Nummer 65. Donderdag 18 Augustus 1896., 19" aargang.
Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen,
De Barikiersvrouw.
ANTOON TIELBN,
VORMEN.
FEUILLETON
UITGEVER-
Waalwijk.
De Echo van het Zuiden,
Waalwyksche cd Langslraatsche Courant
tvcfrïiia
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnement sp rijs per 3 maanden 1' 1,
Franco per post door het geheele rijk f1,25.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
mm i mm' 1 H «i»|i m |i T' n nnr-r-rw HH'V rt"TTfir
Dat de menschen met elkander grootelijks
van meening verschillen in allerlei opzichter.,
kan geen verwondering baren veeleer zou
het ons kunnen bevreemden dat er nog
zooveel overeenkomst is wanneer wij
nagaan hoe onderscheiden de gegevens zijn,
waarmede personen, in ongelijke omstandig
heden geplaatst, hun oordeel moeten opbou
wen. Die overeenkomst is nog vaker de
vrucht eener gemeenschap van belangen, dan
dat zij voortvloeit uit een vooraf gevestigde,
op beginselen rustende, onwrikbare overtui-
gi»g-
Die belangen zijn het ook, door welke voor
een groot deel de maatschappelijke strijd
onzer dagen wordt beheerscht. De krachtige
zedelijke drang, die ten slotte, bij al het
gewoel van partijen, blijken zal, de kern en
het bezielend element te zijn, het streven
naar rechtvaardigheid ontbreekt wel nergens
geheel, is bij elke botsing van sociale groepen
in meerdere of mindere mate aan te wijzen,
doch niet zelden ook gaat het schuil in de
eenzijdige opvattingen van rechten, die van
een egoïstisch standpunt worden overzien.
En vandaar, in dien strijd zooveel harts
tocht. Warm kunnen we ons maken, wanneer
beginselen worden verkondigd, die de onze
niet zijn, en die we ons verplicht rekenen te
bestrijden, en rret geestdrift zullen we som
tijds, mocht het wat meer voorkomen
in het krijt treden ter verdediging eener
waarheid, die in ons oog onbetwistbaar is en
welker erkenning wij noodzakelijk achten.
Maar in den regel zullen we toch het vuur,
waarmede we strijd voeren voor een theorie,
niet zoo hoog laten opvlammen, dat het brand
veroorzaakt; we blijven bioneu de palen der
betamelijkheid, richten daarnaar onze woor
denkeus, onderstellen bij onzen tegeustander
een edelmoedige begeerte om ons van dienst
te zijn door ons van dwaling te overtuigen
en op den rechten weg te helpen, en hebben
te zijnen aanzien geen andere bedoelingen.
Ten minste zoo behoort het te wezen. Er
54
Indien zij r.iets bezat, zou Ik u inniger
op mijn knieën om haar hand sraeeken. Het was
besloten dat zij mijn vrouw zou worden, ver
oorloof mij. dit enkele punt onzer overeenkomst
vast te houden. Ik zal dan ook zwijgen en, om
u te bewijzendat haar huwelijksgift voor mij
geen waarde heeft, geef ik u mijn woord van eer
dat ik den morgen van mijn huwelijk *25000 frs.
rente op Raouls naam zal laten schrijven.
Louis sprak op zulk een meesleependen toon
dat Raoul, zelf een groot kunstenaar op het gebied
van huichelen, er over verbaasd was.
11c zal er haar geweten te gelijkertijd mee
sussen. Dan zal ik de beiden vrouwen bewijzen,
dat Prosper haar schandelijk bedrogen heeft, ik
zal op zijn schulden wijzer:, op zijn losbandigheid,
ik zal zeggen dat hij openlijk met een verloren
vrouw leeft
Maar een mooie vrouw, vergeet niet dat die
senora Gipsy verrukkelijk schoon is, aanbiddelijk,
dat zal het ergste voor haar zijn
Vrees niets, ik zal welsprekendheid zijn, als
een minister, die in het publiek spreekt. Vervolgens
zal ik mevrouw Fauvel te verstaan geven, dat
zij, zoo zij haar nichtje werkelijk liefheeft, niet
moet hopen, dat zij den kassier, een ondergeschikte
zonder vermogen trouwt, maar wel een invloed
rijken man, een industrieel, een erfgenauui van
een der bestlclinkende namen in Frankrijk, een
markies, die op de hoogste betrekkingen aanspraak
kan maken en rijk genoeg is, haar een hooge
plaats in de wereld te bezorgen
Raoul liet zich ook door die vooruitzichten
verleiden en zeiAl zal zij niet dadelijk besluiten,
zult gij haar tenminste doen wankelen.
ik reken op geen plotselinge verandering.
Ik zal slechts een kiem in haar ziel leggen en
gij moet Qi- voor zorgen, dat die zich ontwikkelen
en vruchten dragen zal.
Ik?
Ja, laat mij uitspreken. Daarna zal ik ver
zijn uitzonderingen, en niet weinige ook. De
strijd „om de waarheid," gevoerd met het
gesproken ol geschreven woord kan zeer
heftig zijn. Maar wie zal niet hebben op
gemerkt, dat de ruwe vorm eener polemiek
altijd afbreuk doet aan het succès 't welk er
door behaald wordt, en dat, wie met hei
bravogeroep d^riomstaoders wordt gehuldigd
als hij een sla<lHLeft toegebracht die „raak"
is, niet altijd J /Ais, die ten slotte door
de public AojaI PRBk overwinnaar zal worden
erkend?'
Dan, als die ruwheid, dat gebrek aan be
tamelijkheid, dat verwerpen van den goeden
toon zich openbaart, moet men altijd trachten
er eens achter te komen, of het wel zuiver
theoretische inzichten zijn, voor welke wordt
opgekomenen of er niet wat anders
achter zit, dat met de stoffelijke belangen van
den dapperen strijder in verband staat, 't Zal
wel niet altijd gemakkelijk gaan dat te ont
dekken, maar, 't is toch wezenlijk de moeite
wel waard. We zouden, bijv. bij onszelven
het onderzoek kunnen aanvangen, en zoo het
mocht gebeuren dat we, in de gedachtenwis-
seling bij meeningvei schil, de goede vormen
uit het oog verloren en te kort deden aan
de waardigheid, die van beschaafde menschen
het kenmerk is, dat we dan onmiddellijk
de vraag stellen Hoe is het, wordt ge weer
opgezweept door de vrees voor benadeeling
uwer stoffelijke belangen, of is het wellicht
de gekwetste ijdelheid, die u zoo doet op
vliegen?
Vrienden, luten we toch de vormen der
wellevendheid niet minachten. Zeker, er
bestaat wel eenige aanleiding om het te doen,
zonder dat zou ook onze aansporing geen
zin hebben; dikwijls zijn ze een dun
gaasjeuitgespreid over iets onschoons om
er de leelijkheid van te bedekken, of een
bedriegelijk masker, dat slechte werkelijkheid
achter fraaien schijn verbergt. Maar daarmee
laten zich enkel zeer oppervlakkige lieden
beetnemen. Wie iels gezien en doorleefd
heeft in dit wereldje, kent het ruischen van
dwijnen en mij niet meer vertoonem dan is het
de beurt van mijn waarden neef. Mevrouw Fauvel
zult ge ons onderhoud natuurlijk vertellen en
juist daardoor zullen wij zien in hoever ik succes
heb gehad. Gij wordt echter woedend bij de
gedachte, iets van mij aan te moeten nemen.
Gij verklaart standvastig liever alles te moeten
ontberen gebrek en zelfs honger te lijden, dan
iets aan te nemen van een man, dien ge haat,
waarvan ge enfin ge begrijpt me wel.
Ja, ik begrijp u. In de aandoenlijkste rollen
ben ik altijd liét bestals ik den tijd heb mij
voor te bereiden.
Uitstekend. Maar niettegenstaande dat alles
-begint ge uw vroeger verkwistend leven weer.
Ge zulc meer dan ooit spelen, wedden en ver
liezen. Ge zult geld noodig hebben altijd en
altijd, waarom ge dringend moet smeeken. En
denk "r aan dat alles wat ge op die manier
verkrijg', voor u zelf zal zijn, ge behoeft er mij
geen rekenschap van te geven.
Drommels als ge dat zoo opvat.
Dan zult: gij uw gang wel gaan, niet waar?
En gauw .'ok
Dat is goed* Raoul. Binnen drie maanden
moet'ge allen bronnen de»" twee vrouwen, ver
sta mij wel, alle uitgeput hebben. Ge moet ze
zoover brengen, dat ze niet meer weten, waar
heen zich te wenden. Ze moeten binnen drie
muanden niets meer bezitten, geen geld. geen
sieraad, niets.
Louis de Clameran sprak met zulk een over
tuiging, met zulk een verraasenden hartstocht, dat
Raoul er niets van begreep.
Ge haat die ongelukkige vrouwen dus wel erg,
vroeg hij.
Ik, riep Louis met gloeiende oogen uit, ik
ze haten? Ziet ge dan niet dat ik Madeleine
bemin, zooals dit op mijn leeftijd alleen mogelijk
is, tot krankzinnigheid toe.
Voelt ge dan niet, dnt de gedachte aan haar
mijn gcheele bestaan in beslag neemt, dat het
verlangen mij de hersenen zengt, het uitspreken
van haar naam mij de lippen verbrandt.
En dan schroomt ge niet haar zulk ver
driet aan te doen
Het moet. Zal zij anders ooit de mijne
worden
Op den dag dat ge mevrouw Fauvel en Madelei
ne zoo dicht bij den afgrond gebracht hebt, dat
het klatergoud en weet wel ongeveer wat er
mee wordt opgepronktslechts onnoozelen
laten er zich op den duur mee verschalken.
Maar heeft ooit het misbruik de veryvaarloo
zing kunnen wettigen? Is het dan niet waar,
dat het leven gemakkelijker wordt gemaakt,
en onze onderlinge verhoudingen minder met
stoornis worden bedreigd, als wij gebruik ma
ken van den toon en van de manieren, die
te beschouwen zijn als het merkteeken der
beschaving.
Nu is dat zeker niet moeielijk, wanneer
we ouder gelijkgezinden zijn, en er geen
sprake is van strijd, noch over meeningen,
noc.il over belangen opzettelijke ruwheid,
met het doel om te kwetsen, wèl te ou
derscheiden van jolige boert, die soms haar
vormen ontleent aan een vreemde woorden
lijst, zal men zich daar niet veroorloven.
Anders is het, wanneer we tegenover elkander
staan als aanvaller en verdedigerals we
rechten te veroveren of aanspraken te be
twisten hebben; als er belangen op het spel
staan, die men van weerszijden onaangetast
wil houden. Dan worden het onderwerp van
den strijd en de persoon vati den strijder één;
aan de argumenten, om zijn goed recht te
staven, heeft men niet genoeg: er wordt ge
grepen naar andere wapens dan die iu een
eerlijken kamp zijn te gebruiken; er komen
grofheden, scheldwoorden, beleedigingen.
Wijsgeerig genoeg, om dezen te laten voor
bijgaan als pijlen, die hun doel missen, zijn
slechts weinigen. Uit een taalkundig oogpunt
moge er iets voor te zeggen zijn dat alleen
datgene beleedigt, wat werkelijk leed doet,
in den regel vat men dat anders op; ruwe
uitdrukkingen prikkelen tot wederkeerigheid,
hoe waar het ook zij, dat zij alleen getuigenis
geven van de onbeschoftheid van wie ze
bezigt. En dan, natuurlijk, wordt de kloof,
die de strijdenden scheidt, steeds dieper
geringer de kans, dat men tot een vergelijk
zal komen, weggevaagd de mogelijkheid,
dat een van beiden den ander zal overtuigen,
zoodat de miskenning van de vormen der
betamelijkheid oorzaak wordt, dat volkomen
zij den bodem er van kunnen zien.zal ik verschijnen
Als ze zich onherroepelijk verloren wanen, zal
ik haar redden. Ik heb een prachtig tooneel in
petto en zal er zooveel adel en grootheid in leg
gen, dat Madeleine er door bewogen zal worden.
Zij haat mij, des te beter. Wanneer zij duidelijk
zal zien, dat ik haar persoon alleen begeer en
niet haar geld, zal ze mij niet meer verachten.
Zij is geen vrouw, die door een hevigen harts
tocht niet bewogen wordt en die harstocht ver
geeft veel. Ik zeg niet dat zij mij zal beminnen,
maar Madeleine zal zich zonder vrees aan mij
toevertrouwen, meer verlang ik niet.
Raoul zweeg, verschrikt door die koude bere
kendheid. Clameran was he n in slechtheid ver
vooruit en de leerling bewonderde zijn meester.
Ge zondt zeker slagen oom, indien die be
minde kassier er niet was. Maar tusschen Made
leine en u zal altijd Prosper of ten minste de
herinnering aan hem slaan.
Louis glimlachte boosaardig en zti, terwijl hij
zijn haast uitgedoofde sigaar weggooide: voor hem
ben ik niet bang.
Zij bemint hem.
Des te erger voor hem. Binnen zes maanden
zal ze mij beminnen,, hij is reed» half verloren.
Als het mij lijkt, zal ik hem wel geheel op zij
schuiven, weet ge waartoe de slechte wegen
leiden
Prospers beminde kost hem veel geld, hij rijdt
veel, heelt rijke vrienden! en speelt. Zij
speelt immers ook. Na eenige nachten zal hij
geld noodig hebben, de verliezen van baccarat
moeten binnen 24 uur betaald worden, hij zal
willen betalen, en er is een kas.
Raoul kon zich niet weerhouden tegen te spre
ken O
Hij is eerlijk, zult ge mij zeggen., dat geloof
ik ook. Ik was het vroeger ook. Zij bemint hem,
zegt ge Welk bloed stroomt er door zijn ade
ren, als hij zich de geliefde vrouw zoo laat ont-
roo'\cn O, als ik Madeleines hand zoo in de
mijne had gehouden, zou de gehecle wereld haar
mij niet kunnen ontnemen.
Wel van dengeen, die mij den weg verspert,
Prosper is mij in den weg zal ik mij
ontdoen.
Met uwe hulp zal ik het zoover brengen, dat
hij in een modderkuil valt, waarin Madeleine
hem niet zal opzoeken.
gemist wordt wat het doel behoort te zijn
van eiken strijd, de vrede. Men moet
niet uitgaan van de onderstelling dat hij, die
niet gelijk denkt of hetzelfde wil als vrij
noodwendig een schavuit moet zijn, of dat
men gerechtigd is er hem voor uit te maken;
op zulk een verkeerde bazis construeert men
nooit een harmonische figuur. Dat alles moet
nog door velen worden geleerd. Er moet
zelfs wat meer aandacht aan dat onderwerp
worden gegeven dan tot dusver geschiedde,
want we loopen wel eenig gevaar van een
maatschappelijke verwildering, die zich open
baart in de vormen en door deze wordt
voortgeplant. In ons land zijn we nog zóó
ver niet heendat het voorbeeld in deze
uitgaat van de kringen, waar de uitverkorenen
van het stemrecht zetelen; als er eens in het
parlementair debat een enkel woordje wordt
gezegd, dat met de eischeu der betamelijkheid
of der wellevendheid een twijfelachtige over
eenkomst vertoont, dan wordt het als iets
heel bijzonders door de pers verbreid en lang
onthouden. Onze senatoren schelden elkander
niet uit, gelijk elders soms gebeurt, be
schuldigen elkander niet van allerlei slech
tigheid, de leden onzer tweede kamer
pogen niet elkaar de bewijskracht hunner
motieven voelbaar te maken door middel van
een pak slaag. Of hei bij ons ooit zoo zal
toegaan Men spreekt weieens van de Ne-
derlandsche kalmte; als er niet iets anders,
niet iets hoogers bij komt, „dan achten wij
haar geen voldoenden waarborg tegen het
volgen van slechte voorbeelden. Bij ons
moet het bewaren van den goeden toon en
het eerbiedigen van beschaafde vormen een
quaestie van overtuigiug zijn, de neiging
daartoe een eigenschap, die we met zorg
aankweeken, als een nationaal kenmerk, als
een maatschappelijke deugd.
Vooral zal dat van invloed ziju op de
wijze, waarop wij onze geschillen op arbeids
gebied zoeken te beslechten. Het is nu
eenmaal zoo gesteld, dat aan elke toenadering
een grootere verwijdering moet voorafgaan,
Louis sprak met zooveel woede, met zooveel
wraakzucht, dat Raoul, die waarlijk bewogen
was, moest nadenken.
Ge deelt mij een afschuwelijke rol toe.
Heeft mijn neef bezwaren
Bezwaren, dat niet, maar ik moet bekennen.
Wat, dat ge zin hebt, terug te treden
Daarvoor is het te laat. Zoo, zoo. Mijnheer wil
wel het genot der weelde, wel zijn zakken vol
goud hebben, enfin, alles wat blinkt en nijd
opwekt, maar mijnheer wil deugdzaam en eer
lijk blijven. Hij moest maar rijk geboren worden.
Domoor I
Hebt ge ooit menschen als wij de millioenen
uit de zuivere bronnen der deugd zien scheppen
Men vischt in troebel water en naderhand wasebt
ai en den modder af.
ben nooit rijk genoeg geweest, om eerlijk
fle kunnen zijn, zei Raoul, maar die twee weer-
Hooze vrouwen zoo te kwellen, een armen jongen
te vermoorden, die mij voor een vriend houdt,
neem mij niet kwalijk, maar dat is hard.
Die in Louis' oogen belachelijke weerstand
verbitterde hem in hooge mate.
Ik heb heusch medelijden met u, riep hij
uit. Er doet zich een onverwachte gelegenheid
voor, om in één slag ons gelukkig te maken en
gij spartelt tegen.
Alleen een ezel zou aarzelen, te drinken, als
hij dorst heeft omdat hij eer beetje vuil onder
in zijn emmer ziet. Gij zouat zulke zaakjes in
het klein willen doen, nietwaar? Weet ge waar
heen uw systeem leidt? Naar het hospitaal of
naar de gevangenis, onder begeleiding van gen
darmes. Weet ge hoever ik het vóór een jaar
lang gebracht had, na twintig jaar wonderen
verricht te hebben, die alle geslepenheid in de
schaduw stellen.
Ik was op het punt, om mijn pistolen te ge
bruiken. Gij zoudt zeker liever voortsukkelen
en iedere maand per gratie één of twee bank
biljetten van 1000 francs van mevrouw Fauvel
af bedelen.
Ik ben noch eerzuchtig, nog wreed, zei
Raoul.
Zoo. Veronderstel eens, dat mevrouw Fauvel
van daag komt te sterven, zult ge dan met een
rouwband om uw hoed naar haar man gaan en
hem verzoeken uw maandelijks inkomen door
te betalen