Nummer72. Zondag 11 September 1898. 21e Jaargang.
Eerste Blad.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
A.NTOON TIELEN,
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Inhuldiging sfeest en te
Amsterdam
UITGEVER
Waalwijk.
IVaalwijksdir en Lanptrutsche Courant,
Di Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,
Franco per post door het geheele rijk f 1,25.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsoh-
land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau vaa
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
Het bestek van ons blad laat niet toe
de geheele (eestviering ter gelegenheid der
inhuldiging te Amsterdam van H. M. Ko
ningin Wilhelmina te beschrijven we zul
len ons daarom beperken,eenige bijzonderheden
omtrent de voornaamste gebeurtenissen me
de te deelen.
De Intocht.
Tien minuten over half twee kwam een
treintje uit Den Haag met het Civiel en
Militair Huis der Koningin. De autoriteiten
stelden zich op het perron op.
Zeventien minuten over tweeën kwam de
koninklijke trein aan, langzaam, met twee
standaarden voorop.
Een der portieren wordt geopend. De
Koningin stapt uit. H. M. is gekleed in
wit zijden damast, rui in over elkander ge
slagen corsage met glad vestje. De rok is
met zijden bloemen in drie randen opge
werkt, terwijl parels op het borduursel glan
zen. Om den hals drie snoeren parels van
achteren bevestigd met een slot bestaande
uit een kolosale ovalen parel met brillanten.
Een klein kapothoedje met witte voile acbc-
veerde het toilet.
De burgemeester van Amsterdam mr. S.
A. Vening Meinesz, sprak H. M. met
krachtige stem in heerlijke bewoordingen
toe.
De jonge Koningin, antwoordde aldus
„Ik dank u wel vriendelijk voor de har
telijke woorden tot mij gesproken, burge
meester. Ik behoef u niet de verzekering te
geven, dat ik reeds lang dit oogenblik, dit
plechtigste oogenblik in mijn leven, dat ik
in de hoofdstad zal beleven met verlangen
heb tegemoet gezien/'
Daarna richtte de commissaris der Ko
ningin in de provincie Noord-Holland, mr.
G. van Tienhoven, zich met eene schoone
toe spraak tot H. M.
Ook hierop antwoordde H. M. met en
kele woorden, en wel deze
„lk dank u zeer voor de hartelijke woor
den, door u ook namens Ged. Staten tot
mij gesproken. Ik ben daar zeer gevoelig
voor en dank u nogmaals recht hartelijk."
Alvorens de koninklijke wachtkamer te
betreden, werd door mej. Vening Meinesz,
dochter van den burgemeester, een prachtige
ruiker van witte en rose bloemen, en ver
sierd met oranje-linten, de Koningin aange
boden, terwijl mej. Geertsema een lilla
ruiker met linten aan de Koningin-Moeder
overhandigt.
In de ontvangkamer waren, zooals reeds
gezegd, verschillende autoriteiten aanwezig,
met name de leden van den Gemeenteraad,
de hooge militaire autoriteiten, de leden van
het gerechtshof, van de arr. rechtbank, van
de kantongerechten en de leden van het
eere-comité.
H. M. sprak elke dezer corporaties afzon
derlijk toe. Zij gaf uiting aan haar blijd
schap, dat het uur harer inhuldiging nu
weldra zal zijn aangebroken, zegt het, zeer
op prijs te stellen, de verschillende heeren
hier aanwezig te zien, enz.
Daarna zich tot den burgemeester wen
dend, 'zegt II. M., te gelooven dat de stad
heel mooi versierd is. Ik heb tenminste al
een paar straten gezien die we voorbij zijn
gespoord, 't Is te hopen, dat het maar mooi
weer zal zijn deze feestdagen."
Ten slotte verzocht H. M. de Koningin
jhr. mr. C. H. Bakker, voorzitter van het
Ceutraal-Comitévan de hoofdcommissie
van ingezetenen, om haar de leden van dit
comité voor te stellen.
Ongeveer een kwartier onderhield II. M.
zich met deze heeren en prees daarbij zeer
de hartelijkheid, die de bevolking onzer stad
haar nu reeds betoond heeft. „In de paar
wijken, die ik ben doorgekomen met den
trein, werd ik ten minste al zeer hartelijk
toegejuicht."
Tot den wethouder sprak H. M. voorts
in denzelfden geest.
Even half drie stelde de stoet zich in
beweging. Bereden marechaussees openden
den stoet.
Zij werden gevolgd door een escadron
van het 3de regiment huzaren. Dan volgt
een detachement van het corps rijdende
artillerie, het prachtige keurcorps, dat door
velen aan Arnhem wordt benijd. Een com
pagnie van het 2e regiment vesting-artillerie
detachementen van de koloniale reserve en
der mariniers sluiten zich waardig achter de
„gele rijders" aan Na den kapitein-inten
dant en den le luitenant der vesting-ar
tillerie te paard, volgt de kapel van het
regiment grenadiers en jagers, lustige, op
wekkende marschen blazende, dan een de
tachement matrozen, een compagnie vder
Amsterdamsche schutterijeen kapitein en
le luitenant der infanterie te paard, het
eerste gedeelte van de Amsterdamsche eere-
wacht, vervolgens een kapitein van den
generalen staf en een le luitenant der
Krijgsschool te paard, een stalfourier en
twee rijknechts te pifard.
En dan komt feitelijk het deel van den
stoet dat door de menigte het meest is ver
beid, dat gedeelte, waarin ook Hare Majes
teiten zich bevinden.
Daar komt het rijtuig van den ceremonie
meester van II. M. de Koningin. Het wordt
gevolgd door de twee rijtuigen, waarin de
hoofden der departementen van de Konink
lijke hofhouding, dan weder een deel van de
eerewacht, de kapitein en le luitenant van
het O. I. leger te paard, nl. de ritmeester
der cavalerie. C. W. E. Happée en de le
luitenant der infanterie E. van der Heijden,
de zoon van den roemruchten generaal.
Daar zijn de Vorstinnen. Het Wilhelmus
weergalmt in luide galmen over het plein
donderend zijn de hoera's der menigtede
Koningin wuift en buigt naar alle kanten
minzaam en lieftallig zijn de Vorstinnen.
Overweldigend was de indruk van dit alles.
In vier rijtuigen, ieder met vier paarden
bespannen, volgen de groot-officieren van H.
M. de Koningin, de dames du palais van
Hare Majesteit de Koningin, de grootmeeste
ressen van Hare Majesteit en de opper-
ceremoniemeester van Hare Majesteit de
Koningin, Baron Du Tour vau Bellinchave.
Weer volgt dan een deel van de eerewacht
en dan, na de twee stalmeesters in buiten
gewonen dienst en de ordonnansofficieren
van Hare Majesteit, daar volgt het rijtuig
met acht paarden bespannen, waarin Hare
Majesteiten naast elkander zijn gezeten.
Rechts van het Koninklijk rijtuig rijden
de chef van het Militaire Huis van Hare
Majesteit de Koningiu, de generaal majoor
Roozeboom, bevelhebber der le militaire
afdeeling te Amsterdam en de commandant
der eerewacht mr. II. L. M. Luden, presi
dent der arrondissements-rechtbank te dezer
stede. Links rijden de luitenant-generaal jhr.
G. M. Verspryck en de onder-commandant
der eerewacht.
Dan volgen achter het rijtuig de adjudan
ten in gewonen dienst van II. M. de Ko
ningin te paard in hun van goud schitterende
uniformen en op eene rij de Indische vorsten,
nl. Z. II. Jang di Perstoewan Besar Sjarif
Haijim Abdoel Djalim Saifoedin, Sultan,
van SiakPangeran Ario Mataram, broeder
van Z. H. den Soesoehoenan van Soerakarta
en de Pangerans Mangkoe Negoro en Sos-
ro Negoro, zoons van den regeerenden Sultan
van Koetei.
De prins van Soerakarta was gekleed in
het kostuum dat in de lands-taal Pradjritan
wordt genoemd. Het hoofd was gedekt door
de bekende Japausche songko, een stijve
muts, gelijkende op een ouderwetsch toe
loopenden hoogeu hoed, niet zeer hoog, maar
zonder rand, van kastoor gemaakt en van
achter twee vleugeltjes van dezelfde stof.
Verder droeg de Prins een kort fluweelen
buisje, en daarover, zoodat slechts het boven
ste gedeelte er van zichtbaar was, een lenden
doek of kain, alsmede een kort zwartflu—
weelen broek.
Over den kain bevond zich een buikband
en daarin achter schuins de kris gestoken.
Aan de linkerzijde stak een tweede kris
(anggaran), beide wapens waren kostbaar
bewerkt met edelgesteenten. De doeken
waren alle gebatikt, niet met goud doorweven.
Zwart zijden kousen, lage schoenen, witte
handschoenen en dito boord voltooiden het
kostuum.
Het paard droeg ecu zwart fluweelen
schabrak met zilver afgezet en in beide
hoeken het monogram van den prins P. A.
Het hoofdstel was zwart gelakt met zilveren
sterren de borstriemen eveneens, terwijl het
dier op het hoofd was getooid met bonte
pluimen.
Z. II, de Sultan van Siak droeg een soort
generaals-uniform, een phantasie-kostuum met
gouden brandenbourgs met veel diamanten
bezet. Over den schouder droeg hij een gou
den bandelier en op de schouders zwaar
gouden epauletten.
Aan de zijde hing een gouden sabel met
diamanten bezet, terwijl op de gepluimde
muts eveneens tal van diamanten schit
terden.
Het harnachement van het paard bestond
uit Engelsch zadelop blauw-fluweelen
schabrak, afgezet met goud en breed passe
ment, terwijl in de hoeken monogrammen
waren aangebracht voorstellende den naam
Mohammed met twee gekruitse zwaarden
in goud. De stijgreimen waren eveneens van
fluweel en de teugels van goud. De riemen
op de billen van het paard en het hoofdstel
waren ook van fluweel met goud vervaardigd.
De prinsen van Koetei droegen een soort
phantasie-kostuum, gelijkende op onze pand
jesjas, terwijl zij verder droegen eenvoudige
krom gebogen sabels.
Het harnachement van de paarden der
Koeteische prinsen was van blauw laken ge
maakt, terwijl op de schabrak was gestikt bij
den eenen Prins Mangkoe Negoro P. M., bij
den andere Sosro Negoro P. S.
De paarden van alle prinsen werden aan
de teugels geleid door een inlander, gekleed
in het kostuum der bedienden van de ge-
zcntschappeu.
De adjudanten in buitengewonen dienst van
Hare Majesteit en Koningin te paard, bereden
hoofdofficieren van het Amsterdamsche gar
nizoen, het laatste gedeelte der eerewacht,
de eerewachten van schutterij en het 7e
regiment infanterie en een escorte cavallerie
sluiten den schitterenden stoet.
De Inhuldiging.
Ofschoon Woensdag pas om 9 uur de
deuren der Nieuwe Kerk werden geopend
rolden reeds te 8 ure equipages aan. Heeren
in de schitterendste uniformen of gerokt stap
ten uit, dames in de keurigste toiletten kwa
men zamen voor den ingang der kerk.
De kerk was voor de inhuldigingsplechtig
heid op buitengewone wijze versierd en van
den stoep van het paleis tot aan de deur der
kerk was een soort van overdekte gang aan
gebracht met een luchtig dak van fijn netwerk,
rustend op kolommetjes met bloemen en
franjes. Het plein bood weder een levendig
militair schouwspel aan bij het opstellen der
troepen voor het Paleis en ter wederzijden
van den ingang der Nieuwe Kerk. Hier vond
men rechts de grenadiers met hunne kapel,
links de jagers.
Allengs vulde zich het kerkgebouw. Men
had, zeei verstandig, geen afzonderlijke plaat
sen voor de dames bestemd zooals het thans
geregeld was, werd de indruk des te mooier.
Rechts en links op de tribunes en in het ruim
der kerk was het een fraaie mengeling van
kleuren.
Te 10 ure was de kerk nagenoeg op alle
plaatsen gevuld vóór de Kredenztafel zag
men de griffiers van Eerste en Tweede Kamer
in de weer om den Kamerleden hun plaatsen
te wijzeu, grootwaardigheidsbekleeders bewo
gen zich heen en weer, oogverblindend was
de schittering, die uitgaat van hun prachtvolle
uniformen. Boven op de smalle gaanderijen in
het schip der kerk hadden enkele bevoor
rechten staanplaatsen gekregennaast het
orgel bevond zich het a capellekoor, saam-
gesteld uit de keur vau zangeressen en zangers.
Daarna traden de leden van de diplomatie
bij het Nederlandsche Hof de Kerk binnen
vooral de diplomatieke vertegenwoordigers
van China in hun bont-zijden gewaden, de
Turksche gezanten met hun lange, gebogen
zwaarden, den rooden fez op het hoofd, trok
ken zeer de aaudacht.
Vervolgens kwamen de leden der Staten
Generaal hun zetels innemen, de roeesten in
gala-kleedij. De Ministers kwamen binnen in
groot ornaat.
Te ruim half elf tradeu de leden der Vor
stelijke familie, door kamerheeren vooraf
gegaan, ouder het orgel door de kerk binnen.
De groothertog van Saksen-Weimar, gaande
naast H. K. H. prinses Von Wied en gevolgd
door Z. K. H. den prins Von Wied, met
heeren en dames van het gevolg, namen
de voor de Vorstelijke gasten bestemde zetels
in ter rechter-zijde van de troon.
De griffier der Eerste Kamer mr. O. W.
Star Numan las vervolgens voor het Konink
lijk Besluit, waarbij de Kamers in vereenigde
zitting werden bijeengeroepen.
Daar kwamen nog binnen de Indische vor
sten de vorst van Siak in rijk met goud
bekleede gala-kleedij, om de schouders een
gouden bandelier, dragende een kolbak met
gele pluim de prins van Soerakarta in een
voudig, kort jasje, van voren met gouden
banden afgezet, op het hoofd een blauw zijden
kolbak met edelgesteenten de beide prinsen
van Koetei in lange, blauwe jassen met goud
afgezet, op het hoofd wit fluweelen kolbakken
met gouden rand, op den kolbak een pauwveer
van schitterende diamanten. De eene prins
droeg op het hoofddeksel een gele, de andere
eeu witte pluim.
De vorsten plaatsten zich aan den voet van
den troon ter rechterzijde de vorst van Siak
en prins Mangkoe Negoro van Koetei, ter
linkerzijde de prins van Mataram en prins
Sosro Negoro van Koetei.
.Luid gejubel buiten en trompetgeschal
kondigde de komst der Koningin-Moeder aan.