Numiner 37.
Donderdag 7 Mei 1896.
19°Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
De Bankiersvrouw.
ANTOON TIELE
\N
Industriëelen
de!
FEUILLETON.
UITGEVER
Waalwijk.
De Mo van bet Zuiden,
Waulwpschc en Lnngstraatscbe Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsp rijs per 3 maanden f 1,
Franco per post door het geheele rijk f 1,35.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advebtentiën '1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van
Adolf Steinek, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
De kamer van koophandel en fabrieken te
Waalwijk houdt zich onledig raet het opma
ken van het verslag over 1895.
Heeren industriëelen worden verzocht hunne
opgaven voor het verslag zoo spoedig moge
lijk aan den voorzitter in te zenden.
Be hamer van koophandel en fabrieken
voornoemd.
Waalwijk, April 1896.
Een mensch is een eigenaardig wezen.
Een van zijne eigenaardigheden is, dat
mtn zich soms o zoo gaarne beroemt op
datgene, waaraan men part noch deel heeft,
een kwaal waarvan men zou kunnen bewe
ren dat ze epidemisch heerscht.
En toch, niets is dwazer dan dat.
De roem onzer voorvaderen is de onze
niet, zegt een oud spreekwoord. En terecht.
Een jongmensch beroemde er zich eens
op in gezelschap dat hij van zeer, zeer
ouden adel was, waarop een ander opmerk
te, dat het dan vermoedelijk al zeer, zeer
lang geleden was, dat iemand van zijn ge
slacht zich verdienstelijk had gemaakt.
Dat roemen op voorvaderlijke namen en
feiten is kinderachtig.
In de eerste plaats werd er op het tijd
stip, dat ze plaats vonden, aan ons bestaan
nog niet gedacht en hebben we er dus niet
het geringste deel aan en dus allerminst
het recht om ons daarop te verhoovaardi-
gen, evenmin als we ons hebben te schamen
voor wat anderen bedreven, die voor ons
waren, en in de tweede plaats houdt elk
feit onmiddellijk verband met den tijdgeest
en de omstandigheden, waaronder het plaats
vond, zoodat, wat toen reden was tot
groote verheerlijking, thans mogelijk met
geheel andere oogen zou worden beschouwd
en omgekeerd.
30
Langdurige regens hadden de Rhone doen was
sen en men vreesde voor een overstrooming. De
rivier bij die sterke was te willen overzwemmen
zou gelijk staan met liet leven op het spel te
zetten.
Gaston was dus naar Tarascon gewandeld, zou
daar over de brug gaan en dan langs den rechter
Rhone-oever tot aan het park van la Verberie
loopen. Valentine verwachtte hem. Toevallig had
hij, die als hij te Tarascon was, altijd bij een
zijner familieleden dineerde, dien middag met
een vriend in het hotel ,,de drie Keizers/ op
den hoek der plaats de Charité gegeten. Daarna
gingen zij naar een klein koffiehuis op de markt.
De kleine zaal was vol jongelui uit de stad.
Het biljart was vrij. Gaston en zijn vriend be
stelden een glas bier en begonnen te spelen.
Midden in hun partij werd Gastons aandacht
opgewekt door een gedwongen gelach, dat van
een der tafeltjes weerklonk. Daar zijn ge
dachten bij dat gelach waren, dat natuurlijk een
kwade bedoeling had, stootte Gaston zijn ballen
precies verkeerd en zijn vriend zei: Wat hebt gij
toch, gij zijt niet meer bij het spel.
Ik heb niets.
Een minuut lang speelden zij nog door, toen
Gaston op eens zeer bleek werd, zijn queue
woedend op het biljart wierp en op het tafeltje
waar gelachen was afging.
Daaraan zaten vijf jongelui domino te spelen
en een kom warme wijn te ledigen. Hij wendde
zich tot den oudste van hen, Jules Lazet genaamd,
een knap jongman van zesentwintig jaar met
groo'e glinsterende oogen en een zwarten fier
gekrulden snor.
Durf nog eens te herhalen, wat gij daar
even gezegd hebt, riep hij met een van woede
bevende steiu.
Waarom niet, antwoordde Lazelzoo kalm
mogelijk. Ik heb gezegd en ik herhaal, dat de
meisjes van adel niet beter zijn dan die der
Toch verkoovaardigt men zicli nog zoo
gaarne op roemrijke daden van het voorge
slacht in 't algemeen, of vaD een overgroot
vader in 't bijzonder, wanneer men 't geluk
heeft er één gehad te hebben, die uitblonk
door een mooie jas of mooien titel.
't ls trouwens zoo gemakkelijk zich te
kunnen beroepen op een zonnetje, van welks
stralenkrans allicht iets op ons afstraalt.
Merk eens op hoe dikwerf of ge hoort
Mijn neef, de majoor, of mijn oom, de mi
nister, zei altijd dit of dat.
Maar als de bewuste neef of oom of wie
dan ook een bescheidener rol gespeeld had,
zouden zijne woorden, al waren ze ook
orakeltaal geweest, uitmuntende door wijs
heid en geestigheid, niet zoo dikwerf worden
aangehaalddat staat als een paal boven
water.
Op 't oogenblik zijn 't onze stamgenooten
in Zuid-Afrika, die bet voorrecht genieten,
dat we min of meer met hen paradeeren.
Zou men dan niet met recht trotsch mo
gen zijn op hetgeen Oud-Holland daar ver
richt heeft
Doet ons dat niet denken aan den hel
denmoed, vafk betoond door onze vaderen?
Jnist, maar alweer die roem van onze
vaderen is de onze niet.
En wat de trots aangaatzekerde
Transvalers zouden trotsch kunnen zijn op
hun betoon van mannenmoed en vaderlands
liefde, indien ze daartoe niet te nederig
te eenvoudig en te vroom waren.
Maar ons, past ons trots
We kunnen daarop zelve 't beste ant
woorden, wanneer we verder ons de vraag
willen stellen Zouden wij in staat zijn tot
hetgeen die eenvoudige boeren daar deden
Hebben wij steeds over gehad voor de verde
diging van ons land, wat de Transvaalsche
Boer daarvoor veil had
En als we daarop dan eerlijk antwoorden,
handwerksklasse en dat de adel de deugd niet
hoog echat.
Gij hebt een naam genoemd.
Lazet stond op, alsof hij vooruit wist, dal zijn
antwoord den jongen Clameran woedend zóu
maken en op zijne woorden daden zouden volgen.
Ik noemde den naam van de mooie kleine
juffrouw de la Verberie, zei hij brutaal weg.
Alle gasten, zelfs twee reizigers, die dicht bij
het biljart zaten te eten, waren opgestaan en
omringden hem.
De dreigende blikken, evenals het gesis, deed
Gaston vermoeden, dat hij door vijanden om
ringd was.
De hatelijkheden eD spotternijen van den'ouden
markies deden nu hun werk. De haat vat gauw
en diep wortel in de hoofden der bewoners dier
streek.
Maar Gaston de Clameran was er de man niet
naar, om een pas terug te treden, al had hij hon
derd tegenstanders gehad in plaats van vijftien
of twintig.
Met bevende, door de diepe stilte Aog plechtiger
klinkende stem, hernam hij: Alleen een lafaard
en een ellendeling kan de brutaliteit en de laag
heid hebben een meisje te beleedigen, wier
moeder weduwe is en die geen vader of broeder
heeft om haar te verdedigen.
Als zij geen vader of broeder heeft, bezit
zij haar beminde, dat is genoeg, spotte Lazet.
Die woorden *haar beminde* brachten de met
moeite ingehouden woede van Gaston tot het
uiterste. Hij lichtte zijn arm op, en met doffen
slag viel zijn hand op de wang van Lazet.
Er ging een kreet van ontzetting op; alle aan
wezigen kenden het driftig karakter van Lazet,
zijn Herculische kracht en blinden moed. Hij
sprong over de talel, die hern van Gaston scheidde
en op hem aanvallende, greep hij hem bij de
keel.
Het was een oogenblik van verschrikkelijke
verwarring. De vriend van Gaston poogde hem
te hulp te komen, doch hij werd teruggedrongen,
omgeworpen en onder een talel geschopt.
Even vurig en woedend vochten Gaston en
Lazet, zonder dat men wist wie overwinnen zou.
Lazet, een sterke jongen, die zeer moedig was,
wilde geen hulp. De ooggetuigen verklaarden
dit eenparig; hij hield niet op, tot zijn vrienden
te roepen
dan kon het met onzen trots wel eens ge
daan zijn.
Zoolang we niet willen zijn wat de Boer
is, eenvoudig, sober, kalm, rustig, vertrou
wend oo ons zelf en geloovend, dan heeft
't alles niets te beduiden en zou onze stam
genoot 't volle recht hebben om ons te
verwijten Jou wil wel, maar jou kan niet.
Denk u den Transvaalschen Boer met onze
overdreven eischen, die we aan 't leven
stellen, met het hooghartig lachje om den
mond, waarmee we over de //provincialen"
spreken, met onze overspannen leefwijze en
zenuwgestellen, met ons oppervlakkig ver
nisje van halve geleerdheid en wereldwijs
heid.
Waarlijk, Albion zou niet voor zijn kracht
behoeven te vreezen, zooals thans.
In een zaak komen we wellicht overeen
met onze Afrikaansche stamgenooten en dat
is in tegenzin in mooie jassen en militair
vertoon.
Dat is eenmaal iets, waarvoor een Hol
lander tiiet warm wordt, althans het gros
der natie niet.
Maar al is dat zoo en al betreuren we
het, dat de kleinere staten meer en meer
de grootere gaan naapen met hun militair
vertoon, waarvoor geen andere krachten na
genoeg te vinden zijn, dan die de wet naar
de kazernes zendt, en waardoor millioenen
uitgegeven worden, die beter waren besteed
voor de lotsverbetering van den arbeider,
inzonderheid voor de ouden van dagen, toch
konden we mogelijk op zijn Transvaalsch,
meer doen voor de weerbaarheid van ons
land, dan we tot dusverre deden. Daar zijn
b. v. onze rustende schutterijen.
Wat hebben ze te beteekenen? Wel niets
anders, dan dat menigeen zich vroolijk
maakt om haar bestaan op papier,
maar ook niets meer dan op papier.
Jaarlijks worden bergen papier verschre-
Gaat weg, verwijdert u, laat mij alleen
begaan.
Maar de anderen waren reeds te opgewonden,
om slechts toeschouwers te blijven.
Gauw een dekenriep een van hen, gauw
om den markies over het hoofd te werpen,
Tegelijker tijd wierpen vijf of zes der jongelui
zich op Gaston, scheidden hem van Lazet en
duwden hem tegen het biljart. Eenigen zochten
hem op den grond te werpen, anderen poogden
met een lederen riem hem in de beweging zijner
beenen te hinderen
Hij verdedigde zich met den moed der wanhoop
en voelende dat hij in zijn recht was, beschikte
hij over eene kracht, die men hem nooit had
toegekend. Hij schold op zijn tegenstanders, noemde
hen lafaards en ellendelingen, die met twaalf
tegen een vochler..
Hij liep het biljart omten einde de deur te
bereiken, toen een vreugdekreet door de zaal
weerklonkHier is de deken riep men. In
een deken den beminde der jonge dame
Die woorden raadde Gaston meer dan hij ze
verstond. Hij zag zich overwonnen in de handen
zijner vijanden. Met eene krachtige beweging
maakte hij zich van drie aanvallers los, die hem
vast hielden; een vuistslag ontsloeg hem van den
vierden. Ilij had nu de armer, vrij maar de
vijanden vielen hem weer aan. Toen verloor hij
zijn zinnen. Van de tafel waaraan de reizigers
hadden gezetengreep hij een mes en stootte
dat tot twee maal toe in ae borst van dengene,
die zich het eerst op hem wierp.
Die ongelukkige was Jules Lazet, hij bezweek.
Een oogenblik heerschte er een groote ver
warring en schrik. Vier of vijf aanvallers kwamen
bij Lazet om hem hulp te verleeuen, de koffie
huishoudster schreeuwde om hulp. Eenige der
jongelui liepen de deur uit, moord, moord roepend.
Maar alle anderen wierpen zich woedend op
Gaston, deze zag zich verloren, zijn vijanden
namen alles op wat onder hun bereik lag. Hij
werd op drie of vier plaatsen gewond, toen hij
in eens een wanhopig besluit nam. Hij klom op
het biljarten een forschen sprong nemende,
wierp hij zich tegen het raam van 't koffiehuis.
Het was eene sterke ruit, die echter brak; de
scherven glas, hout en splinters wondden hem
op verschillende plaatsen, maar hij kwam er
door.
ven en massa's inkt en tijd vermorst voor
de samenstelling ervan, en dat alles voor
niemendal.
Waarom dat? Zoo verspillen de Trans
valers voorzeker hun strijdbare krachten
niet.
En al raag het nu misschien niet noo»
dig zijn om die rustende schutterijen in
vredestijd te klceden en te gapenen, zou er
van deze mannen niet meer kunnen worden
geprofiteerd voor 's lands weerbaarheid, wan
neer men hen eenvoudig leerde schieten,
en men hield populaire voordrachten des
winters in de dorpsherberg over de weer
baarheid van ons land en het voorrecht om
goede schutters te hebben Om de ïnen-
schen tot schieten te nopen, behoeft er
waarlijk geen dwang bijde meesten doen
het gaarne en willen nog wel wat in een
potje afzoudertn om een prijsje te kunnen
verpoffen.
En aan geweren ontbreekt 't de Regee
ring waarlijk ook niet, nu straks zooveel
infanteriegeweren disponibel komen, terwijl
voor wapenkamers er wel raadhuiszolders
als anderszins te vinden zijn.
Veel krachten, die nu verloren gaan, en
de beste, die van mannen van 25 35
jaar, konden op eenvoudige wijze aangewend
worden ten nutte van land en volk. Niet
roemen op wat onze voorvaderen of stam
genooten deden.
Niet snoeven op Kenau Hasselaar, die
zelfs de vrouwen wist warm te maken voor
de verdediging van haar Land, maar inkee-
ren tot onszelven etl dan de handen aan
den ploeg slaan.
R. N.
5®®$5e
Gaston de Clameran was buiten, maar gered
was hij nog niet. Eerst over zijn moed verwon
derd en ten hoogste ontsteld, waren zij hem
weldra op het spoor.
Hij liep dwars door een korenveld, niet wetend
welken weg te nemen. Het weer was slecht, de
bodem doorweekt, groote zwarte wolken dreven,
door den oostenwind voortgestuwddoor de
lucht, en toch was het helder. Terwijl hij van
boom tot boom bochten maakte en elk oogeublik
dacht gegrepen te worden, overlegde hij nog
steeds welken weg te nemen.
Eindelijk besloot hij zoo mogelijk, naar het
kasteel te gaar.. Zijn aarzeling overwinnende,
stak hij met ongelooflijke vlugheid het veld schuin
over en nam de richting r.aar den dijk, die het
dal van Tarascon tegen overstroomingen beschut.
Op den dijk gekomen, die met prachtige boo-
men beplant, een der mooiste wandelingen van
Provence is, dacht er Gaston niet aan dat de toe
gang door een hek afgesloten was, zooals men
gewoonlijk een weg afsluit, die alleen voor voet
gangers toegankelijk is. Daar hij met volle kracht
tegen het hek aanliep, viel hij achterover en
bezeerde zich aan zijn heup. Hij stond dadelijk
op, maar zijn vervolgers waren vlak bij hem.
Nu durfde hij op ontkomen niet te rekenen.
Die woedenden, die hem achtervolgden, lieten
dien somberen kreet hooren, dien de echo's van
het dal in vroegere tijden menigmaal herhaald
haddenIn de Rhone met hem, in de Rhone
met den markies
Hij verloor zijn zinnen en wist niet meer wat
hij deed. Een stuk glas had zijn voorhoofd ge
wond en het bloed, dat daaruit in zijn oogen
vloeide, verblindde hem. Hij zou zich moeten
overgeven.
De ongelukkige! hij had het van bloed drui
pende mes nog in zijn hand en stak in het wilde
rond. Weer viel er een man, een vreeselijk gehuil
uitstooter.d. Die stoot gaf hem een oogenblik tijd,
een ondeelbaar oogenblikmaar lang genoeg
om het hek te openen en aan den anderen kant
t* komen.
Twee zijner vervolgers waren bij den gewonde
neergehurkt, de overige vijf vatten de jacht met
vernieuwde woede op. Maar Gaston was vlug en
de angst maakte hem nog vlugger. Door den strijd
verhit, voelde hij geen zijner wonden. Hij holde
als een paard bij ae wedrennen.