Nummer 18. Donderdag 4 Maart 1897. 20e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ANTOON TIELEN, FEUILLETON. CJITGEVER: Waalwijk. Zooals men .weet, zijn in den laatsien tijd in eenige onzer groote steden buitenlandsche x socialisten van naam opgetreden, miuder met liet doel om voor hun theorieën propaganda te maken, dan om ze in beschaafde kringen bekend te doen worden, en, zoo de gelegen heid zich aanbiedt en de lust niet afwezig is, door raiddel van debat de begrippen te verhelderen. Zoo ontving ons vaderland een poos geleden het bezoek van den Duitscher Liebknechten dezer dagen dat van den Franschman Paul Lafargue. Dit in het openbaar vertoon en van de vlag kunnen wij niet anders dan toejuichen. Met iederdie het woord socialisme hoort uitspreken denkt daarbij aan een weten- schappelijk stelsel, gebouwd op de grond slagen van onderzoek en nadenkenniet ieder heeft genoeg van het onderwerp ge hoord en gelezen, oin te weten dat er nog iets anders mede bedoeld wordt dan het aankweeken van een geest van ontevreden heid en verzet. De sociologie, dat is de leer der maat schappelijke verhoudingen is een nog jonge wetenschap, al hebben reeds velen, ook in lang vervlogen tijden gepoogd door een min of meer afgerond systeem van regelin gen langs praetischen weg in die verhou dingen de verbeteringen aan te brengen, die zij noodig achtten. Dat deze afzonderlijke en niet consequent volgehouden pogingen tot geen' blijvend resultaat hebben geleid, is geen reden om ze met minachting te be jegenen en uit de mislukking de gevolg trekking te maken, dat al hetgeen in die richting wordt beproefd, noodwendig waar deloos moet zijn. Maar die zelfde wetenschap vertoont in niet geringe mate de gebreken harer jeugd. Wat op elk gebied der mcnschelijke kennis is waargenomen, ontdekt men ook hier; de beoefenaars hebben een oplossing van het groote vraagstukdie voor hen een dogma is gewordenen nu brengen zij elk ver schijnsel dat binnen hun gezichtskring valt, daarmede in verband. De waarheiddie eerst de vrucht van het onderzoek moest zijnis reeds gevonden en wordt voorop gesteld de uitkomst mag daarmede niet in tweestrijd zijn. Dit doctrinaire stand punt heeft elke tak van wetenschap te zijner tijd ingenomen theologen en medicina tuuronderzoekers en wijsgeeren, ze hebben allen in de eerste ontwikkelingsphase van het menschelijk weten het gezag op den hoogsten trap geplaatst, als iets dat onwan kelbaar vaststond en waartegen de eritiek zich niet mocht verheffen. Fiii dat is, men zal het ons gereedelijk toestemmen, niet de wetenschappelijke me thode. Deze wil tot geen prijs het vrije onderzoek aan banden leggen, waagt het niet, voornf vast te stellen waarop het zal moeten uitloopen De wetenschap controleert de feiten en verschijnselenbrengt ze met elkander in verband weegt en meet nauw keurig en na dit alles met de noodige waarborgen tegen misvatting gedaan te heb ben trekt zij haar conclusiëndie voor waarheid doorgaan zoolang geen hernieuwd onderzoekgeen vermeerderde kennis van feitengeen zorgvuldiger vergelijking van verschijnselen het onhoudbare van de aan genomen leer hebben doen erkennen. De heer Lafargue betoogde in een zijner belangwekkende redevoeriugen dat op de maatschappij de leer der geleidelijke ont wikkeling der evolutie, niet van toepassing is. En waarom niet? De maatschappij is geen natuurproduct, onderworpen aan de wetdoor Darwiu opgespoordmaar iets kunstmatigsde vrucht van een schikking, door menschen gemaakten waarop dus kan worden teruggekomen. Is men nu tot de ervaring geraaktdat hetgeen is vastgesteld niet voldoet aan de eisclien der rechtvaar digheid niet tot uitwerking heeft ieder dat gene te doen verkrijgen, waarop hij aanspraak mag makendan is het oogenblik gekomen om de bestaande regeling te verbreken, haar door een nieuwe te vervangendie meer voldoet aan billijke eischen. En als zoodanig biedt zich het communisme aan, de gemeen schappelijkheid van alle arbeidsmiddelen. Op welken grond de bewering steunt, dat het maatschappelijk leven niet is onderworpen aan de wet der ontwikkeling, is niet dui delijk geblekenwe moeten het maar op gezag aannemen. Dit nu is te veel gevergd, tenzij deze stelling mocht vaststaan als een axiomaen dan nog zou nader onderzoek niet uitgesloten zijn. Maar de historie ver zet er zich tegen elke hervormingelke wijziging in de sociale denkbeeldendie in praktijk is gebracht en het hare heeft bij gedragen om de toestanden beter en de ver houdingen zuiverder te makenis als het ware gegroeidis op zichtbare wijze tot stand gekomen zóódat oorzaak en ge volg voor onze blikken open liggen. Bij de maatschappelijke verbeteringen is, zooals de heer Lafargue zeide mensch middelja maar hij is tevenswat door hem ontkend werd, doel. Juist zooals in de organische schepping ook daar geschiedt de verbetering der soorten en de vermeerdering van haar weerstandsvermogen door middel van de individuen, al is hun aandeel in dat proces meer lijdelijk, dan van den met rede be gaafden menscb gezegd kan worden. Deze bezit in den strijd om het bestaan, nog een wapen meer dan waarover dier en plant kunnen beschikken, maar dat verandert aan de zaak hoegenaamd niets Jhet verscherpt slechts de worsteling. In dien ptrijdzoo wordt beweerd gaat, wanneer het dier- en plantensoorten geldt de zwakkere onder in de menschenwereld is dat zoo niet, daar blijft de minder goed gewapende voortleven en sleept een kwijnend bestaan voort. Ook dit argument, waaruit de niet-toepasselijkheid van de evolutieleer op het maatschappelijk leven zou moeten blijkenschiet aan bewijskracht te kort. Want die ondergang wordt eerst dan een voldongen feitals het in de engte gedreven individu of de niet krachtig genoeg geor ganiseerde soort zich ten slotte beroofd ziet van alle levensvoorwaarden; dan is het einde onvermijdelijk. Maar zoolang nog een enkele toegang tot licht en lucht, tot ruimte en voedsel niet is afgeslotenblijft het voort bestaan zij het ook onder ongunstige con dities gehandhaafd. Juist zoo gaat het in de menschenwereld. Als daar de drang der behoeften de middelen om ze te bevredigen zoozeer overheerschtdat de levensverrich tingen gestremd wordendan moet de on dergang volgen. Maar de mensch bezit, ook onder drukkende omstandighedeneen aan geboren weerstandsvermogen een aandrift om te blijven worstelen, om naar hulpbron nen te zoekenen vandaar dat er minder sprake kan zijn van verdwijning van klassen en groepen. Het is hier de plaats nietom in al de bijzonderheden van dit belangwekkende vraagstuk dieper door te dringen. Zooals gezegd isde sociologie is nog een jonge wetenschapmisschien bestemd om eenmaal aan de spits van al de overige te gaan, haar stof aan al de andere te ontleenen en op haar eigen wijze Ie verwerken. Maar eerst dan zal zij werkelijk dien naam mogen en Langslraatsche Courant Dit, Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1, Franco per post door het geheele rijk f 1,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau vau Adole Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. 37 Het lange diöet op water en brood ondermijnde zijn gestel. Hij wist, dat zijn gelaat mager was, want an deren hadden het hem verteld. Het verwonderde hem dat Trim ba 11 hem zoo spoedig herkend had, want de dappere, kléine kapper scheen niet lang getwijfeld te hebben. Welnu, hij zou een traai verslag van zijn tocht naar Grant moor in Maliscorabe kunnen geven. Hi] zou ongetwijfeld verhalen, dal Frank Anson zóó 'volkomen veranderd, zóó diep gevallen was, dat hij niet meer te herkennen was. Zou' hij naar Malliscombe gaan en dit aan Madeline vertellen Bij die gedachte kleurde eeu vunrroode blos een blos van schaamte zijn gelaat. Toen kruiste een andere gedachte hem door 't hoofd. Zou Madeline zeil'Trim ball gezonden hebben? Mogelijk, dacht de ongelukkige veroordeelde, was zijn bezoek aan Grantmoor het voorteeken van een Brief, den lang verwachten brief, waarom hij zoo lang reeds gebeden had welke hem melden zou of ze de vrijheid, die hij haar aanbood, aan nam of niet. Of kon het zijn, dat, wanneer ze gehoord zou hebben hoe ellendig haar geliefde er uitzag, ze hem niet waardig zou achten zelfs een woord van haar te vernemen Waarschijnlijk begon ze te denken, dat hij ge logen had," toen hij haar verzekerde, dat hij onschuldig was. Ieder in haar nabijheid zijn eigen vader inbegrepen zou al het mogelijke in het werk stellen om in haar binnenste het geloof aun te lcweeken dat hij slechts een leugenaar, eeu moor denaar was, die bij het verhoor gezwegen had enkel en alleen omdat hij niet durfde spreken. Zelfs zijn eigen vader! Bij die gedachte ging een messteek liem door het gewonde hart. En toen weer begon de vreeselijke worsteling in hem, de bittere strijd tusschen zijn edel ,ik' en de sterke verleiding om den vader de rechtvaardige rechter, die hem hier zonder me delijden, zonder dank liet lijden te beschul digen. Want nog steeds geloofde hij zijn vader den schuldige. Hoe zou hij anders kunnen denken na hetgeen hij gezien had in den nacht der misdaad Telkens en telkens weer, dag en nacht sedert zijn vaders bezoek aan de gevangenis, vroeg Frank Anson zich af hoe de rechter zich tegen over hem had durven plaatsen. Hij had gehandeld, alsof hij dacht dat op hem geen vermoeden kon rusten. Doch indien hij zich zelf met die gedachte misleidde, hoe kon hijdan het stilzwijgen van zijn zoon verklaren Ti achtende eenig licht in de duisternis van dit mysterie te ontdekken, terneergedrukt door het vermoeden, Madeline betreffende, en voortdurend herinnerd aan de kreten van den armen veroor deelde, die dien dag een versclirikkelijken dood gestorven was, liep Frank Anson de kleine cel op en neer, de handen saamgevouwen. En op hetzelfde oogenblik zaten Peter Shakle- ford en Charles Trimball in de herberg ,De Gevlekte Hond" zacht, vertrouwelijk met elkaar te praten, doch dit kon Frank niet vermoeden. Ofschoon de nachtwacht de ronde reeds be gonnen wa3 en hij rustig op zijn strooleger had moeten liggen, liep Frank Anson op bloote voeten rond. Hij was vermoeider dan gewoonlijk; het gevolg van den ongewonen arbeid op de heide. Hij was lichamelijk uitgeput, doch het afge matte hoofd, de half waanzinnige, wanhopige geest, wilde de vermoeide ledematen geen rust gunnen. En toen nachtwacht naderde, ving zijn scherp oor een zacht geritsel op en toen hij naar binnen gluurde, zag hij den gevangene op zijn leger uitgestrekt, het schoone, vermagerde gelaat in het harde kussen verborgen. Tegen den morgen viel hij in slaap, om kort daarna door het luiden van de gevangenisbei herinnerd te worden, dat een nieuwe dag vol el lende was aangebroken Hij besloot dien dag nauwlettend voor zijn leven te waken. Langzamerhand, wanneer zijn bestaan geheel ondragelijk zou zijn geworden, kon hij Sliack- leford opzettelijk toestaan zijn schandelijk plan ten uitvoer te brengen. Maar nu nog niet. De gevangenbewaarder deed geen verdere po gingen dien dag. En in den avond toen de werklui van het moeras terugkeerden en de thee rondgediend was, trad Shackleford, alvorens zelf thee te gaan drinken, zijn cel binnen en overhandigde hem een brief. Frank Anson week terug; een wonderlijke aandoening overmeesterde hem. Dit was de eerste brief, dien hij sedert zijn gevangenneming ontvangen had - het eerste bericht, dat hem van de buitenwereld bereikt had. Hij wist niet, dat men Shackleford reeds twee- a driemaal tevoren brieven had toevertrouwd. Zijn vingers beefden, snel en ontstuimig haalde hij adem. Dit moet het antwoord zijn op den brief, dien ge eenige maanden geleden voor mij aan die jongedame zondt, zei hij met eene stem, die zoo veranderd klonk, dat Shackleford op zijn beurt schrikte. En toch, het schrift op het couvert is niet het hare I Ik weet niet van wien hij komt, zei de bewaarder op een toon, die te kennen gaf, dat het hem niet schelen kon van wien hij kwam. Men vroeg mij hem u te overhandigen, voor een belooning, weet ge en ik stemde toe. Ge deedt beter hem nu te lezen terwijl de andere bewaarders theedrinken. Kunt ge zien Wanneer ik vlak bij het venster sta, kan ik onderscheiden, antwoordde de veroordeelde beslist. Dank u, mijnheer. Het is meer dan ik had durven hopen sedert Sedert wat? vroeg Shaekleiord verbaasd door het plotselinge afbreken, en hem verdacht aanziende. Frank was op het punt geweest te zeggen sedert het voorval van gisteren/ doch hij hield zich op het juiste moment in. Hij mompelde iets onverstaanbaars, terwijl zijn blik op het adres van den brief gericht bleef: »Mr. F. Anson.' Shackleford ging heen. Hij ging in de zekere overtuiging dat, dooi den gevangene dezen brief te overhandigen, hij de wenschen van zijn liefste Harriet nakwam, want mr. Charles Trimball uit Bridge Street, Malliscombe was plotseling bij Shackleford ge komen en had hem op de mouw weten te spel den, dat hij niet meer of minder dan een bode van mis9 Blake zelf was. Hij zeide, dat het miss Blake's wensch was, dat de brief zonder uitstel aan den veroordeelde Anson, gegeven zou worden. Natuurlijk had de niets vermoedende bewaar der hem niet gewantrouwd, hij was zelfs een weinig over het al te groote vertrouwen ze scheen liem zijn waren naam genoemd te heb ben verschrikt. Wanneer ze n zoo goed vertrouwt, ben ik er zeker van, dat het in orde is, mr. Trimball, had hij aan het eind van hun onderhoud gezegd. Doch ik mag u tegelijkertijd zeggen, dat ik hoop, dat ge ait zaakje als vertrouwelijk zult beschouwen, ik zou niet graag hebben dat het uitkwam. Hierop had Trimball schrander geknikt. Eu het gevolg van zijn schranderheid was, dat de brief, dien hij zelf geschreven had, nu in Frank Anson's bezit was. Hij schreef: ,Sir 1* Ge kent mij slechts van aanzien, doch ik geef u de verzekering, dat ik een eerlijk man ben, die geen ongerechtigheid kan zien zonder ten minste pogingen aan te wenden recht te ver krijgen. Ik word meer en meer van uw onschuld overtuigd en dit niettegenstaande uw stilzwij gen, hetwelk naar mijn inzien vergeef mij, dat ik het zeggen moet een geheimzinnigheid is, die slechts verklaard kan worden door de onderstelling, dat ge iemand beschermt en in zijn plaats lijdt. Ik weet niet, wie het zijn kan, dien ge schuldig denkt, doch ik ben geneigd te ge- looven, dat het niet de persoon is, die werkelijk schuldig is. Ik kan u hier niet alles vertellen, daar deze brief u wellicht niet alleen nooit be reiken zal, doch in andere handen zou kunnen vallen, ik moet dus zwijgen. Doch het doel van mijn schrijven en komst hier want ik heb dezen brief zelf in de gevangenis gebracht is u te waarschuwen voor uw neef kapitein Roper. Wordt vervolgd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1897 | | pagina 1