Staatkundig overzicht.
BUITENLAND.
Frankrijk.
dragen heeft, moet men dat doen aan den
directeur, of aan 't dagehjksch bestuur, niet
aan de werklui: vooral heb ik het gelast toen
tegen dien werkman gezegd werd, «ge moet
zoo lang niet werken voor zoo'n beetje geld.»
De werkman zal zich gaan verzetten.
De heer Van Schijndel,,'t is treurig, dat
de voorzitter of leden der gascommissie er
nooit komen, van wie kan men...
De heer Timmermans VVz. interrompeert.
De heer Van Schijndel„ik ben aan t
woord 1"
De heer Timmermans vervolgt; hetgeen hij
zeide konden wij niet verstaan door het
onophoudelijk roepen van den heer Vao
Schijndel „ik ben aan 't woord!»
De heer Van Schijndel„mijnheer de
voorzitter, „ik ben aan 't woord.*
Laatstgenoemde klopt met den hamer en
beduidt de heer Timmermans VVz., dat de
heer Van Schijndel aan 't woord is.
De heer Van Schijndel„gij lieden con
troleert niet en weet niets, hoe moe ik dan
bij u komen om wat te vragen, dat gaat niet.
Bij de werklui kan ik komen."
De heer Timmermans VVz „ik wil alleen
maar zeggen, dat van de leden der gascom
missie ik dikwijls de gasfabriek bezoek."
De heer Gragtmans„ik ga er ook nog al
eens dikwijls heen."
De heer Van Schijndel„ze wordt eens
enkele keer bezocht, maar er wordt niet ge
controleerd. »Hoe wordt er met de coxes
omgesprongen?
Wanneer er een mud cokes gekocht wordt,
dan wordt dat op een oude vieze plank van
de vuilniskar geschreven; wordt er betaald,
dan worden die centen in een bakje geworpen
dat vooraan in de gasfabriek hangt, en waaruit
men heel gemakkelijk wat kan weghalen,
zonder dat iemand er iets van merkt.
Die vuile rotte plank wordt, als ze vol
slaat, op 't kantoor gebracht, om overgeboekt
te worden. Daar wordt heeleiuaal niet ge
controleerd daar heeft Van Dijk vrij spel
mede. Er zijn den laatsten tijd zeer veel
bewijzen, dat 't heelemaal een rommel is. Ik
weet tenminste dat iemand 20 a 25 mud cokes
niet betaald heeft. Hier mijnheer de voor
zitter en Jan van Diik zijn toen Daar die
menschen geweest, om dat zaakje in t reine
te brengen."
De voorzitter „ik weet er niets van, ik ben
er nooit geweest."
De heer VaD Schijndel„nietmijnheer
de voorzitter, weet u dat niet, dan zal ik den
naam noemen, het was bij Van Roessel en
als dat boeltje goed in orde was en er mets
tusschen zat, waarom hem dan niet vervolgd?
't was toch vooi over de f 12. Nog meer
abuizen, b.v.:
Hier zit een lid van de raad die zou yu
mud cokes gehad hebben, maar weigerde
betaling; toen is er gemiddeld 45 mud zijn
betaald; hij had groot gelijk; maar er moest
niet gemiddeld worden, als t zaakje goed in
orde was.
En ik zou onderhand verplicht zijn te
geloovenen dat doe ik ookhet praatje
der menschen, >de burgemeester en Jan van
Dijk spelen onder een hoedje", hetwelk ik
altijd heb beantwoord met „dat kan niet zijn.*
De voorzitter: »dus u wilt zeggen, dat ik
van lijd tot tijd eens wat in mijn zak steek."
De heer Van Schijndel»natuurlijk; als 't
zoo blijft en ik krijg geen hulp van den raad
of hooger autoriteiten, dan neemt de onder-
creteekende zijn ontslag als lid van den ge
meenteraad van Waalwijk. Ik wil dan met
langer meer in zoo'n rotte boel zitten, 't Is
waarachtig hier een Panamaschandaal in 't
klein met dat verschil dat Arton er acht jaar
voorkreeg, en dat ze er hier niets voor
kfKalk, hoe gaat dat? die wordt juist verkocht
als de cokes, ook weer op een plank geschre
ven en weer over geboekt, hij doet zelf ook
handel in kalk, hoe wordt dat nu gecontro
leerd wat van hem, wat vau de gemeente is.
Hij' doet andereD handel, dat moest niet
m0acD' Reeft hem liever meer tractement als
dat moet. Ik verlang andere maatregelen.
Ik heb nog meer. Nu iets over kozijnen,
ramen vensters, die altijd op de teekenschool
hebben gestaan; waar zijn die gebleven? Dat
betreft nu niet den directeur der gasfabriek,
maar den gemeente-architect."
Voorzitter „waarom
De heer Van Schijndel: „wat bedoelt u
daarmee."
Voorzitter „waarom.'
De heer Van Schijndel: „waarom, waarom,
wat beteekeDt dat, druk u eens wat duide-
h^e "voorzitter „waarom betreft dat den
architect. Zijn die dan van de gemeente
De heer Van Schijndel: „dat had ik wel
verwacht, maar dat zijn maar praatjes; dat
weet u juist zoo goed als ik en de andere
leden van den raad, maar ik kan het niet
bewijzen."
De voorzitter „gtj ztj* met ln staat mijn
naam als eerlijk man te deeren
De heer Van Schijndel„als dat niet zoo
is waarom hebt gij dat dan laten onderzoeken."
'De voorzitter: „omdat ik vermoedde dat
er in onze gemeente individuen zouden zijn,
die dachten: de burgemeester en Van Dijk
spelen onder een hoedje. Ik zal een speci
fieke staat laten maken van de kozijnen en
deuren uit de verschillende gebouwen, met
de verantwoording er naast en in geldswaarde
uitgedrukt. Die staat zal ter visie liggen,
niet alleen voor de leden van den raad maar
voor 't geheele publiek.
Maar zijn die kozijnen en deuren van de
gemeente?"
De heer Van Schijndel: „dat weten wij
allen heel goed en u ook."
De voorzitter: „als wij dien staat hebben
opgemaakt dan zult u kunnen zien waar dat
alles gebleven is."
De heer Van Schijndel: „ik niet, ik verdenk
hem, en niet allemaar toch de meeste
leden van den raad ook.*
De heer Verbunt»ik mistrouw hem niet
maar moet hem toch ook beschuldigen van
groote nalatigheid in zijne boeken.»
De voorzitter„dat is heel wat anders."
De heer Van Schijndel„ik zal hem hier
nog niet verwijten, als een werkman, die
zeide Als ge f 100 beurt voor de gemeente
dan steelt ge er 100 bij.
Ik ben ook zeer slecht bij hem ontvangen.
Toen ik eens bij hem kwam om te vragen
waarom de lantaarns op de paralelweg niet
aan waren, kreeg ik ten antwoord, dat weet
ik niet; ik beschouw hem voor een schoeft."
De voorzitter„dat komt omdat ge hem
bij u zoo slecht hebt ontvangen."
Dc heer Van Schijndel„ik heb hem bij
mij heel netjes ontvangen ik vroeg hem iets,
toen liep hij kwaad henen en dan gaat hij
bij u brommen. Ge hoort het maar van een
kant."
De voorzitter „wat noemt u netjes? Straks
gaat gij misschien wel zeggen, ik heb het den
burgemeester eens netjes gezegd, dat hij
onder een hoedje speelde met Van Dijk.
Toen ik vroeg of u dacht dat ik zoowel eens
wat in mijn zak stak, zei u „natuurlijk."
De heer Van Schijndel„wilt u dus liever
dat ik zeg dat u hem de hand boven het
hoofd houdt?»
De voorzitter (opstaande): „dus het gansche
publiek heeft gehoord, dat de heer Van
Schijndel de woorden: de burgemeester speelt
onder een hoedje met Van Dijk, terugtrekt.
Hem de hand boven het hoofd houden
zal ik blijven doen."
De heer Van Schijndel: „het geldt hier de
gemeettte; ik ben door de burgerij aangesteld
en moet weten waar de dubbeltjes blijven.»
De voorzitter„was het dan niet beter dat
ge zelf met een plan voor den dag kwaamt."
De heer Van Schijndel„hij moet niet
handelen en de contiö'e moet beter zijn,
laat ze bij verkoop bons atgeven."
De heer Timmermans Wz. „als'ttedoen
is om de controle, bons worden altijd uitge
geven; die betaalt krijgt een quitantie en is
er straks gezegd, dat er veel leden zijn die
Van Dijk mistrouwen, dan kom ik daar tegen
op, ik heb er nooit iets van gehoord."
De heer Van Schijndel„er werden geen
quitanties afgegeven, dat heb ik zelf gezien,
ik moet onderhand zeggen, dat ge daar
leugentaal staat te verkoopeu. Wel voor 5
of 10 mud maar uiet voor minder. U komt
er zeer weinig, geloot ik. Hebt u soms daarop
iets te zeggen, mijnheer Timmermans, voor
zitter der gascommissie?"
De heer Timmermans Wz.»ik wil u niet
meer antwoorden."
De heer Van Schijndel„dat kunt ge ook
niet."
De voorzitter: mijnheer Van Schijndel, u hebt
gezegd, dat ge nog iets hadt, maar ge zoudt
het ook kort maken, hebt u beloofd."
De heer Van Schijndel „als wij de kalk
hebben, die wij voor de gemeente of gasfa
briek noodig hebben, dan is dat voldoende;
hij moest niet mogen handelen. Ik wil dat
het dagelijksch bestuur in overweging geven.
Neem nu de goede zijde overal eens van.
De voorzitter, interrompeerende.- dat doe ik
met hem immers toch altijd.
De heer Van Schijndel - »dat heb ik ge
merkt" (vervolgende) dan was het beter dat
hij meer tractement kreeg, als hij 't noodig
heeft, dan hem ook nog bij zijn twee posten
te laten handel drijven. Dat was veel beter,
dan die rotte toestand te laten voortwoekeren
en als ik geen steun bij den raad. of bij hooger
autoriteiten krijg neem ik, zooals ik reeds
zeide, mijn ontslag als lid van de gemeente
raad van Waalwijk."
Voorzitter„u moet zoo niet dreigen."
De heer Van Schijndel»ge kunt dat nu
in 't belachelijke trekken, dat geeft niets
maar het zal gebeuren.*
De heer Verbunt: „mijnheer Van Schijndel
is wel wat ver gegaan, desniettegenstaande is
er veel goeds in.
Als hij quitanties wil, vind ik het zeer goed.
Heeft hij zich wat bar uitgedrukt, in vele
dingen heeft hij gelijk. Ik wensch quitantie-
boekjes. Dan kan men quitantie geven, en
uemen.
Als ik zoo vrij mag zijn, zal ik u een model
laten brengen, zooals wij ze geb-uiken.
Voorzitter„met alle pleiziermijnheer
Verbunt."
De heer Van Schijndel:Door een werkman
aan de gasfabriek, is het al eens voorgesteld,
om zulk een boekje aan te leggen, omdat ze
zoo dikwijls moeielijkheden hadden met de
koopers. Toen zeide de directeur „dat is
niet noodig.»
Ik verlang dat er verandering in komt.»
Voorzitter: »c'est le ton, qui fait la musique."
De heer Van Schijndel: »al weerFransch,
we spreken hier geen Frausch, dat versta ik
niet; zeg 't maar in 't Hoilandsch.
Voorzitter „breng u dan maar een dicti-
onnaiie mede, of vraag het anders aan uw
zoon, die zal 't wel weten te vertellen."
De heer Mulders: »er liggen in de Putsteeg
een hoop keien; dat is zoo hinderlijk, zouden
die niet kunnen worden, opgeruimd.
De voorzitter verzoekt den secretaris dit te
noteeren en zegt er voor te zullen zorgen.
De heer Van Schijndel„is het werkloon
van Van Baardwijk, zoo gebleven?"
Voorzitter„ia."
De heer Van Schijndel„als 't een luierik
is, dan moet ge hem ontslaan dat is veel
beter maar 't is een groot schandaal, zoo
weinig loon."
De heer Mulders „daar moet ik mijnheer
Van Schijndel in bij blijven, de man werkt
zeer goed, men mag zijn werk gerust zien.
De heer Van Schijndel„is het een vast
werkman
Voorzitter„dat geloot ik niet."
De heer Van Schijndel»dan is er niets
aan te doen, maar als 't een vast werkman
is, dan tnoet niemand anders dan de raad
volgens art. 136, het loon regelen. Als hij
geen vast werkman is, dan moet ik er wel in
berusten."
Voorzitter: „die man klaagt niet."
De heer Van Schijndel: dat durft hij niét.»
Voorzitter »hebt u nog iets te zeggen
mijnheer Van Schijndel."
De heer Van Schijndel„ja nog genoeg,
ik heb nog genoeg in mijn boekje slaan maar
zal nog wat bewaren tot eene volgende ge
legenheid."
Voorzitter .- „ik wensch de heeren te spre
ken over eene feestcommissie, ter viering van
het inhuldigingsfeest onzer koningin Wilhel-
mina en stel voor dat de raad als voorloopige
commissie optrede, en dan kunnen we zoo
wel eens bijeenkomen, om er over te spreken,
en om eene andere commissie te coustituee-
ren.
Nemen de heeren dit aan
Aangenomen door alle leden met uitzondering
van de heeren Timmermans van Turenhout,
Van Schijndel en Mulders.
Daar niemand het woord meer verlangt,
sluit de voorzitter de openbare vergadering
die door een talrijk publiek werd bijgewoond.
krijgsraad in quaestie waren aaugerand
naar 't heette.
Zola antwoordde op deze ontwijking van
het gevaar, op deze handige escapade met
redding van de eer voor 't uiterlijk, met een
nieuw foudroyant schrijven met nieuwe, nog
scherper, nog krasser, nog directer beschuldi
gingen en sommeerde den procureur-generaal
te zijner beschikking -te stellen alle dossiers
en overtuiginsstukkeu, in 't bezit van den
minister van oorlog en verschillende magi
straten.
Dan zond Zola aan het parket een lijst,
bevattende meer dan honderd en twintig na
men van getuigen, waaronder gezanten van
vreemde mogendheden, militaire attachés,
oud-ministers, enz. enz.
Het proces begon Maandag en men zegt
dat debatten alleen zullen worden toegelateu
över de vraag of Emile Zola inderdaad den
krijgsraad heeft gesmaad door de bewering
dat gezegde krijgsraad met voorbedachten
rade heeft vrijgesproken een persoon majoor
Fsterhazy schuldig aan het misdrijf van
landverraad, 't Zal Zola's taak zijn te bewijzen,
dar de leden van den krijgsraad de eer hebben
geschonden. Op rehabilitatie van Dreyfus, als
direct uitvloeisel van dit proces valt dus niet
te rekenen elke poging in deze richting
zal door den president van het hof gekeerd
worden.
Het proees-Zola:
»£)e schrijver van het artikel „J'accuse" in
de Aurore, het te Parijs verschijnende och
tendblad, dat door Ernest Vaughan 't vorige
jaar eerst werd gesticht en dc gérant van dat
blad, zijn verschenen voor het hof van Assises
der Seine en de dabatten zullen waarschijnlijk
drie zittingen in beslag nemen" ziedaar
in gemengd-berichtvorm medegedeeld wat er
Maandag in Frankrijk's hoofdstad gebeurd is
en, wat gevoegelijk kan geheeten worden
een historisch proces
Tot recht begrip van de te verwachten
beraadslagingen, willen we in 't kort nagaan,
waar de zaak eigenlijk over loopter zijn
in de laatste weken en maanden ware stroo
men Dreyfus-nieuws uitgestort over de lezen
de menschheid van gansch de beschaafde
wereld, en door die overweldigende hoeveel
heid information of juister door de veelvuldige
onderlinge tegenspraak van die mededeelin-
gen, is de klaarheid waarlijk niet gebaat
't Was midden in de campagne ten gunste
van de herziening van het proces, in verband
waarmee Dreyfvs in 't laatst van 1894 voor
levenslang verbannen werd naar het Duivels
eiland wegens landverraad, dat Emile Zola.
de schrijver van zooveel meesterwerken, zijn
pen, zijn talent, zijn positie en zijn zeggens
kracht in dienst stelde van den ongelukkige,
dien hij (Zola) onschuldig of althans onwettig
veroordeeld waant.
Men herinnert zich de artikelen van Zola
in de Figaro en men weet welk een indruk
die maakten in de geheele beschaafde .vereld,
ver buiten Frankriiks grenzen.
Dat alles was niets, in vergelijking met den
brief, 13 Januari door middel van de Aurore
gericht tot Felix Faure, den president der
Republiek, in welk schrijven Zola de hoofd
officieren van Frankrijks leger nadrukkelijk en
onomwonden belichtte van de ernstigste ver
grijpen. 't Ging tegen den minister van oorlog
van thans (generaal Biltot) e i tegen een van
diens voorgangers (generaal Mercier)tegen
de officieren van den generalen staftegen
de leden van den krijgsraad, die Fsterhazy
heeft vrijgesproken tegen de schriftkundigen,
die het veelbesproken borderel hebben on
derzocht tegen allen, in één woord, die
direct of indirect gemengd zijn in en betrokken
bij de zaak Dreyfus.
Niet te Parijs, niet in Frankrijk, niet in
Europa alleen heeft Zola's doen een over
weldigenden indruk gemaakt gansch de
beschaafde wereld is zich gaan interesseeren
voor zijn gedurfd, van grooten moreelen
moed getuigend bestaan. De massa, die niet
verder ziet dan haar neus reikt, heeft een
beweging georganiseerd tegen den „verrader'',
tegen Zola, tegen de joden en eenige dagen
lang hebben te Parijs, in de provincie hier
en daar en zelfs in Algiers, betoogingen
plaats gevonden van wat kwajongens, studen
ten en anti-semieten, tot schande voor
Frankrijk en tot verontwaardiging van geheel
Europa 1
't Was 20 Januari, dus een week na de
publicatie (de regeering zat er leelijk mee in)
dat Zola eu de Aurore voor het Hof van
Assises werden gedaagd, uiet wegens de
hoofdbeschuldigingen tegen de legerhoofden
(dan zou een nieuw onderzoek in zake
Dreyfus mogelijk zijn geworden doch wegens
de heel wat minder beduidende uitlatingen
over de bij het proces-Esterhazy betrokkenen,
waardoor de eer en het aanzien van den
De ministerraad, die Zaterdag onder leiding
van president Faure is gehouden, heeft uit
voerig alle quaesties besproken, welke zich
naar aanleiding van dit proces en de zaak-
Dreyfus hebben voorgedaan, als daar zijn
het verzoek van Zola, om den minister van
oorlog te machtigen als getuige voor hel Hof
te verschijnen, de dagvaarding van generaal
Mercier en van de overige officieren, enz.
Wat besloten is werd strikt geheim ge
houden en zou eerst later blijken, terwijl de
beslissing genomen is dat de aangelegenheid
van kolonel Picquart, die ook is besproken,
eerst na afloop van het proces Zola bekend
zal werden gemaakt.
Het eenige wat van de beraadslaging is
uitgelekt, is dit, dat er zeer levendig gedis
cussieerd is en de besluiten eerst genomen
zijn na hevige debatten.
Men verwachtte dat slechts een zestigtal per
sonen aan de dagvaarding om als getuige te
verschijnen gehoor zouden geven, Volgens de
Temps zal Zola het Hof verzoeken atsnog
twee getuigen te dagvaarden als getuigen de
moralité, nl. de heeren Gohier en Dublois,
redacteurs van de Aurore.
Nu heet 't dat wel de door Zola opgeroepen
getuigen gemachtigd zijn te verschijnen even
als de generaals Billot en Mercier, de eerste
nu minister van oorlog, de laatste tijdens het
proces Dreyfus, doch wat de heeren zullen
■loslaten, zal onbeduidend of volstrekt over
bodig zijn: zij zullen niet mécr zeggen dan
»hun geweten als soldaat hun veroorlooft."
Met allerlei formaliteiten kan het gtuigen-
verhoor enorm bekort worden en gefnuikt wat
men liever niet gezegd wil hebben, doch Zola,
die Zaterdagavond een langdurig onderhoud
heeft gevoerd met zijn advocaat en Cléraen-
ceau, is even vol ijver en vertrouwen als den
eersten dag. Hij ontving vijfhonderd brieven
per dag en van 7 8 duizend in de laatste
twee weken 1 Hemzelf kan het getuigen ver
hoor weinig schelen, de pleidooien van rar.
Labori en van Clémenceau zal men niet kunnen
tegen houden en zijn eigen verklaringen
evenmin en hij hoopt de openbare raeening
iu le lichten over de zaak-Dreyfus, die dood
eenvoudig is.
Wat de belangstelling betreft voor de zaak-
Zola kan volstaan worden met de mededeeling,
dat door de niet-Fransche, de buitenlandsche
pers, zijn aangevraagd honderd twee en dertig
toegangs-kaatten tot de zittingzaal.
Verschillende Parijsche bladen melden dat
tijdens de behandeling ran het proces de
garnizoenen van Parijs en Vincennes gecon
signeerd zullen zijn voor het geval er betoo
gingen mochten plaats grijpen, wat wel waar
schijnlijk is in de buurt van het Paleis van
Justitie.
De Spaansche reg. ering blijft bij haar voor
nemen om vóór den I5den Eebruari over te
gaan tot de ontbinding der Cortes, den 20sten
Maart de verkiezing te laten plaats hebben
en den 20 sten April de Kamers bijeen te
roepen.
De Amerikaansche kruiser „Brooklyn"
is naar de Antillen gestoomd. De Mont
gomery" is in Mautanzas aangekomen.
Mej. Clara Barton, van het Amerikaansche
Roode Kruis, is naar Havana vertrokken
om onderstand te verleenen aan de slacht
offers van den hongersnood op Cuba. Zij
beschikte over een krediet van 10,000 dollars
per maand.
In de Kamer critiseert Delafosse het
Fransch-Russische bondgenootschap, dat tot
dusver alleen voordeelig is geweest voor
Rusland. Hij vraagt zich af of Duitschland
eigenlijk niet het bondgenootschap zou hebben
geïnspireerd. Delafosse protesteert tegen een
beleid strekkende om Frankrijk vooor spek
en boonen te laten meedoen.