Xummer 2 Donderdag 4 April 1895. 18e Jaargang, Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ANTOON TIELEN, FEUILLETON, t ïmUUlHMliiUJlL! UITGEVER Waalwijk. De Echo van het Zuidea faiwpscle fii Uigstrufsehe Courant, Dit Bind verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,—. Franco per post door het geheele rijk f 1,25. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Résumé der rede uitgesproken door den heer Mr. II. Sineengcop Vrijdag 29 Maart '95, op Musis Sacrum te Waalwijk. We moeten eerlijk zijn en meecleelen dat ons de opkomst zeer meeviel, „Musis Sacrum" was zeer goed bezet. Ongeveer acht uur werd door den voor zitter van het Departement „Langstraat" der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen de vergadering geopend en daarna het woord verleend aan den heer Smeenge lid der 2e kamer der staten-generaal, een prettige en eenvoudige persoonlijkheid met eene lorsche, aangename stem en uitstekende voordracht. „Vooraf echter ditzoo zegt hij 't doet me zoo goed te zien dat ook eenige dames aan de roepstem hebben gehoor gegeven zij.... het zwakke geslachtzooals ze dikwijls genoemd worden doch die in menig opzicht sterker zijn dan wij mannen hetgeen ik van avond behandelen zal is een maatschappelijk vraagstuk van het hoogste geluk, een vraag stuk, dat zoo spoedig mogelijk behoort te worden opgelost in het welbegrepen belang van het Nederlandsche volk, en daattoekan de vrouw zeer zeker ook op zoo uitstekende wijze het hare bijdragen. De verzekering van werklieden voor den ouden dag," betreft een groot deel van het Nederlandsche volk. Spi. acht zich gelukkig lid te zijn van het hoofdbestuur der Maat schappij tot Nut van het Algemeen, dat reeds vroeger herhaalde malen gewezen heeft op de noodzakelijkheid van een Werklieden- Pensioenfonds. „Patrimoniumen de „Nederlandsche Roomsch Katholieke Volksbond» zijn van het actueel belang ten zeerste overtuigd, zelfs in het hoogste wetgevende lichaam is het vraag stuk op den voorgrond getreden, besproken geworden, en gebleken dat het hier geldt een van die dingen, die men trachten moet zoo spoedig mogelijk in 't goede spoor te brengen Hoe 't gebeuren moet dat weet ik niet zegt spr., doch zeker is t, dat er meer sympathie voor moet komen. Naar het Fransch door W. v. R. Overgenomen uit de Meierijsche Courant Het pensioenfonds voor weduwen en weezen van burgerlijke ambtenaren is zeker voor zeer velen een ware uitkomst geweest; denk maar eens aan die bedelbrieven, die vroeger aan de orde van den dag waren, deze of gene agentcommies of andere ambtenaar was overledende weduwe en weezen waren geheel zonder inkomsten, en er bleef niets anders over dan dien minder aangenamen weg te bewandelen. Krachtig propagandeeren voor deze zaak is een eisch des tijds opdat er een einde kome aan de lamlendigheid van zoovelen,die nooit aan den ouden dag denken. Van rijkswege behoort er een middel gevonden te worden opdat de werkman met onbezorgdheid de toekomst kan tegengaan. 't Zijn losse gedachten, geen mooi geheel zooals het op 't moment moest zijn, zegt spr. Ge zult van me hooren het voor en het tegen niet alleen van staatswege, maar onk niet alleen van den werkman behoort de verzekering tot stand te komen. Wat zou het lot zijn van den ouden werk man, die niet meer in staal is te wet ken, en geen fondsen beschikbaar heeft, anders dan zijn wekelijksch loon Het verschil van baas doet er een massa aan toe of af, heeft hij een goeie baas, een baas met een goed hart, dan zal hij hem, die s'.ijt en stram in en door zijn dienst is ge wonden niet alléén laten staan-, doch 't is een vertronwen op 't gegeven woord, maar geen zekerheid, want door den strijd om het bestaan kunnen omstandigheden gevormd worden, die den patroon noodzaken eerst aan eigen familie te denken, en hoe heerlijk zal het dan zijn voor den ouden werkman, zoo er een ronds gevormd is, zoodat hij gerust plaats mag ruimen voor jongere krachten. Deze categorie heeft het nog zoo kwaad niet, maar wat denkt u van de volgende men heeft geen goeie patroon, en men is niet in slaat zooveel te verdienen als tot onderhoud moet strekken, dan kan men ge lukkig rekenen op de lieldadigheid die hem steunen zalhij heeft het dan bestis zeer 161 „Laat ons dan gaan.' /,Hebt gij een wapen „Ja, een revolver.' „Neem die mee.' „Dat was mijn plan ook.' Zevenenveertigste Hooidstuk. Raoul Duchemin opende eene lade en bracht een revolver te voorschijn, die hij, na het geladen wapen goed onderzocht te hebben,in een binnenzak °Ónderweg zal ik nog even eene boodschap te doen hebben,' zeide hij. Waartoe *Ik wil een instrument koopen, dat desnoods kan dienen om het slot van Ovidius deur te doen #Nog een woord,' zeide Stephaan en haalde uit eene portefeuille de dépêche te voorschijn die hij van den maire van Joigny ontvangen had. „Ziet gij wel dat ik mij met u heb bezigge houden' zeide hij, het telegram toonend. „Gij hebt niets te vreezen. En mocht gij op inbraak betrapt worden, dan zoudt gij zeker worden ge arresteerd, doch mijn invloed zou u wel weten vrij te maken." „Ik dank u, mijnheer, voor uwe krachtige be scherming," antwoordde Raoul blozend. De twee personen vertrokken. Een rijtuig stond voor de deur, dat op Stephaan wachtte. Beiden stegen in. ,/Murillostraat! Haastig 1' nep de schilder den koetsier toe. De koetsier wendde 't paard en weldra verdween het rijtuig in volle vaart. Aan den ingang der Munllostraat stapte Du chemin uit en wees Stephaan een restauratie aan, waar hij wachten zou. dankbaar, doch kent harde oogenblikken als 't hem tegen de borst stuit op die wijze zijn einde te moeten halen. Voor eene derde categorie blijft eeue plaats bij de kinderen open doch of dit op den duur zoo prettig zal zijn, betwijfelt spr. zeer O, zeker, ik weet het wel, 't burgerlijk wet boek beveelt den kinderen hunne ouders te onderhouden, doch er kunnen zooveel dinge.i voorkomen, dat zij den ouwen vader als ei*i lastpost gaan beschouwen. Dan nog eene 4e categorie, zij die nl'.e inkomsten missend moeten leven van aal moezen, van liefdadigheidna trouw hun plicht betracht en met energie gediend te hebben, bedelend het land door te moeten gaan 't is waarlijk heel treurig en is het wonder, zoo vraagt spr., als zij met een ze keren wrok dit aardsche tranendal verlaten In Amsterdam alléén bestaan 110 levens verzekeringen, ziekenbussen, begrafenisfond sen en onderlinge maatschappijen, doch t ontbreekt aan deelname men is bang dat men te veel zóu moeten storten om nader hand zoo en zooveel te moeten hebben voor onderhoud. Een groot deel van het Nederlandsche volk is te zorgeloos, er heerscht eene grenzelooze roekeloosheid in de onderste kringen der samenleving. 't Doet spr. genoegen dat er in Waalwijk niet veel armoede heerscht, maar werd er wat minder aan weelde en genot gedaan dan zou men toch wel iets kunnen besparen voor den ouden dag. Spr. is indertijd een warm ijveraar geweest voor de afschaffing van den accijns op zout en zeep, en had zoo gaarne gezien dat die 8 of 9 gulden besparing voor den ouden dag werden aangewend. Men vergeet te vaak om daarop te wijzen en vooral de patroons mogen dit toch niet vergeten. Uit het rapport over Pensionneering van werklieden op 10 Mei 1893 uitgebracht door eene speciale commissie van den Neder- landschen Roomsch Katholieken Volksbond onder voorzitterschap van den oud-minister l)e schilder trok aan de schel. „Is mijnheer Harmant thuis?" vroeg hij den portier, die hem herkende en antwoordde <,Neen, mijnheer, doch mejuffrouw zal mijnheer zeker ontvangen.' De portier nam zijn kaart aandrukte op een schelleknop en ging den bezoeker voor tot in de vestibuul, waar hij het kaartje aan Theodoor, den kamerdienaar overhandigde.' „Mejuffrouw is in de zaal," zeide hij, ,ik zal haar waarschuwen.' Een oogenblik later werd de schilder binnen gelaten. Het meisje had een doodelijke bleekheid op de wangen. Haar vermagerd gelaat, op elke wang met rood gevlekt, zou geen beeld des levens meer geleken hebben, zoo in de oogen niet een koorts achtig vuur geschitterd had. Stephaan gevoelde een diep medelijden. /,Het arme kind is onschuldig aan al de mis daden haars vaders,' dacht hij. „Het zou veel beter zijn dat zij stierf om niet de instorting van het vaderlijke huis te beleven.' „O, dat is lief van u, dat gij hier gekomen zijt. mijnheer,' riep zij uit met een glimlachje dat op hare bleeke lippen pijn deed. „Komt gij hier dejeuneeren? Dat zou eens recht aardig zijn Ik ben alleen en gij zoudt mij een groot genoegen doen, zoo gij mij een uurtje wildet gezelschap houden.' „Het spijt mij, mejuffrouw, dat ik deze uit- noodiging niet kan aannemen.' „En waarom kunt gij dat niet?" ,11c heb reeds ontbeten." „Komt gij dan om mijn vader of om mij „Om mijnheer Harmant. Ik kon niet vermoeden door u zoo vroeg reeds ontvangen te worden." „Mijn vader is naar de iabriek. Hebt gij hem iets dringends mede te deelen „Ik zou eens gaarne zijne ateliers bezichtigen. Ik ben van plan een fabriek te schilderen." „Dan gaat gij naar Courbevoie ,Ja" „Gii zult er bepaald mijn vader aantreffen, den ganschen dag, want hij heeft mij laten zeggen, dat hij niet komt dineeren, daar drukke werkzaamhe den zijue tegenwoordigheid in de fabriek eischen. A propos, hoe staat het met mijn portret?* TSinds eenige dagen heb ik er niets aan gedaan. Doch wees gerust, 't zal wel voor den gestelden tijd gereed zijn. Ik heb mijn werk moeten uit stellen om een reisje dat ik noodzakelijk te maken had. Ik ben naar Bourgonje geweest en Dijon." „De geboorteplaats mijns vaders." „Ja, men sprak mij daar druk over hem.' Mary maakte eene beweging van verwondering. „Wat!' riep zij uit. „Denkt men daar nog aan hem „Wel zeker. Iedereen kent den grooten indus trieel, die zich eerst in Amerika zoo hoog onder scheiden heeft en thans Parijs, met zijn roem vervult. Men is fier op hem.' „Hij heeft daar geen familie meer, geloof ik.' „Dat geloot ik ook. Maar toch spreekt men druk van hem, zoowel als van zijn neef, den eenigen bloedverwant die hem is overgebleven, naar men zegt. Kent gij dien neef?' „O ja, een zeer origineel persoon, neef Ovidius.' „Ovidius?" herhaalde de schilder. „Ovidius Soliveau, wien m'.jn vader de fabriek te New-York verkocht heeft. Het spijt mij niet dat hij daar ginds is gebleven." „En de reden?' „O, hij kon mij niet behagen. Ik heb mij nooit aan zijne wijze van spreken kunnen gewennen noch aan zijne zonderlinge manieren." „Dan is hij nog in Amerika?' „Golukkig ja." „En hij is u hier nog niet komen opzoeken F" „Neen En dat is ook maar goed, want hier zou ik hem nog onuitstaanbaarder vinden.* Stephaan stond op. „Vertrekt gij reeds?' vroeg Mary. „Ja, mejuffrouw; ik ga naar Courbevoie.' Hlenk aan het teekenen van mijn huwelijks contract." „Zekei 1 Zeker „Tot weldra dan." „Ja, mejuffrouw, tot weldra. Stephaan drukte de hand van het jonge meisje, en verliet het liótel. „Dat kind weet nog niet, dat Soliveau te Parijs is,' dacht de schilderterwijl hij in zijn rijtuig stapte. „Zij meent dat de man nog teeds te New-York woont en daar aan 't hoold staat der groote fabriek door Paul Harmant verlaten Wat heeft dat te beteekenen Men geraakt wer kelijk het pad bijster in al deze duisternissen.' Stephaan Castêl liet zich naar de restauratie Ruijs van Beerenbroek, en in welke commissie zoowel geestelijken als arbeiders zitting had den, leest spr. 't volgende op blz. 5 Betrekkelijk weinigen bezitten reeds op eugdigen leeftijd genoeg doorzicht en voor zichtigheid om uit eigen beweging bijzondere zorg te gaan wijden aan een verre, voor hen misschien nimmer aanbrekende toekomst. Nog minder personen hebben voldoende wilskracht en volharding om zich gedurende vele jaren opofferingen te blijven getroosten, die geen dadelijk nut opleveren. Zij, wier loon de grenslijn van het onmisbare levens onderhoud niet overschrijdtverkeeren in volstrekte onmogelijkheid om iets voor later op zijde te leggen Deze Ned. Roomsch Kath. Volksbond heeft dus ook het vraagstuk onder de oogen gezien en komt ook tot de conclusie, dat verzekering van hoogerhand moet worden geboden. De pensioenfondsen zijn over hel algemeen veel te duuren dit geeft natuurlijk geen aanleiding tot toetreding. Ik heb hier, zegt spr., een staatje, aan duidende de wekekjksche pensioenendie door het Nederlandsche werkliedenfonds kunnen worden uitgekeerd op verschillende leeftijden. Wil een twictigjarige zich op 60- jarigen leeftijd een pensioen verzekeren van tl, per week, dan is de jaarpremie f3.61 of 71/2 cent Per week, voor een dertigjarige f 6.60 of 13 cent per week, en dit is nu een tonds dat geen directeuren of commissarissen behoeft te betalen en ,ook geen rente aan aandeelhouders uitkeert, in 't geheel slechts een tractement voor een boekhouder. Na een half uur pauze vervolgt spr. zijne belangrijke rede, en begint te vertellen dat zijn onderwerp droog en saai, maar hoog noodig is, en dat de tijdsomstandigheden het gebieden, want men mag verschillen in de wijze hoe en waarop de uitvoering moet geschieden, doch dat de verzekering van den ouden werkman dringend noodig is, hierin duldt spr. geen tegenspraak. brengen, waar Dnclierain op hem wachtte. „Paul Harmant is in de fabriek," zegde hij, „en gaat niet naar huis dineeren.* „Dan heeft hij reeds over zijne avonduren be schikt,' antwoordde de vroegere stadhuisklerk van Joigny. „Dat is waarschijnlijk,.... zeker, wellicht.' „Als hij Courbevoie maar niet verlaat, alvorens mijn telegram ontvangen te hebben 1* „Koester daaromtrent geen vrees. Dat zal ik w,el weten tegen te houden... Is 't ontbijt besteld?' „Ja, mijnheer, men wachtte slechts op u om op te dienen.' „Laat ons dan haastig ontbijtenwij hebben geen tijd te verliezen." In een half uur waren beide personen gereed. Stephaan betaalde en stapte in, gevolgd door Duchemin. 't Was middag. „Naar 't naaste telegraafbureau!" beval de schil der aan den koetsier. Het rijtuig stond voor 't post- en telegraafkan toor stil van den boulevard Maleshcrbes. De twee personen traden binnen en verzondeu de dépêche „Paul Harmant, Constructeur Mecanicien, Courbevoie. „Wacht u bij mij, heden avond, negen uur. „Zeer dringend. „OVIDIUS.» „Waarheen gaan wij thans vroeg de koetsier, terwijl beide heeren weer instapten. „Naar de brug van Neuilly,' antwoordde de schilder. Het rijtuig rolde weer voort door de druk be zochte straten. Aan 't uiterste einde der brug stapte Raoul uit, wees zijn makker met den vinger eene plaats aan, die hem gewoonlijk tot observatiepost diende, en sprak „Daar zal ik wachten.' „Afgesproken. Ik zal Harmant slechts verlaten wanneer de tijd begint te naderen, dien wij in het telegram bepaald hebben... Ik zal u dus ran avond niet wederzien; maar heden nacht of morgenvroeg wacht ik u bij mij. Heb goeden moed, en vooral geen zwakheid. „O, wees zonder vrees." Wordt vervolgd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1895 | | pagina 1