Nummer 53. Donderdag 2 Juli 1896. 19e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. De Bankiersvrouw. I ANTOON TIELEN IDEALEN. FEUILLETON. UITGEVER- Waalwijk. Waalwijlisclie en Langslraaischc Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsp rijs per 3 maanden f 1, Franco per post door het geheele rijk f 1,25. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegevenworden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Wij leven in een wereld vol idealen. Wie toch zou dit willen tegenspreken, als men zijn aandacht schenkt aan de vele en velerlei vereenigingen, bonden, broeder schappen enz. enz., die bestaan en nog ge durig ontstaan, en die alle in meerdere of mindere mate een ideaal najagen, dat de menschheid gelukkiger en beter zal moeten maken, en onbevredigende toestanden door betere zal moeten doen vervangen. En nu zou als 't ware, als een logische gevolgtrekking voor de hand moeten liggen, dat dit najagen van zoo velerlei idealen, die elk voor zich iets beters voor de menschheid in zich moeten bevattende menschheid zelve een .gevoel van gerustheid en kalmte schenken moest in de erkenning, ons ge meenschappelijk welzijn, door velen zoo krachtig gewild, zij 't dan ook op onder scheidene wijze, is in zoo goede handen, dat de eindoplossing, het resultaat van die on vermoeide jacht, dat heilig streven naar iets beters, niet anders dan minstens genomen goed moet zijn. Toch is dit niet het geval en kan men bij eenige belangstelling in wat om ons heen geschiedt, dagelijks opmerken, dat in stede van die gerustheid en dat kalm ver trouwen in verwezelijking van detoekomst- idealen, zich eer van hen, die niet behooren tot de afgetrokken kamergeleerden, die zich een wereldje op hun eigen hand droomen, maar die meer van prachtischen zin zijn, een zekere ongerustheid meester maakt, zich uitende in de vraag*Wat zal in dien warwinkel van droombeelden, die voor het meerendeel hun ontstaan te danken hebben aan de overspannen verbeelding van dwee- pers, van de menschheid terecht komen En deze vraag is inderdaad niet ongegrond. Op het gebied der idealen wordt er veel 42 Uitgeput door de moeite, die zij had moeten aanwenden om kalm te blijven, voelde zij zich lichamelijk en geestelijk gebroken. Nauwelijks had zij nog kracht wankelend haar kamer te bereiken en zich daar op te sluiten. Zij bad tot God haar den weg te wijzen dien zij volgen moest. O Heer, sprak ze, straf mij voor mijn ge pleegd bedrog, ik zal die kastijding geduldig dragen, want ik ben schuldig, daar ik getrouwd ben met liefde voor een ander in het hart, met een leugen op de lippen. O God, straf mij, maar mij alleen en spaar de onschuldigen, mijn man en mijn kinderen. Wat waren de twintig jaar in vrede in ver- geliiking tot dat uur van wanhoop? Waarom had zij naar haar moeder geluisterd, waarom zoo getrouwd Die man, met de bedreiging op zijn lippen, zou terugkomen, wat moest zij hem antwoorden? Haar moed van zooeven, zij bekende het zich, had zij slechts aan de onhandigheid van de Clameran te danken. Waarom smeekte hij niet, in plaats van te dreigen En toch was het niet haar schuld, dat dat arme kind ooit geboren was. Had Gaston tenge volge van haar gedrag niet moeten vluchten, werd hij door hare schuld niet arm en genood zaakt rond te zwerven. Maar brieven had zij toch nooit ontvangen. Misschien had haar moeder die onderschept. Maar hoe kon zij den jongen man te hulp 1: traen, zonder dat ze zich verraadde De stem der voorzichtigheid fluisterde haar in lat zij van de tusschenkomst van Louis geen ebruik maken kon en mocht. Hem bekennen (lat zij Gaston nog altijd bemind had en dit 'oor haar man geheim gehouden, stond gelijk \et zich aan zijne genade ovei leveren en hij jezemde haar een grooten afkeer in. Zou hij overigens wel de waarheid gesproken fbben valsche munt geslagen, nu niet bepaald te kwader trouw of met verkeerde bedoelingen, o neen, integendeel, zeer vaak volkomen te goeder trouw, maar daarom des te gevaar lijker, omdat degene, die ze uitgeeft, dikwerf niet doorziet dat wat hij, om zoo maar eens te zeggen voor gouden tientjes wil uitgeven, slechts nieuwe 21/2-centsstukken zijn. We zouden wat ons op de idealenmarkt in onzen tijd alzoo wordt aangeboden wil len verdeelen in tweeërlei soort, en wel echte waar en valsche waar of gezonde ide alen, die in elk geval binnen het bereik van de menschheid liggen en ziekelijke idealen, die thuis behooren in een wereld van half-goden en engelen, en die alleen bereikbaar zijn in de verbeelding van geëx alteerde, overprikkelde wezens, die droomen- de van en dweepende met toestanden, waar van we minstens nog even ver zijn verwijderd als van de maan, .inderdaad het aanzijn eenige eeuwen te vroeg ontvingen. Voor ons zeiven deze verdeeling vaststel lende, komt 't er nu op aan, dat we bij het streven naar iets beters en hoogers, bij de heilige ontevredenheid met ons zelvej> én onze on volkomenheid, die ons voortdurend moet bezielen, duidelijk weten zullen, wat we van de velerlei aanlokkelijke aanbiedingen en voorstellingen als gezonde idealen kunnen aanvaarden, opdat we niet op alle slinger paden komen te dooien, waarin men als in een doolhof hoe langer zoo meer het spoor bijster raakt, en eindelijk niet weet waarheen. Wat moet het ideaal zijn Zie, laat ons daarop het echt ouderwetsch antwoord geven, dat ons ondanks den geest van ontkenning, slooping en afbreking die onzen tijd zoozeer bezielt, toch als het eenige ware en juiste voorkomt,/het ideaal is de stem van het goddelijke in de menschen- wereld. De erkenning van het ideaal is het be- Zijn verhaal nagaande, vond zij er veel in dat haar vreemd voorkwam. Waarom had Gaston, zoo arm volgens zijn broeder, die sieraden niet van haar opgeëischt? Waarom was hij zelf geen hulp voor ziju zoon komen vragen, als hij toch wist dat zij rijk was? Zij begreep, dat, indien zij eens toegaf, men altijd meer van haar zou vergen. Een oogenblik had zij de gedachte, haar man alles te bekennen, maar ongelukkig verwierp zij dat redmiddel weer dadelijk. Hoe moest zij hem haar geheim houding verklaren, hoe haar bedrog Mocht zij hem en haar kinderen daaraan wagen Was het niet beter, hun dat verdriet te besparen en liet huiselijk geluk niet te vernietigen Zou hij haar niet van nog meer kunnen ver denken, als hij wist, dat zij hem al dien tijd in dat opzicht bedrogen had Gelukkig was de bankier nog afwezig en kou zij de twee volgende dagen op haar kamer blijven, zonder dat iemand bemerkte, hoe zenuwachtig en geiaagd zij was. Madeleine echter merkte met hare vrouwelijke scherpzinnigheid, dat er iets achter die zenuw achtigheid stak, waarover haar tante klaagde en waarvoor de dokter allerlei kalraeerende mid deltjes gaf. Zij merkte zelfs op dat die zenuw achtigheid van af de visite van dien vreemden heer dagteekende, die zoo lang met haar tante alleen gebleven was. Madeleine voelde, dat er een geheim was, zoodat zij den tweeden dag het waagde te vragen Waarom zijt u zoo treurig, lieve tante, zal ik een geestelijke laten komen om met u te spreken Met een drift, die bij mevrouw Fauvel, de zachtheid in persoon, zeer vreemd was, wees zij Madeleine's voorstel af. Wat Louis gedacht had, gebeurde. Geen uitweg vindende, helde mevrouw Fauvel hoe langer hoe meer tot overgave over. Slechts met toegeven kou zij haar familie redden. Zij bedroog zich niet en begreep maar al te goed, dat haar toekomstig leven slechts verdriet zou opleveren, maar zij zou dan alleen lijden en in elk geval tijd winnen. Toen haar man te huis kwam, was zij schijn baar geheel gekalmeerd. Maar zij was niet meer de gelukkige huisvrouw, de glimlachende echtgenoote, zij was angstig. wustzijn, dat de meh.eb, ondanks zijn stre den om het beste te bereiken, nog in veel en velerlei is te kort gekomen, om dat het zijn dure plicht is te trachten dat, wat hem als een beeld uit hooger en reiner sfeer, ïls dat van een betere toekomst wordt voorge spiegeld, te verwezenlijken en te bereiken. Te verwezelijken en te bereiken, juist, dat is de zaak, waar 't op aankomt, en daarmee is een van de hoofdbegrippen vast gesteld, waaraan ons ideaal moet kunnen voldoen, zal bet geen schandelijke contrabande voor ons zijn op onzen levensweg. Hoe hooger de mensch staat in zedelijke waarde, zooveel hooger kan hij ook het ideaal stellen, dat hij zal trachten te bereiken en nabij te komen. Daar dit voor den mensch in 't bijzonder geldt, is dit evenzoo het geval voor de menschheid als massa. Het ideaal moet niet hooger staan dan de menschheid vermag te bereikente hoog opgevoerde idealen doen oneindig meer kwaad dan goed, doordat voor de groote massa de sprong van het standpunt, waarop de mensch heid staat en het standpunt dat de menschheid volgens het ideaal zou moeten innemen, le groot is, en terwijl slechts enkele voorgangers wellicht het nieuwe standpunt bereiken, het overgroote deel is achtergebleven, meer ont moedigd dan bezield met vertrouwen op hun innerlijke kracht en goeden wil. De groote massa, de menschheid, beweegt zich langzaam, en ingrijpende verbeteringen kunnen niet plotseling tot stand komen door het aannemen van een stelling. Zal de nieuwe gedachte, het nieuwe begrip werkelijk het gemeen goed, het algemeen eigendom worden, dan moet de menschheid er zich langzamer hand mee vereenzelvigen en er in groeien, maar dan ook gaat 't niet buiten de mensch heid om, als een beweging van enkelen, maar komt 't door en met allen tot stand. Nog altijd zonder bericht van de Clameran zijnde, verwachtte zij hem elk uur van den dag; bij ieder geluid, iederen keer bij het opengaan der deur beefde zij; zij durfde niet uitgaan, uit vrees, dat hij tijdens haar afwezigheid zou komen. Zij verteerde van angst. Clameran kwam niet, maar schreef of liever daar hij te voorzichtig was, wapens tegen zichzelf te smeden liet hij een briefje schrijven, waarin hij liet weten, ziek te zijn en zich verontschuldigde, haar te moeten verzoeken den dag daarop Bij hem in het hotel du Louvre te komen. Die brief was bijna een verlichting voor me vrouw Fauvel. Zij was nu vast besloten in alles toe te stemmen. Zij verbrandde den brief en zeiIk zal gaan, en werkelijk trok zij op het bepaalde uur een eenvoudige, zwarte japon aan, zette een hoed op, die haar gelaat het meest bedekte, stak een sluier in haar zak eu vertrok. Ver van huis durfde zij eerst een rijtuig nemen, dat haar naar het hotel du Louvre bracht. Daar overviel haar een nieuwen angst. Daar zij veel gasten ontving en zelfs veel uitging, kende haar een menigte menschen en zij beefde bij de gedachte herkend te worden. Wat zou men van haar denken als men haar in dat toilet roet dien ouden hoed en dichten sluier in het hotel du Louvre zou zien Iedereen zou aan een rendez-vous denken eu haar goede naam zou verloren zijn. Het was de eerste keer in haar huwelijk, dat zij zich moest verbergen. De concierge zei haar, dat de kamer van den markies de Clameran op de derde verdieping was. Zij klom de trappen op, gelukkig zich aan al de nieuwsgierige blikken te kunnen onttrekken, verdwaalde haast in het enorme hotel en liep door eindelooze gangen. Eindelijk bevond zij zich voor de aargewezen deur. Zij stond even stil en drukte de hand op het hart, om het hevig kloppen te beletten. Op het punt van binnentreden en den beslissenden stap te doen, overviel haar een angst, die haar bijna verlamde. Een naderende gast uit het hotel maakte een einde aan haar aarzelen, met bevende hand klopte zij zachtjes aau de deur. Binnen, riep een stem. Iemand opende de deur. Het was de markies de Clameran niet, maar een jonge man, die haar op zonderlinge wijze aankeek. Idealisten bezondigen er zich dikwerf aan niet voldoende rekening te houden met de practische zijde van 't leven, met de wer kelijkheid, en dan hoort men niet zelden de jammerklacht z/Ik word niet begrepenof zooals Mul- trt.uli zeide //Publiek, ik veracht u/ V.TÜ zouden willen vragen Aan wie de schuld Aan dé ignschheid, dat zij niet mee kan komen met et", die haar reeds vooruit was, toen hij zich als gids deed kennen, of aan den gids, den idealist, die niet verstandig genoeg is om de mensheid te leiden van station tot station tot \t eind der reis, tot het ideaal. t Is ind >ad niet zoo moeie- lijk als men den tijd ^t, een goede stu deerkamer en geen gi dlUmaterieele zorgen of bemoeiingen, om als vrucht van overpeinzingen te zeg^-W^f? f Zoo moet het zijn ^aar 't is minder gemakkelijk, daarnaas»£}\ ntwoord te stellen op de vraag: ^Kar >zoo zijn, en hoe kan het zijn ten we En toch is dit plRMIS/ Wordt een volk r xankweeking van gezonde idealen beter*1 gelukkiger, door aankweeking van ziekelijke idealen, als daar zoo ontzettend veel aan de markt worden gebracht, wordt het slechter eu ongelukkiger, omdat 't zich ontevreden geve dt door 't gemis van 't onbereikbare. Voorgangers idealisten, een groote verantwoordelijkheid rust op u Is uw ideaal een droombeeld, dat ge zdven niet juist kunt omschrijvendat voor u zei ven nog in een waas van onbestemdheid gehuld ligt, dat ge inderdaad nog geen vormen hebt kunnen geven, als iets dat zich later wel vinden zal, dan kunt ge in gemoede niet vorderendat ernstige menschen u volgen zullen in den nevel, waarin uw be loofde land voor 'toog is verborgen. De eerste gedachte van mevrouw Fauvel was, dat zij zich vergist had. rardon, mijnheer, stamelde zij, geheel ver schrikt, ik dacht, dat dit de kamer van den markies de Clameran was. Gij zijt bij hem, antwoordde de jonge man. En toen hij zag, dat zij niet wist of zij zich weer zou verwijderen of niet, zeide hij Ik geloof, dat ik de eer heb, met mevrouw Fauvel te spreken Zij knikte bevestigend met het hoofd en beefde bij het hooren noemen van haar naam. haar geheim was reeds verraden. è~t zichtbare angst verwachtte zij een ver- laring. Stel u gerust, mevrouw, hernam de jonge maD, gij zijt hier even veilig als in uw eigen salon. Mijnheer de Clameran heeft mij opgedra- gen, hem bij u te verontschuldigen, u zult hem niet kunnen spreken. Maar, mijnheer, na een dringenden brief, dien ik van hem ontving, moest ik veronder- steller., veronderstelde ik Ja, mevrouw, hij is echter genoodzaakt, heden het bed te houden. Hij droeg mij op u te ontvangen en mij zelf voor te stellen. Ik ben de zoon van Gaston de Clameran. Zij ontroerde hevig. Het gelaat, het voorkomen, die stem, alles herinnerde haar aan Gaston. O, mevrouw, in die paar maanden, dat ik mijn vader heb gekend, heeft hij mij altijd over u gesproken, nooit over mijn moeder, maar steeds over u. Valentine vergat alles, haar man en kinderen, bij het hooren van die woorden. Het was haar alsof zij Gaston weer hoorde spreken en er geen tijd verloopen was, tusschen den dag dat zij met hem in den tuin wandelde. Zij liet hem verhalen, hoe hij zijn jeugd door gebracht had en haar hart bloedde, toen zij ver nam, hoe vreugdeloos en volkomen arm aan liefde deze geweest was. Ja, zij zou nu nog pogen goed te maken, wat hij tot nu toe had moeten ontberen. Hij vertelde, dat hij op zestienjarigen leeftijd bij een bankier op kantoor was gedaan, om zijn brood te verdienen en daar wa9 gebleven, tot zijn vader hem had opgezocht en meegenomen. Wat hem het meest nad ontbroken, was moe derliefde.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1896 | | pagina 1