Nummer 17» Donderdag' 27 Februari 1896. 19" Jaargang. Toegswijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. antoon tielen Be Bankiersvrouw. EEN DEUGD. FEUILLETON. Staatkundig overzicht. UITGEVER- Waalwijk. Aan den Eranschen koning Lodewijk XVIII wordt het bekende woord toegeschre ven: „Nauwgezetheid is de beleefdheid der vorsten." Wij zouden aan het koninklijk gezegde wel eenige uitbreiding willen geven, en het aldus lezenNauwgezetheid is de plicht van iedereen. Het thans levend geslacht is, meer dan vroegere generaties, in theorie althans, over tuigd van de hooge waarde van den tijd. We hebben allen "schrikkelijk veel te doen; ons wacht voortdurend een overstelpende massa bezigheden, waar bijna geen doorko men aan is. Met de eene hebben we nauw een aanvang gemaakt of de andere dringt zich aan onze zorgen op, en zoo gaan wij voort in een aanhoudenden staat vau ge jaagdheid, die aan onze zenuwen zeer hooge eischen stelt Aan den rustigen, bedaarden gang van het trekschuitentijdperk zijn we ten eenenmale vreemd geworden; ons leven is te vergelijken bij een wilde jacht, waar bij het al of niet behalen van den prijs dikwijls afhangt van de fractuur eener se conde. En toch, ofschoon elk daarvan overtuigd is, en bij ervaring weet, welke schade het verloren gaan van enkele oogenblikken kan teweegbrengen, wordt er met die kostelijke minuten dikwijls jammerlijk gemorst. Be zoekers van bijeenkomsten weten maar al te goed, wat een „prinsenkwatiertje" is, met "welke uitdrukking het hier boven aan gehaalde woord van den voorlaatsten dei Bourbons wel eenigszins in tegenspraak is. Anderen noemen het een professoraal kwa- tiertjpv, daarmee op de mannen van het Hooger )nderwijs een blaam werpende, dien wij niet gaarne voor onze rekening zouden nemen. De zaak, die ons thans bezighoudt, heeft bovenal een moreéle zijde. Het is noodig, die goed in het oog te vatten. Niet ieder beeft bij de vervulling zijner dagelijksche plichten steeds de gewenschte opgewektheid en meermalen kost het eeni- gen strijd voor wij ons aan dan arbeid zet ten. Hoe eentoniger het werk is, des te meer grond is er voor dien tegenzin. Maar dan komt het „heilige moeten7' in het spel, en maakt ons de overwinning gemakkelijk. Wie nu bij zich zelf de kracht heeft ont wikkeld, om elke aanvechting van traag heid onmiddelijk te onderdrukken; wie zijn wil zoodanig in de goede richting heeft ge leid, dat nauwgezetheid hem tot een twee de natuur is geworden, leeft ontegenzegge lijk het gelukkigst, en zal zich door de yoorschriften van den plicht het minst ge drukt gevoelen. Komt daar nog de gewoon te bij, om aan al wat men verricht zich ge heel te wijden, zonder door andere dingen, misschien van even groot belang, maar waar voor het op dit oogen blik de tijd niet is, zich te laten afleiden, dan kan in betrekkelijk weinige uren zeer veel worden gedaan. Ie der kent bij geruchte of in zijn eigen omge ving personen, van wie gezegd wordt, dat zij een ongeloofelijke werkkracht aan den dag leggen, zoodac men over de resultaten verbaasd staathet geheim van dit voor recht is geen verborgenheid, het heet nauw gezetheid in dubbelen zin. Vooreerst den arbeiddien men wil voltooien, op den juisten tijd en met volle kracht aanvangen, ten tweede niet meer dan één ding te ge lijk doen, ook niet in gedachte. Is men liet met ons eens omtrent de hoo ge waarde der hier aangeprezen eigenschap, dan zal men ook wel eenige aandacht wil- en schenken aan het middel om haar tot een gemeengoed te maken. Dat is eenvou dig een kwestie van opvoeding voor groo- ten en kleinen. Ons zeiven steeds in bedwang houden, daü is nummer een. De zenuwachtige over spanning, waarin velen bij voortduring ver- keeren, en die men wil doen voorkomen als het eigenaardig kenmerk van onze eeuw, ia grootendeels daaraan toe te schrijven, dat we niet precies genoeg op de puntjes let ten en maar al te dikwijls het een door het ander haspelen. Wie bedaard zijn weg gaat en zorg draagt op elke halte op het juiste oogen blik aan te komen, kan, zonder van zijn krachten meer dan noodig te vergen, zeer groote afstanden afleggen. Onze kinderen, en voor zoover wij ook voor de opvoeding van anderen dan ons eigen kroost hebben te zorgen, onze leer lingen moeten van den eersten stond, dat onze invloed tot hun bewustzijn doordringt, gewoon gemaakt worden aan stipte gehoor zaamheid, zonder dat er van toegeven aan hetgeen zij in strijd met onzen wil zouden verlangen, sprake mag zijn. Van het gerucht, dat de Fransche senaat voornemens zou zijn voor onbepaalden tijd uiteentegaan in verband met het laatste ka mervotum, is al spoedig de on vertrouwbaar heid geblekende meerderheid heeft den senator Demöle weten over te halen zijn inter pellatie over de onwettigheid van den toestand niet te houden en in de plaats een verklaring voor te lezen, uitgaande van de voornaamste republikeinsche fracties van den senaat. Die verklaring kwam ter voorlezing, on middellijk na de opening der zitting en luidde als volgt „Na de verklaring van den minister-pre sident in de kamer, oordeelen wij het onnoodig onze interpellatie te handhaven, welke nu geen reden van bestaan meer heeft en waar aan het ministerie door zijn houding bij voorbaat de constitutioneele sanctie weigerde. Het ministerie is van plan te regeeren zonder senaat, meenende de eene kamer tegen de andere te kunnen inroepen, en bewerende dat het ministerie niet voor den senaat ter verantwoording kan worden geroepen. Wij protesteeren tegen deze inbreuk op de grond wet. Wij zijn voornemens de macht, welke de republikeinsche grondwet aan den senaat heeft gegeven, ongeschonden te behouden. Wij bevestigen opnieuw ons recht van contróle eu de verantwoordelijkheid der ministers voor de beide kamers. Ons par lementair antwoord zou kunnen zijn een volstrekte weigering om verder mede te werken, maar de senaat wil geen storing brengen in de werkzaamheid der wetgevende macht. Ondanks de houding der ministers, is^ de senaat van plan zijn plicht te doen; hij is van planzijn rechten ongeschonden te handhaven en zal rekenschap vragen aan het ministerie. Het land zal uitspraak doen tusschen de ministers, die zich niet ontzien de ernstige crisis uit te lokken en de verga dering, die het conflict niet wil verergeren.» De premier Bourgeois bepaalde zich tot een protest iegen de beschuldiging van pro vocatie der ernstige crisis, welk doen, naar hij zeide, nimmer in zijn plan heeft gelegen en ook niet uit zijn daden kan worden af geleid. Nadat met 174 tegen 83 stemmen was verworpen een voorstel van den democraat Bernard, om over te gaan tot de orde van den dag, werd met 184 tegen 60 stemmen aangenomen een motiewaarbij de senaat zijn goedkeuring hecht aan de voorgelezen verklaring. De regeering heeft eigenlijk reden tot tevredenheid eenmaal overgegaan zijnde tot een solidariteitsverklaring, moesten de heeren te zamen overwinnen ot te zamen sterven doch men vergat, dat er een middelweg was, De Echo van het Zuiden, Waulwijksche en Langstraatscbe Courant Dit Blad verschijnt W oensdag en Zaterdagavond. Abonnementap rijs per 3 maanden 1 1, Franco per post door het geheele rijk n,Jo. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco e zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3raaal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. 12 ja dat. antwoord verwachtte ik. Dan zal onze familie het onrecht herstellen, dat je je chef aandeedt. Wat wilt u zeggen Zoodra je zwager je misdaad vernam, heelt hii mij de bruidschat van je zuster teruggebracht 70000 francs. Ik van mijn kant heb 140000 francs bij e kaar gekregen. In ieder geval kan ik dus de 210000 francs, die ik hier bij mij heb, aan mijnheer Fauvel brenger.. Die bedreiging wekte Prosper uit zijn ver- doovirg.^ nJet doenjriep hij met nauwelijks ingehouden drift. Ik zal het vandaag uog doen. Voor de rest zal mijnheer Fauvel mij wel tijd willen gunnen. Mijn pensioen bedraagt 1500 lrancs, ik kan van 500 francs leven ik ben nog sterk genoeg een ambt te bekleeden en je zwager... Verschrikt over de uitdrukking op het gelaat van zijn zoon hield mijnheer Bertoray plotse- linEenPwoede, die aan krankzinnigheid grensde, teekende zich daarop af, zijn voorheen doffe oogen schoten vlammen. Vader riep hiju hebt geen recht zoo te handelen. Het staat u vrijmij al of niet te eelooven, maar u kunt onmogelijk een daad ver richten die mij zou verpletteren. Wie verzekert u dat'ik schuldig ben? Wat? Waar de justitie nog twijfelt, aarzelt u, mijn vader niet en on verbiddelijker dan het gerecht, veroordeelt u mij zonder mij aan te hooren I Ik zal mijn plicht vervullen 1 Dat wil zeggen dat ik aan den rand van een afgrond sta en u er mij instoot, noemt u dut uw plicht vervullen Tusschen vreemden die mij beschuldigen en mij, die u zweert on schuldig te zijn, wankelt geniet eens.' Waarom, omdat ik uw zoon ben? Onze eer is in gevaar, dat is waarreden te meer mij te steunen, mij te helpen, om die te verdedigen en te redden. Prosper had snaren getroffen die uit de ver- stoktste harten allen twijfel doen verbannen, en de hechtste overtuigingen omverwerpen. Mijnheer Prosper was bewogen. Maar, murmelde hij, alles is tegen u. O vader, u weet niet, dat ik Madeleine eens ontvluchten moesthet moest, zeg ik. Ik was wanhopig en wilde mij verdooven. Ik zocht ver getelheid, maar vond slechts afkeer en schande. O, Madeleine Hij werd hevig ontroerd, maar plotseling riep hij met stijgende woede Alles is tegen mij, maar wat doet het er toe. Het gerecht vergist zich ik kan onschuldig veroordeeld worden, het zij zoo, ik zal mijn leed dragen; maar men komt eens uit de gevangenis... Ongelukkige, wat wil je zeggen Ik zeg vader, dat ik nu een ander man ben, mijn leven zal voortaan een doel hebben: wraak. Ik ben het slachtoffer van eer. schandelijken aan slag, en zoolang als ik een druppel bloed in mijn aderen héb, zal ik den bewerker opzoeken. En ik zal hem vinden en dan zal hij boeten voor alles wat hij mij aandeed. Die .samenzwering komt uit het huis Fauvel en daar zal ik ook zoeken. Neem u in acht, zei mijnheer Bertomy, ge laatje door je toorn raeesleepen. Ja, ik begrijp u, u wilt mij de rechtscha penheid van mijnheer André Fauvel cnder het. oog brengen, u wilt mij zeggen, dat alle ueugden in den schoot van die aartsvaderlijke familie een schuilplaats hebben gezocht. Wat weet u daarvan? Zou het de eerste maal zijn. dat achter een eerlijk masker schandelijke geheimen verborgen zijn? Waarom heeft Madeleine mij op eens verboden aan haar te denken Waarom heeft zij mij ver bannen als zij evenveel onder onze scheiding lijdt als ik, als zij mij nog steeds bemint? Versla mij wel, zij bemint mij nog, ik weet het zeker ik heb er de bewijzen van. Daar het uur, dat aan mijnheer Bertomy tot een bezoek aan zijn zoon was toegestaan, ver streken was, kwam de cipier hem waarschuwen. Duizenden bange voorgevoelens verscheurden het hart van dien armen vader en beletten hem, geregeld na te denken. Indien Prosper eens waarheid sprak? Hoe groot zou later zijn berouw zijn, als ook hij geholpen hadhem in het ongeiuk te storten. En wie bewees, dat hij geen waarheid sprak De stem van dien zoon, op wien hij zoo trotsch was geweest, had al de ingesluimerde, vaderlijke genegenheid weer opgewekt. En, indien hij schuldig was, zelfs aan zulk een zware misdaad, was hij dan toch niet zijn zoon Alle strengheid was van zijn gezicht geweken; in zijn oogen glinsterden met moeite lerugge- drongen tranen. Hii wilde weggaan zooals hij gekomen was ernstig en boosmaar hij had den moed niet meer, zoo wreed te zijn. Zijn hart brak, hij opende zijn armen en drukte Prosper aan zijn borst. O, mijn zoon, prevelde hij onder het weg gaan, God geve, dat je de waarheid spreekt Prosper had zijn vader bijna van zijn onschuld overtuigd, maar hij had geen tijd, zich over die overwinning te verheugen. Bijna oogenblikkelijk, nadat de deur van zijn cel gesloten was, werd zij weder geopend en riep de cipier evenals den eersten keerKom mee, mijnheer u moet verhoord worden. Hij moest gehoorzamen, maar zijn gang was niet meer zoo onzeker, als gedurende de eerste dagen; hij was geheel veranderd. Hij liep met opgeheven hoofd, met zekeren stap, en zijn oogen glinsterden van zekerheid. Daar hij nu den weg kende, liep hij voor den agent, die hem bege leidde. Toen hij de lange gang doorging, waar de agenten en de wachters zich bevinden, kwam hij langs diefci heer met den gouden bril, die hem in de zaal van de griffie zoo strak had aangekeken. Houd maar moed, mijnheer Prosper, zei hij tot den gevangene, als u onschuldig zijt, zult u geholpen worden. Prosper bleef verwonderd stilstaan, hij zocht naar een antwoord, maar de man was reeds ver dwenen. Wie is die heer? vroeg hij aan zijn geleider. Wat, kent u dien niet, antwoordde deze ten hoogste verwonderd, dat is de heer Lecoq van de geheime politie. Wie is dat dan, die LeGoq U kondt wel mijnheer Lecoq zeggen, zei de agent beleedigd, daar zoudt u niet van sterven. Mijnheer Lecoq is een man, wien men niets wijs kan maken en die alles te weten komt, wat hij weten wil. Als die uw zaak behandeld had, m plaats van dien ezel van een Fauverlot, was alles reeds geregeld. Bij hem draalt men niet. Maar hij schijnt u te kennen. Ik had hem nooit gezien, vóór den dag, dat ik hierheen werd gebracht. Daar zou ik in uwe plaats niet op zweren, want niemand kan zich er op beroemen, het ware gezicht van den heer Lecoq te kennen. Vandaag ziet hij er zus uit, morgen zoo, dan bruin, dan blond, soms heel jong en soms zoo oud, dat men hem voor iemand van honderd jaar zou houden. Mij zelfs houdt hij voor den gek, als hij wil. Ik denk, dat ik een onbekende spreek, maar jawel, dan is hij het. Hij kan ieder een zijn. Had' men mij gezegd, dat gij mijnheer Lecoq waart, dan zou ik geantwoord hebben, dat kan best zijn. Ja, hij kan er zich op beroemen van zijn voorkomen te maken wat hij wil. Zeker had de agent nog meer van den heer Lecoq ver teld, als zij niet in de nabijheid van het vertrek des rechters waren gekomen. Ditmaal behoefde Prosper niet lang op de houten bank te zitten, want men wachtte nera. Het was juist de rechter van instructie, die als menschenkênner, het onderhoud tusschen vader en zoon bewerkstelligd had. Hij was zeker, dat tusschen den vader, een man van zulke eerlijke begrippen, en den van diefstal beschuldigden zoon een hartverscheurend tooneel zou plaats hebben en hij had verwacht, dat dit tooneel Prospers moed zou gebroken hebben. Hij had zich voorgenomen, den gevangene dadelijk daarna bij zich te laten roepen en had gedacht, hem dan zenuwachtig en verslagen bij zich te zien verschijnen en dat hij van dien toe stand gebruik zou kunnen maken, om de waar heid uit te lokken. Hij was dus niet weinig verwonderd, toen hij den kassier met vasten, zekeren tred en opge heven hoofd zag binnenkomen. Welnu, vroeg hij, hebt u nagedacht? Daar ik niet schuldig ben, mijnheer, had ik over niets na te denken. Zoo, zeide hij, - de gevangenis schijnt geen goede raadsman voor te zijn geweest. U hebt vergeten, dat hij, die op oegevendheid der rechters aanspraak maakt, voor lies oprechtheid en be rouw moet toonen. Mijnheer, antwoordde Prosper, ik heb noch

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1896 | | pagina 1