Nummer 53. Zondag 3 Juli 1898. 21° Jaargang. Eerste Blad. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen, Geen remplaganten meer ANTOON TIELEN Dit nummer bestaat uit twee bladen. UITGEVER Waalwijk. I)e eerste September van het jaar 1898 zal een merkwaardige datum in Nederlands geschiedenis worden. Dien dag houdt de voogdijschap op, onder welke Koningin Wilhelmina tijdens het Regentschap was geplaatst De Koningin zal dan in de volheid Harer grondwettige en staatsburgerlijke rechten optreden. En dien dag zal ook de ontvoogding van het Nederlandsche strijdbare en weerbare volk plaats hebben, voor zoover, in strijd met de bedoeling der Grondwet, anderen den hoogsten plicht van den Nederlandschen Staatsburger overnamen, aan welks verrichting 2000 jonge lingen 's jaars zich onttrokken den plicht van het vaderland te dienenzoo noodig met de wapenen ter bescherming zijner on zijdigheid, ter beveiliging zijuer onafhanke lijkheid. Op 1 September 1898 want de Eerste Kamer heeft gisteren haar zegel gehecht aan de gewichtige wet onlangs door drie vierden der Tweede Kamer aangenomen zal de plaatsvervanging bij de militie in Nederland opgehouden hebben te bestaan. Dan zal ieder dienstplichtig nummer voor zichzelf inoeteu opkomen. liet is dus nu het oogenblik om het pu bliek nog eens duidelijk, beknopt en be vattelijk mede te deelen hoe de nieuwe wet op d.en persoonlijken dienstplicht zal werken, ook in hare gevolgen. Die nieuwe wet heeft den vorm van een wijziging in verschillende bepalingen der Militiewet. Voor dengene, die in de parle mentair-wetgevende „kronkelpaden" niet goed thuis is, valt, 't daardoor niet gemakkelijk precies te overzien wat de wetgever wil. Het is derhalve, zooals ons bleek, niet zonder nut om voor onze lezers eens een effen paadje te banen in dezen doolhof. Het alles beheerschend hoofdbeginsel ligt in art. 4 van de Militiewet van 1861. Het luidde tot dusver als volgt „Het staat elk vrij, zijne dienst bij de militie, volgens de bepalingen dezer wet, door een ander te doen overnemen". Voortaan zal het luiden „Een ieder, die tot de dienst bij de militie wordt verplicht, is, overeenkomstig de bepalingen dezer wet, gehouden zijne dienst in persoon waar te nemen" Dat is de val van liet remplaganten stelsel. Een ieder, die daartoe verplicht isdat wil zeggen, een ieder, die in de militie valtwant de gewone loting blijft, behouden. Men kan in de militie vallen of vrij loten, op den bestaanden voet Maar wie niet vrijloot, dient zelf voor zijn nummer. Ook de vrijstelling wegens broederdienst blijft dezelfde en dus ook blijven onveran derd de gevallen, waarin broederdienst niet in ammerking komt. Met één klein verschil. Wwuieer de broeder-loteling gedurende meer dan cyee jaren van den werkelijken dienst onthevvix i8 geweest, dan gold diens dienst tot dusv? niet als broederdinst. Voortaan zal reeds V£n jaar dienst als broederdienst gelden en aieen dan de daarop gegronde vrijstelling vallen broeder-milicien vervallen, De oude spel^g jg jn wet behouden om dat er geen tweed* 8peiiing i£0n wezen. wanneer diens voorganger voor de tweede maal, dus na het eerste jaar, van den werke lijken dienst ontheven zal zijn geworden. Dit is meer met de billijkheid in overeenstem ming geacht, omdat, wanneer een broeder althans een jaar voor den dienst beschik baar is geweest, reeds daarin voor den vol genden broeder reden van vrijstelling dient te liggen. Nu voortaan allen voor huri nummer moe ten opkomen en zoovele familie- en maat schappelijke omstandigheden in aanmerking zullen komen voor de vervulling van den militairen dieust, is een van de belangrijkste bepalingen die, waarbij den milicien eenige vrijheid van keuze zal worden gelaten. Tot dusver hadden alleen vrijwilligers bij de mi litie gelegenheid om te kiezen het corps, waarbij zij wilden dienen. Voortaan zullen ook de lotelingen, voor zoover zij daartoe geschikt bevonden ziin en dat met de belangen van den dienst is overeen te brengen, niet alleen kunnen kiezen het corps, waarbij zij ingelijfd wenschen te worden, maar ook het garnizoen waarin zij het liefst geplaatst worden. Maar dan moeten zij ook voldoen aan eischen van militaire bekwaamheid, bij Koninklijk besluit vaststellen. Dat zal dus voor hen, die van deze schoont* gelegenheid willen pro- fiteeren, noodig maken dat zij reeds bij het in dienst komen een weinig militair onderlegd zijn, om 't zoo te noemen. En daartoe, zoo heeft de minister van Oorlog beloofd, zal de gelegenheid op zeer gemakkelijke wijze worden opengesteld. Reeds nu heeft de Minister aan die belofte voldaan. Want dezer dagen heeft dp Minister, „wenschende het voorbereidend militair ondericht nader te regelen en den hoofdofficier voor het Reser vekader te belasten met de leiding van dat onderricht"een voorschrift dienaangaarde uitgevaardigd. Onder dat voorbereidend militair onderricht wordt verstaan het elemen tair pracktisch en theoretisch onderwijs in den dienst der infanterie en der vesting-artillerie, dat door officieren en minder kader van het leger wordt gegeven aan jongelieden buiten den troep, die zich tot het ontvangen van dat onderwijs vrijwillig aanmelden. Het zal wezen locale oefening, zooveel mogelijk zich aansluitende bij het schoolonderwijs in de gymnastiek en het zal zoodoende de bekend heid bevorderen met de eenvoudigste militaire exercitiën, terwijl het tevens zal leeren kennen de algemeene plichten van den soldaat. Dat onderricht zal bovendien strekken om hen, die de verbintenis wenschen aan te gaan als vrijwilliger voor het reservekader, in de ge legenheid te stellen zich de voor de verbin tenis gevorderde bedrevenheid in de behan deling van het geweer eigen te maken en voorts tot opleidiug van toekomstige militie— plichtigen, die aanspraak wenschen te ver krijgen op plaatsing bij het korps en in het garnizoen hunner keuze of zich tijdens hun verblijf onder de wapenen wenschen toe te leggen op het verkrijgen van een graad. Dat onderricht loopt over twee achtereen volgende wintercursussen van ongeveer half October tot einde Februari en gedurende ten minste drie uren per week. Het onderricht wordt kosteloos gegeven en kan worden ge volgd door jongelingen van 16 tot 2I-jarigen leeftijd. Men meldt zich voor 1 Juli van elk jaar aan bij den commandeerenden officier in de garnizoensplaatsen, of bij den burge meester in de overige plaatsen. Aan hen, die voor de militie hebben geloot en den cursus in zijn geheel en met vrucht hebben doorloopen, wordt een getuigschrift uitgereikt, hetwelk tevens wordt gegeven aan jongelingen, die zich op andere wijze geoefend hebben en blijk geven de noodige bekwaamheid te heb ben verkregen. De lotelingen, die in het bezit van zoodanig getuigschrift zijn, komen voor andere lotelingen hunner lichting in aanmer king voor de opleiding tot een graad, wanneer zij overigens ook de noodige geschiktheid voor die opleiding bezitten. Reeds deze eerste, hoogst aanbevelenswaar dige hervorming beantwoordt aan het doel van den persoonlijken dienstplicht. Zij leert dien liefhebben en op prijs stellen, reeds voordat hij begonnen is. Zij staalt en hardt tegen eene voor velen in den aanvang vooral zware taak; zij wekt reeds op zeer jeugdigen leeftijd een besef van eigenwaarde en, wat vooral veel beteekent, zij beneemt aan vele jongeheertjes het gevoel van onbeholpenheid en onhandigheid, dat men in de lagere stan den niet kent, waar men van de jeugd af leert flink de handen uit de mouw steken, waar men niet vertroeteld wordt, waar men leert op eigen beenen staan, op eigen krachten steunen. Werd daarom de noodzakelijke voor bereiding gemist voor den aanstanden loteling, wiens ouders onder den tegenwoordigen toe stand een rempla^ant zouden gesteld hebben, hij zou in de gelederen werkelijk als de min dere staan tegenover den jongeling, die onder alle omstandigheden voor zichzelf zou opko men. En die militaire voorbereiding zal ook strekken om menig bleekneusje een heele poos Linger uit koffie- en andere huizen te houden hetgeen ook voor het lichamelijk welzijn zoo kwaad nog niet is. Op één punt blijft de gelegenheid tot nummerverwisseling bestaan. Men weet wat het blijvend gedeelte is. Of liever, men weet 't sedert de debatten in de Tweede Kamer niet meer zoo precies. Maar het komt toch hierop neer, dat een zevende (vroeger een vijfde) na den gewonen diensttijd nog eenige maan den blijft dienen bij den troep, voornamelijk om de wachtdiensten te kunnen aanvullen en dergelijke. Tot dusver waren het de vrij wil - ligeis en bij gebreke van dezen de rempla ganten vooral bij de bereden wapens die na-dienden. Thans zullen de vrijwilligers en de miliciens moeten blijven. De minister van Oorlog is van plan het aantal dezer blijvende manschappen belangrijk in te krimpen en ze bovendien in twee ploegen te verdeelen. De aanvulling van het blijvend gedeelte geschiedt door de manschappen, die hun eerste dienstjaar en daarna door hen, die hun tweede dienstjaar hebben volbracht. Zijn dezen niet allen noodig, dan heeft er onderlinge loting plaats. En waar die loting nu is geschied, zal het aan manschappen van hetzelfde korps vergund zijn, binnen veertig dagen onderling van nummer te verwisselen, terwijl na dien tijd de nummerverwisseling nog kan worden toegestaan door den commandant van het korps. Aan den anderen kant blijft het aan de bij de militie te land ingelijfden vrij om na volbrachten oefeDingstijd minstens voor vier maanden onder de wapenen te blijven of te komen zonder zich als vrijwilliger te ver binden. De vrijstellingen zijn uitgebreid. Die voor de eenige zoons en wegens broederdienst blij ven nu als te voren bestaan en ook alle an dere, tot dusver geldende vrijstellingen. Maar voor den geestelijken stand en voor de kost winners zijn zij uitgebreid. Verplichtend is gesteld de vrijstelling, op aanvrage, telkens voor één jaar, van dienst van den geestelijke, den bedienaar van den godsdienst, den zendelingleeraar en den broe der-diakoon van eene godsdienstige vereeni- giug, alsmede van den student in de godge leerdheid en den zendeling-k weekelingdie aan eene inrichting van onderwijs tot geeste lijke, tot bedienaar van den godsdienst of tot zendelingleeraar wordt opgeleid den proef- broeder die tot broeder-diakoon van eene godsdienstige vereeniging wordt opgeleid, en den Roomsch-Katholieken ordebroeder, die tot eene binnen het Rijk gevestigde klooster- inrichting behoort. „Ook in de bijzondere gevallen" zoo bepaalt de oude Militiwet „kan aan de overige bij de militie ingelijfden onthef fing van den werkelijken dienst worden ver leend". En nu bepaalt dë nieuwe wet dat tot die bijzondere gevallen behoort het geval, dat de ingelijfde bij de militie geacht wordt onmis baar te zijn voor het gezin, waartoe hij be hoort of waarin hij is opgenomen. En wat is onmisbaar Dat is het geval, waarin het gezin zonder de aanwezigheid van dezen militieplichtige niet in zijn eigen onderhoud zou kunnen voorzien. Doch ook met andere omstandigheden van maatschappelijken aard is rekening ge houden. In gewone tijden zal verlof worden verleend hetgeen nog iets anders is dan vrijstelling en ook nog iets anders dan ont heffing als de jongelui voor hun werk kring in het buitenland worden opgeleid of reeds werkzaam zijn. Er is op 't gebied van landbouw, handel en nijverheid in de latere jaren zóóveel veranderdzóóvele jon gelui zoeken in den Transvaal of elders een breeden blik op de samenleving te krij gen en zich aan „moeders pappo te ont worstelen, dat het jammer zou zijn buiten strikte noodzakelijkheid dezen uit hun werk kring heel in 't buitenland, in Oost en West, te onttrekken. Dat geldt zoowel voor de manschappen der laud- als voor die der zeemilitie, en het blijvend verlof kan zich zelfs uitstrekken tot tijden van oorlog, oor logsgevaar of andere buitengewone omstan digheden, waarbij de Regeering op 't oog heeft de gevallen, waarin de oproeping (bv. uit de Oost of de West) toch niets zou baten en de belanghebbende niettemin, bleef hij zonder verlof weg als deserteur zou moeten beschouwd worden. Maar nu de nawerking van het rempla— Qanteostelsel voor zoover tot dusver daarvan is gebruik gemaakt. Wanneer de wettige broeder of wettige halfbroeder van den loteling vóór 1 Sep tember as. zijn vijljarigen dienst bij de militie heeft doen volbrengen of aanvullen door plaatsvervanging of een plaatsvervanger bij de militie heeft gesteld, die nog in dienst is of ontslagen is wegens ziekelijke gesteld heid of uit anderen hoofde na driejarigen dienst ontslagen of wel overleden is, dan is de bedoelde loteling niet gehouden persoon lijk te dienen. Daarentegen vervalt met 1 September de overeenkomst wegens plaatsvervanging of nummerverwisseling ten aanzien van hen, die, als plaatsvervanger of nummerverwisselaar toegelaten, niet op den bepaalden tijd der inlijving bij de militie zijn opgekomen en omtrent wie vóór 1 September geen uitspraak is gedaan. En zoo blijven ook na 1 September gel den de bepalingen der oude wet, die betrek king hebben tot het in gebreke blijven vau plaatsvervangers of nummerverwisselaars, on der de bestaande wet aangenomen. Dat wil zeggenofschoon de plaatsvervanging en nummerverwisseling is afgeschaft, blijven de »ggggg"1 Il-ggggg,.!.- IJ_'■P"-'.I-'W.,-J1 1 -»' -■ !'J. U J JiaJJJ U'-UWfJ I UJgPP"BSBWW"«WWM»'a WWHW De Echo van het Zuiden, f aalw||hscie en Laiptraalsche Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1, Franco per post door liet gelieele rijk f 1,25. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels f0,60daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsraimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van Adolf Steinkr, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1898 | | pagina 1