Staatkundig overzicht. BUITENLAND. Spanje. Duitschland. Italië. Oostenrijk-Hongarije. Bulgarije. Op dat lange traject hébben de boeren hun bergen, de stedelingen hun huizen verlaten om afscheid te nemen van hun ongelukkige Keizerin, om aan hun kinderen cn kinskinde ren te vertellen van die mooie en machtige, en toch zoo ongelukkige vrouw. Het station van den Westerspoorweg en de Hofburcht liggen wel drie kwartier van elkaar, en op dien langen weg stonden duizenden menschen om de lijkstaatsie te zien. De huizen welke de stoet zou passeereu, waren met zwart laken behangeulange zwarte vlaggen waperden flauwtjes in de avondlucht, en het gas, bevrijd van de branders, brandde als flambouwen. Negentien bataljons waren op straat geposteerd en daarachier de dui zenden menschen die over niets als over de Keizerin spraken. Het station was zwart be hangen, en van de keizerlijke wachtkamer, waar het lijk nog eens zou ingezegend wor den, had men een chapelle ardente gemaakt. Het perron was vol met officieren, gardes en hofdignitarissen, onder wie enkele paleisda mes in diepen rouw. De Keizer en z jne bloedverwanten waren in het paleis gebleven. Die op het station keken maar altijd naar den weg, starend naar de roode lichten der locomotief. Toen deze zichtbaar werden en een dof gedruisch den naderenden trein aan kondigde, maakte zich een diepe ontroering meester van de aanwezigen. Bij het binnen rijden van den lijkwagen heerschte er een doodelijke stilte, een oogenblik afgebroken door het geroffel op de omfloerste trommels en het commando der officieren. Maar aller aandacht concentreerde zieti op den zwart groenen waggon waar de kist in stond. Door de epen portiervensters zag men de bloemen en ook .later de kist, die met dof geroffel over het perron naar de chapelle ardente werd gedragen, omstuwd door fakkeldragende pages, en door lijfwachten, voorafgegaan door de geestelijkheid, en gevolgd door de dra gers der talrijke kransen. Daarop we.d na een kort gebed de kist naar den buiten staanden lijkwagen gedragen. Het bij duizen den tellende volk, dit ziende, nam de hoofd deksels af en volgde met ademlooze stilte de plaatsing van de kist in den wagen. Intusschen was voor het station de lijkstaatsie opgesteld. Geopend werd zij door een escadron huza ren, daarachter kwamen hofbeambten te paard, vervolgens drie met 6 paarden bespannen rijtuigen, bestemd voor het gevolg der Kei zerin, verder twe lakeien te paard met fakkels, en dan de lijkwagen met 6 paarden, met de op grooten afstand duidelijk zichtbare kist. De gesloten fourgon, die anders bij zulke gelegenheden gebruikt wordt, was door een plechtiger rijtuig vervangen. Langs den lijk wagen marcheeiden Duitsche en Hongaarsche gardes en eenige compagnieën soldaten. Onder doodelijke stilte passeerde de sombere stoet als een zwart spook de duizenden menschen, die zoodra de staatsie voorbij was, naar den Hofburcht snelden. Deze was echter afgezet, want daar wachtte de Keizer met al zijne bloedverwanten de overledene op. En nau welijks stond de kis* op de estrade, of de keizerlijke familie knielde neer bij den korten lijkdienst. Te vergeefs beproefde de keizer zijn smart te onderdrukken. Telkens weder snikte hij luid toen de kist naar binnen werd gedragen en op de praalbaar werd geheven. Aan het hoofdeinde van de kist knielde de keizer opnieuw en snikte voortdurend luide tijdens de volgende kerkelijke inzegening. Toen hierop den kamerheer prins Von Lichtenstein de sleutel van de kist werd overgereikt, liep d. keizer, sprakeloos met uitgebreide armen op de kist toe, knielde neder en kuste den dek selzijn luid snikken werd door de geheele kléine kerk gehoord. Alle aanwezigen schier weenden luide mede geen oog bleef droog. Op een gegeven oogenblik verwijderden zich allen behalve de leden van de keizer lijke familie, die kransen op de lijkkist l^g- den. De keizer bleef nog in gebed, lot hij met de anderen ten laatste heenging. Toen hij iu de voorhal gravin Sztaray ontmoette, vroeg hij haar met zachte, maar heldere stem°: „Heeft Hare Majesteit veelgeleden?" De gravin antwoordde ,,Ik geloof het niet, Hare Majesteit is weldra in eeu diepe onmacht gevallen en werd spoedig met den laatsten adem van al haar pijnen verlost." Zaterdag namiddag om vier uur kondigde het brommen der klokken het vertrek van den lijkstoet aan. Onder het roffelen der trommen werd de Keizerin uitgeleid. Omringd door een grooten hofstaat werd het lijk door acht zwarte paarden naar de keik gereden. Geen lijkkleed en geen krans dekte de kist. Bij de nadering ontblootte men het, hoofd, velen snikten toen de lijkwagen voorbijreed. Toen de stoet de kerk naderde werden de deuren geopend; voor twee derde was de kerk zwart behangen en daardoor zeer donker. Zilveren traoen waren op het rouwdoek aan gebracht, en op regelmatige afstanden prijkte het wapen der Keizerin, met het opschrift „Elisabeth Imperatrix Austriae et Regiua Hungariae". Rondom de katalalk stonden twaalf reusachtige kandelaars met kaarsen zoo dik als een vuist. In den hoek der kerk zag men een geopende deur, waaruit net schijnsel van fakkellicht zichtbaar was. Dit is de weg naar den grafkelder en onwillekeurig werpt men een schuwen blik naar deze poorten der eeuwigheid. Aan beide zijden van het altaar stonden hellebardiers, die in hun schar laken rijk met goud versierd uniform tegen de sombere tinten in de kerk zeer sterk afstaken. Even zoo de roode jassen, licht groene broeken en licht-gele rijglaarzen en de mantels van pantervel, waarin de Hongaarsche lijfgarde gedost is. De plechtigheid begon hiermee, dat de geestelijken zich voor de poort posteerden, en een oogenblik daarna kwam de Keizer binnen. Achter hem kwamen de Keizer van Duitschland, de Kroonprins van Italië, de Koningin van Saksen, Roemenië en Servië, de Prins-Regent van Beieren, de kroonprins van Griekenland, de groothertog van Saksen- Koburg, de erfprinsen van YVurtemberg, Baden, Mecklenburg, Weimar cn Oldenburg, een grootvorst van Rusland, de broeder der Keizerin hertog Karei Theodoor, de prins van Sleeswijk, de Vorst van Bulgarije, de vertegenwoordigers van verschillende souve- reinen, waaronder die van onze Koningin en van den president der Fransche Republiek en meest alle aartshertogen. Zichtbaar bewogen, keek de Keizer onop houdelijk naar de groote deur waar het lijk moest binnengedragen worden, Weldra ver scheen de kist, die, met drie kransen er op, op de katafalk werd gezet, waaromheen zich de garde? als eerewacht met uitgetrokken zwaard schaarden. Hierop trad aartsbisschop Grucha naar voren en hief met bevende stem het „Requiem aeternam dona ei Domine" aan, waarop het koor plechtig met „Et lux perpetua luceat ei" inviel. Met een Requiescat in Pace eindigde de inzegening, waarop de kist langzaam door de duistere gang naar den grafkelder gedragen werd. De Keizer, zijn zwagers en zijn beide schoonzoons volgden haar, en daar, omgeven door zijn naaste familieleden, behoefde hij zich niet langer in te houden en kon aan zijn smart lucht geven. Neergeknield bij het lijk bleef hij eenigen tijd in gebed verzonken, drukte een afscheidskus op dc kist en zijn oogen waren rood men hoorde hem snikken en zijn geheele verschijning bood een beeld van diepe droefenis. Het oogenblik was zóó roerend, dat de kardinaal en alle leden der geestelijkheid begonnen te weenen. De keizer maakte zelf een eind aan dit aangrijpend tooneel. Hij wierp nog een blik op de kist, wuifde met de rechterhand als ten afscheid en keerde zich om. De arme Keizerin echter rust thans naast haar zoon Rudolf, over wien zij haar leven lang getreurd heeft en wiens vreeselijk einde haar gedachten meer en meer van de wereld naar betere gewesten had gekeerd. Daarna heeft het Hof van Cassatie in volko men vrijheid en onafhankelijkheid uit te maken of al dan niet tot herziening van het Dreyfus-proces zal worden overgegaan. Tot een kabinetscrissis is het naar aanlei ding van deze oplossing niet gekomen alleen de titularissen van oorlog en openbare werken (generaal Zurlinden en Tillaye) hebben den minister-president Brisson hun ontslag aange boden, welk onmiddellijk gevolg van de inlei ding der herzieningsprocedure evenwel zóó wel was voorzien, dat nog in den namiddag van Zaterdag bekend werd wie hen zou op volgen generaal Chanoine en de heer Godin, in den Senaat zitting hebbende voor het de partement Indre. Generaal Zurlinden baseerde zijn verzoek om ontslag op de door een iugaande bestu deering van het Dreyfusdossier verkregen overtuiging van de schuld van den veroordeelde en sprak de meening uit, dat hij als legerchet geen andere beslissing mocht aanvaarden, dan de ongerepte handhaving van het vonnis. De Hertog van Orleans heeft een manifest uitgegeven waarin hij beweert, dat de Mi nisters zich tot de medeplichtigen hebben gemaakt van een samenzwering tegen het leger. In weerwil van de verzekeringen van verscheidene ministers van oorlog, erkennen (locheneu?) zij de schuld Dreyfus en wei geren de Kamer te raadplegen. Niettemin snijden zij deze nationale quaestie af onder voorwendsel dat de man die veroordeeld is als een verrader onschuldig zou kunnen zijn. Men wil het leger vernietigen en Frankrijk ten val brengen. Franschen, wij zullen het niet gedoogen. Duitschland, Oostenrijk en Italië hebben eenpariglijk en gelijkertijdig te St. Peterburg doen weten, dat zij bereid zijn deel te nemeD aan de zg. ontwapeningsconferentie, onder nadrukkelijke verklaring evenwel, dat zij als eerste voorwaarde steldeD de handhaving van elks tegenwoordig bezit, terwijl verder de verwachting wordt uitgesproken, dat de czaar dezelfde meening zal zijn toegedaan ten aan zien van de in China verworven landstreken. Zoo moet dus vooraf overeengekomen worden, dat geen der vraagstukken, welke de diplo matie op het oogenblik bezig houden, zal worden ter sprake gebracht en dat de be raadslagingen alleen zullen beoogen een ge leidelijkeontwapening, welk laatste voorbehoud afkomstig is van Engeland, terwijl ook de Vereei igde Staten als eerste eisch stellen.dat uitsluitend zal beraadslaagd worden over een geleidelijke ontwapening, geheel afgescheiden van de gebiedsuitbreidingen tot het oogenblik, dat de resultaten der conferentie onderteekend woiden. De Fransche regeering heett besloten den eersten stap te doen tot herziening van het proces Dreyfus. Het is er tusscherf de beeren ministers in hun eerste samenkomst van Zaterdag, welke tevens de beslisseude was, zeer levendig toe gegaan. De minister van jus'.iiie, Sarrien, gaf uitlegging van de resultaten, door hem uit het onderzoek van het Dreyfusdossier verkregen. Hij constateerde, dat, op grond vau de bepa lingen van ait. 444 van den »Code destruc tion", hij alleen kon beslissen over het ver zoek tot herziening, gebaseerd op 4 van art. 443, nadat hij was te rade gegaan met de commissie, door de wet toegevoegd aan het departement van justitie. De ministerraad verleende Sarrien de door hem gevraagde machtiging tot samenroeping van deze commissie kort nadat de ti'ularis van oorlog Zurlinden en de minister van openbare werken Tillaye, het Eiysée bij wijze van protest haddcu verlaten. Het besluit, door de overblijvende ministers genomen, staat ge lijk met de inleiding tot het herzieningspro- cedé. De minister van justitie, Sarrien, verklaarde nadrukkelijk dat hij zich noch voor, noch legen de herziening behoefde te verklaren, en dat het ook niet zijn plicht was te dezen aanzien eenige beslissing uit te lokken van den mi nisterraad. Sarrien verklaarde verder, dat hij zich in verbaud met de, kort na luitenant kolonel Henry's zelfmoord, door den minis terraad getroffen beslissing, had bezig ge houden met een nauwkeurig onderzoek van het Dreyfus-dossier, en dat hij tevens had kennis genomen van het procesverbaal der door Henry in het kabinet van den vorigen minister vgn oorlog, Cavaignac, afgelegde bekentenis. Na kennisneming van mijn exposé zal de ministerraad aldus ging Sarrien voort hebben uit te makeu of het laatste verzoekschrift van mevrouw Dreyfus, tot her ziening onontvankelijk kan worden verklaard zonder d.it de commissie van herziening is geraadpleegd. Na deze iuleiding ging de minister vau justitie de zaak-Dreyfus met de incidenten, welke er uit zijn voortgevloeid, in het kort na, en deed iu het bijzonder uit komen, dat door de bekentenissen en den zelfmoord van luitenant-kolonel Henry, een der voornaamste getuigen van ket proces van 1894 en van het proces Zola in verdenking is gekomen. De minister voor zich sprak de meening uit, dat de commissie moest worden geraadpleegd, en hij verklaarde verder, dat bij gunstige beschikking op het verzoekschrift van meviouw Dreyfus door de commissie voornoemd, het Hof van Cassatie zal worden overgebracht een verzoek, door hem, den minister van justitie, tot hetzelve te richten op grond van de meening der commissie. Hedenmiddag ontving de gouverneur van Kreta, Djevad-pacha, van den sultan bevel om toe te stemmen in den eisch van admiraal Noel tot ontwapening van de bevolking. Zoo is dus ook de laatste eisch van den Britschen admiraal ingewilligd en wordt zijn ultimatum onveranderd nagekomen. Djevad pacha gaf den gouverneur van Kandia, Edhem-pacha, bevel de wapens in beslag te nemen. Zij zullen word:n geborgen in hel groote fort aan den ingang van de baai dat heden door een Britsch detachement is bezet. Het gerucht gaat dat de Turksche troepen uit de stad zullen worden teruggetrokken en deze door de Engelschen bezet zal worden, groote schepen bestaande, wordt gevormd in de zuidelijke staten worden 80,000 man bijeengetrokken voor de bezetting van Cuba en Portorico in dit najaar. Volgens bericht uit New-York heeft de re geering besloten, de pantserschepen „Oregon" cn „Iowa" naar de Phillippijnen'.te dirigeeren, ter versterking van Dewey's eskader, in ver band met de tot Spanje te richten eischen tot definitieven afstand van Luzon en het protectoiaat over den geheelen Philipijnschen archipel. Over Fasjoda, geruchten daargelaten, weinig of geen nieuws. De correspondent van de Daily Telegraph verzekert uitdrukkelijk dat de beschrijving van de vreemde vlag die te Fasjoda waait, zooals hij die uit den mond van den inlandscheti kapitein der kanonneer boot Tewfikieh heeft, geen twijfel overlaat of het was wel degelijk de Fransche vlag. Ambtelijk bericht daarover wordt echter niet uitgegeven. De Sirdar heeft behalve zijn 100 Schotten en drie bataljons Soedaneezen, op de kanon- neerbooten Sultan en Scheikh ook eenige maxims en twee batterijen Maxim-Nordenfelt- berggeschut ingescheept. Kapitein Keppel voert het bevel over de Sultan. De Sirdar, kolonel Wingate en andere officieren volgen de kanonneerbooten in het stoomschip Dal. De Morning Post verneemt, dat de Sirdar de absulte volmacht heeft Fasjoda op te eischen als een Egyptisch gebied, en zoo noodig zijn troepenmacht zal gebruiken om de tegenwoordige bezetting er uit te ver drijven. De Daily Telegraph verneemt uit Kaïro, dat de Sirdar voornemens is een ultimatum te stellen, waarin geëischt wordt, dat Marchand Fasjoda onmiddellijk zal verlaten. Te Vigo is een vijandige betooging gehou den voor het huis bewoond door generaal Toral, die de capitulatie van Santiago tee- kende. 't Geschiedde bij het landen van de troepen, die repatrieerden en die door hun lijdend uiterlijk het medelijden der menigte opwekten. De militaire gouverneur werd uitgefloten en met steenen geworpen. Generaal Toral slaagde er intusschen in, zich onbemerkt aan boord van de pakketboot „Leon XIII> te begeven, doch nauwelijks zag men hem of een half uur lang werd het schip met steenen gebombardeerd. Het dek werd zoodanig beschadigd, dat de pakketboot de kade moest verlaten. De opperste raad van oorlog te Madrid heett besloten, admiraal Montejo, die het bevel voerde over de Spaansche vloot in den slag bij Cavite, en majoor Sostoa, directeur van het arsenaal te Cadix (Cavite?) te schorsen. Beiden zijn onverwijld naar Madrid ontboden. Het geruchtals zou een aanslag op het leven van den groothertog van Baden ge pleegd zijn, ontleent zijn grond aan een onschuldig voorval op het manoeuvre terreiu bij Hagenau. De tijding vau de arrestatie van een weerspannige» toeschouwer, die zich tegen de voorschriften der gendarmes verzette, werd in de stad verspreid en met de noodige versierselen als een aanslag op den groothertog verder ruchtbaar gemaakt. Tengevolge van den moord op de keizerin van Oostenrijk heett keizer Wilhelm last gegeven, dat hij op zijn reis naar Jeruzalem door een afdeeling politieagenten speciaal voor dit doel gevormd, zal worden vergczehl. Vijf jonge Parijzenaarsters, die te Mainz vertoeven om de Duitsche taal te leeren hebben te Gonsenheim, voor het gedenkteeken gewijd aan de in den oorlog van '70 gesneu velde Duitsche soldaten, de „Marseillaise* gezongen en op het monument gespuwd. Voor dat feit moesten zij terechtstaan, doch de dametjes waren intusschen naar Frankrijk, teruggekeerd. Zij werden bij verstek ieder veroordeeld 'ot zes weken gevangenisstraf. Te Ancona en te Ravenna is een groot aantal Italiaansche arbeiders aangekomen, die uit Oostenrijk zijn gevlucht uit vrees voor hun leven. Zij verhalen, dat zij te Triest door de menigte werden aangevallen met den kreet van Dood aan de moordenaars Volgens den correspondent van de Times te Philadelphia neemt de volksbeweging ten gunste van het behoud van den geheelen archipel der Philippijnen in de Vereenigde Staten snel toe. De New York Times zegt, dat de meerderheid van hel kabiuet en van de vredescommissie in dezeMac Kinley overvleugelen, die ntet zoover wilde gaan; zij volgen Mac Kinley nog, maar meu gelooft dat de President ten laatste zal toegeven aan den sterken drang -van de openbare meening. Intusschen nemen de Vereenigde Staten hun maatregelen om desnoods kracht bij te zetten aan de eischen die de Amerikaansche com- mUsarisseu te Parijs zullen steilen de vloot en het leger te Manila worden versterkt, en een nieuw Noord-Atlautisch eskader, uit 32 De autoriteiten te Leoben ontvingen me- dedeeling, dat twee Italiaansche anarchisten, Carlo Cavilo en de schoenmaker Pizzi uit Reggio een aanslag beraamden op het leven van den Italiaanschen kroonprins, tijdens diens reis naar Weenen. (Pizzi reisde den Italiaan schen hoftrein tot Sint Veith tegemoet en werd daar in hechteuis genomen. Toen de trein te Leoben aankwam, was hetpstation geheel afgezet en Jwerden de straten door gendarmes bewaakt. Ook werd het publiek buiten de overige stations 4in de richting Weeuen gehouden. Dit wordt echter weer tegengesproken. Alle gelden, voor de jubileumsfeesten verzameld, zullen wordeu gestort in een fonds tot aankoop van het hotel „Beau Rivage" en de vervorming van dal gebouw tot een groot ziekenhuis. Het bed, waarop de keizerin is overleden, is op verlangen van keizer Franz Joseph van Genève naar Weenen overgebracht. Voor een gedenkteeken voor de keizerin te Budapest is reeds een som van 200,000 florijnen bijeen. Achthonderd Bulgareu wilden uit Sofia naar Konstantinopel gaau om de inwijding vau de nieuwe Bulgaarsche kerk aldaar bij te woneD, De Porte heelt het hun echter verboden. Uit Sofia wordt gemeld dat op de grens van Roemelië, bij Meluik, een botsing heeft plaats gehad tusschen Turksche troepen en een Bulgaarsche bende, die de grens over schreden was. Aan den Trrkschen kant werd een officier gedood.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1898 | | pagina 2