N li rii in er 57.
Donderdag 21 Juli 1898.
21e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
De Ongevallenwet.
A G D
ANTOON TIELEN
FEUILLETON.
UITGEVER
Waalwijk.
STAAT van brieven, geadresseerd aan onbe
kenden.
Verzonden gedurende de 2e helft van Juni:
Van WAALWIJK.
Wat ook door de tegenstanders van dit
ministerie wordt aangevoerd, nooit zal kun
nen beweerd worden, dat het niet trouw
nakomt de beloften, in de troonrede neerge
legd. Het wetsontwerp tot afschaffing der
dienstvervaDging is reeds door de koningin
regentes bekrachtigd, wetsontwerpen tot be
tere bescherming en berechting van jeugdige
personen en tot regeling van den leerplicht
hebben de Tweede Kamer bereikt en den
25sten April jl. diende het ministerie ook
het ontwerp van wet in regelende de ver
zekering van werklieden enz.
De behandeling van het wetsontwerp op
den persoonlijken dienstplicht in de Tweede
Kamer, de groote beweging, die de indiening
van het wetsontwerp op den leerplicht in
liet kamp der tegenstanders veroorzaakte, de
daaropvolgende voorbereiding van de ver
kiezingen voor de Prov. Staten, die een
strijd hebben uitgelokt, heviger dan ooit
ter wille van een zetel in deze administra
tieve lichamen is gevoerd, zijn oorzaak ge
weest, dat dit wetsontwerp, ingediend door
het sociale ministerie, met minder belang
stelling is ontvangen, dan men om zijn
belangrijkheid wel had kunnen verwach
ten.
Het is waar, in de zitting van 16 Fe
bruari van het vorige jaar 'bevond zich
onder de ingekomen wetsontwerpen ook een
betreffende de verzekering van werklieden
tegen de gevolgen van ongevallen in bepaalde
bedrijven en de pers heeft, er zich toen in
het breede over uitgesproken, maar de ware
belangstelling was er in die dagen ook niet,
omdat van radicale en anti-re vol utionaiie
zijde terecht werd beweerd, dat het in be
handeling brengen van dit onderwerp aan
den vooravond van een nieuwe periode,
waarbi als politiek mondig zou optreden een
groot deel van het volk dat tot dusver zijn
invloed niet kon doen gelden, „niet geacht
kon worden van vroeden zin te getuigen^.
Aan de huidige kamer zal het dan ook
voorbehouden zijn om het nieuwe wetsont
werp te behandelen.
Art. 9 van het wetsontwerp leert ons,
welke werklieden volgens de bepalingen
dezer wet verzekerd zijn tegen de gevolgen
van ongevallen, aan hen in de uitoefening
van het bedrijf overkomen.
Onder werkman verstaat het ontwerp
ieder, die in dienst van den werkgever
een werkgever is iemand, die anderen in
dienst heeft voor de uitoefening van eenig
bedrijf, genoemd in «art. 9 in diens on
derneming werkzaam is voor een dagloon,
vier gulden niet te boven gaande.
De bedrijven, welke art. 9 opnoemt, zijn
de volgende
lo. die, waar ter gedeeltelijke of geheele
uitoefening van het bedrijf eenig kracht-
werktuig wordt gebruikt, met uitzondering
van die uitgeoefend met vaartuigen
2o. het vervaardigen, vervoeren of bewa
ren van ontplofbare stoffen
3o. die, waarbij ontplofbare stoffen worden
gebruikt
4o. het schippersbedrijf met schepen, wel
ke in den regel van de eene plaats hier te
lande naar de andere plaats hier te lande
varen en dat met schepen, welke nttsluitend
de rivieren en binnenwateren bevaren en
tevens geregeld van buitenslands komen of
naar buitenslands bestemd zijn;
5o. het v eerschip persbedrijf
6o. het vissc hers bed rijf, uitgeoefend op
rivieren en binnenwateren
7o. liet bedrijf, uitgeoefend door spoor-,
tram- en omnibus-ondernemingen
8o. de bouwbedrijven
9. het «aard- en grondwerkers bedrijf;
10. liet leggen van riolen en van gas-
en waterleidingen buiten gebouwen
llo. het fabriceeren van lichtgas en het
verwerken van de daarbij ontstane neven
producten
12o. het leggen van electrische geleidin
gen;
13o. het ontginnen van mijnen;
14-o. het glazenwasschersbedrijf
15o. het slachtersbedrijf
16o. het stoken van moutwijn en jenever
17o. het schoorsteenvegersbedrijf
18o. het bouwen en herstellen van
schepen
19o. het laden en lossen van schepen.
De sub 8o. bedoelde bouwbedrijven zijn
het heiers-, lei- en rietdekkers-, loodgieters-,
zink werkers-, metselaars-, schilders-, srnids
steenhouwers-, steenzagers-, stukadoors- ei:
timmermansbedrijf.
Art. 9 bevat du3 niet de geheele industrie
en evenmin is het van toepassing op het
landbouwbedrijf.
De uitvoering van de wet is opgedragen
aan een te 's-Gravenhage gevestigde rijks
instelling, welke den naam zal dragen van
„Kijksverzekeringbank*. Alle kantoren der
posterijen zijn tevens kantoren van deze
Bank.
De bedrijven, in art. 9 aangewezen, wor
den bij algemeenen maatregel van bestuur
ingedeeld in gevaren-klassen/', naar even
redigheid van het gevaar, dat zij voor de
verzekering opleveren. Eenhonderd procent
stelt bij deze indeeling het maximum-gevaar
voor. Elke gevaren-klasse zal een aantal
gev«iren-procenten bevatten, zoodat aan de
ondernemingen, welke wegens het daarin
uitgeoefend bedrijf in eenzelfde gevaren-
klasse vallen, een gevaren-percentage kan
worden toegekend, dat de mate van het
gevaar uitdrukt hetwelk die ondernemingen
ten opzichte van elkander voor de verzekering
opleveren.
De werkgever doet aangifte van het door
hem uitgeoefende bedrijf ten kantore der
posterijen, binnen welks kring hij zijn woon
plaats heeft.
Het bestuur van de Rijksverzekerings
bank deelt vervolgens de verzekeringsplich-
tige onderneming in een gevarenklasse in,
met toekenning van een gevarenpercentage.
Een en ander wordt den werkgever bij te
adviseeren dienstbrief medegedeeld, met de
gronden, waarop de beslissing van het be
stuur steunt en onder bijvoeging van een
tarief.
n
De groote vraag is echter, wie de verze
kering zal betalen. Artikel 37 van het wets
ontwerp wil dat dit de werkgever zal zijn.
Hij betaalt voor alle loonen beneden de
twaalfhonderd gulden volgens een vastge
steld tarief.
D«';t tarief wijst voor elk gevarenprocent
de verschuldigde premie aan per een gulden
loon. De werkgevers houden loonlijsten aan
ter berekening der premie en der schadeloos
stellingen.
Wij kunnen de artikelen voorbijgaan, die
de wijze van betaling der premien regelen en
de straffen, welke op de niet-betaling der pre*
miën gesteld zijn.
Heeft er een ongeval plaats gehad, dan is
de werkgever verplicht onmiddelijk genees
kundige hulp in te roepen. Verder doet hij
door inlevering van een ingevuld formulier
in duplo aangifte ten kantore der posterijen
van het ongeval. Hij verstrekt verder alle
De Echo van het Zuiden,
Waalwfjksclie en Laaptraalsclie Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond
Abonnementsprijs per 3 maanden fl,—
Franco per post door het geheele rijk f 1,25.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Beukers Batavia.
^D™T£NTI®N repels f0,60; daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
a™ w°rden alleen aangenomen door het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
32
God zij gedankt! riep Magda. Eén greep
en het kistje van den ouden man was in hare
handen. Krampachtig hield zij het vast.
Nu wilde zij Frits met zich voortsleuren de
roode vlammen lekten reeds aan het venster,
waarvan de ruiten rinkelend op den grond vielen,
het vuur drong reeds door alle naden rondomen
boven haar, en bedreigde zelfs den uitgang.
Maar Frits bleef rustig slaan en zag met een
stompzinnigen lach het vreeselijk schouwspel
aan. v
Magda, reeds half bedwelmd door rook en hitte,
terwijl hare oogen schenen te. branden, trok Frits'
mede naar den uitgang.
Plotseling liet zich een vreeselijk gekraak hoo
rei), geweldige vlammen braken van alle kanten
uit, een dikke zwarte walm drong naar binnen
en nu eerst kwam Frits tot het besel van het
doodsgevaar, waarin beiden zich bevonden.
Zonder zich nog een oogen blik langer te be
denken, tilde hij het meisje van den grond en
droeg haar in allerijl door rook en vlammen
naar de deur.... achter hen sloegen krakend de
brander.de balken tegen den grond en een vlam
menzee verhiel zich ten hemel.
Plotseling weergalmde een gillende kreet als
de noodkreet van een stervende en Magda
zonk langzaam uit de armen van den zinnelooze
op den grond neder doch krampachtig hield
tij nog het geheimzinnige, bruine kistje onder
den rechterarm....
XV.
VREICSELIJKE ONTHULLINGEN.
Magda's kreet „Brand in het park In de hut
van den oude!" had het geheele dienstpersoneel
op de been gebracht. En toen was het alarm
ook spoedig doorgedrongen tol de vertrekken van
mevrouw Von Raming.
Zij vroeg naar juffrouw Magda, en toen vertelde
men haar van den brand. De zenuwachtige oude
dame was buiten zich zelve.
Goede hemel, brand 1 als wij hier maar
geen gevaar hebben Ach, ik heb altijd wel
gezegd, dat men dien idioot toch moest wegbren
gen. Hij zal ons nog ongeluk aanbrengen lam
merde zij. J
ZÜ naar de kamer van haren zoon.
De hut van den oude staat in brand men
zegt mij, dat juffrouw Arnold er heen is
Magda! riep hij ontsteld, zonder te letten
op den verbaasden blik van zijne moeder. Hii
vloog de trappen af.
Waar is juffrouw Arnold? riep hij beneden
eenen lakei toe.
Ik weet het niet, genadige heer.... Ik heb de
juffrouw vandaag nog niet gezien.
i Raming snelde voort, het donkere park in,
het helle schijnsel van den brand wees hem den
weg. Toen hij naderbij kwam, klonken hem
verwarde stemmen in de ooren. Het was zijn
dienstpersoneel, dat ijverige pogingen deed om
den brand te blusschen.
Hm, daar is niets meer aan te doen laat
de oude barak maar uitbranden. Het is beter te
zorgen dat het park niet wordt aangetast zeide
een der mannen.
Maar waar is de gek gebleven
Och die! Ik heb gehoord dat hij in zijne
Dut in slaap is gevallen, terwijl boven hem alles
brandde. En
Op dit oogenblik werd het gesprek gestoord
door een dienstmeisje, dat in allerijl kwam aan-
loopen.
Groote God! riep zij, welk een ongeluk!
Zooeven is het dak ingestort en daarbinnen is
Friis met onze juffrouw. Dat arme lieve schepsel!
Zulk een dood
Raming hoorde niets meer. Hij was als zinne
Joos door angst voor Magda. Éu nu vergat hij
alles, wat nog vóór weinige uren een onoverko
melijke scheiding tusschen hen scheen te zullen
maken hij vergat het verledenc en de toekomst
in zijn verbeelding zag hij slechts de vrouw
voor zich, die hij liefhad.
En nu schaamde hij zich, dat hij zoo laf was
geweest en zoo wreed.
Indien zij eens een rampzaligen dood in de
vlammen had gevonden De haren rezen hem te
berge, zijn hart dreigde stil te staan. I'n nu
voort! voort! Ach hij moest zich aan een
boom vastgrijpen om niet te vallen welk een
talereel aanschouwde hij daar 1
Als een reusachtige vuurhaard, waarvan de
vlammengloed opstijgt ten hemel, en het park, het
bosch en de rotsen kleurt meteen bloedroode tint,
stond daar de hut van den oude. En een ruwe
stem achter hem zeide
Hij zal wel dood zijn en ten slotte is
het nog maar een geluk voor den stakker. Maar
zij
Wie zal wel dood zijn riep Raming onstui
mig terwijl hij zich omwendde en den man in
de oogen zag.
De vlammen verlichtten zijn gelaat het was
verwrongen van angst en ontzetting.
genadige heer, ik sprak van den idioot.
Hij is zwaar gewond een brandende balk trof
zijn hoofd, j uist op het oogenblik, toen hij juffrouw
Arnold buiten de hut droeg.
Juffrouw Arnold en waur is zij? klonk
het op doffen toon uit Raming's mond.
Ik weet het niet, mijnheer de baron. Ik
moest mij verder met het blusschiDgswerk be
moeien.
Wanhopig snelt Raming voort waar is
Magda
En nu valt zijn oog op een groep, ver van het
tooneel van den brand verwijderd onder de laat
ste boomen van het park. Hij ijlt er heen. En
zoodra men den slotheer herkent, maakt men vol
eerbied plaats, en een der omstanders zegt mede
lijdend
Het is gedaan De ongelukkige Hij heeft
niet lang moeten lijden. God heeft hem spoedig
opgeroepen.
Op het zachte mos uitgestrekt, bestraald
door den rooden vuurgloed van de thans geheel
in vlammen staande hut, lag, met een kleed
overdekt, de foreche gestalte van den armen zin
nelooze.
Ja, het was voorbij en de dood had met zijn
koude hand den beklagenswaardige aangeraakt.
En zonderling, hoe onbeduidend en nietszeggend
die gelaatstrek ken ook bij zijn leven waren geweest,
thans, nu de adem des doods daarover was gegaan
lag er een uitdrukking in van stillen vrede en
geluk.
Waarom ook niet? De laatsle daad van zijn leven
was een heldendaad geweest hij had Magda
door den verstikkenden rook en de hoog opflik
kerende vlammen naar buiten in de vrije lucht
gedragen. En dicht achter hen waren de bran-
dende balken nedegestort, en één der smeulende
zware stukken hout had zijn hoofd getroffen.
Maar hoewel bijna in zwijm vallend onder de
geweldige pijn, hield Frits toch het sidderende
meisje krampachtig in zijn armen, het meisje, dat
zijn arm hart had liefgehad met de onwankelbare
trouw en deemoedige liefde vun «en hond. Het
was of een roode sluier zijn oogen benevelde, het
warme bloed gudste hem langs de slapen maar
hij drukte zijne tanden op elkander en schreed
voorwaarts.
HaNu was het gevaar voorbij Magda was
gered. Het meisje had de oogen gesloten, de angst,
de rooken.de heete lucht hadden haar het bewust
zijn doen verliezen. Maar nauwelijks deed de koele
nachtlucht zich gevoelen, of zij kwam weder tot
bezinning. Verwonderd sloeg zijde oogen op en
zag zij zich zelve in de armen van den idioot*
doch toen viel haar blik op zijn doodsbleek gelaat'
waar langs het bloed stroomde, en zii voelde dat
hij wankelde.
Groote God - Frits - gilde zij. Helpt hem
hij sterft! En langzaam gleed zij uit zijne ar
men en zonk overstelpt van aandoening aan de
zijde van Frits op de knieën, terwijl zij nog steeds
het kistje vast tegen zich aandrukte.
Na een blik op het lijk van Frits geworpen te
hebben, zag Raming naar Magda, die naast den
doode geknield lag en zijn rechterhand omvat
hield.
Juffrouw Arnold o, God zij dank gii
zijt gered - gij leeft stamelde de slotheer
en er kwam een glans van blijdschap in zijne
Wat bekommerde hij zich op dit oogenblik om
de omstanders nu zij leefde!
Ja en dat ik leef heb ik aan hem te
danken zeide zij zeer ernstig en terwijl zij de
zachte oogen, door tranen verduisterd, tot Raming
opsloeg, vervolgde zij:
Ora mij te redden heeft hij zijn leven gege
ven. Hij was slechts een arme, onnoozele, door
de meesten bespot en veracht - en toch had hii
zulk een heldenmoed.... Arme Frits! Nu ziit gil
gelukkig.... J 8J
Raming gevoelde zich door schaamte overwel
digd die ongelukkige had zich een recht op de
eeuwige dankbaarheid van het meisje verworven
en hij, hij had haar zoo wreed van zich ae-
tooten. Wordt vervolgd.