Summer 8. Zondag 26 Januari 1896. i9e Jaargang ©©gewijd aan Handel Industrie en Gemeentebelangen» antoon tielen De Bankiersvrouw. Huiselijkheid. FEUILLETON. Staatkundig overzicht. 1843. Hr UITGEVER- "Waalwijk. Waar, dat herinneren we ons niet meer, maar gelezen hebben we 't, dat de Neder landers vergeleken werden bij huisdieren. Dat moest als een lofspraak gelden. Wordt van de Eransolien, inzonderheid die der groote steden, gezegd, .dat zij zich het meest thuis gevoelen iti gezelschappen buitenshuisen dat zij hun woningen slechts beschouwen als een gelegenheid om te slapen, toilet te maken en hun maaltijd te gebruiken bij ons heerschen andere zeden. Hoe aantrekkelijk is niet de beschrijving van een burgerwoonvertrek, waar des avonds, als de dagtaak is afgewerkt, liet gezin oin de tafel vereenigd zit; waar het vriendelijk schijnsel der lamp in harmonie is met het zacht geruisch der theeketel De kleinste kinderen maken zich gereed naar //bedje de veer" op reis te gaan echter niet dan na nog een poosje op schalksche wijze aan moeder ten plechtigs te te hebben verzekerd, dat zij nog //niks geen slaap hebben7', de oudsten zijn nog een uurtje aan het school werk bezig, soms met een ernstig peinzend gezicht.als de draad van een zware som niet gauw genoeg gepakt kan worden. Vader verdiept zich iu zijn nieuwsblad en maakt in stilte politieke bespiegelingen, terwijl hij de blauwe wolkjes uit zijn pijp nastaart, nu en dan een blik van welgevallen rich tende naar moeders dicht-arbeid, die echter met poësie niets te maken heeft. Zulk een avond, rustig doorgebracht aan den huise lijke» haard, weegt op tegen de moeiten en zorgen van den werkdag die voorbij is. We zouden alvorens verder te gaan, de vraag mogen stellen Hoe staat bet toch wel met dien zoo hoog geroemde» zin voor huiselijkheid van onze Hndgenooten is hij een werkelijkheid, of behoort hij tot het gebied der legenden Men gelieve slechts te letten op enkele verschijnselen van onzen tij'l. De gelegen heden tot uitspanning nemen in zoo sterke mate toe, dat de rustige ontspanning, die voor het behoud van het arbeidsvermogen onmisbaar is, er ernstig door bedreigd wordt. Wij hebben er vollen vrede mee, dat de ontwikkeling van den kunstzin ook haar eischen heefthet frischt opnu en dan een goed concert te hooren, een voordracht bij te wonen, een tooneelvoorstelling te zien. Ook zijn er algemeene belangen, die men met zijn medeburgers heeft te behartigen waartoe van tijd lot tijd samenkomsten noo- dig zijn. Poch wat, met mate gebruikt heilzaam kan zijnmist niet slechts zijn uitwerking maar wordt noodlottig, als men er zich aan tc buiten gaat. En nu is het een feit, dat tal van mensclieu uit allerlei standen het allerverschrikkelijkst vinden als „er niets is te doen", als zij //ge doemd zijn" om thuis te blijven: inderdaad die uitdrukking is aan het werkelijk leven ontleend. In een vergadering van werklie den, waarvan wij kort geleden het verslag kregen, lazen wij, dat de voorzitter tot deel neming in de nooden van zekere werksta kers opwekte, zeggende: „Het is niet zoo heel ergals we eens een enkelen avond niet uitgaan en met het daardoor uitge spaarde geld onze broeders te hulp komen Volkomen waar, maar toch teekenachtig. Eveneens is liet gelegen met de verga dermanie van onze dagen. Men richt eiken dag nieuwe vcreenigingen op en wie niet van een half dozijn bondafdeelingen be stuurslid is, telt haast niet mede. De groot ste kunst is, zijn avonden zoo te. verdoelen, dat alle vergaderingen de noodige belang stelling genieten men wil allen heiligen hun kaarsje geven. Alleen de heiligste van allen de huiselijke kring, komt er het zuinigst af en bijna zou men geneigd zijn, een volwassen Nederlander in zijn woning aantreffende tot hem ie zeggen „Kerel wat ben jij toch voor een antediluviaansch wezen heb je je convocatiebillet niet ontvangen Men zal ons misschien verwijten, als wij op matiging aandringen, dat wij de behoefte aan uitspanning miskennenof geen hart hebben voor de publieke zaak die publiek behandeld moet wordendat wij den zin voor gemeenschapvoor samenwerking een domper willen opzetten. Wie zoo onze be doelingen willeDs en wetens miskentga gerust zijn gang. Wij treden op voor de rechten van het huisgezindat de akker is, waar alle maatschappelijke en burgerlijke deugden ontkiemen en zich krachtig ont wikkelen voor de rechten van het opko mend geslacht, welks dierbaarste belangen worden benadeeldals vader geregeld de woning ontvlucht. Want, wat er van die jonge menscben moet worden als zij niet voortdurerd het toezicht en het voorbeeld hunner ouders genietenals zij groot worden onder den indrukdat het tehuis zijn een opoffering, een kwelling is, inderdaad, daarvoor houden we ons hart vast. niets meer over gehoord, tot nu de Figaro spreekt van een bevestiging van het gerucht uit de traditioueele „goede bron". Nu komt een auder vertellen, dat er in politieke krin gen te Parijs inderdaad gesproken wordt over een dergelijk plan, doch dat het toch nog niet zoo geheel zeker schijnt, omdat menschen, die er eigenlijk alles van weten moeien, precies doen als waren zij er geheel onkundig van. Lui, die van den middelweg houden, als zijnde die het veiligst, hebben er alweer wat op gevonden keizer Wilhelm, zou wel te Villefranche komen, doch niet aan land gaan en zoo zou er ook aan boord, dus eigenlijk op Duitschen bodem (maar dan toch in Fransch watereen samenkomst plaats vinden tusschen den heerscher over Duitschland en den troonopvolger van Rus land. Hoe 't zij, het nieuwtje is gelanceerd als een waarschijnlijkheid in de naaste toekomst en de protesten (meer ot minder hevig naar den aard en het karakter der protesteeren- den) die voor twee jaar zijn gehoord in de stad aan de Seine, zijn niet herhaald. Toen was het naar aanleiding van een gerucht, heel losjes gelanceerd, aangaande 's keizers plan om in i900 de wereldtentoonstelling te Parijs te komen bezoeken. Madame Adam was het, die uitriep: „Als er geen enkel Franschman meer is, die hem onzen haat toeschreenwt, zal ik het doen" en Rochefort meende, dat het Frankrijks plicht zou zijn, „Wilhelm II te arresteeren als een spion \u Spoedig was de drukte voorbij: men hoorde niet meer van de zaak, tot nu voor eenige dagen het nieuwe plan opdook. Gunstig ont vangen is het niet, maar bekampt evenmin. Zou daaruit nu de gevoltrekking te maken zijn, dat de revanche-schreeuwers zich verzwakt in aantal voelen of achten zij de Parijzenaars in massa allengs wijzer geworden. Het zou wel aardig zijn als het gerucht, al mocht 't dan ook niet verwezenlijkt wor den, zich eenigen lijd kon handhaven; de regeering der Republiek zou er leehjk door in 't nauw komen. Hoe gestreng 't incognito De Echo Tan het Zuiden, ii Uafslriilsrtt Courant, Dit Blad verscliijrt Woensdag en Zaterdagavond. 'Abonneraentsp r ij s per 3 maanden 1' 1, Franco per post door liet geheele rijk f 1,55. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco e zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. T.' «a 4 Hebt gij hedennacht hiernaast geslapen vroeg de commissaris hem. Ja mijnheer, zooals altijd. Hoe laat zijt ge te bed gegaan Tegen half elf, en ik had den avond in bet koffiehuis hier naast met een huisknecht van mijnheer doorgebracht. En hebt gij van nacht geen beweging ge hoord Neen mijnheer, ik slaap toch zoo licht, dat ik altijd wakker word als mijnheer eens een enkel maal naar beneden naar de kas gaat, Komt mijnheer Fauvel dikwijls 's nachts naar beneden Neen mijnheer, zeer zelden. Is hij er van nacht geweest Neen mijnheer, ik weet zeker van neen, daar ik d ior de kollie die ik met den huisknecht gedronken had, haast niet sliep. Het is wel, zei de commissaris van politic,^ gij kunt weggaan. Anselrne vertrok en Fanve_' zette zijn onderzoek voort. Hij had de deur van de trap geopend, die naar het privé-kantoor van mijnheer Fauvel leidt. Waar voert deze trap heen? vroeg hij. Naar mijn kantoor, antwoordde mijnheer Fauvel. Is dat niet dezelfde, waarop ik naar boven gelaten werd? vroeg de commissaiis. Juist. Ik zou dat kantoor wel willen zien, ver klaarde Fanverlot, ik zou dien toegang gaarne onderzoeken. Wel, niets gemakkelijker dan dat, zei de heer Fauvel met vuur, komt mijneheeren, Prosper ga ook mee. Het privé-kantoor van mijnheer ^auvel bestaat uit twee deelen; eerst de weel derig gemeubileerde wachtkamer, vervolgens zijn werkkamer, waar bet geheele meubilair bestaat uit een enormen schrijflessenaar, drie a vier leeren leuningstoelen en aan iedcren kant van den schoorsteen een schrijftafel en een papiermand. Deze twee vertrekken hebben drie deuren, waarvan de eene naar de geheime trap toegang geeft. Door de andere komt men in de slaapka mer van den bankier; de derde opent op de trap die naar liet groote portaal voert en langs deze worden de klanten en bezoekers naar boven ge laten. In een oogenblik had Fanverlot liet vertrek waar (1e lessenaar staat doorsnuffeld. Ilij eclieen teleurgesteld, omdat hij gehoopt had, iets te vin den, wat opheldering kon geven en hoegenaamd niets van dien aard kon ontdekken. Laat ons den andereu kant zien, zei hij en begaf zich dadelijk naar de wachtkamer, door den commissaris en den bankier gevolgd. Prosper bleef alleen in het arbeidsvertrek ach ter. Hoe verward zijn gedachten ook waren, besefte hij toch, dat zijn positie met iedere mi nuut ernstiger werd. Hij had den strijd met zijn chef verlangd en aangenomen, die strijd was begonnen en nulling het niet meer van zijn wil af, dien te onderbre ken en de gevolgen te vermijden. 'Zij begonnen een strijd op leven en dood waarbij alle wapenen gebruikt werden, lot dat een van de twee zou bezwijken, om dc nederlaag "zijn eer te betalen. Vie zou in de bogen der justitie onschuldig zijn? Heinas, de ongelukkige bediende voelde al r te goed, hoe ongelijk de kansen stonden en het gevoel zijner minderheid vernietigde hem. Nooit, neen nooit had hij gedacht, dat zijn chef die be dreiging' ten uitvoer zou brengen. Want in elk geval moest, nu den lieer Fauvel in liet proces, dat er zou volgen, evenveel wagen als zijn kassier, maar hij had ook veel te verliezen. In een leuningstoel nabij den schoorsteen ge zeten verdiepte hij zich in de somberste over denkingen, toen de deur der slaapkamer ge?pend werd. Een jong meisje van buitengewone schoonheid veischeen op den drempel. Zij was groot en slank en een ochtendjapon, die om haar middel met een zijden koord bij elkander gehouden werd, deed den weelderigen groei van haar lichaam zeer voordeelig uitkomen. Haar donkere, zachte oogen gaven haar lint de gelijkmatige, matte bleekheid van een vviite ca melia en haar mooi, zwart, nog niet opgemaakt haar, samengehouden door een licht schildpadden Eens, 't zij vroeger of later, moet 't er toe komen: keizer Wilhelm van Duitschland wil naar Frankrijk en als die iets wil... Nu is weer gemeld, dat hij voornemens is een bezoek te brengen aan den zieken czarewiich van Rusland, die te La Turbie bij Monaco toeft en dat hij daartoe te Villefranche met zijn jacht „Hohenzollern" voor anker zal gaan. De Frankfurter Ztg. heeft het nieuwtje in de wereld gebracht, enkele Fransche bladen hebben het aan hun lezers overgebriefd zon der eenig commentaar en toen is er weer kam, viel weelderig, in lange, zwarfe krullen op haar hals, die prachtige lijnen vertoonde. Het was de nicht van den heer Fauvel, van welke hij voorheen gesproken had. Madeleine. Toen zij Prosper Bertoray in het kantoor zag, waar zij waarschijnlijk gedacht had, haar oom alleen te vinden ontsnapte haar een kreet van verwondering. Ah! Prosper sprong als geëlectriseerd op. Zijn tot nu toe doffe oogen schitterden plotseling, alsof hij een boodschap had ontvangen, die hem hoop bracht. .Madeleine, zei hij, Madeleine. Het jonge meisje was rooder dan een pioenroos. Eerst scheen zij zich te willen terugtrekken en deed zelfs een stap naar achterenmaar toen Prosper haar genaderd waswas haar gevoel sterker dan haar wil en zij bood hem haar hand aan, die hij in de zijne nam en eerbiedig drukte. Zoo bleven zij voor elkander staan, onbewe gelijk, bedwelmd, zoo bewogen, dat beiden het hoofd bogen, bevreesd, dat hunne blikken elkaar zooveel te zeggen hadden, dat ze niet wisten waar fe beginnen, zwegen ze. Eindelijk bracht Madeleine er nauwelijks ver staanbaar Prosper, gij uit. Deze enkele woorden verbraken de betoovering. De kassier liet haar blanke hand los en op den bitterslen toon antwoordde hij Ja, het is Prosper, de kameraad uwer jeugd, die van daag verdacht en beschuldigd wordt van een lagen, schandelijken diefstal gepleegd te heb ben. Prosper, dien uw oom zooeven aan de justitie overleverde en die, voor dat de dag om is, gear resteerd en in de gevangenis geworpen zal zijn. Madeleine maakte een verschrikte beweging, uit haar oogen sprak een diep medelijden. Groote God riep zij uit, wat wilt ge zeggen Wat, mejuffrouw, weet gij het nog niet? Heeft uw tante of een uwer neven u niets gezegd? Niets. Ik heb mijn neven van morgen nauwelijks gezien en mijn tante is zoo ziek, dat ik vol angst mijn oom kwam roepen. Maar, om Godswil, spreek, wat is er gebeurd? De kassier aarzelde. Misschien kwam de ge dachte bij hem op, voor Madeleine zijn hart te openen en haar zijn geheimste gedachten mede te deelen; maar een herinnering uit het verlcdch, die hem overviel, deed zijn vertrouwen wankelen. Treurig boog hij het hoofd en zeide: Ik dank u, mejuffrouw, voor dat bewijs van genegenheid, het laatste, welk ik zeker van u zal ontvangen, maar, sta mij toe, dat ik u, door te zwijgen, een groot verdriet bespaar en mij de smart, voor u te moeten blozen. Madeleine viel hem met een gebiedend gebaar in de rede. Ik wil alles weten, sprak zij. Helaas, mejuffrouw, antwoordde de kassier, gij zult mijn ongeluk en mijne schande nog vroeg genoeg vernemen en dan zult u over uwe han delwijze tevreden zijn. Zij wilde nog aandringen, in plaats van te gebieden, smeekte zij, maar Prosper'a besluit stond vast. Lw oom is hier naast mejuffrouw, hernam hij, met den commissaris en een agent van politie, zij zullen dadelijk terugkomen ik bid u, ga terug, opdat zij u niet zien. Al spiekende, duwde hij hij haar zachtjes naar de deur, en hoewel zij een weinig tegenstribbelde, gelukte het hem, de deur achter haar te sluiten. Het was hoog tijd, de commissaris van politie en Fauvel keerden terug, zij hadden de wacht kamer en de groote trap onderzocht en hadden niets van het gesprek op het kantoor gehoort. Maar Fauverlot had voor hen mee geluisterd. Die uitstekende spion had den kassier geen mi nuut uit het oog verloren, hij zal denken dat hij alleen is, had hij tot zichzelf gezegd, zijn gelaat zal spreken, ik zal een glimlach opvangen of een blik zijner oogen,die mij ophelderingkunnen geven. Terwijl hij dus den lieer Fauvel en den com missaris hnn onderzoek liet vervolgen, had hij zijn opraerkingspost ingenomen. Hij had de deur zien openen en Madeleine zien binnenkoraeu en geen woord of gebaar van dat vluchtige toonceltje tusschen Prosper en het jonge meisje was hem ontgaan. Wel is waar, beteekende het niet veel, want iedere zin liet een bijgedachte raden, maar Fauverlot is knap genoeg, het ontbrekende aan te vullen. Hij had het nog niet verder gebracht, dan dat hij een argwaan koesterde; maar dat was ten minste een stelling, een uitgangspunt, Hij is zoo knap om op het minste voorval een plan' te bouwen, dat het hem zelfs toescheen, dat er achter het verleden dezer menschen, die hij niet kende, een drama stak. Wordt vervolgd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1896 | | pagina 1