt alles wat er noodig is
om te schrijven. Geef mij dat hier, dan kunt gij
den inktkoker vast houden."
Jeanne haastte zich te doen wat Lucia gevraagd
had, die met een hand, welke wel eenigszins
beefde, de volgende regelen schreef:
„Innig geliefde Lucien 1
„Ik zal u de gansche waarheid mededeelen,
maar gij moogt niet verschrikken, want ik ver
zeker u, dat ik niets verberg en dat gij geen
vrees behoeft te koesteren.
Gewond lig ik te bed, doch gij begrijpt wel,
dat mijne wonde niet ernstig kan zijn, anders
zou ik u niet schrijven.
„Ik ben het slachtoffer geweest eener wreede
aanranding. Men heeft mij willen vermoorden
om mij te bestelen, en zoo heeft men mij het
voorwerp ontstolen, waaraan ik van alles de
meeste waarde hechtte, het lieve kleine horloge,
dat gij mij van uwe spaarpenningen gekocht hebt.
„Luister eens wat er gebeurd is."
Hier verhaalde Lucia hoe zij naar Colombes ge
gaan en door een vreemdeling was aangevallen,
noe zij als het slachtoffer van een wreeden mes
steek ten gronde was geworpen en daarna in
onmacht gevallen was. Zij sprak van de beschik
king der Voorzienigheid, die mama Lison op haren
weg gezonden had en van de liefderijke wijze,
waarop zij bij den kommissaris van Bois-Colom
bes verpleegd werd.
Zij eindigde met de volgende woorden
„In twee a drie dagen zal ik naar Parijs mogen
terugkeeren en ik haak er ook zeer naar om
schappij niet hervormen, maar kan de voor
uitstrevende zelfregeering der volkeren voor
onbepaalden tijd tegenhouden door het aan
banden leggen der vrijheid. Macaulay's
voorspelling, dat de buitensporigheden der
revolutie weieens tot opheffing der vrijheid
zouden kunnen noodzaken, ten einde de be
schaving te redden dreigt bewaarheid te
worden.
De omvang der ramp in de Welshe
kolenmijn in de vallei der Taffi blijkt grooter
te zijn dan men dacht. Van de tweehonderd
zeven en zestig in de mijn werkende dag-
looners zijn slechts zestien levend bovenge
bracht, waarvan twee sedert overleden. De
lijken zijn vreeselijk verminkt, waaruit de
kracht der ontploffing blijkt. Op een gewonen
werkdag zouden de gevolgen nog jammerlijker
zijn geweest, aangezien het mijnpersoneel uit
vijftien honderd man bestaat. Maar daar
Zaterdag eene halve vacantiedag was, be
vonden zich slechts schoonmakers en her
stellers, geen eigenlijke mijnwerkers, beneden.
Daardoor wordt ook waarschijnlijk dat eene
onvoorzichtigheid is gepleegd. Sommige
Welsche kolenmijuen ontwikkelen zwevende
kolendeeltjesschier eren ontplofbaar als
buskruit. De koningin zond een telegram
van deelneming.
Groote sensatie is te Berlijn teweegge
bracht door de inhechtenisneming op bevel
des keizers van baron Lebrecht Von Kotze,
opper-cermoniemeester ten hove.
Hii wordt van niets meer of minder be
schuldigd dan gedurende de vier laatste jaren
zich onafgebroken te hebben beziggehouden
met het schrijven en verzenden van een aan
tal ongeteekende brieven aan en over allerlei
hooggeplaatste personen, die des keizers niet
uitgezonderd, waarin gezegde personen over
en weer op de grofste wijze werden belasterd.
Von Kotze, iemand van veertigjarigen leef
tijd en zeer vermogend, die in den Thiergarten
eene fraaie villa bewoonde, waar hij den
keizer en de keizerin meermalen te gast had,
wordt voor niet volkomen toerekenbaar ge
houden. Zijn vader overleed in een krank
zinnigengesticht. De brieven waren alle met
nagemaakte drukletters geschreven en de
lasteringen waren soms in zeer karakteristieke
uitdrukkingen vervat. Dat Von Kotze, die in
den laatsten tijd zeer opgewonden was, een
paar daarvan ook eens mondeling gebruikte
in een gesprek met een paar heeren van het
hof, bracht op het spoor vau den schrijver.
De keizer, uiterst verbolgen, heeft ver
klaard, dat het te verwekken schandaal hem
onverschillig was, maar dat zulk een lasteraar
als een gewoon misdadiger behoorde gestraft
te worden.
De Reichanzeiger meldt, dat Maandag
ochtend Caprivi en de staatssecretaris van
buitenlansche zaken Marschal een bezoek van
rouwbeklag hehben gebracht aan het Fransche
gezantschap, waar de vlag halfstok hing.
Later volgden verschillende gezanten en di
plomaten.
Volgens den Reichsanzeiger heeft de keizer
op het bericht van den moord op president
Carnot, tevens uit naam der keizerin, per
telegraaf aan madame Carnot zijne deelne
ming betuigd. De Duitsche gezant te Parijs
heeft van den keizer bevel gekregen aan de
Fransche regeering te verzekeren dat de
keizer van ganscher harte deelneemt aan den
rouw die de Fransche natie op dit oogenblik
vervult.
Naar gemeld wordt, is tusschen den
weer mijn kamertje te betrekken, waar alles mij
van u spreekt. Wat zal ik ook tevreden zijn,
wanneer ik mijn werk hervatten kan.
„Ik lig echter hier in 't geheel niet verlaten.
De vrouw van den kommissaris, eene beminnelijke
en allerliefste dame, houdt mij geregeld gezel
schap en de goede mama Lison komt mij eiken
dag bezoeken.
„Ik lijd zoo geduldig mogelijk mijn leed en
zou er zelfs niet aan denken mij te beklagen,
zoo ik u hier maar op zachten toon kon toe
fluisteren, dat ik u nog wat meer lief heb dan
gisteren en dat ik morgen u zeker nog wat meer
zal beminnen dan van daag.
„En zoo zal het steeds blijven.
„Uwe verloofde, weldra uw vrouw niet waar?
„Lucia."
Het jonge meisje stak den brief in een enve
loppe, schreef het adres en reikte dan de missive
aan Jeanne over, die zich tevens haastte om alle
schrijfmaterieel te doen verdwijnen.
't Was tijd.
De dokter trad binnen en de goede man zou
zeker zwaar geklaagd hebben zoo hij bemerkt
had, dat men zijne voorschriften niet nakwam.
Doch hij bemerkte niets, verzekerde zelfs dat
het meisje aanmerkelijk beter was en schreef nog
een drankje voor, waarvan zij elk uur een lepel
gebruiken moest. Het was echter niets anders
aan een versterkend middeltje.
Jeanne ging naar den apotheker om 't drankje
te laten bereiden en vertrok na dit bezorgd te
hebben naar Parijs.
Juffrouw Amanda was zeer boos van humeur.
Bij het ontbijt had zij den gewaanden baron
Arnold de Reiss verwacht, doch deze was niet
verschenen. Het griefde haar vooral, dat de baron
niet een woordje tot haar had gericht.
In den loop van den dag ontving zij een briefje
van haren platonischen verliefde.
Deze brief hield een briefje van duizend francs
in en deelde mede, dat Aruold verplicht was
onmiddellijk een reis van vrij langen duur te
ondernemen, zoodat het hem onmogelijk was
eerst zijne Amanda een bezoek te brengen.
Amanda stak met zorg het bankbriefje weg en
verfommelde den brief tusschen de vingeren.
Wordt vervolgd.