Nummer 79. Donderdag 7 October 1897. 20e Jaargang. Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen. VERBüRGi MADEN, Herfst-Stemmiïigen feujlletonT ANTOON TIELEN, De Wraak eener Vrouw UITGEVER: Waalwijk. Er is geen ontkomen aan. Zij overvalt ons, bij elke schrede, de gedachte der vergankelijkheid. Van alle kan ten ruischt het weemoedig lied van scheiden ons in de ooren, en het dringt door tot der ziele diepste diepte. Soms verschijnen herfstdagen, zoo onbe schrijflijk mooi, dat niets er mee is te ver gelijken; als de zon een hooggeel goud overal uitstort met een mildheiddie verkwisting nabijkomt; als de laatste overblijfselen van den tooi der hoornen, nu zoo sterk geteekend, met krachtige belijning, waarbinnen de groot ste verscheidenheid van kleuren, hard be grensd, nog eenmaal zich baden in een zee van licht; als het fonkelt in de wateren gelijk een stroom van diamantenals de fijne lucht onder zacht wegsmeltende bewol king, zoo heerlijk is om in te ademen. Op van uw werkplaats, gij mannen van het penseel, tracht dan aan de natuur het geheim van de volstrekte schoonheid te ontlokken Want dat is het goddelijkste hetwelk Hollands beemden ooit te aanschou wen geven. En toch, die lach, zoo vriendelijk, zoo verkwikkend, het is de lach met betraande oogen, dien reeds Homeros zoo goed kende Niet de gulle vroolijkheid van het dartelende kind, maar de weemoedige verheldering van het gelaat bij een, die sterven gaat. Zie de jonge vrouw, die zich tooit met haar bruidsgewaad in het aangezicht van den doodnog éénmaal wil zij alle harten in verrukking brengen, nog eenmaal alle oogen tot zich trekken. Och, dat is wezenlijk geen ij delheid zij weet het immershaar dagen zijn geteld En die mildheid, aan de wegkwijnende natuur besteed, doet zij niet denken aan de vrijgevigheidwaarmede men eertijds een onverbiddelijk ter dood veroordeelde de bit terheden der gewelddadige scheiding placht te doen vergeten Maak u ook maar geen illusiën, 't is slechts een voorbijgaande opflikkering. Aan stonds wordt weer met forsche en wreede hand gerukt aan de laatste tooisels, want dat is de lastgeving: niets mag gespaard blijven. De vale tinten krijgen de overhand, in harmonie met een loodgrijzen heinel; de angstig zwiepende takken gaan zich zelfs haasten om af te schudden wat zij toch niet mogen behouden, als hadden zij besef dat het om het laatste blaadje te doen is en zij niet met rust zullen gelaten worden voor zij ook dat hebben afgegeven. En nog dwarrelen de eenmaal zoo fraai gevormde thans bijna kleur- en vormlooze loovers langs den grond, niet wetende waar zich te ver bergen totdat zij eindelijk, moegejaagd berusten in het algemeene noodlot, en hun stof vermengen met het stof der eeuwen. Dat zich telken jare herhalend herfstbeeld, het roept ons voor den geest wat ons allen te wachten staat. Den jongen, die nog vol moed den strijd om het bestaan blijven voeren, met vaste, hoop op de over winning den heroën van het verstand, die zoeken door te dringen tot aan, tot over de grenzen van het waarneembare, den over- moedigen kampioen op de banen, waar de physieke kracht wordt gehuldigd en ge lauwerd maar met nog meer nadruk den ouderen van dagendie reeds hun grootste aandeel hebben geleverd in hetgeen aan de generatie, waartoe zij behooren, als taak werd opgelegd en die reeds de waar schuwingen hebben vernomen dat hun tijd ten einde spoedt, dien allen wordt het op nieuw aangekondigd Denkt er aan, uw hierzijn is een vraag van komen en van gaan, van worden en verworden Wat gij ook doen moogt om van uw bestaan De Mo van het Zuiden, Waalwpsche ra Langstraatsche Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1, Franco per post door het geheele rijk f1,35. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamborg. Reclames 15 cent per regel. OF Herinneringen van een Politie-Commissaris. 15 Stil zeide Irene glimlachend, daar moet u niet over spreken. Ik heb dezen avond helaas, voor de eerste maal van mijn leven tegen papa onwaarheid gesproken. Ja,"' want wat u vermoedde, is waar ik ben niet wel. Papa, die van morgen bemerkte, dat ik er zeer bleek uitzag, wilde het bal een week uit stellen, en om dat nu te verhinderen, heb ik liera wijs gemaakt, dat mijne bleekheid alleen was toe te schrijven aan vermoeidheid van gisteravond. En weet gij wat ik toen gedaan heb, om n ijne bleekheid weg te maken? Neen, zeide Raymond. Irene wilde antwoordden, maar het was haar beurt om te changeeren, zoodat zij Raymond het antwoord schuldig bleef. (jij schijnt veel van dansen te houden, zeide deze laatste toen hij weder tegenover Irene stond. En vindt u het geen aangename ontspan ning; hernam Irene. Altijd niet. Ik moet het doen voor den dokter zeide Irene, liet schijnt dat ik veel behoefte heb aan bewegingde heer Benoit heelt mij allerlei ver strooiing voorgeschreven zooals de opera, reizen en zeebaden. O dat laatste vooral is heerlijk zijt gij wel eens op een badplaats geweest, mijn heer Eenige malen, antwoordde Raymond. Twee jaren geleden bracht vader mij naar Trouville. Ik bleef er achter met een oude bloed verwante; wij hadden daar een klein paviljoen aan het strand. Het deed mij leed toen ik het moest verlaten. De zeelucht zal wel goed voor u zijn. Dat weet ik niet; de dokter zegt het en dien moet men wel gelooven. Maar wat vooral aantrekkelijk is, dat is het strand van tweeën tot zessen het casino, concerten, wedstrijden en des avonds bals, waarlijk men heeft er geen tijd om zich een oogenblik ie vervelen. Ja, dat is waar. Kent gij Trouville, mijnheer? Ik heb er vele jaren doorgebracht. Hoe is het mogelijk en ik heb u er nooit gezien. Raymond glimlachte droevig, *Ach! mejuffrouw, hoe jong ik ook ben, heb ik toch reeds een veelbewogen leven achter mij. Te Trouville bewoonde ik een kein huisje, achter het hotel de ,Zwai\te Rotsen' gelegen. Ik bad een klein jacht, waarmede ik zeetochtjes maakte in liet casino heb ik nooit een voet gezet. Wacht eens, zeide Irene nadenkende; een jacht 1 daar herinner ik mij iets van., het had witte zeilen had men het niet een vreemden naam gegeven? #De rechtvaardigheid Juist, dat was de naam. En ik, was de eige naar er van. Irene rilde. Het is vreemd... zeide zij, maar ik herinner mij, dat omtrent dat jacht allerlei vreemde geruchten de ronde deden. Maar nu ik weet, dat gij de eigenaar waart, begrijp ik dat er van dat alles niets waar is. Wat zeide men dan 1 Ach, vervolgde Irene aarzelende, men zeide dat de eigenaar van het jacht zulk een geheim zinnig persoon wasdat hij door zijn woest ka rakter ieder, die zijne woning trachtte te nade ren, op een afstand wist te houden en ten slotte dat er in zijn leven een vreeselijke gebeurtenis was voorgevallen, die hij voor iedereen geheim hield. Raymond schudde het hoofd. Het eenige wat van dat alles waar is, is wat gij omtrent mijn verleden gezegd hebt. Dat is inderdaad do zwarte stip in mijn leven, die al mijn levensdagen ver galt, Maar, woondet gij dan geheel alleen in dat huisje Geheel alleen. Maar uwe vrienden Die had ik niet. En uwe ouders dan.... Mijn vader heb ik nooit gekend mijne moeder is acht jaar geleden gestorven. eenig spoor achter te laten, dat bestaan zelf is als één zomerhet oogenblik komt, wellicht is het reeds zeer nabij, dat uw zon lager aan de kim zal rijzen en ten slotte geheel ondergaan. Die gedachte stemt droevig. Zij kan ons soms zoozeer overmeesteren, op een kalmen herfstdag, dat wij het zouden willen uit schreien. Achal is het leven niet voor ieder onzer als een wandeling door een ro- zengaardeal moeten we ons dikwijls met moeite een weg banen door een dicht begroeide wildernis of zwoegend ons pad zoeken door een woestenij, toch hechten wij er ons aan, want het is de openbaring van ons zijn, het bewuste afscheiding, die ods verheft boven de stof. We hebben onze idealen, die ons opwaarts voerenonze ge negenheden, die ons het hart verkwikken en zelfs dien strijd, waarin we niet zelden vermoeid en verwond worden, we hebben hem toch lief, omdat hij ons sterker maakt en aan onze persoonlijkheid grooter waarde schenkt. Dat alles bedreigd te zien met den on dergang, bij wisse zekerheid dat de bedreiging zal worden volvoerd, het stemt ons zoo droevig Wij kennen menschen, die daar niets van te doen hebben. Hun stemmingen, als zij dien naam nog verdienen, worden beheerscht door de afwisselingen van het hebben en houden, maar zijn ongevoelig voor hetgeen daar buiten staat. Zoekt hen niet uitsluitend onder de minder ontwikkeldenzelfs velen, die vrij hoog meen en te staan op de ladder van het intellect, meenen soms, dat het niet- mannelijk is, niet practisch en niet verstan dig ook, toe te geven aan die indrukken die verwekt worden door oorzaken, aan welke we niets kunnen veranderen, in verband met verschijnselen in de natuur, welker afwisseling Het gelaat van Irene betrok, terwijl een traan in haar oog parelde. Ach 1 zeide zij op een bewogen teon, alleen op de wereld I... Ja, mijnheer, dan beklaag ik u uit het diepst van mijn hart... Ook ik heb langgeleden mijne moeder verloren. Helaas, ik gevoel het dagelijks, dat er niets op de wereld is, dat de liefde eener moeder kan ver vangen. Misschien 1.. zeide Raymond. Wat dan De liefde voor de teerbeminde vrouw. Die zuivere en reine liefde, die slechts met het leven kan uitgebluscht wordenDat onuitsprekelijke gevoel, dat het geheele hart vervult, en waarvoor men zijn bloed en zijn leven gaarne zoude willen geven... Ach 1 Irene als gij die heilige genegenheid kendet, dan zoudt gij het verleden niet betreuren, maar alles van de toekomst hopen. Irene antwoordde nietzij was ontroerd en beefde als het blad van een boom. Gelukkig was de quadrille geëindigd. Het rumoer, dat daardoor ontstond, maakte het haar gemakkelijk, hare ver legenheid te verbergen. Zonder er over na te denken, wal hij deed, liep Raymond met Irene het kleine kamertje naast de danszaal binnen. Er was daar niemand op dat oogenblik. Gij zult mij toch niet ten kwade duiden, mejuffrouw, hetgeen ik daar zooeven gezegd heb? Neen, volstrekt niet, antwoordde Irene, met iets weemoedigs in hare stemmaar het is de eerste maal, dat men mij aldus toespreekt. Liet kind I Vergeef mij er zijn dagen, dat mijn ziel overloopt en ik geen meester meer ben van mijn geheim. Maar wie zijt ge dan, in Gods naam 1 Achzwijg, zeide Raymond, gij weet dat een vreeselijke herinnering uit het verleden mij zwaar terneder drukt; ik houd mijn geheim voor iedereen verborgen omdat niemand het weten mag. Maar aan u zal ik het ontzettend geheim openbaren den dag, waarop gij er in toestemt mijne vrouw te worden. Zij wilden naar de danszaal terugkeeren, maar juist op het oogenblik, dat zij de deur uit wilde gaan, stond Raymond plotseling stil zijn oog schoot vuur, zijn gelaat was eensklaps als met een lijkkleur bedekt. wij kennen en die op ons dagelijksch doen geen invloed behooren te hebben. Door er aan toe te geven, 'loopt men maar gevaar ongeschikt te worden voor zijn werk en, in nuttelooze droomerij, de zaken te verwaar- loozen. Indien het laatste altijd waar was, zouden we met deze „practische lieden" een heel eind medegaan. Zonder twijfel, men over drijft de rechten van het gevoel, wanneer de eischen van het werkdadig leven er aan worden opgeofferden als we ons door eqn stemming laten medeslepen, bewijst zulks dat we de noodige zelfstandigheid missen. Maar zoo waar als het is, dat de aarde niet alleen vruchten maar ook bloemen voortbrengt evenzoo zijn het niet slechts de handen het hoofd waarmede wij leven een nog veel kostbaarder, veel edeler orgaan staat ons ten dienste, en dat stelt ook zijn ei schen, die bevredigd moeten worden. Wie buiten het hart leeft, leeft maar half. En daar, daar is het, dat de stemmen weerklinken, die de herfst ons toezingt: daar hooren en verstaan wij het weemoedig lied van scheiden. Tevens fluistert daar nog een andere toon, van hoop en van vertrouwen. Herinnert gij u nog, hoe kort het is ge leden, dat de eerst uitbottende knoppen, de schuchter omhoog schietende bloempjes u in verrukking brachten De lieden van „het practische" hadden daar ook geen oog voor, hun viel niet het heerlijk genot ten deel, zich te verheugen in het denkbeeld der herleving, 't Is dan ook iets heel gewoons, het moet wel zoo zijn, 't is nooit anders geweest. Juist, zoo was het steeds, zoo zal het immer wezen. En dat ontneemt aan de scheiding niet het weemoedige, maar het troostelooze; het bevestigt den grondslag van het vertrouwen in de regelmaat der leiding, in de onveranderlijkheid van het Albestuur. Mijn God, wat is er, riep Irene hevig ont steld uit. Raymond had haar arm losgelaten en drukte zijn gebalde handen tegen zijne slapen. Neenneen 1 het is onmogelijk 1 stamelde hij stuiptrekkend 1 Die bloemruiker I daar 1 antwoord! schreeuwde hij wie heeft- zulk een heiligschennis durven bedrijven Eenige personen waren op het leven toe komen loopen, om te zien wat er gaande was. Raymond doorzocht deze groep met zijne blikken, begeerig een prooi te vinden, waaraan hij zijne woede kou koelen. Eensklaps stiet hij een rauwen kreet uit en greep een der toeschouwers met kracht bij deu arm. Maar hij wordt gekl riep deze. Het was Spavento. XI HET VERZEGELDE PAKKET. Hoe Spavento zijn best ook deed om zich los te rukken, het gelukte hem niet. Voor den duivel I bromde hij, die grap zal u duur te staan komen. Eindelijk liet Raymond hem los, daar hij allo opschudding wilde vermijden. Met een gebiedenden blik beval hij Spavento hem te volgen en ging met hem naar een hoek van het kamertje. Wij zijn hier alleen. Antwoord mij. Zijt gij het geweest, die dezen bloemruiker hebt hier ge bracht, om te zien of ik hem zoude herkennen? Maar... riep Spavento. Gij zijt het geweest 1 ik gevoel het en wil weten wat u er toe heelt bewogen wie u de bloemen gegeven heeft of liever waar gij ze ge stolen hebt? Maar wat scheelt gij toch, zeide Spavento op spottenden toon gij stelt u aan of gij krank zinnig zijt; wat wilt gij toch van mij? Zou hot maar niet beter zijn, mij dadelijk te zeggen dat gij een aanleiding zoekt tot een duel. Zijt gij gewoon het aan te nemen, wanneer het u wordt voorgesteld P Altijd, manneke. Dus kan ik op u rekenen? Wanneer? Morgen 1 (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1897 | | pagina 1