Nummer 83. Donderdag 21 October 1897. 20e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Atjeh und kein Ende.
ANTOON TIELEN,
FEUILLETON.
De Wraak eener Vrouw
UITGEVER:
Waalwijk.
Waalwij ksclie co Lanptraateche Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,
Franco per post door het geheele rijk f 1,15.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
aj.' 1 -f.
Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maa! ter plaatsing
opgegevenworden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van
Adolp Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
Men kan over den in Atjeh gevoerden
oorlog niet spreken, zonder dat een levendig
verschil van opinie zich openbaart. Gelijk
bekend is, heeft de socialistische afgevaar
digde voor Enschedé, de heer Van Kol, het
voornemen te kennen gegeven bij de behan
deling der Indische begrooting dien oorlog
ter sprake te brengen en nauwelijks heeft
hij dit woord gesprokenof in de pers ont
staat een polemiek, waarbij een zekere passie
niet te loochenen valt.
Deze polemiek bepaalt zich in hoofdzaak
tot het „Handelsblad" en het „Vaderl.„
Laatstgenoemd blad wenscht met het plan
van den heer Van Kol in te stemmen, mits
deze de zaak op practische wijze behandele
en niet slechts met pathetische ontboeze
mingen. Over de verklaring van den mi
nister-president, die uitdrukkelijk namens
het geheele kabinet sprak, en als zijne opinie
te kennen gaf, dat wij thans in Atjeh op
den goeden weg zijnwas het Haagsche
orgaan maar half tevreden. //De vraag ligt
voor de hand," schreef het blad, /,als wij
verleden jaar op den goeden weg waren en
nu nog altijd op den goeden weg zijn, hoe
lang zal die goede weg dan nog leiden over
geslechte sterktenvernielde velden en men-
ichenlijken
Uit deze woorden blijkt reeds, dat de re
dactie van het „Vaderland" met de thans
govolgde tactiek op Atjeh weinig sympathi
seert. //Met groote bekommering'", zoo ging
zij voort, „vervullen ons berichten, die zoo
nu en dan uit Indie komen eu die getuigen
van een geest, zeer verre van den geest van
vrede en verzoening, die het einddoel van
alle koloniale staatkunde moet zijn. Als dan
een legerkommandant bij zijn afscheidswoord
durft zeggen, dat het leger weder tot zijn
ill ilj
OF
Herinneringen van een Politie-Coramissaris.
19
Ik ken haar niet.
Maar denkt ge toch dat zij nu te Parijs zal
zijn?
Ik heb allen grond om dat te gelooven; maar
op dat punt moet gij mij eenige inlichtingen
geven.
Hoe zoo
Ik zal u straks bij haar brengen.
Waar is zij dan?
Binnen een kwartier vertrekken wij per
rijtuig, zooals overeengekomen is en gij laat u
blinddoeken en door mij geleiden. Ten slotte
wenschte ik u nog te spreken over het lijk.
Van den ongelukkige, dien ik ontleed heb?
Juist.... ih weet waar het is.
Gij.
Al wat de jonge dokter hoorde, scheen tot het
rijk der droomen te behooren deze opeensta
peling van gebeurtenissen begon hem uitermate
te vermoeien en hij vroeg zich af of hij werkelijk
wel waakte.
Maar zijn verbazing was nog niet ten einde.'
De onbekende hernam
Gedurende den loop der eerste nasporingen
eu nadat de gemoederen wat bedaard waren,
ontving de politie, die haar onderzoek onvermoeid
voortzette, stuk voor stuk al de deelen van den
ongelukkigen vermoorde, zoodat zij in staat was
het lichaam bijna geheel in elkander te zetten.
En wilt gij mij dit nu laten zien I
De bezoeker was opgestaan om op de pendule
te zien.
Kwart voor twaalf! zeide hij, wij moeten
weg; wees zoo goed mij te volgen, een rijtuig
wacht aan de deur.
De dokter was ook opgestaan, maar voor dat
hij den onbekende volgde, hield hij hem staande.
lk ga met u mede, zeide hij, maar zou toch
reclit is gekomendoor steeds aanvallend- op
te treden als ware het hier om het recht
van het leger te doendat het vroeger
in Atjeh geen goede oefenschool had en moest
zitten in een definitieve stelling, „waarvoor
het niet bestemd" is, als werd er oorlog
gemaakt om het leger te oefenen en aan
zijn bestemming te doen beantwoordenals
dan tevens voorspeld wordt, dat nog zeer
veel van het leger zal worden gevergd
dan vragen wij ons af, of een politiek be
leid te vertrouwen is, dat zich door derge
lijke militaire begrippen inspireeren laat.
Waar in de hoogste klingen zoo gedacht en
zoo gesproken wordt, daar kunnen wij voor
alsnog ons niet vertrouwend neerleggen bij
het vertrouwen vragend woord van onzen
Premier."
Het „Handelsblad" is tegen deze redenee
ring in verzet gekomen, en schreef o. a.:
Wat wil men dan Door onze halfheid,
door het voorbijzien van de eeuwige waar
heid dat een oorlog, die het strengste wordt
gevoerd, het kortste duurt en ten slotte het
minst onheil sticht, hebben wij den Atjeh-
oorlog zien worden ecne chronische kwaal.
Eindelijkdoor den aanval van Oemar en
den daarmede gepaard gaanden algemeenen
opstand gedwongen tot krachtig optreden,
hebben wij aan den oorlog in Groot-Atjeh
een einde gemaakt. Er moet hu gezorgd
worden dat de uiteengeslagen vijand zich
niet weder opricht, dat de bevolking
die thans rustig is, zich rustig houdt.
Men werkt verwarring van denkbeelden
in de hand', wanneer meu onze ellendige
stelselloosheid van 1873 tot 1896 in één
adem noemt men „den goeden weg", die
thans naar het oordeel der regeering wordt
gevolgd.
Haast kinderachtig vinden wij het verwijt
van het Vad., dat de troepen Oemar meer-
gaarne voor wij vertrekken nog eenige inlichting
omtrent een belangrijk punt ontvangen. Gij hebt
wel gezegd waarom gij het niet noodig achttet
mij vroeger te bezoeken, maar niet waarom gij
juist nu bij mij zijt gekomen.
Dat is toen nog al duidelijk; ik ben nu bij
u gekomen, omdat ik sedert eenige dagen een
spoor gevonden heb omdat al de personen, in
de zaak betrokken, te Parijs zijn en het minste
of geringste hun achterdocht zou) kunnen geven,
en wij tot iederen prijs hetzij door zwakheid,
medelijden of liefde moeten voorkomen, dat zij
aan den strik, die ik hun span, ontsnappen.
Wat spreekt gij van medelijden en liefde
Is er dan een vrouw ook in het spel
Ja zeker.
Welk een vreemde geschiedenis!
Vreerad of niet, kom nu! wij hebben nog
maar enkele minutenhet minste oponthoud
kan alles doen mislukken. Ik bid u, maak voort.
Vooruit dan maar! zeide Ludovicus.
Voor de deur stond een prachtig rijtuig met
twee paarden bespannen.
Toen ze hadden plaats genomen verzocht de
onbekende Ludovicus te mogen blinddoeken, het
geen deze gewillig toeliet.
Nu de eerste stap gedaan was, verlangde hij
vurig naar het doel van den tocht:
Zijn metgezel bond hem een dikken doek voor
de oogen en toen hij hiermede gereed was, stak
hij het hoofd uit het portier eu zeide tot den
koetsier.
Naar het hotel I
Het rijtuig zette zich dadelijk in beweging.
XIII.
EEN DUEL.
Het was eenige dagen later.
Op een middag, toen de hertog tegen zes uur
thuis kwam. wachtte zijn kamerknecht hem op
en vroeg hem of hij Colonna kon ontvangen.
Colonna I zeide de hertog verrast, ik dacht,
dat die bij Spavento was.
Hij was ook werkelijk vertrokken, antwoord
de de kamerknecht, maar is teruggekomen.
Alleen
Ja, mijnheer.
Welnu, laat hij dadelijk binnenkomen ik
ben nieuwsgierig te weten, wat die overhaaste
terugkomst moet beteekenen.
malen hebben nagezeten zonder hem te
krijgen.
De hoofdzaak is niet dat men Oemar
„krijgt;" in zijn plaats zou een ander aan
voerder opstaan als onze houding kans ga:'
op succes. De hoofdzaak is dat zijne partij,
zijn aanhang, zijn invloed verloren gaan. En
zijn we in dat opzicht niet op den goeden weg?
Hoe was de positie van Oemar in April '96,
hoe is zij thans
Met een beroep op de twee-wekelijksche
verslagenverzekerde het „Handelsblad"
verderdat de pacificatie op Groot-Atjeh
vorderingen maakt. Wil men dat dit het
geval blijft, zeide het blad, dan heeft men
de les van generaal Van der Heyden te
behartigen; aanhoudende patrouilleeringen om
het verzet niet te doen herleftm en bij de
bevolking het noodige vertrouwen te wekken.
't Is best mogelijk, dat het Amsterdam-
sche orgaan gelijk heeft, en met de regeering,
den toestand helder inziet. Maar groot ver
trouwen zullen zijne beschouwingen toch
niet wekken. Op de eerste plaats schijnt
de bevolking van Atjeh niet zoo rustig, als
het blad wil doen voorkomen. Maar daar
is meer.
Generaal Vntter, in wien het nieuwe stelel
als 't ware verpersoonlijkt werd, is van Atjeh
heengegaanzonder zijn doel te hebben
kunnen bereiken. En dit zou toch zeker
niet zijn geschied, wanneer men het einde
van den oorlog binnen een bepaalden tijd
had kunnen voorzien. Dit vertrek' van den
man, die Lombok tot onderwerping wist te
brengen, is dus alles behalve als een gunstig
voorteeken te beschouwen. En nu maken
wij hiervan den generaal geen grief, maar
trekken hieruit eenvoudig de gevolgtrekking,
dat er wel degelijk reden bestaat voor de
vraag van het „Vaderland": hoe lang de
thans gevolgde „goede weg" Dog leiden zal
Colonna, die dadelijk binnenkwam was zeer
bleek zijn gelaat gaf vermoeidheid te kennen,
terwijl zijne kleeding zich door zekere slordig
heid kenmerkte.
Welnu! zeide de graaf.... wat is er gebeurd
en wat is de reden van die plotselinge terug
komst?
Een ongelukmijnheer, antwoordde Co
lonna.
Een ongeluk maar wat is er dan gebeurd P
Dat zal ik u zeggen mijnheer, vervolgde
Colonna. Gij herinnert u, dat u eenige dagen ge
leden Spavento bevel gaaft om naar Baden te
gaan, aaar gij niet wildet, dat hij dat jonge
mensch, dat mij zeventigduizend gulden heeft
ontstolen, zou dooden.
Nu, nu, ontstolen, zeide de hertog.
Goedgewonnen danEen reis naar Ba
den in dezen tijd van het jaar beviel Spavento
maar half, van daar dat ik aanbood hem te ver
gezellen.
Dat weet ik.
Wij vertrokken dus te zamen. Tot Straats-
burg ging alles goed. Wij besloten daar een paar
dagen te vertoeven. Maar verbeeld u onze ver
bazing, toen wij gisteren morgen tegen negen
uur ons hotel verlatende, in onze onmiddellijke
nabijheid dat kleine heertje zagen.
Raymond P
Hij zelf.
En wat moest die te Straatsburg doen P
Hij wai ons gevolgd.
Met welk doel
Dat zult u hooren. Spavente herkende hem
het eerst; wij liepen gearmd en ik deed mijn
best hem mee te tronen maar er was niet met
hem te redeneeren.... met een krachtigen ruk trok
hij zijn arm uit den mijne en in drie sprongen
ètond hij vlak voor Raymond.
En heeft hem toen natuurlijk beleedigd
zeide de hertog toornig...
Dat nu juist niet. Zoodra Raymond Spa
vento voor zich zag staan, maakte hij een gebaar
van spottende verbazing en zeide
Wel zoo, zijt u dat! herkent u mij nog?
Nu dat doet mij genoegen, mijnheer Spavento,
want na den brief, dien ik door tusschenkomst
van den hertog van u heb ontvangen, had ik
wel verwacht, dat u mij zou ontwijken... Gij be
grijpt, mijnheer de hertog, welk een uitwerking
over geslechte sterktenvernielde velden en
menscheniijkcn
Atjeh is Lombok niet. Wij staan op
Sumatra's westkust voor een ontzaglijk terrein
met vele moeilijkheden. En nu geven wij
gaarne toe, dat de herhaalde wisseling van
stelsel een uitvloeisel dikwerf van bij
komende omstandigheden, welke men slechts
betreuren kan veel kwaad heeft gesticht;
maar wij hebben tevens gegronde reden tot
het vermoeden, dat ook die wisseling als
bewijs kan dienen, hoe men met de Atjeh-
zaak feitelijk verlegen zit. Nu eens beproefde
men op deze, dan weder op gene wijze ons
gezag duurzaam te vestigen en telkens moest
men weer van voren af aan beginnen.
Inderdaad, er ligt iets onweerstaanbaars
in de vraag hoe lang nog? En wij kunnen
het slechts betreuren, dat aan deze vraag in
het moederland te weinig aandacht wordt
geschonken. Reeds herhaaldelijk is met
recht geklaagd over de onverschilligheid
waarvan de publieke opinie hier te lande in
zake de koloniale aangelegenheden blijk
geeft. Alleen wanneer er harde klappen
vallen, of zich iets buitengewoons voordoet,
zooals indertijd de overval op Lombok of het
verraad van Toekoe Oemaropenbaart zich
een zekere belangstelling, welke echter bij
verreweg de meesten niet veel meer betee-
kent, dan een zeer gewone nieuwsgierigheid.
Is de opstand bedwongen of duurt de strijd
wat langzonder tot een beslissende uit
komst te leiden, dan verflauwt de opmerk
zaamheid al spoedig en wordt bijna vergeten,
dat ginds nog steeds tal van menschenlevens
en tonnen gouds verloren gaan in een oorlog
zonder eind....,
Dat van zulk een „neutrale" houding
nimmer eenige kracht kan uitgaan, ligt voor
de hand. Wij verlangen geen agitatie in
den lande en verwachten ook weinig van
deze woorden op Spavento hadden, hij werd beur
telings groen, rood en wit, de oogen puilden uit
hunne kassen, hij was afschuwelijk om aan te
zien.
Zoo, riep hij eindelijk, met verblinde woede
loopt gij mij na?
De afstand heeft mij ten minste niet afgeschrikt,
zooals gij ziet, zeide Raymond.
Dus komt gij om te vechten
Als u mij althans geen tweeden brief hebt aan
te bieden P
Verduiveld! riep Spavento, ik heb u niet op
gezocht en nu mag de hertog er van denken wat
hij wil, de gelegenheid is te mooi om die t«
laten voorbijgaan. Wanneer wilt gij vechten
Zoo spoedig mogelijk, antwoordde Raymond
want als ik binnen een uur niet aan het station
ben, is de trein naar Parijs vertrokken en is er
dus een geheele dag voor mij verloren.
Goed hernam Spavento, ik ben tot uw dieset,
geef mij alleen den tijd om wapenen te halen.
Indien u die van mij wil aannemen, heb ik wel
wapenen in mijn rijtuig liggen, zeide Raymond.
Vooruit dan maar, riep Spavento.
Twintig passen verder stond het rijtuig van
den jongen Raymonder 1 zat reeds iemand in,
naar ik meen de intendant hij heette Michiel.
Nadat wij allen waren ingestegen, reden wij op
aanwijzing van Spavento in de richting van het
kasteel.
Achter het kasteel, was een uitgestrekte vlakte
uitstekend geschikt voor een tweegevecht.
Het terrein werd afgebakend, de twee tegen
standers trokken hunne jassen uit en maakten
zich voor het gevecht gereed.
Alvorens te beginnen zeide Spaventonu hoop
ik, dat het een ernstig duel zal zijn, en wij niet
voor een schop of schram zullen ophouden.
Als dat mijn plan was geweest, antwoordde
Raymond, had ik er zulk een groote reis niet
voor gemaaktwij zullen vechten tot een'van ona
beiden gedood is.
Ik moet zeggen mijnheer de hertog, dat hoe
veel sympathie ik ook voor Spavento heb, ik in
zijn tegenstander belang begon te stellen.
Op zulk een jeugdigen leeftijd zoovele bewijzen
van flinkheid en moea te geven is lang niet ieta
gewoons.
(Wordt vervolgd.)