JNummer 17. Zondag 27 Fobruari l^OS. 21e Jaargan Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. 4 ANTOON TIELEN Dit nummer bestaat uit twee bladen. PROCES-ZOLA. FEUILLETON. Ü1TG E VER Waalwijk. Reeds vroegtijdig was Woensdag, den dag waarop waarschijnlijk de uitspraak zou val len, de zittingzaal met een woelig publiek gevuld, dat luidruchtige gesprekken voerde. Toen het hof zijn intrede deed werd 't een weinig stil. Het woord wordt gegeven aan mr. Labori, die het stuk bespreekt, dat door generaal de Pellieux in het debat is geworpen. Labori hecht er niet meer gewicht aan dan aan de overige en noemt het feit, dat hij gene raal de Pellieux geen vragen heeft mogen stellen, een der treurigste voorvallen van het proces. Wat is het voor een stuk P Een echte visitekaart, vergezeld van een valsche nota. De kaart van een militairen attaché en op dit kaartje eenige woorden met een valsche medededing en daarnaast deze even eens valsche aanteekening„Er komt een interpellatie over de zaak-Dreyfus". Het is wel verstaan, dat wij nooit met die joden- kliek (juiverie) in betrekking gestaan heb ben". „Dit is een valsch stuk, heeren gezwo renen gaat Labori voort, Men heeft een visitekaartje van een militairen attaché van den Driebond in handen gekregen en de aanteekening is afkomstig van een spiou- nageagent, waaronder zich wellicht een op lichter verbergt. Deze agent heeft het voor gesteld, alsof het stuk door een militairen attaché van den Driebond naar een anderen militairen attaché was verzonden. Zeide kolonel Picquart niet terecht dat het stuk valsch was P En wordt het niet duidelijk, als Lsterhazy onder den generalen staf een medeplichtige had, die hem niet alleen „bevrijdende stukken" levert, doch ook valsche stukken maakt om den staf om den tuin te leiden Dit stuk, mijne heeren, is blijkbaar waardeloos; was dit niet het geval, dan zou men het gebruikt hebben om kolonel Pic quart in te lichten. Als het stuk echt was, waarom z ju het ministerie het dan niet triomfantelijk in het parlement gebruikt hebben Uit dit alles volgt, dat de ont hulling op de tribune van het parlement geen oorlog deed vreezen, doch belachelijk heid Mr. Labori bespreekt dan het borderel, dat den rechters van den krijgsraad zoo onbeduidend voorkwam, dat er gee.D veroor- decling kon uitgesproken worden „De regeering, zegt hij, had een geheim zinnige laagheid te verbergen (gemor) Daarvoor zijn overvloedige bewijzen geleverd. Doch er is een geheim stuk aan den krijgsraad overgelegd. Men heeft verteld, dat Dreyfus op wettelijke en rechtmatige wijze veroor deeld is. Wettelijk Het tegendeel is aangetoond en wat rechtmatigheid aangaat, ik maak me sterk u het tegendeel te be wijzen. Dut is alles, heeren gezworenen, het werk geweest van generaal Mercier, die den krijgsraad een onwettelijk vonnis heeft ont rukt Hoe te goeder trouw militaire rechters ook mogen zijn, zij moeten hun chef op zijn woord gelooven. Daarom heeft Zola terecht in naam van de moraal geprotesteerd". Mr. Labori leest vervolgens brieven van Dreyfus aan zijn familie voor en zet uiteen hoe de familie ingevolge de voortdurende betuigingen van onschuld van den beklaagde, aan het werk gegaan isterloops weerlegt hij het lasterpraatje, dat Dreyfus den marine officier Gouy in Duitschland zou hebben laten gevangennemen en wijst er op, dat de bladen le Jour en F Autorité het eerst twij fel ten aanzien van Dreyfus' schuld hebben uitgesproken. Alle twijfelingen zouden ech ter geen vaster vorm hebben verkregen, zoo er op het ministerie van oorlog niet een bewonderenswaardig mensch was geweest (gemor achter in de zaal)de kolonel Picquart. „Ja," voegt mr. Labori er bij, kolonel Picquart is eeu bewonderenswaardig mensch; soldaat even goed als de anderen, doch in staat door de reinheid van zijn gemoed zich te verheffen boven den corpsgeest (gemor) tot ideale hoogten. Men heeft hem met slijk geworpendat deden eerst Esterhazy en de bladen, die voorgaven het leger te verdedi gen, en vergeet ook niet de beleedigingen, waarmede hem hier officieren overstelpt heb ben, wien dergelijke woorden niet pasten. Men heeft hem een „meneer" genoemd, of schoon hij nog de uniform -.roeg. (Beweging.) Men' heeft vergeten, dat het een getuige was, meer nog, een ondergeschikte, die niet mocht antwoorden". Mr. Labori geeft een overzicht van de rol, die door kolonel Picquart gespeeld is en wijst op diens staat van dienst. Vervol gens bespreekt hij de geschiedenis van het petit-bleu (stadstelegram), waarvan de her komst bewees, dat een vreemde ambassade in betrekking stond met majoor Esterhazy. De president Is dit betoog wel noodza kelijk Sla dat over, alsjeblieft. De verdediger treedt in bijzonderheden over het door kolonel Picquart ingestelde onderzoek en prijst diens vriend mr. Leblois, voor 't geen hij gedaan heeft. Daarna wordt de zitting geschorst. Bij de hprvatting der zitting zet mr. Labori zijn beschouwing voort over de handelingen, welke aan kolonel Picquart ver weten worden en tracht die te rechtvaar digen. Picquart werd trouwens bij zijn en quête aangemoedigd door zijn chefs en mr. Labori leest enkele passages voor uit de brieven van generaal Gonse „Deze brieven bewijzen dat er <*een bekentenissen van Dreyfus bestonden, geen echte, juridieke bekentenissen; dat heL ge heime dossier niets afdoends bevatte- dat kolonel Picquart door zijn chefs werd aan gemoedigd." Mr. Labori bespreekt vervolgens de hou ding der regeering, wier misslagen begonnen zijn, toen generaal Billot bij de interpellatie- Castelin verklaarde, dat Drevfus wettelijk en rechtmatig veroordeeld wasna dezen eersten misslag moest ze volhouden en haar dwaling steeds erger maken. Van Esterhazy sprekende zegt mr. Labori, dat hij, schuldig of onschuldig, een geduchte aanklacht het hoofd had te bieden. Hij deed dit met kracht en in elk geval is hij, voor den advocaat, die ik ben en blijf, hoogstens mijn medelijden waard. (Beweging). Mr Labori constateert, dat de aan den heer Scheurer beloofde enquête uitbleef, en het hem beloofde antwoord niet gegeven werd. Wat er overblijft, zegt hij, is dat in 1894 zonder bewijs een schuldeloos man werd aangehoudendie een geregeld leven leidde, uitstekend aangeschreven stond en die, hoewel een jood, de laatste zou zijn om Frankrijk te verradenhij achtte zich te gelukkig het te mogen dienen. Zonder bewijzen, heb ik gezegd, want het borderel is niet van hem". Mr. Labori bespreekt dan de rapporten der schriftkundigen, wijst op de tegenstrij digheden daarin, vermeldt voorts de brieven van Esterhazy en roept uit, dat geen Fransche De Echo van het 2uidea Waalwijkscbe en Lasigstraatsche Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1, Franco per post door het geheele rijk f 1,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentie» 1-7 regel9 f0,60; daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3ma»l ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsoh- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau raa Adolï Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. 8? Ik hoopte dat hij zou komen, zeide de moe der bijna onhoorbaar. Maar ik zie, dat mijn hoop ijdel was, laat ons dus gaan slapen I De knaap stond gewillig op en liep naar zijn moeder. Luister eens, moedertje, ik ben reeds groot, tien jaren, denk eens aan 1 En nog slechts tien of twaalf jaren, dan word ik even als vader kassier bij een groote, rijke fabrieksfirma. En dan wordt Magdn de vrouw van een rijken man. Bij deze woorden barstte de arme vrouw in snikken uit en verborg het gelaat in de beide handen. Kassier, even als zijn vader I weergalmde het in haar binnenste. En misschien ook mis dadig, zooals deze, wanneer er thuis armoede en ellende heerscht, wanneer hij zich door God en de menschen verlaten waant, wanneer hij ziet dat de zijnen vol vertwijfeling redding en hulp at'sraeeken van hem, die toch hun broodwinner behoorde te zijn. De vrouw zendt hare kinderen naar bed, cn nu zij daar alleen aan tafel zit, is het haar alsof zij onder de ellende en rampspoed haars levens zal bezwijken. Welk een gelukkige toekomst had zij zich ge droomd aan de zijde van den zoo dierbaren man, en hoe bitter was de ontgoocheling geweest. Reeds zeer spoedig waren de eerste beproevin gen gekomen, maar hunne wederzijdsche liefde had stand gehouden, en toen de hemel hun de beide kinderen had geschonken, gevoelden zij zich volmaakt gelukkig. Zoo gingen eenige jaren voorbij, zonder dat zij vermoedden, dat daarbuiten op den drempel een sombere gedaante had post gevat, die loerend hen bespiedde. Die gedaante was het ongeluk. Een op zeke ren dag overschreed zij den drempel, sloop het bescheiden huisjes binnen, waar zoo lang stil ge luk had gewoond, en grijnsde van uit een der hoeken hare slachtoffers aaD met een kouden, wreeden glimlach. Eerst verloor Arnold zijn betrekking als boek houder plotseling zonder daar eenigszins op voorbereid te zijn. Zijn patroon stierf onverwachts er kwamen vreemde deelgenooten in de firma en Arnold werd eenvoudig weggezonden. Hij kou geen andere betrekking meer krijggen overal heette het dat hij te laat kwam of dat men hem niet kon plaatsen het liep hem steeds tegen en het ontbrak hem aan vrienden, die in vloed hadden. De vrouw kon niets verdienen grof werk kon zij niet doen en het fijne werd niet betaald. Bovendien had zij ook hare kinderen en kon dus niet geheele dagen buitenshuis zijn. Het ongeluk had zijne netten zoo goed uitge worpen, dat zij geen uitkomst zagen. Een vreeselijken winter moesten zij thans door leven zij leden honger en koude en werden ziek van kommer en ellende. En de arme kinderen aten stil en geduldig het droog stuk brood, dat de tot vertwijfeling gebrachte ouders hun nog konden geven. Wat nog over was van hun sieraden, en wat zij van hun lijfgoed nog konden missen verdween in de bank van leening Zij moesten toch eten. Dagen lang konden zij koude lijden maar dagen lang zonder eten dat ging toch niet. Eindelijk toch werd Arnold als kassier geplaatst op het kantoor van den rijken fabrikant Helldorf. Zijn hoop op de toekomst herleefde weder. Toch zouden er jaren moeten verloopen, voor de oude, behagelijke gezelligheid weer haren zetel in hunne kleine woning zou opgeslagen hebben, jaren van trouwe, ernstige plichtsbetrachting. Maar God in den hemel! Op zekeren dagsloop er weder eene vreeselijke gestalte over Arnold's drempel. De beide kinderen werden aangetast door een ernstige ziekte. Arnold voelde zich niet sterk genoeg deze nieuwe ramp met geduld en onder werping te dragen, aan het ziekbed zijner beide lievelingen scheen zijn hart in opstand te kooien tegen zijn lot. Zie deze kale muren, de ledige kasten, uwe holle wangen, onze lijdende kinderen sla een blik op al onze ellende, en zeg dan nog dat er een God bestaat, een barmhartige God Zijne vrouw, die naast hem aan het bed zat, huiverde bij deze woorden. Met smcekend gebaar hief zij de handen omhoog. Frans ja I Toch geloof ik aan Hem, toch nog. Arnold liet een heeschen lach hooren. Dat vertrouwen -- heb ik verloren in den zwarfen strijd om het bestaan der laatste maanden. Hoever is het thans met ons gekomen P En wan neer zullen wij eens weder vrij kunnen ademen Nimmer Toen viel zijn hand zwaar en moedeloos Deder op den schouder van zijn vrouw, en zijn somber fonkelende blik deed haar sidderen. Tot heden heeft mij de liefde jegens de mij nen nog teruggehouden een leven van mij af te werpen, dat inij reeds lang een ondragelijke last is geworden. En waarlijk, wat de toekomst ons nog zal brengen ik mag daaraan nietdenken. Hij ademde diep en zwaar, zijn oog viel op de van koorts gloeiende gezichtjes der beide kin deren, toen begon hij weder te spreken, doch zacht en onzeker als in een droom. Duizenden en duizenden gaan mij dagelijks door de handen, die veelkleurige biljetten, die mij steeds als in een zacht geruisch voor de oogen dansen, prikkelen mijne zenuwen, benevelen mij nen geest. Duizenden Ja duizenden.... hemel en dan zooveel ellende te huis! Strak en onbewegelijk had de vrouw hem aan gestaard bij deze zonderlinge woorden, maar thans kwam er een heldere glans over haar ontsteld gelaat en zeide zijFrans Arnold's handen zullen zich nooit bezoedelen aan oneerlijk verkre gen goed. De man was plotseling bleek geworden. Toen klonk het als een wanhoopskreet van zijne lippen Dan moge de God, aan wien gij nog kunt gelooven, ons helpen Want Ik zweer het u, Anna ik kan dit lijden, deze ellende, die knagende zorgen voor de toekomst van ons allen op den duur niet verdragen. Met deze woorden verliet hij de kamer en liet vrouw en kinderen alleen. Muar Anna wierp zich voor het kruisbeeld des Verlossers op de knieën, en het was een vurig, hartstochtelijk gebed, dat thans ops'eeg tot den troon des Eeuwigen. Weken en maanden gingen voorbij. De kinde ren waren weder gezond geworden, schijnbaar ging alles zijn geregelden gang doch in wer kelijkheid was dut niet zoo. Het vroegere geluk was langzaam aarzelend en als met tegenzin buiten de deur getreden er. had het huis verlaten. Aan talel zat steeds een bleek, somber man, cfie nauwelijks meer een zacht, vermanend woord voor zijne kinderen, of een vriendelijk uitdruk king voor zijne iu stilte lijdende echtgenoote over had. En toen kwam er een verschrikkelijke dag een dag, die Anna als met één slag dreigde te verpletteren, en die haar een blik deed slaan in een ijzingwekkende toekomst. Anna was alleen, toen Arnold later dan gewoon lijk te huis kwam. Wankelend,als een beschon- kene, trad hij op zijne vrouw toe. Anna zag den echtgenoot aan; vertwijfeling sprak uit zijn gan- sche wezen. Zij kon niets vragen, niets denken, doch een ontzettende angst overviel haar. De man las dezen doodsangst in hare oogen. Toen kwam hij nog nader bij en zeide met een scherp klinkende lach Anna, waarom ziet gij mij zoo strak aan f Wat leest gij in mijne trekken O, wil ik het u zeggen Hij zweeg een oogenblik, streek zich met de hand over het voorhoofd en de oogen, en vroeg toen angstig en gejaagdAnna, waar zijn de kinderen Wat scheelt u toch, Frans? Waarom ziet gij mij zoo vreemd en onrustig aan Zij legde nu hare rechterhand op zijnen schou der en zag hem aan met een blik, die doordrong tot in het diepste zijner ziel. Ach, raak mij niet aan, Anna, uwe hand is rein, klonk het nu op doffen toon. Hij Hij kwam niet verder, zij gaf een gil, trad wanke lend een paar schreden terug en sloeg beide han den voor het gelaat. Eeuwige God 1 Nu nu weet ik alles. Nu weet ik, dat gij Een dief zijt I klonk het, op vreemdeu, scham peren toon, uit zijnen mond. Och, zeg het maar, Anna want dat beu ik sedert vandaag... En nu baanden zich zijn inwendige onrust, angst en vertwijfeling met stormachtig geweld een uitweg naar de lippen. ik heb gestolen. Ik, die steeds de rechtschapenheid, de eerlijkheid zelf was, ik ach, het is onbegrijpelijk Een uur geleden was ik nog eerlijk man, kon ik iedereen nog in de oogen zien. Werktuigelijk bracht hij de vuisten aan;de he vig kloppende slapen. En toen vervolgde hij lang zaam, als droomend, met de strakke oogen op het marmerbleeke gelaat zijne vrouw gericht: (Wordt vervolgd)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1898 | | pagina 1