Nummer 81. Donderdag 11 October 1894. 17e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen.
UITGEVER:
ANTOON TIELEN,
De Echo van het Zuiden,
Waalwykscbe en Langstraatsclie Courant,
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,00.
Franco per post door het geheele rijk 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Waalwijk.
Advertentiën 1—7 regels f 0,60 daarboven 8 cent per regel
groote letters naar plaatsruimte. Adve.rtentien 3 maal ter pbai nog
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsclr-
land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
LOMBOK.
De correspondent te Batavia van de N.
R. Ct. seinde onder dagteekening van Za
terdag
In Mataram zijn 300 vaten rookloos bus
kruit, 4 kisten patronen voor repeteergeweren
eu een hoeveelheid ontplofbare stof gevonden.
De Hollandsche en de witte vlag waaien in
Tjakra. De verovering van Mataram heeft
een kolossalen indruk op den vijand gem- akt.
Eenige hoofden hebben zich met hunne vol
gelingen cvergegeven. De directeur van
binneniandsch bestuur is teruggekeerd.
Van den gouverneur-gen. raa.l van Ned.-
Iodie is hedenochtend (6 October) bii het
departement van koloniën ontvangen het na
volgende telegram betreffende de expeditie
op Lombok
„Bij voortzetten slechting Mataram lijken
vermisten gevonden nabij kruithui", waarin
groote voorraad gevonden. Pemenang door
marine getuchtigd."
De verraderlijke overval.
De thans ontvangen Indische bladen, loopende
tot 7 September, bevatten uitvoerige bijzonder
heden omtrent den verraderlijken, noodlottigen
overval der Baliers op onze troepen in den nacht
van 2j op 26 Augustus.
Even na middernacht zoo schrijft liet Soera-
bayaasch Handelsblad kwam er van achter
den hoogen één meter dikken muur vandePoeri
te Tjakra-Negara, waar ons bivak tegen aanlag,
een overstelpend vuur. Lillas, trompladers, repe
teer- en achterlaadgeweren braakten een regen
van projectielen uit over de onzendie geen
vijand zagen om aan te vallen. Het aantal dooden
en gewonden werd in een paar uar zoo groot,
dat het bivak onhoudbaar wera en een betrekkelijk
kleine dewatempel in de nabijheid van het bivak
moest worden betrokken. In dit met hooge steenen
muren omgeven verblijf was men veilig voor
het vijandelijk vuur.
Doch daarbinnen was tevens aan alles gebrek.
De gewonden hadden geen ruimte, om hun leden
uit te strekken, vivres, water, niets was er. Ook
die post moest dus verlaten worden. Met den
looppas maar in goede orde werd Zondagmiddag
om clrie uur teruggetrokken naar het bivak van
het 7e bataljon, dat in de open sawah (rijstveld)
lag tusschen Tjakra en Mataram. Generaal Van
Ham heeft dien tocht loopende met een schot
door den buik meegemaakt.
In het bivak van het 7e bataillon, dat reeds
bij den aanvang van het vuur in Tjakra-Negara
de derde compagnie onder kapitein Fuhrhop ter
assistentie haa gezonden, was het nog erger dan
te Tjakra gesteld. Ook daar zag men geen vijand,
maar daalde van beide zijden, Mataram en Tjakra,
een hagelbui van projectielen neer. Hier kon
echter het vuur van den vijand beantwoord wor
den, met welk succes is natuurlijk niet bekend.
Offensief optreden was echter geheel onmogelijk.
Even voor Mataram kreeg Van Ham nog een
schot en zeeg neer. //Laat mij liier maar liggen,'*'
riep hij een olïicier toe. Natuurlijk werd de gene
raal toch door eenige dapperen opgenomen en
naar het bivak gedragen. Eenige oogenblikken
later overleed hij en werd met den eveneens ge
sneuvelden le luitenant Musquetier en een kanon
nier in een graf gelegd.
Toen de colonne Bijleveldt, die den 16 naar
Soekarara was uitgerukt, en op die plaats be
richt had ontvangen dour tusschenkomst van een
Sasakker van den overval van Tjakra-Negara,
in het bivak te Mataram kwam, werd Maandag
morgen om 6 uur zuidwaarts over Sekarbela
teruggetrokken, steeds achtervolgd door den
vijand. Ook van achter de muren van die vroeger
door de Baliers verbrande kampong kwam vuur,
dat echter spoedig ophield. De Sasaksche bevol
king van het nieuwe Sekarbela, een verzameling
bamboezen hutjes, hielp onze mannen aan drink
water en klappers en verleende in alle opzichten
hulp en steun. Van Sekarbela werd naar Ampenan
gemarcheerd steeds onder het vuur van den
vijand, die wel een enkele maal trachtte op te
dringen maar dan onmiddellijk genoodzaakt
werd af te deinzen. Majoor Rost van Tonningen
leidde dien tocht meesterlijk. Geen maD behoefde
achter te blijven, de gewonden werden meege
nomen en zoo goed waren alle maatregelen ge
nomen, dat geen enkele kogel doordrong tot de
ambulance.
Te Ampenan, waar kolonel Quispel intusschen
een landingsdivisie had gedebarkeerd, vond men
aanvankelijk rust, doch in den nacht van Maandag
op Dinsdag is ook dat bivak tweemaal geatta
queerd. Generaal Vetter heeft daarop alle huizen
in den omtrek van het door ons bezette gedeelte
van den kampong laten verbranden, zoodat men
nu althans niet meer aan een verrassing bloot
zal staan.
Bij den terugtocht van Tjakra-Negara konden
alle gewonden worden meegenomen, doch anders
ook niets.
De f 240,000 die Zaterdagavond nog van Tjakra-
Negara waren gehaald, bleven ook in het bivak
bij Mataram achter. Van de oorlogsschatting is
alleen f 450,000 in ons bezit gebleven, die reeds
vroeger naar Ampenan waren vervoerd.
In den nacht van Zondag 26 Aug. bracht een
Sasak aan de colonne Bijleveldt het bericht van de
overrompeling van Tjakra-Negara met bevel om
naar Mataram terug te trekken. Den volgenden
morgen om negen uur werd Soekarara verlaten
en zonder eenig vuur te ondervinden tot het ver
brande Kediri doorgemarcheerd. Achter Kediri
ligt de kali Babak, die werd doorgetrokken,
waarna men onmiddellijk in een hollen weg
tusschen twee muren kwam. Daar begon de aan
val. Steenen, lansen, kogels sloegen als een regen
neer. Overste Bijleveldt kreeg het eerste scnot
dat door den arm in de borst doordrong, luite
nant Musquetier kreeg het tweede, ook doodelijk,
in de borst. Een oogenblik later werd kapitein
's Grauwen gewond. De verwoesting onder de
manschappen van den trein was verschrikkelijk.
Toch slaagde men er nog in alle gewonden mede
te nemen en werd onder onophoudelijke beschie
ting van den vijand waarop natuurlijk ons ant
woord niet uitbleef, 't bivak van Mataram bereikt.
Met de colonne Lawick van Pabst is het nog
treuriger afgeloopen.
Deze troep was ook al „ter bevordering der
pacificatie" naar Bato Klian gezonden, en bestond
uit de le en 3e compagnie van het 9e battaillon
onder Christan en Lindgreen, een detachement
artillerie, een detachement mineurs en de trein
onder luitenant Van der Plank, terwijl dr, Ul-
jaki aan het hoofd der ambulance stond.
In den nacht van 26 Augustus ontving overste
Lawick van Pabst te Batoe Klian, van waaruit
talrijke tochten in het binnenland waren gemaakt
en ook de Balische versterking Kota Radja ge
deeltelijk was geslecht, het bevel om op Tjakra-
Negara terug te trekken. Een Sasak bracht den
schrii'telijken last over, waarin echter door een
noodlottig verzuim geen melding vau de ontrui
ming van Tjakra-Negara was gemaakt.
In den vroegen morgen aanvaardde overste La
wick den terugtocht, werd in de omstreeks 18
palen breede platgebrande strook, die tusschen
de Balische en Sasaksche versterkingen ligt, bij
de overgangen van de Babak en de Narmada
zwaar bestookt, doch dreef den vijand gemakke
lijk terug. Narmada werd omgetrokken en bij
die gelegenheid kreeg men één gewonde. Van
Narmada tot Tjakra-Negara werd de colonne niet
verontrust en daar niemand wist welk onheil
er reeds had plaats gehad, werd de kampong
ingetrokken. Doch nauwelijks was de geheele
colonne binnen de kampong en tusschen de
hooge muren, die eiken weg aan beide kanten
begrenzen, ingesloten, of een moorddadig vuur
werd geopend.
Van boven werden steenen neergesmeten, in de
muren^ waren tallooze schietgaten aangebracht,
waaruit a bout portant van alle zijden een
hagelbui van doodende projectielen neerdaalde.
Terugschieten was onmogelijkmen zat in een
muizenval, waarin men eenvoudig werd geslacht.
Overste Lawick, de le luitenant Van derStaay,
de 2e luitenant Van der Kolff, dr. Uljaki, kapi
tein Lindgreen, de le luitenant De Graaf sneu
velden (kapitein Lindgreen, luit. Van der Pland,
dr. Uljaki en 60 minderen, die krijgsgevangen
waren gemaakt, werden 5 dagen later aan
ons uitgeleverd; Redactie); de le luitenants
Musch en De Jong werden gewond, de adjudant
onder-officier Van der Aa, die zwaar gewond in
een tandoe lag, waarvan de dragers werden
weggeschoten, kreeg een tweede schot en maakte,
daar hij niet kon meegevoerd worden, met een
revolverschot een einde aan zijn leven. De trein
werd geheel vernietigd, een dwangarbeider is ge
spaard gebleven. Alle paarden en muildieren
werden neergeschoten, dooden en gewonden be
dekten den geheelen weg.
Eerst tegen den avond verminderde, misschien
door gebrek aan ammunitie, het vuur der Baliers,
en bij het vallen der duisternis werd bij detache
menten de kampong uitgemarcheerd. Kapitein
Christan manoeuvreerde met zijn sterk geteisterde
compagnie Europeanen krachtig door de sawahs
om Mataram heen naar Ampenan en kwam daar
zonder verder veel verliezen te lijden aan. Van
kapitein Lindgreen's inlandsche compagnie kwa
men slechts 22 man over, onder den reeds ge
wonden len luitenant II. J. De Jong, die ook
onder gestadige beschieting Ampenan wisten te
bereiken, en hun gewonde kameraden nog door
den verraderlijken vijand met klewangs en
pieken zagen afmaken zonder eer. hand tot hulp
te kunnen uitsteken.
De terugtocht te Tjakra Negara geschiedde
aanvankelijk in Zuidelijke richting naar Sekar
bela en van daar westwaarts uaar het strand
waar de gewonden door sloepen van de marine
eu de pakketvaart aan boord werden genomen.
De niet gekwetsten bereikten in den morgen van
28 Augustus langs het strand Ampenan.
Heldendaden.
De Soerabaya Ct. schrijftMet de gekwetsten
kwam gisteravond hier aan een gewoon Javaansch
bediende, de van Magelang afkomstige Maitose-
windo, die zijn meester, den luitenant Jansen, op
het oorlogsveld vergezelde.
Deze eenvoudige inlander heeft onder het over
stelpende vuur der Baliërs nabij den tempel te
Tjakra-Negara niet alleen zijn door een scnot in
het been gewonden meester gered en behouden
in het bivak te Ampenan gebracht, doch aan zijn
kalm beleid en onverschrokken moed niet minder
dan aan zijne onbezweken trouw en toewijding
is het alleen te dankendat eene geheele sectie
soldaten, benevens de hen commandeerende lui
tenant en tevens'de stafmajoor Hamerster, aan
de slachting hebben kunnen ontkomen.
Hetzelfde blad ontving nog de volgende bewijzen
van moed
Zoo heeft ook de inlandsche bediende van den
len luitenant Boerma diens leven gered, dooi zijn
meester, toen deze zwaar gewond nederviel, achter
een gedooden sappie te verbergen en hem verder
zoodanig te helpen, dat hij den terugtrekkenden
troep kon volgen.
Voorts hoorde het blad vertellen, dat de 2e
luitenant Vis, wiens geheele sectie gesneuveld
was, geruimen tijd zijn twee vuurmonden per
soonlijk en zonder eenige hulp bediende. Ook aeze
kranige daad behoort aan de vergetelheid ont
rukt te worden, evenals de koel berekende han
delwijze van luitenant Timmer bij den verrader
lijken aanval op Mataram, waarbij hij, toen de
Baliers hun beveiligende muren verlieten om een
uitval te doen, de woest tierende bende tot op
circa vijftien pas liet naderen en eerst toen haar
onthaalde' op een granaat-kartets, waardoor allen
vielen. Hieraan is het, naar men zegt te danken,
dat de Baliers zich niet meer buiten hun muren
durfden wagen.
Wij wenschen (zegt het Bataviaasch Handelsbl.)
nog de aandacht te vestigen op de kranige daad
van luitenant Broekman, die de sluitstukken van
de beide in het bivak te Mataram achtergelaten
veldstukken heeft teruggehaald, nadat de colonne
het bivak reeds verlaten had.
Aan vier dwangarbeiders, Kasmin, GasimantiD,
Kasira en Adjin, is geheele kwijtschelding van
straf verleend, omdat zij met levensgevaar op
Lombok berichten hebben overgebracht.
Was clc verraderlijke aanval te voorzien T
//Janus" (een oorlogscorrespondent van het Ba-
taviaasche Nieuwsblad) schreef 24 Augustus (dus
één dag voor den overval) uit Hatarara
Iets anders is het feit, dat het terugtrekken
der Balische voorposten naar Tjakra mij zeer ge
vaarlijk schijnt; onze bivaks zijn open en bloot
en als nu die teruggetrokken troepen met hun
radja's, die door dit terugtrekken van hun positie
worden beroofd, eens wraak nemen en ons over
vallen, wat dan
Zelfvertrouwen is goed, maar daarin moeten we
niet te ver gaan.
In het Soerabayaasch Handelsblad leest men
le. Reeds geruimen tijd hadden zich zaken
voorgedaan, waaruit kon worden afgeleid, dat
de onderwerping niet ernstig was gemeend. Vij
andelijke benden verzamelden zich, de Baliers
namen een steeds onbeschaamder houding aan,
maar de staf zag niets. Wat iedereen ontwaarde
en uitlegde als een slecht teeken, scheen hij aan
te zien als iets dat van zelf sprak. De beide ge
neraals (Vetter en Van Ham), majoor Hamerster,
het burgerlijk bestuur, alles deelde in die ver
blinding.
2e. Een luitenant schrijft d. d. 20 Augustus
aan een zijner familieleden „Jelui denkt zeker
allen dat wij hier zoo rustig zittten, maar bin
nen korten tijd worden wij allen in de pan ge
hakt. Het verraad schuilt in alle hoeken."
3e. Volgens ooggetuigen werden ongeveer twee
weken vóór den overval ter reede Ampeuan kis
ten met geweren en patronen voor den vorst van
Lombok aangevoerd, die door den scheepskapitein
zijn aangehouden. Nadat hierover aan aen opper
bevelhebber was gerapporteerd, werd door dezen
last tot doorzending aan den vorst gegeven.
Hetzelfde blad deelt de volgende aanwijzingen
op den dag van den overval mede
lo. Voor den overvoer der vivres van Ampenan
naar Mataram cn Tjakra-Negara onder geleide
van een officier, werden dagelijks sappies verstrekt
door Djilantik. Op den dag van het onheil wachtte
de daarmede belaste luitenant tevergeefs op die
levende vervoermiddelenwaaraan hij het geluk
te danken heeft gehad bij den overval niet tegen
woordig te zijn geweest.
2o. Djilantik voor den opperbevelhebber geroe
pen en natuurlijk onraad vermoedende wendde
ongesteldheid voor, waarop de domheid gevolgd
is hem te gaan vragen of nij ook iets kwaads in
den zin had en weder aan zijn onder eede gedane
verzekeringen te gelooven.
Nog verzekert een reiziger van een Singapoor-
sche firma, dat gedurende onze occupatie van
het eiland 15000 repeteergeweren op de oostkust
zijn binnengesmokkeld en het wachten om ons
aan te vallen alleen op deze geweren was geweest.
Vandaar dan ook de schijnbare onderwerping
in den aanvang.
Uit de beschouwingen in de Soerabajasche
bladen kan men resumeeren, dat gedeeltelijk de
schuld voor de onverschillige houding der be
velhebbers voor rekening komt der civiele amb
tenaren.
Herhaaldelijk, dus leest men, is van verschil
lende ziiden gewaarschuwd voor een overval;
herhaaldelijk ook heeft resident Dannebargh ver
zekerd, dat dit onmogelijk was.
Uit de Soer. Crt. citeeren wij
Een staaltje uit vele vinde hier slechts ver
melding
De agent der K. Pakketvaart Mij. te Ampenan,
een zeker in deze aangelegenheid en deze om
standigheden volkomen betrouwbaar Arabier
vernam Donderdag iets van de bestaande plannen
onder de Baliërs, om in den avond vaa Vrijdag
een overval op de Europeesche kampen te doen.
Hij spoedde zich naar een der Kapiteins, te
Ampenan op dat oogenblik aanwezig, en dezen
deelde hij mede, wat hij wist, hem met den
grootsten aandrang verzekerende, dat het zoo was.
De kapitein overtuigd, steeg te paard en rende
naar het hoofdkwartier om de generaals te waar
schuwen.
Men heeft in het hoofdkwartier het evenwel,
naar het schijnt, niet nooaig geacht eenige meer
dere voorzorg te nemen, men waande zich sterk
genoeg. Waarschijnlijk herhaalde ook toen de
resident zijn telkens reeds gedane verzekeringen,
dat het onmogelijk was, en werden die geloofd.
En des avonds van Vrijdag gebeurde er ook
niets Toen meende men in zijn overmoed en
kortzichtigheid dus voor goed, dat al die praat
jes geen grond haddenen men bedacht niet
dat net bloedfeest ook wel alleen kon zijn uit-
hesteld.
Toch was dit zooeen der Balische hoofden
stierf juist dien Vrijdag en daarom is de aanslag
één dag uitgesteld.
Dit feit is gemakkelijk te onderzoeken I
De Java-Bode verzekert, dat ook de controleur
Liefrink reèds 8 dagen te voren voor de booze
plannen der Baliërs waarschuwde.
Aan een particulier schrijven uit Batavia ont
leenden wij de vorige week, dat generaal Van
Ham op zijn bed door de Baliërs letterlijk in
stukken zou zijn gesneden. In de Indische biaden
luiden al de berichten over den dood van dezen
held geheel anders en eenstemmig zijn zij in de
medeaeeling, dat hij door het vijandelijk lood
den dood vond. Hij schijnt eerst aan den arm
en daarna aan den buik getroffen te zijn, Met
eenige andere gesneuvelde militairen werd hij door
de onzen in den dewatempel, waarheen liij zich
teruggetrokken had, begraven.
Het verhaal latende voor hetgeen het is, nemen
wij het volgende uit de J. B. over:
Volgens van Lombok ontvangen berichten, is
de positie van generaal Vetter onhoudbaar, daar de
troep zoodanig het ontzag voor hem heeft ver
loren, dat hem in het bivak o.a. de raad wordt
nageschreeuwd om maar naar zijn vriend Djilantik
te gaan. Het zal in de tegenwoordige omstandig
heden moeilijk zijn zulke oneerbiedige soldaten
voor een krijgsraad te brengen, gelijk, naar men
ons bericht, met kapitein Christan is gebeurd,
omdat deze de vraag hem bij zijne komst te
Ampenan door den generaal met diens gewone
bars'chheid gedaan: rZoo, ben jij daar?" zou be
antwoord hebben met: „Ja, ik ben er, maar het
is uw schuld dat ik zoo weinig van mijn mannen
heb kunnen terugbrengen.' Wanneer dit bericht
juist is, levert het een nieuw bewijs op voor de
treurige gevolgen der noodzakelijkheid van krijgs
tucht voor een leger. Doch er zal geen krijgsraad
te vinden zijn, die een man als kapitein Christan
veroordeelt, omdat hij zich in zijne zoo natuurlijke
verontwaardiging en na het door hem betoonde
beleid uitliet als men zegt dat hij deed. De
soldaten, die hij behouden in het bivak te Ampe
nan terugbracht, gaven als hun meening te kennen,
dat hij, en' niet generaal Vetter verder hun aan
voerder behoorde te zijn. Officieren worden echter
benoemd, niet gekozen.
De Soer.-Ct. schrijft omtrent de stemming te
Ampenan
Wat er bovenal voorheerscht onder den troep
officieren zoowel als minderen dat is ver
ontwaardiging en verbittering tegenover hen, die
de schuld en de verantwoordelijkheid voor de
ramp drageD.
Een gevoel, zelfs niet verminderd door den
duidelijken moedwil, waarmede de militaire leider
zich moraliter vernietigd gevoelend, op alle ma
nieren den dood heeft gezocht, waar die maar te
vinden scheen onder aen dichtsten kogelregen
Alleen voor liem scheen er geen te willen komen,
waar ze van alle kanten de lichamen van zoo
vele braven doorboorden 1