-* V noemt „de weerbaarheidsmannen» zeer ge negen en er ligt dan ook werkelijk wel iets goeds in, dat men zich vrijwillig in vredestijd tot den krijg gereed tracht te maken en de oranjeliefde in de harten der bewoners tracht levendig te houden, want die oranjeliefde, die ieder aangeboren gehechtheid aan het vader land met al zijn eerwaardige traditiën is in onzen droeven tijd van materialisme, van het omver willen werpen alles wat ons door ons krachtig en naïef maar hoog eerlijk voor geslacht gelegateerd is, als een zonnestraal op den weg van ieder, die waarachtig Neder lander zijn wil en die met voorbijgaan van veel onlogische domme redeneeringen in de eerste plaats naar een onafhankelijk volks bestaan streeft, 't Is alles een trachten bij het Rotterdamsche scherpschutterscorps, maar een verdienstelijk trachten, dat toejuiching en vooral dat navolging verdient. Men verwijte mij niet dat het eerste deel dezer redeneering in tegenspraak is met het tweede, men kan heel goed het goede in een zaak zien, zonder dat men daarbij de oogen behoeft te sluiten voor het komische, als men tot navolging aan wil sporen dient men op beide te wijzen, dan zal die navolging een ver beterde editie kunnen worden. Komisch in dezen is het geuniformd soldaatje willen spelen zonder discipline natuurlijk goed is het oefenen in de wapenhandel, dat laatste, maar ook liefst dat laatste alleen, weuschen wij veel meer algemeen te zien. Van 's prinsen bezoek hebben de lezers zeker al wel het een en ander vernomen, zij weten dat Z. K. H. vroeger kwam dan de afspraak was en dat dien tengevolge onze autoriteiten niet thuis waren, zij weten dat gelukkig alles nog in orde is gekomen en dat bijna geheel de Rotterdamsche bevolking naar den prins is komen kijken. De hooge bezoeker heeft bij het afscheid verklaard, en ik had de eer als journalist -in zijn onmiddel lijke nabijheid te zijn toen hij zijn verklaring gafdat de ontvangst hem hier bereid kort weg voortreffelijk was geweest, de joviale en hartelijke gastvrijheid van ons volk dacht hem boven allen lof verheven. Het bezoek aan HH. MM. te Soestdijk heeft niet lang geduurd, bijna den geheelen tijd van zijn bezoek aan ons land heeft hij te Rotterdam doorgebracht en met al wat die stad belangrijks en merkwaardigs biedt heeft hij kennis gemaakt. De Rotterdammers hebben zich daarbij heel schappelijk, soms zelfs buitengewoon beleefd gedragen, alleen bij het avondconcert in de Diergaarde zijn er enkele troepjes vroéflijke jongens en meisjes boven de achttien tegen hem aangehoscht, maar dat heeft Z. K. H. hen niet zoo erg kwalijk genorqen Let ereis op meneer, zei mij een blijk baar heel verstandige politieagent toen ik nog stond te kijken naar de wegvarende Deensche oorlogsstoomer Helgoland", die den prins aan boord had, „let ereïs op, er komen er binnenkort meer zoo Waarom denkt je dat, vrind? Wel meneer en hiér knipoogde de geachte spreker als een mejae veertien jaar is, gaat ze zoo langzamerhand den huw baren leeftijd tfe gemoet, niewaar? enO, zoo De zitting van de vacantiekamer der recht bank heeft deze week niets opgeleverd dat de beschrijving waardig is en die van den gemeenteraad evenmin. Een heel mooi plan is er gevormd door vier leden van de maatschappij tot Nut van 't Algemeen, afdeeling Rotterdam, zij willen namenlijk pogingen aanwenden hier een volks huis te stichten, ongeveer in den geest van het bekende „Thuis" te Amsterdam; er zou in dat een huis openbare leeszaal zijn, een volksgaarkeuken, een volkslogies en lokalen voor volkslezingen. Nu, dat plannetje lacht me toe. Er wordt hier niet te veel voor den werkman gedaan, men laat hem in den regel zich stilletjes betobbenhij kan naar de concerten in het Park gaan luisteren en gaan wandelen, maar van pogingen om hem ver wijderd te houden van het eindpunt van de meeste hier thans bestaande werkmans-amu- sementen DE KROEGwas tot heden geen sprake. Daarom schenk ik evenals de geheele weldenkende wereld te Rotterdam der com missie volle sympathie.... er is echter een maar, een reusachtige maar, daar ontbreekt, na de gedane toezeggingen, nog een halve ton gouds aan de som voor de uitvoering van het plan benoodigd en men weet eigenlijk niet waar men die van daan zal halen. In de vrijgevigheid van mijn vele stadgenooten die het goed missen kunnen, stel ik echter zooveel vertrouwen, dat er alle twijfel aan niet slagen door wordt onderdrukt; wij zullen ons volkshuis hebben, en daarmede zullen enkele rechtmatige grieven van de arbeidende klasse voorgoed hun „raison d'être" verloren hebben. De afdeeling Rotterdam der Nederlandsqfre vereeniging tot afschaffing van sterken dr£nk zal op heden en morgen te houden verga dering te Haarlem het voorstel doen aan te dringen bij heeren reeders, om op hun schepen het rantsoen jenever af te schaffen. De ge woonte dat rantsoen op onze koopvaardij schepen te verstrekken, kweekt volgens die afdeeling drinkers. Er is iets goeds en iets dwaas in dat voorstel, ik wil in mijn volgenden brief want de kwestie is ^interessant genoeg mijn meening motiveeren, een en ander hieromtrent in 't midden brengen om den lezer zoo een kijkje te geven in een inte ressant deel van het typige zeemansleven zooals wij dat hier waarnemen.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1894 | | pagina 6