Nummer 94. Zondag 22 November 1896. 19e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen* ANTOON TIELEN, Staatkundig overzicht. FE U ILL KT O A'. UITGEVER* Waalwijk. _m_j||jij i i .gMLl1I I i L-LJIJJILJ-'J1 Jl I X1LL..J''"«n'!!■-■ ".«J JM XggggHB&igU"""■iL'L"".-JD1 I.l 11 De Echo van het Zuiden, WuJtijksrtr ra Liuiplraalsclif Conrant, Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsp rijs per 3 maanden f 1, Franco per post door het geheele rijk f 1,25. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. De vretlc tusschen Italië en Abcssinië. Maandag reeds heeft de koning van Italië machtiging gegeven tot ratificatie van het vredesverdrag met den Negus en de regeering seinde dit feit onmiddelijk aan Nerazzini over. Z. M. ontving een hartelijk telegram van Wilhelm, om hem geluk te wenschen met het tot stand komen van den vrede. Ook heeft de Duitsche keizer den Italiaanschen minister-president per telegram geluk ge- wenscht. De minister van buitenlandsche zaken, baron Marschall, ging persoonlijk naar de Italiaansche ambassade, om den gezant namens de regeering geluk te wen schen' Zoo is de vrede dus een feit geworden, een vrede welke, gelijk wij reeds zeiden, eervol is voor Abessinië. De Negus heeft van meet af aan le beau röle gespeeld. Niet slechts, omdat het wapengeluk hem begun stigde, maar ook omdat zijne houding steeds correct was. De Italianen stelden hem aan Europa voor als een barbaar, als een halven wilde. Menelik heeft het bewijs willen leveren en geleverd ook, dat hij een man is, die wat beschaving en christelijke gevoelens betreft, gerust met de Europeesche souverei- nen op één lijn kan worden gesteld. Wreed heden zijn door hem niet gepleegd. Ge dwongen aanvaardde hij den strijd. En toen de slag van Adoua honderden gevangenen in zijne macht voerde, behandelde hij deze op behoorlijke wijze. Mgr Macario en maioor Nerazzini hebben zich daarvan kunnen overtuigen en een der gevangenen schreef o. a. „Wij worden hier bejegend als waren wij kinderen des lauds,» Gelijk wij reeds in een vorig nummer zeiden, vond de oorlog zijn ontstaan in de tegen strijdige uitlegging van een clausule voorko mende in het tractaat van Ucciali. Artikel 17 van het verdrag (Mei 1889) luidt volgens Italiaanschen tekst„Z. M. de koning der koningen van Ethiophië zal zich in alle onderhandelingen met vreemde mogendhe- 13 HOOFDSTUK XVII. WAAROM Een wanhopig gevoel overmeesterde Madeline, toen ze in gezelschap van haren oom en den man, die heimelijk haar vervolger, doch uiterlijk een oplettend, bevallig cavelier voor haar was, het rijtuig, hetwelk hen naar het gerechtshof zou voeren instapte. Hare tante, die eereteen koortsachtig verlangen aan den dag had gelegd mede te gaan, gaf nu de voorkeur thuis te blijven, voorwendende dat zij zware hoofdpijn had. Ze zag er dien morgen even als de baron, niet goed uit. De baron bleef zwijgen terwijl het rijtuig voortrolde. Kapitein Roper, die tegenover hem zat, hield bijna onafgebroken zijne oogen op Madeline's bleek gelaat gevestigd. Madeline liet de oogen over het sombere winter landschap, thans met eene dunne laag sneeuw overdekt, dwalen. Wat zou de uitslag van het verhoor zijn? Haar hart werd koud, terwijl ze het zich afvroeg. En toen volgde de andere vraag die haar dag en nacht bezig hield: Wie had den moord begaan Koel en trotsch, huiverende voor den door dringenden blik van kapitein Roper, trok ze zich in een hoek van het rijtuig terug. En plotseling in hare overdenking kwam haar het gezegde van Amelia levendig voor den geest. Amelia had gezegd, dat Trimbal, de barbier, in kapitein ltoper den man herkend had, dien hij eens te voren, vier jaren geleden, ten tijde van den moord, het haar geknipt had. Madeline vroeg zich nu af welke reden Roper kon gehad hebben, dien dag in Malliscombe te zijn. Was hij enkel en alleen gekomen omdat Frank Anson op Andley Court was En was het mogelijk ze wist wel dat het mogelijk was dat hij iets met Frank's vlucht te maken had Hare lippen werden bleeker, terwijl de ge- den ol regeeringen bedienen van de tusschen- komst van Z. M. den koning van Italië." In den Amharischen tekst staat, in plaats van „zal" „kan," en op dezen grond betwistte de Negus de suzereiniteit van Italië, waarop Crispi vooral, om zijn roem te verhoogen, aanspraak maakte. Is Menelik glorieus uit den strijd terug gekeerd, Italië verschijnt daarbij in een droevig licht. De overwinnaar behandelt den over wonnene met edelmoedigheid, maar deze edelmoedigheid (van een als onbeschaafd uitgekreten souverein moet vlijmend scherp voor Italië zijn. Nog nimmer heelt een mogendheid, laat staan een groote mogeud- heid, het zoo treurig tegenover een Ooster- schen vorst afgelegd. Italie's zwakte op militair, economisch en financieel gebied is daarbij duidelijk gebleken. En Crispi, die reeds zooveel onheil over zijn land bracht, heeft door den oorlog met den Negus, Italië schier zijn laatste prestige ontnomen. Alweder werd in den Duitschen Rijksdag een interpellatie gehouden, thans over het geval Brusewitz en het militaire duel. Iu het viij dorre debat lieten de redeaaars der linkerzijde natuurlijk de gelegenheid niet voorbijgaan op de woorden van den keizer die dezer dagen in een aanspraak tot recruten gezegd had „Wie uw uniform be leedigt en aantast, beleedigt en tast uw koning en oppersten bevelhebber aan" min of meer duidelijke toespelingen te maken. Zoo zeide de Duitsch vrijzinnige Munkel ironisch, dat men her gezegde van 'skonings rok, die niet beleedigd mocht worden, slechts juist op te vatten had wie, gelijk Brusewitz, door zijn gedrag het militaire eeregewaad, dat hij droeg, bezoedelt, hij beleedigt den koning en is niet meer waard de uniform te dragen. (Bijval links.) Ook de sociaal demo- krateu trekken geducht van leer, terwijl de minister van oorlog, de heer Von Gossler, die overigens van den aangeklaagden luitenant Brusewitz een zeer gunstig getuigenis gaf, zich tot de bewering liet verleiden, dat tegen- dachte haar door het hoofd ging, dat hij iets met den moord op William Talbot Wellicht alles te maken kon hebben Voor het eerst hiel Madeline de oogen op en ontmoette zijn blik, hem inwendig veroordeelende. En indien hij de moordenaar was, waarom zweeg dan Frank Anson? Waarom bleef hij ten prooi in de handen van hen, die hem verongelijkten Hij was mannelijk, fier, dapper, waarom sprak hij dan niet, verklaarde hij zijn onschuld en nam de smet van zijn naam weg een naam, aan welks vlekkeloosheid hij boven alle andere zaken ter wereld waarde hechtte Dit vraagstuk martelde Madeline. En tegelijkertijd rustten Roper's oogen met onbeschaamde blikken op haar. Krampachtig klemden zich hare lippen op elkaar. Waarom was deze man uit de droevige dagen van het verledene tot haar teruggekomen? Waarom maakte hij aanspraak op haar? Waarom plaatste hij zich als een onoverkomelijke muur op kaar levenspad? Waarom? Zij kon niet buiten zijn bereik komen. Ze wist zeer goed, dat waar ze ook heen ging, hij haar volgen zou. Waarom hebt ge den dienst verlaten, Roper? Ge kunt nog slechts weinige jaren gediend hebben. Kapitein Roper verschrok eenigszins; hij bloosde. Ik werd het moede, verklaarde hij. Het was te zeer verbonden. Lord Melbury's aandacht was weer op den weg gevestigd. Plotseling kwam eene andere opmerking van zijne lippen Zie daar eens, een vlucht patrijzen. Ik wilde dat ik met een geweer in het veld was. Kapitein Roper zag op en glimlachte. Gij zijt een eerste schutter, merkte hij op luchtigen toon aan. Onlangs sprak ik iemand over sport en hij durfde beweren dat gij de beste jager in Engeland waart. Hé 1 riep lord Melbury op scherpen toon. Wanneer ge hem weer ontmoet, wees dan zoo goed hem daaromtrent beter in te lichten. Ik weet niet wat ik twintig of vijfentwintig jaar geleden geweest ben; ik had toen vaster hand. Doch ik weet dat ik in de laatste tien jaren als schutter niets waard was beslist niet. Hij sprak heftig en sloeg met zijne breede hand woordig vergrijpen, als waaraan de bladen zich schuldig maken, tot in den Rijksdag overgebracht worden. Daarover ontstond links een groot tumult, en toen de minister uitge sproken had, zeide de voorzitter Von Buol, dat als instede van den minister van oorlog een afgevaardigde zoo beleedigend gesproken had, hij hem tot de orde had geroepen. (Bijval links en in het Centrum.) Toen Bebel later den minister verweet, dat hij niet „gentlemanlike" gehandeld had, door Bruse- witz te verdedigen en den doodgestoken Siepmaun als een geweldpleger voor te stellen, liet de voorzitter zijn bel spelen en bestrafte hij Bebel met hem tot de orde te roepen. Als gewoonlijk had het debat geen prac- tisch resultaat. In de Eransche kamer werd een demon stratie tegen den Senaat gehouden. (Zooals men weet was de Senaat oorzaak van den val van het radicale ministerie-Bourgeois). De heer Guillemet deed het voorstel de wijze van verkiezing der senatoren te veranderen. Dit werd echter verworpen, maar met slechts een zeer geringe meerderheid, 247 tegen 238 stemmen. Aan het einde der zittiug hield de repu blikein Jourdan eene ipterpellatie en vroeg aan de regeering, welke haar houding zal zijn tegenover den Senaat. De minister president Méline bestreed de strekking van deze interpellatie, waarvan het doel duidelijk is. Ten slotte werd een motie, om ever te gaan tot de orde van den dag zonder meer, welke motie door de regeering was aanvaard, aangenomen met 311 tegeu 241 stemmen. De minister van Eeredienst Darlan heeft aan tie bisschoppen een rondschrijven gezon den om hun in herinnering te brengen dat zij volgens een bepaling van het concordaat wel de beschikking Jhebben over gebouwen hetzij als woning voor zichzelf of voor de uitoefeniug van hun dienst, ,maar dat zij die gebouwen niet mogen gebruiken, om er ver gaderingen, congressen of feesten te houden. op de knie in zijn blijkbaren angst om het com pliment, dat hern zoo even gedaan werd, af te weren. Rutherford Roper zag eenigszins verlegen voor zich en er werd geen woord gesproken tot dat het rijtuig stilhield. HOOFDSTUK XVIII. Het was stampvol in de gerechtszaaler was geen plaats onbezet. De predikant van St. Mary was bezig met Friscllla Addington te spreken, die eenigszins tegen haars vaders wil met haren broeder vooruit was gegaan. Tom Addington zat zwijgend naast haar. Er waren omstandigheden in deze zaak, die hij niet begreep en hij haatte het dat hij niet in staat was ze te doorzien. Den vorigen avond had hij met zijnen vader Frank Anson in zijne cel bezocht en de onvol daanheid van dat onderhoud had hem uit het veld geslagen. Frank had hem blijde ontvangen en hun met dezelfde oprechtheid en ernst, en mannelijke waarheid toegesproken als vroeger. Hij, Tom Addington was al sprekende tot de overtuiging gekomen, dat hij onschuldig was en toch en hier kwam het onverklaarbare in weerwil van alle vermaning, bleef hij getrouw weigeren ronschuldig' te pleiten. Hij gaf geen redenen voor deze weigering deze krankzinnigheid, zooals Tom haar noemde hij weigerde eenvoudig om te pleiten. Ook weigerde hij zijn raadsman ter verdediging bij te staan. Toen zijn procureur hem vroeg wat hij gedaan had of anderen had zien doen in den nacht van het treurspel, had hij slechts ge antwoord dat hij geen inlichting zou geven. En hiermede moesten zijne raadslieden tevreden zijn. Wat lord Melbury betreft, er was iets in zijn houding geweest, dat zijn zoon getroffen had. De baron had eerst rusteloos de cel op en neer ge wandeld en was toen vlak voor den jongen An son blijven staan en had hem in het gelaat ge staard, oog in oog, zonder te spreken. Een volle minuut had deze stilzwijgende vraag geduurd, toen had lord Melbury zich op zijne hielen om gedraaid en de cel verlaten. Daar zat hij nu, peinzende. Sir Edmund was natuurlijk niet aanwezig. Hij was wegensambst- bezigheden in York. De gevangene wprd binnengebracht. Deze circulaire slaat op het congres van Reims en is een betreurenswaardige concessie aan het drijven der anti-clericalen. Naar uit Wasthington wordt gemeld, zullen de zaken op Cuba spoedig een beslissenden keer nemen. De Spaansche regeering vreest een vijandi ge demonstratie van het Congres der Ver- eenigde Staten dat 7 Dec. bijeenkomt en heelt daarom bij generaal Weyler aangedron gen, dat hij voor dien tijd den rebellen een beslissende nederlaag moet trachten toe te brengen. Dc houdingwelke de Amerikaansche regeering zal aannemen in de Cubaquaestie, en de boodschap van president Cleveland zullen veel afhangen van de berichten, die spoedig verwacht worden. Wijzen deze op een succes van de Spanjaarden, dan zal president Cleveland zich waarschijnlijk aan de tot dusver gevolgde politiek van non- iuterventie houden. Mochten echter de insurgenten voordeelen behalen dan is het mogelijk, dat Cleveland niet langer zou aarze len om hen als oorlogvoerende partij te er kennen. Men verzekert dat aan generaal Weyler is te verstaan gegeven, dat hij een beslissenden slag moet slaan, of anders teruggeroepen zal worden. Spanje heeft den opperbevelhebber zooveel troepen gezonden als hij wenschte en wil nu ook resultaten zien. De generaal beschikt over 200,000 man, in de campagne, die hij nu in Pinar del Rio tegen Maceo heeft geopend, heeft hijzelf het bevel genomen over een divisie van 60,000 man, terwijl Maceo slechts 7ü00 insurgenten onder zijn bevelen heeft. Generaal Weyler begrijpt dat het thans om zijn positie en zijn prestige gaat en maakt hardnekkig jacht op Maceo, die hem echter voortdurend ontwijkt, en met reden, want zijn kleine troep zou natuurlijk het onderspit moeten delven in een geregelden veldslag. Zeer weinig van de aanwezigen hadden hem sinds den dag van zijn vlucht gezien en de grootste meerderheid had hem nooit gezien. Er ontstond een algemeen gefluister en geschui fel toen hij zich vertoonde. Zijn schoon gelaat was bleek, hij wierp een langen blik om zich heen en stond toen met de oogen neergeslagen en de hand op het hek voor hem rustende. Zichzelf onbewust, was zijne hou ding een van groote waardigheid, Hij zag er uit als een rechter, niet als iemand die beschuldigd werd. Er lag een waas van droefheid over hem; niet de droefheid der zonde zooals de meeste menschen dachten doch van het lijden. Vier jaren van stilzwijgendheid en zelfverloo chening hadden hem een kalmen trek van ver hevenheid, door velen opgemerkt, doch door geen enkele verklaard, gegeven. Madeline, die hem met het oog der liefde ga desloeg, bemerkte dat zijn haar grijzer was geworden sedert den dag van zijne inhechtenis neming. De predikant merkte het op en schudde het kleine hoofd berouwvol over de zonden van den mensch. Van alle verhooren, die in de verschillende gerechtshoven werden gehouden, was dit zeker wel het meest vreemde, het meest belangwekkende. De procureur van den gevangene vroeg om uitstel, daar hij niet in staat was geweest iets ter verdediging voor den gevangene in gereed heid te brengen. De procureur verklaarde dat rar. Anson uiterst vreemd gehandeld had, hij was uit eigen beweging tegen zijn gewoonte in naar ae gevangenis gegaan en had verscheidene malen een onderhoud met hem gehad, zonder het minste succes echter iets uit hem te krijgen, dat hem de verdediging kon vergemakkelijken. De hardnekkigheid waar mede de gevangene het stilzwijgen bewaarde, was volmaakt onverklaarbaar. Indien echter uitstel toegestaan werd zouden verdere pogingen om hem aan het praten te krij gen in het werk gesteld worden en was het na tuurlijk mogelijk dat men ten laatste slagen zou. Zoo niet, dan zou men hem niet kunnen ver dedigen, want in den tegenwoordigen stand van zaken was er geen mogelijkheid eene verdediging op te zetten uit inlichtingen van anderen. Wordt vervolgd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1896 | | pagina 1