Nummer 69. Donderdag 29 Augustus 1895. 18 Jaarganr> Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen* VERGEEF ONS ONZE SCHULDEN, ANTOON TI ELEN, Borgen. FEUILLETON. BUITENLAND. Beigie. Frankrijk. UITGEVER Waalwijk. De Echo van het Zuiden, Waalftijksclie ra Laiio'slriialsclii1 Courant. Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsp r ij s per 3 maanden f 1, Franco per post door het geheele rijk f 1,35. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever AdVEitTENTlËN 17 regels f0.60; daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven «orden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel Een jong handwerkman op den „gouden bodem" vertrouwend, dien het handwerk heeft, of beter gehad heeft, begint eene eigen zaak en hoopt met vlijt en spaarzaamheid door de wereld te komen. Wat hij en zijn vrouw aan liggend geld bezitten, wordt in de zaak gestoken, daarbij nog eene kleine som opgenomen, die wel spoedig zal afbetaald zijn. Ofschoon hij in de plaats weinig bekend is, heeft hij toch dadelijk veel meer werk dan hij kon ver wachten, derhalve alle kans, dat zijne zaak goed gaan zal. Het werk blijft ook, de eene klant geeft als het ware den anderen de deur in de hand, men zou raeenen, dat de man binnen kort moet rijk worden. En toch gaat hij meer en meer achteruit, van het eene jaar tot het andere wordt zijn crediet geringer, men spreekt reeds ervan dat hij in de grootste geldverlegenheid zit. Waarvan komt dat De wereld, die altijd het beste van den evenmensch denkt, spreekt allei lei vermoedens uit. „Hij zal wel met zijne familie te lekker ervan geleefd hebben," meent de eene. Indien hij wist hoe eenvoudig burgerlijk de familie leeft en altijd geleefd heeft, zou dit oordeel niet vallen. „Misschien te veel opschik in de kleeding?" Wel was bij hen alles proper en zindelijk maar dat veroorzaakte niet veel uitgaven doordat de kleederen altijd gespaard en uiterst netjes in orde gehouden worden. „De man zal het geld wel naar de herberg gedragen hebben." Hier en ginds heeft hij een glas bier gedronken, maar alles te zamen genomen, beloopt dit niet de helft van hetgeen een gewoon arbeider kan verteren. „Dan moet de man driften hebben, waarvan men minder gewaar wordtmisschien speelt hij gaarne hoog." Misgeraden, hij raakt geene kaart aan, elk spel, het zij wat het wil, mijdt hij uit beginsel. 19 Een luide kreet van den jagerraeester maakte Leone opmerkzaam, dat het dier recht op hem aanstormde. Een oogenblik dacht Leonezou het geen wel daad zijn als het dier mij neerwierp en ver scheurde Is het niet onzinnig, dit redeloos dier, dat zich over niets te verblijden heeft dan over zijn bestaan, het leven te ontnemen, alleen om het uwe te redden, dat niets .meer zijn kan dan een aaneenschakeling van ellende en smart? Doch de zucht naar zelfbehoud en de strijdlust van den jager behielden de overhand. Een reus achtige vijand voorwaar, die daar snuivend, be dekt met schuim op hem losstormde, des te grooter zou de overwinning zijn. De ever lette blijkbaar volstrekt niet op Leone's jachtgenooten, nu hij den capitano eenmaal in het oog had, vloog hij, met inspanning van al zijn krachten op dezen los. Zoo onstuimig was de aanval, dal Leone, niettegenstaande zijn ver bazende spierkracht en zijn vaardigheid in het speerwerpen, achterover stortte. Maar nog voordat zijn metgezellen konden toe springen oin hem op te hellen, stond hij weder ongedeerd op zijn beenen en naast hem lag het stekelig monster, de schrik der bosschen van Monte Cespino, door de spies midden in de borst getroffen. Van alle zijden werd de overwinnaar begroet. De eerste helft van het jachtfeest hiermede afgeloopen zijnde, ging men over tot het tweede, die aan zou vangen met een drinkgelag in de zalen van Mor.te Cespino. Dadelijk ging men op weg en eer er een uur verloopen was, zat men in de ruime voorzaal onder een glas koelen Chianti, waarbij de dochters des slotvoogds allerlei spijzen ronddienden. Leone, die door de buitengewone inspanning zeer dorstig was geworden, ledigde den beker sneller dan gewoonlijk, waardoor het niet lang duurde of de gloed van den wijn steeg hem naar liet hoofd. Het gezelschap werd nu tamelijk „Dan weet ik niet, hoe het komt, er is geene andere verklaring dar. dat hij zijne boeken niet in orde gehouden heeft en zoo doende groote verliezen leed Dit vermoeden komt reeds dichter bij de waarheid, maar heeft toch eene fout: dat het den handwerksman de schuld geeft. Er zijn echter twee andere redenen, nl. borgen en kale klanten, die beide vijanden van het handwerk, die meer er aan schaden, dan de geheele bedreiging van het kapitaal. Er is daarover reeds veel geschreven en toch worden de nieuwjaarsrekeningen nog altijd slecht betaaldzoodat het misschien zijne goede zijde heeft, op deze plaats nogmaals daarop te wijzen. Onder de borgers zijn ..zeer nette" lui, die te deftig zijnom op hun tijd te betalen. Hoogstens eenen keer in het jaar mag hun de handwerksman met de rekening aankomen, maar dan wordt ook nog niet dadelijk contant betaald, men wacht van week tot week daar mee, denkt misschien aan de rekening niet meer. De handwerksman stuurt eene beleetde herinnering, maar komt daarmee slecht aan: „Wat onbeschaamde kerel! dat beetje geld kan hij krijgen maar wij zullen ons wel wachten, nog bij hem te laten werken!" Deze soort van borgers is meer verbreid dan men misschien meent, bijna ieder hand werksman, d;e „vette klanten» heeft, zou daarvan voorbeelden kunnen aanha'en. Dat het nobel is, zijne schulden te betalen als zij vervallen zijn, maar het tegendeel van noblesse, daarmee te dralen, is wel onloo chenbaar en werd het in de practijk algemeen toegepast, dan zou menige handwerksman minder zorgen hebben. Nauw verwaut met deze soort zijn de ge makzuchtigeudie uit onverschilligheid en gemakzucht van de eene week tot de andere met betalen wachten. Zij willen wel betalen, het komt hen niet in het hoofd, dat de hand werksman te gronde moet gaan als allen deden zooals zij, maar „zij komen niet zoover," het is hun te lastig, hel komt hun nu juist niet gelegen. Als de handwerksman dan luidruchtig, zoodat hij ongemerkt weg kon om in den slottuin kalmte en rust te zoeken. Met zoo volle kracht brandde hier de zon, dat de capitano zich naar de Noordelijke poort wend de, die recht tegenover den hoofdingang was. Toen hij den grendel terugschoot' en over het kleine ophaalbrugje ging, was het hem of een frissche zeelucht hem tegen woei. Langzaam ging hij voort, verrukt ook hier aan de Noordzijde een woud te vinden, dat wel is waar minder wild en dicht, maar toch grootscher en prachtiger scheen dan de wildernis aan de zuid westzijde. Hij ging de trappen af, die in de rotsen waren uitgehouwen en bereikte zoo een voetpad, dat geheel met mos begroeid en blijkbaar sinds lang niet meer betreden was. Eenige wilde vogels vluchtten in het dichte gebladerte. Langzaam daalde hij in het dal af. Opeens klonk hem een onderdrukte kreet in het oor, als van eene zwakke menschenstem, die kreunend om hulp riep. Hij rilde. Meermalen reeds had zijn verbeelding hem dergelijke parten gespeeld; dan hoorde hij weer Pia's stem, klagend, radeloos, die in wan hopiger. angst Leone riep als dien morgen, toen hij de deur van het torenkamerije grendelde en haar voor immer verliet. Nooit echter was die zinsbegoocheling zoo treffend, zoo sterk geweest als thans. Hij drukte de hand op de plaats, waar hij den brief van Grimaldo bewaarde, het papier kraakte en het hart klopte zoo onstuimig en wild, dat de adem hem bijna werd afgesneden. Hij bleef staan. Pia, fluisterde hij, mijn eenige onvergetelijke vrouw. Neen, die vreeselijke, die onbeschrijfelijke marteling kan ik niet langer uithouden Liever de grootste schande, dan dat. Ik kom Pia, ik kom. Alles wat ge mij misdeedt, zal ik u verge ven, alles, alles ja J.k zal u redden, er kome dan van wat er wil Opnieuw klonk die jammerkreet in het bosch, nu luider en duidelijker. Meen, dat was geen zinsbedrog, dai was liet werkelijk hulpgeroep van een die in gevaar verkeerde. Voorde derde maal klonk het uit het kreupelhout daarginds, schel, hartverscheurend, langzaam wegstervend in een pijnlijk dof krounen. Leone aarzelde nu niet langer. Vlug doorliep hij den afstand die eindelijk iemand stuurt om het geld te halen, betalen zij onder omhaal, zijn ten slotte nog blij de zaak van den hals te hebben, zij besteilen weer, maar gaan verder in hun oude sleur. Zulke menschen zijn niet te verbeteren, daarom baat het ook niet, hun hier een preek te houden. De derde soort vormen de lichtzinnige schuldenmakers, zij. die boven hunnen stand leven en door het borgen zoo wenschen vooit te gaan. Deze soort is talrijk en de kanker van den handwerkersstand. Het is onge- loofelijk hoe lichtzinnig de menschen tegen woordig zijn, hoe lichtvaardig zij schulden maken. Men vraagt zich niet af, of bruintje her ook trekken kan," en men vergeet heele- maal het spreekwoord," dat men zich moet strekken naar de dekken'- zooals het in Limburg heet. Men borgt bij den kleermaker, bij den smid, bij den schoenmaker, bij deu schrijnwerker en den timmerman kortom overal, en wil de eene zijn geld hebben, dan gaat men weder bij eenen anderen. Wij willen hier niet spreken van de be driegers, maar van menschen van goeden wil, die door de slechte gewoonte van het borgen eindelijk zoover komen, dat zij er geen gat meer in zien en met den besten wil niet kunnen betalen. Het ergst ervan is, dat vele handwerkslui, omdat zij dergelijke kleine bankroeten voor zien, de goede betalers des te meer laten bloeden." Is dat wel eerlijk Kon men toch weer tot de oude goede gewoonte terugkeeren, om n.l alles zooveel mogelijk contant te betalen. De hand wei ks- man zou er zeker wel bij vuren, de geleverde zaken zouden goedkooper zijn dan thans en menigeen die nu tot over de ooren in de schuld zit zou zoover niet gekomen zijn doordat hij beter de uitgaven van zijn gezin naar de inkomsten wist te regelen. Vele inwoners der dorpen hebben de slechte gewoonte naar de stad te gaan, z">odra zij geld hebben, om er allerhande zaken te koopen, die zij allicht sterker, beier en voor- deeliger in hun eigen dorp zouden koopen. hein nog van het boschje scheidde, boog de takken uit elkaar en drong er binnen. Hij luis terde even. liet klonk nu in zijne onniiddelijke nabijheidzuchten en reutelen. Nog een paar schreden en het hout werd dunner, een open plaats inet eenige pijnbootnen werd zichtbaar en daar lag, met het hootd op een uitstekenden boomwortel, met gesloten oogen en gescheurd jachtbuis, overstroomd van bloed Ugo de Falconari. Hevig ontsteld bleef Leone een oogenblik als vastgenageld staan. Ugo, riep hij smartelijk, moet ik dan alles verliezen, alles, ook u, de vriend van mijn jeugd, mijn trouwen wapenmaker, dien ik lief had als een broeder I Hij boog zich over den stervende heen, die een breede diepgapende wond in het onderlijf had. Ugo opende de oogen, zijn gelaat was bij het hooren vun Leone's stem akelig verwrongen. Weg, gilde hij, weg, raak mij niet aan, Leone gij bezoedelt uwe hand en onteert u zeiven Ugo, dierbare, ongelukkige vriend. Als me- een laatste krachtsinspanning hief Ugo het hoofd op. Ik uw vriend riep hij woest en akelig lachend. Uw beul ben ik, Pia's beul, een laag hartige, die nu door Gods toorn getroffen is. Ugo, gij raaskalt! Neen iluistcrde Ugo, terwijl zijn hoofd neer viel, uw Pia is lein als het zonlicht! Ik heb allesgelogen. Ik... ikbegeerde haarzij weigerde en toenverzonik wraakDe onbekendehield zij voor Piero Tolomciik heb eenmet valschennaamO God ikik kan niet meerLaat haar u alles vertellengeloof ieder woord.. nooit is in diedie engel eenige booze gedachte opgekomen. Leone stond als versteend naast den zielto gende wat hij daar hoorde was zoo ontzettend, dat zijn krachten er te kort bij schoten Hij wilde schreeuwen maar zijn tong w.is verstijfd, het was hem als hield, zijn hart op te kloppen. Voor de laatste maal, kwam het bewustzijn bij den gewonde terug, nog een enkel oogenblik zonder pijn. Leone, sprak hij met matte stem, wie weet of alles niet weder goed te maken is. En wan neer het geluk van voorheen weder re terugge keerd, als gij haar, die het licht van uw leven Het is niet alles goud wat er blinkt in de stad. Hebben zij geen geld meer, dan blijven zij in het dorp en borgen. Daarom zoo weinig mogelijk, beter niet geborgd en den handwerksman zoo spoedig mogelijk zijne rekening betaald. Mocht dit opstel in dit opzicht eenige goede uitwerking hebben bij goeden wil der lezers moet het dit hebben dan zou onze moeite rijkelijk beloond zijn. (N. K.) Een droevig ongeluk heeft Zondagmiddag omstreeks 1 uur aan het strand te Ostende plaats gehad. Hij de golibrekers tegenover het Chalet royal waren eenige badgasten aan het baden toen plotseling drie hunner door den stroom werden meegevoerd. Een hunner werd gered, de beide anderen echter verdronken. Hunne lijken werden spoedig aan land gebracht en uren achtereen beproetde men de levensgeesten op te wekken, doch het was vergeetsche moeite. De exprestrein die Zondagmorgen van Brussel naar Duitschland vertrok liep te 1 irlcmont op een leegen trein. De stations chef werd gedood. Te Brussel is bericht ontvangen, dat luitenant Pelzer, een Belgisch officier in dienst van den Kongo-staat bevelhebber in het Kassai-district, in een gevecht met inboor lingen is gedood. Het Journal des Débats wijst er met heel veel genoegen op, dat Jaurès, een der leiders der collectivisten er warmpjes in zit. Hij heeft een grondbezit vati 120 H.A. (300 ge- met), dat hem een onbezorgd bestaan waar borgt. Later erft hij nog 30 H A. Het is bekend, dat o.a. in Belgie Van der Velde is, weder bij u hebt, beloof mij dan dat gij den ellendeling, die bloedend hier voor u ligt, niet zult vervloeken. O! ter wille van mijn grenzeloos berouw. Vergeef mij Leone, opdat, ik sterven kan. Opeens stiet hij een verschrikkelijke!! gil uit. U hoe vreeselijk brandt en schrijnt mijne wond, kermde hij, in een duldelooze pijn de vuisten ballend. Dat vervloekte beest! Maar het was mijn loon, deshemels hand bestuurde en beschikte het zoo. De tanden van deneverwaren in dienst van den wreker. Van den wreker, die tevens de barmhartigheid is, wijl hij u in het laatste oogenblik nog bij mij zondO, dat is de dood L-jZÜn lichaam rilde in een hevige stuiptrekking. Bewogen door innig medelijden legde Leone hem do hand op het hoofd, als om hem gerust te stellen. Dank, dank! fluisterde Ugo, bijna niet ver staanbaar, nu kan ik Hij k'o^ dezen zin niet voleindigen, met een Schok strekte zich zijn bebloed lichaam uit. Nog eens richtte hij zich in zijn doodstrijd op, maar met reeds gebroken oogen. Toen bleef hij roerloos liggen. De toppen der boo men bewogen zich in een kalm windje, de stralen der zon drongen door het gebladert en kleurden de slanke stammen bloedrood. Hijgend en doodsbleek keerde de capitano op het slot terug, waar hij het geheele gezelschap reeds in den tuin vond. Overal had men, maar vergeefs naar hem gezocht. De gasten waren be sluiteloos wat te beginnen, want reeds sinds anderhalf uur was Leone verdvenen. Taddeo meende dat men gerust kon wezen, hoewel de overigen veronderstelden, dat Siena's stedevoogd wel iets overkomen kou zijn, een plotselinge ongesteldheid of iels ergers misschien. Terwijl het gezelschap dus van gedachten wis selde, betrad Leone den tuin, begroet met luide vreugdekreten, die echter, toen men zijn mar merwit gelaat zag, versmoorden. Ontsteld week men terug. Leone deelde den jagers in afgebroken zinnen mede dat Ugo de Falconari door een der aange schoten wilde zwijnen was overvallen en doodelijk gewond in het boschje lag, dal hij hen beknopt beschreef; toen zakte hij plotseling ineen. Gian Taddeo en de dochter van den slotvoog

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1895 | | pagina 1