Nummer 16. Donderdag 24 Februari 1898. 21e Jaargang MAG DA" Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen, Kalm Ad® A". ANTOON TÏELEJN FEUILLETON. C UITGEVER "Waalwijk. Is de titel van ons nieuw feuil leton, waarvan het eerste gedeelte in het nummer van heden ver schijnt. Heerlijke stijl, meesleepende ge beurtenissen, ziedaar de redenen, waarom eenieder het feuilleton moet lezenen nogmaals zal herlezen. Elkeen abonneere zich dus op «De Echo van het Zuiden», om dit feuilleton te kunnen bijhouden en te bewaren als een kostbare lectuur. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Een toestand van rustige effenheid heeft, in de gewone waardeering, iets van een geluksstaat. Het beeld van een ongerimpeldeu waterspiegel, waarin de heldere hemel zich weerkaatst, biedt, op het leven toegepast, een bijzondere aantrekkelijkheid aan. Toch gevoelt ieder dat het niet moeielijk moet zijn, de onjuistheid of lieverde een zijdigheid van deze beschouwing te doen uit komen. Leven is veranderen, en wat. de onbeweglijkheid nadert grenst het dichtst aan den dood De kracht van het zijn, de diepte van het voelenzij zijn geëven- redigd aan de inwerking der omstandigheden en aan de wijzigingen, tijdelijke of blijvende, die zij in het bestaan teweegbrengen. Ook dat is maar half waar. Voortdurende actie, vrucht en oorzaak tevens van wisse lingen in lot en toestand, zou vermoeien en de krachten spoedig verbruiken. Een veelbe wogen leven is juist niet datgene, waarvoor men iemand pleegt gelukkig te prijzen. Ook in dit opzicht staat de behoefte aan rust vast. In het leven der menschen is harmonie t.e ontdekken, wanneer ook daar dag en nacht, de tijd van beweging en die van rust, elk ander afwisselen, en zelfs is dikwijls het verlies van energie zoo groot dat er de stilte van den Zoudag en de schorsing van een vacantie noodig zijn om het tekort weer aan te vullen. Met andere woorden een kortere of langere afwezigheid van afwisseling. Bij het nagaan van de verwantschap tus- schen levensbeschouwing en godsdienstige op vattingen, die niet de onze zijn, vinden wij de betrekkelijke waarde van rust in deze beteekenis soms eigenaardig uitgedrukt. In het verre Oosten hij de Hindoesis onbeweeglijkheid het ideaaleen zelf bewust bestaan, waaruit de drang tot zelf standig handelen is verdwenen en het gevoel van vreugd ot smart bij wisseling van toestand is uitgebluscht, het einddoel van het hoogste wenschen. Iets van deze voor stelling meenen we ook te bespeuren bij de oude Grieken, wiier eeredienst van goden zij het ook met verschillend luidende namen, eenmaal een groot deel van de beschaafde wereld vervulde. Boven die allen stond, ou- beweeglijk en onbewogen, het Noodlot, en de natuurlijke foestandhet instinctmatig en toch onvruchtbaar verzet tegen zijn be sluiten opgeven in rustige onderwerping, was de hoogste uiting van vroomheid. Zelfs de goden waren aan die macht gebonden, en de Olympische kalmte, waarmede zij uit den hooge het nutteloos tegenspartelen der men schen aanschouwden en de wijze waarop de zen, als aan koorden voortgeleid, toch de sloeg een blik in een wereld vol jammer en ellende, vol strijd en zorgen maar de gerech tigheid eischte voldoening Het koude wetboek sprak: Hier de misdaad, daar de straf. oplossingen voorbereiden a3n welke geen ontkomen mogelijk was, bewijst hun sou- vereine wijsheid. Toch hadden zelfs de goden aan deze ka'mte niet genoeg, en moesten zij, om niet te sterven van verveling, nu eu dan echt tnenschelijke emoties ondervinden, door allesbehalve goddelijke verhoudingen en han delingen uitgelokt. In het dagelijksch leven kunnen wij de behoefte aan afwiselling niet op zoodanige wijze bevredigen als het meest met onze neigingen overeenkomten al konden we dat, dan zou het nog de vraag zijn of hetgeen we daartoe in het werk stellen, aan het doel beantwoordt. Dat hangt geheel af van ieders persoonlijkheid en van de omstandigheden, onder welke zij is geworden, wat zij is. Zelfs van den heerschenden geest in een bepaald tijdperk en bij een afzonderlijk volk. Soms is er een ware epidemie van avontuurlijkheid de jonge menschen zijn niet te houden, zij willen de wereld in om nieuwe toestanden te zoeken en te doorleven, en de minder opbruisende, in jaren en ervaring rijkere tijd - genooteu doen mee aan dat streven, door het zooveel mogelijk te benuttigen en tot zijn recht te doen komen. Het is dan de tijd van groot ondernemen, van nationale expansie, waarin de krachtige naturen worden gevormd en zich openbaren in kloeke daden. Dan heet elke levensweg, die niet voert langs de poorten des gevaars tot het paradijs van het succes, eentonig, en wordt een slag verloren gerekend, die niet is geken merkt door een o erwinning. In den regel zijn het verwachtingen van stoffelijk voordeel, die dezen drar.g te voor schijn roepen, en niet zelden ook tracht men hem door overreding te doen ontstaan, het laatste dikwijls heel lang te vergeefs. Als de behoefte aan beweging eenmaal in een volk ontwaakt is, daü dwingt zij tot de grootste iuspanning, soms tot een hopelooze waaghalzerij. Neeuit het verlangen naar rustde begeerte naar een kalm voortbe staan met weinig zichtbare ontwikkeling de overhanddan kunnen voor het grijpen lig gende voordeelen haar vaak niet uit haar tent doen treden. Voorbeelden levert de geschiedenis, op elke bladzijde. De Portu- geezen, een klein volk, zijn, evenals de Phe- niciërs der oudheid, en onder gelijksoortige omstandigheden, de beheerschers geweest van scheepvaart en wereldhandelthans is de eenmaal zoo kloeke natie aan de westkust van het Iberisch schiereiland nog maar een schaduw van haar vaderen, zij leeft en beweegt zich, heeft zelfs op koloniaal gebied nog iets te presteerenmaar waar is het élan, dat eenmaal zelfs de duiveH trotseerde, welke de bijgeloovige zeelui bezuiden den evenaar meenden te zullen ontmoeten En laten we ook niet verzuimen, op eigen ver leden een benijdenden blik te werpen, niet om een lofzang aan te heffen op de onbaat zuchtige kloekmoedigheid onzer mannen uit de zeventiende eeuw, dat zou minder passen, dewijl we zeer goed weten waar het om te doen wasmaar toch om niet zonder bewondering een blik te slaan op de kracht en de volharding, waarmede een groot aantal Nederlanders uit die dagen van on derscheiden maatschappelijke klasse, bevre diging schenken aan den drang tot avontu ren, door begeerte naar stoffelijk bezit op gewekt en aangevuurd. Stellen we daar tegenover de wel wat al te groote behoed zaamheid in onze dagen, dagen van weder- o ^flikkerende energie, we erkennen het met blijdschap en dankbaarheid, dan mogen we toch wel vragen, of de gehechtheid aan het bewaren der kalmte en de voorkeur die we schijnen te geven aan een „rustige* en De Echo van het Zuiden, Waalwpsche en Langstraalsclie Courant Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1, Franco per post door het geheele rijk fl,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentie» 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsoh- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau vaa Adole Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. I. VEROORDEELD. De openbare behandeling der strafzaak was ten einde. Het gerechtshof had zich teruggetrokken toen vras liet vonnis uitgesproken; het luidde: drie jaren zware kerkerstraf. Drie jaren I een eeuwigheid voor hem, die ze moest doorleven steeds de ketenen der gevan genschap na zich sleepend, het hoofd vol sombere gedachten, in het hart een wereld van vertwijfe- lingvan haat en verachting jegens de men- schenen een gloeiend verlangen naar vrouw en kinderen, ter wille van wie hij een misdadi ger was geworden. Die man daar, op de bank der beschuldigden hij had de kas van zijn chef bestolen. Het was een somdie zijn chef met zijn vrienden dikwijls in één enkelen nacht verspeeld, verbrast en verkwist had, een som, die men lachend en verachtelijk wegwierp. Maar toen deze arme kassier op den noodlotti- gen inval kwam de hand te slaan aan de kas van zijn patroon, om thuis eenige leniging te brengen in den nood, toen had men hem onmid dellijk ontslagen en overgeleverd aan de justitie. Hij was een gemeene dief, een boosdoener. Als gebroken naar lichaam en ziel stond hij daar naast zijn verdedigerwien hij thans de rechterhand de eerlooze rechterhand toestak. De verdediger was nog een zeer jong man met een geestig, fijn besneden gelaat en schitterende, donkere oogen. Hij had met bezieling gesproken uit innige overtuiging het was een schitterende pleitrede maar hij had voor den aangeklaagde de vrijspraak der gezworenen niet kunnen ver krijgen. Te vergeefs had hij gewezen op den vroegeren onberispelijken levenswandel en het onbesproken gedrag van dezen mnn te vergeefs schelste hij in aangrijpende bewoordingen het levenslot van den beschuldigde een tafereel in donkere kleuren geteekend, nauwelijks door een enkel gouden zonnestraaltje verhelderd. I O, men was getroffen door deze woorden, men En daarna had men Fran« Arnold weggeleid. Toen de gevangenbewaarder zich had verwij derd toen hij koud en onverschillig de zware deur in het slot wierp, en den gevangene in de donkere cel alleen liet, kwam er een dof, gorge lend gekreun over Arnold's lippen. De eerste oogenblikkeu stond hij daar alsof alle leven in hem was gedood; alleen in zijn oogen gloeide en brandde een angstwekkend vuur. Hij zuchtte diep en zwaaralsof eer. akelige droom hem kwelde. Toen lachte hij als een waanzinnige. Van nu af zou hij in langen, langen tijd niet veel meer zien, dan deze verschrikkelijke muren, het stompzinnige, ruwe gelaat van zijn bewaarder en medegevangenen. Doch zijn vrouw zou hij niet zien, en evenmin zijne beide schuldelooze kinde ren, thans de kinderen van een misdadiger. En zoo lang deze kinderen leven, zal dat hun ten vloek zijn en blijven.... Een zacht geluid in de gang, buiten zijn cel, schrikte hem op uit zijne mijmeringen. Nu sleepte hij zich naar zijn armzalig nachtleger, en daar zonk hij op de knieën neder, terwijl hij het hoi>fd liet rusten op de gekruiste armen. Geen geluid kwam thans over zijne stijf gesloten lippen, maar wilde gedachten vol vertwijfeling, bestormden zijn gemartelde ziel, de wanhoop drukte hem terneder, zijn hart werd verscheurd door een ondwingbaar heimwee naar zijn verloren levens geluk. God in den hemel, wat had hij gedaan? Grenzenlooze vertwijfeling, de bitterste nood hadden Frans Arnold de misdaad in de armen gevoerd. En zoo zat hij thans in zijn enge cel de zon was ondergegaan, zwarte schaduwen schenen door het kleine venster te sluipen en als wachters zich te vestigen in de donkere hoeken van zijn somber verblijf, tusschen welks kille muren hij drie lange jaren zou worden ingesloten indien althans de dood niet kwam om hem te bevrijder, en weg te voeren naar een verre en onbekende wereld. De dood! Ja, die zou voor hem een verlosser zijnMaar voor de zijnen O, ook voor hen zou zijn dood een weldaad zijn. Want hij was immers onteerd voor zijn gansche leven 1 Vol vertwijfeling hief de man de armen ten hemelals in stormachtig verlangen, dat zijn Inatste wensch mocht worden vervuld. Doch plotseling seheen een beeld vóór hem te verrijzen het was de tengere, slanke gestahe zijner vrouw. En om haar heen zag hij zijn kindereD. Kon er voor die arme schepselen ooit nog eenig geluk op aarde bloeien Arnold stond op. De eerste en geweldigste storm der vertwijfeling had uitgewoed en werd opgevolgd door schijnbare kalmte en berusting. Uitgeput naar lichaam en ziel, strekte hij zich uit op zijne harde legerstede en sloot de oogen. Toen naderde stil en onhoorbaar de engel van den slaaplegde zacht de hand op het heete voor hoofd vandenjgevangene en fluisterde hem woorden van troost, van berusting en bemoediging toe, en hem van den eeuwigen God, van een God der zachtmoedigheid, der liefde en barmhartigheid. Op hetzelfde uur, toen Frans Arnold, rampzalig en verlaten, insluimerde, toen zijn vrouw en kin deren aan de wanhoop ten prooi, in hun donker kamertje zaten op dat zelfde uur was in de zaal van een der voornaamste restaurants van Weenen een vroolijk gezelschap bijeen. Kostbare gerechten bedekten de tafel, de wijn stroomde meer dan overvloedig, men hoorde tal van grappen en geestigheden van meer en minder verdacht allooi. Hm, als ik mij niet vergis, dan heeft men heden uwen voormaligen kassier voor drie jaren vrij logies en verpleging toegezegd I Wat een domme kerel toch eigenlijk, die Arnold. Zoon'n onnoozele paar honderd gulden. Hij had dieper moeten grijpen,en dan weg er mee, naar Amerika. Uw kas had zoo'n greep best kunnen verdragen, Hclidorf. Eigenlijk is het ook een domheid van u waarom hebt gij den armen duivel maar niet laten loopen. Helldorf maakte een toornig gebaar. Hij schoof zijn glas van zich af. Een domheid 1 klonk het ruw. Waarlijk ik zou die paar kreuzers niet gemist hebben, daar hebt gij gelijk in, Fiibow, vervolgde hij, luid schaterend, maar ik wilde een voorbeeld stellen. En wat beteekenen dan nog die drie jaren voor dien Arnold Hij zal ze zeer goed overleven Met deze woorden vulde hij opnieuw zijn glas en hield het onderzoekend tegen het licht. Het gesprek werd nu weder algemeeu en nie- JJ...U mand dacht meer aan den rampzalige in zijn vunzige kerkercel. II. HET GEZIN VAN DEN VEROORDEELDE. Het is middernacht. In een klein kamertje, uiterst spaarzaam gemeubileerd, en slechts zwak verlicht door een kleine petroleumlamp, zit een bleeke, afgetobde vrouw met twee hongerige en vermagerde kinderen aan een witgeschuurde tafel. Dit is het gezin van den diet, den veroor deelde, Frans Arnold. Moeder, wanneer komt vader toch eindelijk van zijn reis terug? vroeg juist de knaap, na een lange stilte. De vrouw ziet op van haar werk en laat hare hauden in den schoot zinken. Die komt in langen tijd niet wêer, Fransje klonk het moede en met gebroken stem. De reis', die hij gaat doen, zal wel drie jaren duren. Terwijl zij deze woorden sprak, bedwong zij moedig de heete tranen, die haar in de oogen kwamen, in de moede oogen, die nachten lang zich niet sloten voor den slaap, die haar steeds de gestalte voor den geest riepen van den man, dien zij zoo innig liefhad, die de vader was van hare arme kinderen en die thans de ketenen der gevangenschap aan de handen en het brandmerk der scliande op het voorhoofd droeg. Welk een toekomstWelk een leven Vol van harden strijd, zwaren arbeid, vernedering en ontberingeen aaneenschakeling van lijken. Ja, zij zelf, zij zou dit alles misschien dragen met den moed eener heldin, maar de kinderen? Deze jongen, met zijn levendige, fonkelende, don kere oogen, die geest en moed verraden, wat zal er van hem worden P Van den zoon van een tuchthuisboef? En dit zachte, engelachtige meisje met den stralenkrans van blonde lokken om voorhoofd en wangen. Het moederhart sidderde, als zij dit schulde looze kind aanzag. Zal het ten ondergaan in den geweldigen storm des levens Drie jaren! roept nu de knaap op zulk een verschrikten toon, dat de kleine Magda vol ont steltenis opkijkt. En wat zal er in die driejaren van ons worden,, moeder En zal vader geld zenden Ik had gedacht, dat vader vandaag zou thuiskomen, omdat gij ons dat hebt gezegd* (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1898 | | pagina 1