Nummer 86. Zondag 30 October 1898. 21e Jaargang. Eerste Blad. wm Toegewijd aan Handel, Industrie en Genioentebeïangen* ANTOON TIELEN, Bekendmaking. Dit nummer bestaat uit twee bladen. FEUILLETON. Oranje op de heide. U IT GEVER: Waalwijk. ui. 'n Mistige morgen Heel vroeg is 't nog, maar Yelp is op de been. Uit de kleinere woningen komen groepjes menschen naar buiten, hun heldere stemmen lachen u vroolijk tegen. Voor de villa's en heerenhuizen staan rijtuigen; de flinke paarden, getooid met huil Oranje brieschen stampend en snuivend den warmen adem in dichte wolken in de mistige lucht; manden met proviand worden door heen en weer snellende bedienden inde rijtuigen ge borgen. Zoo maken allen zich reisvaardig, arm en rijk, oud en jong, om te snellen naar die ééne zelfde plaats, Daar de heide, waar ze hun Koningin zullen zien. En Oranje tooit aller borst, oranje dragen de kinderen om hun hoed, de paarden in het hoofdstel. Allen dragen Oranje in 't hart en daar binnen zingt en jubelt het, blij en opgewekt//Oranje boven!7' Wij rijden met het escadron den Velperweg af en door Arnhem. Overal dezelfde be drijvigheid, dezelfde haast. We volgen Boven Over, een onafzienbare stoet van rijtuigen ratelt over Onder Langs achter elkaar, een voor een, stappen ze voort in bonte verscheidenheidlandauers, victo ria's, dogcarts, mailcoaches zelfs. En in dien keten van deftigheid en praal rijdt als een bonte schakel hier en daar de „Jan plezier" met zijn vroolijk zingende, oranjeversierde burgers. Over den heirweg van Arnhem naar Wa- geningen trekken groote drommen voort't is er een gewarrel zonder eind. Kolonnes infanterie met hun muziek aan het hoofd trekken in fiinken pas op naar de Renkum- sche heide. Luid klingelend bellen de stoomtrams hun waarschuwing uit en rijden af en aan. Op het zandpad, aan de lin kerzijde van den weg, draven de eskadrons naar hun posten, 't ls een bont gewarrel van blauw en geel, rood en goud, waarbo ven de bajonetten en eenige witte pluimen uitsteken. Er is geestdriftblijde geestdiift onder het volk op den weg, zingend, dringend en joelend marcheert het aan het hoofd der infanterieregimenten met de muziekkorpsen inede: de militairen genieten heden een on gekende populariteit. Hoor die menschen schreeuwen; dat hoe ratje geldt een batterij veld—artillerie, die rammelend en ratelend langs een troepje feestgangers trekt. „Hoera voor de kanon nen!" Een eskadron draaft door een groep jongens, die, ijlings rechts en links weg springend, ruim baan maken, ze zijn niet boos over de plotselinge storing van^ hun sameuwandelen: „Leven de blauwen!" En de huzaren beantwoorden vroolijk dezen roep ze wuiven en schreeuwen een hartelijk ant woord. We bereiken de Renkurasche heide. Als groote slangen kronkelen de kolonnes rijtuigen en voetgangers over de vlakte, be- geerig bun plaatsen op het terrein in te nemen. Bordjes waarop het regimentsnum mer is geschilderd wijzen de plaatsen der troepen aan. Weldra bereiken wij het onze. Nu wordt afgezeten en gerustde liar- nacheinenten en het beslag worden nage keken en met den binnenkant vau den hand schoen worden de opsluitplaatjes en gespen opgewrevenwant alles moet blinken en schitteren voor het oog onzer Koningin. Langzamerhand komen ook de andere eskadrons aanrijden en weldra is het regiment voltallig. In twee lange liniën staan de troepen op gesteld in de eerste linie de onbereden, in de tweede linie de bereden wapens. Voor elk der liniën zijn twee kielspitten getra ceerd deze geven den weg aan waarover de Koninklijke stoet zal rijden bij de in spectie. Al dichter en dichter hoopen zich de massa's toeschouwers opeenin de verte warrelt en wierelt het door elkaar m dui zenden tinten en kleuren dat de oogen er van stekende tribune met zijn hooge dunne vlaggestaken gelijkt een groote mie renhoop. 't Is moeilijk ieder zijn plaats te gever, en te zorgendat er geen gedrang en verwarring ontstaaten een peleton hu zaren komt oprijden om bij het afzetten behulpzaam te zijn. Eindelijk is alles in rust; de stilte der spanning is ingetreden. Plotseling is 't alsof het flauw-grijze waas, dat als een dun doorzichtig netwerk over de heide hangtwordt vaneen gescheurd, 't Is of het scherm wordt opgetrokken van het groote tooneelwaar straks een heerlijk stuk zal worden opgevoerdeen stuk vol poëzie en gloeddat historisch worden zaleen stuk dat de harten zal doen kloppen en het bloed sneller stroomen. Een kleinklein zonnestraaltje kruipt over de heidenog een en nog eenen weldra vereenigen die straaltjes zich tot een bundel van het heerlijk, goddelijk zonnelicht, dat de heide ais met één schittering in haar feestkleed hultde wapens blinken en flik keren het goud der uniformen sparkelt u in de oogen. De hemel zendt vriendelijk lachend zijn morgengroet bij deze grootsche plechtigheidhet Oranjezonnetje is weer verschenen. Ze hunkeren, die menschen. Die troepen, ze staren onafgebroken naar datzelfde punt, het nederige wachthuisje, waar de geliefde Koningiu zal aankomen. En het duurt niet lang meer of een plot- Oe Echo van het Zuiden, ra liiuigslraiilselit Courant, Di Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1, Franco per post door het geheele rijk f 1,35. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels fO,6Q; daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Burgemeester en Wethouders van Waalwijk maken bekend, dat door dewed. 0. J. Verwiel alhier vergunning is gevraagd tot verkoop van sterken drank in het klein iu haar Hotel, staande alhier in wijk B no. 87. Waalwijk, 24 Oct. 1898. Burgemeester en wethouders, K. DE VAN DER SC HU EREN. De Secretaris, F. W. VAN LIE MPT. De Burgemeester der gemeente Waalwijk maakt bekend, dat melkvee voorhands uitsluitend koeien die reeds gekalfd hebben den lsten en loden van elke maand in België wordt toegelaten longs Watervliet, Selzaete. de Clinge, Santvliet, Bsscnen station, Esschen dorp, Bar le due, Achel, Maaseijk en Visé. De ingevoerde beesten moeten een quarantaine van tien dagen ondergaan. Schapen mogen voor taan langs dezelfde douanenbureanx en op de zelfde «lagen en uren worden ingevoerd als paarden. Waalwijk, 24 Oct. 1898. De burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN. De burgemeester der gemeente Waal wijk maakt bekend, dat op 19 October, 17 en 29 November 1898 en zoo noodig op de dagen op elk der gencemde datums volgende, schietoefeningen ge houden worden van het fort nabij den Hoek van Holland, 4de district, in een driehoek, gevormd door dat forteen roode vlag op den wal bez. het zeegat en een roode vlag op het uiteinde van den zuiddém. Op de dagen waarop gevuurd wordt, zal van het fort eene roode vlag waaien van minstens één uur voor den aanvang der oefeningen tot het einde daarvan. Waalwijk, 24 October 1898. De burgemeester voorn., K. DE VAN DER SCHUEREN. 12 De misdaad te Mi ra mout. Demanneu waren afgemat, ik schuimbekte van woede. Het raakte mijn eerzucht als deze misda diger mij ontsnapte en ik wilde hemel en aarde bewegen om toch nog de hand te kunnen leg gen op Robert Duhesme He leed geen twijfel meer dat deze ons een trek gespeeld had. Hij had zich langs den grooten weg laten vervolgen om aan zijn vrouw en haar broeder den tijd te geven, zich met het kind te verwijderen en een vooraf bepaald punt te be reiken, waar hij zich bij hen zou voegen. Thans was hij op weg daarheen, maar waar De pont van de pannenbakkerijriep ik eensklaps uit, door een denkbeeld getroffen. Ja, ja, de pont van de pannenbakkerij 1 schreeuwden de werklieden, daarmee zijn zij de Conze overgestokeu. Ik begreep nog niet goed met welk doel de vluch telingen de rivier zouden zijn overgestoken op deze plaats, waar zij zich juist van een spoorweg ver wijderden en midden in het gebergte zouden uitkomen, maar om het even. In zulke omstandigheden redeneert men niet lang men volgt zijn ingeving, gaat op de lucht af als 't ware, dat is alles. Aan het erf van de pannenbakkerij lag de veer pont meestal onder de wilgen. Over ae rivier, van den eenen oever naar den andere, was een ketting gespannen, waaraan men het vaartuig kon voorttrekken. Nu en dan zette de portier van de pannenbak kerij op die wijze de menschen uit het dorp over, die naar het gebergte moesten om in hun wijngaar den te werken of om in de bosschen hout te hakken. Bovendien werd de pont gebruikt om de klei over te brengen, die op den rechteroever werd afgesto ken en op den linkeroever verwerkt. Naar de pannenbakkerij, zoo spoedig moge lijk I riep ik uit. Wij moesten dwars door het veld loopen, de hel ling afdalen, die naar de rivier liep—waarschijn- arüjncuwKcrcoi lijk had de uitvinder dat ook gedaan—want wan neer men den gebaanden weg volgde, dan had men driemaal zoo ver te loopen. Wij sprongen dus eerst over de sloot en liepen toen over den ongelijken grond. Hier konden de werklieden bijna niet voortko men, zij raakten in de wortels verward, struikelden over de aardkluiten, gleden uit op de bevroren klei; ik daarentegen, die uitmuntend op de hoog te was met het terrein, had terstond een smal gangpad ontdekt, dat recht op de pannenbakkerij uitliep en op die wijze kwam ik mijn troep een flink eind voor. Ik was dan ook spoedig op de pannenbakkerij, waar in dit jaargetijde niet gewerkt werd, en begaf mij naar de veerpont. Eensklaps hoor ik kreten, die met gedempte stem geuit worden, ik blijf staan en luister. Georgette Georgette zeide de stem en haar toon drukte een vreeselijke angst uit. Waar zijt ge? Ik ben het, ik. Er is nu geen gevaar meer. Ik heb hen van het spoor gebracht, kom nu te voorschijn. Er viel niet aan te twijfelen, dat was de stem van Robert Duhesme, maar wat gebeurde er? Zacht, met de grootste omzichtigheid, deed ik nog eenige schreden voorwaarts en nu kon ik hem zien, tnsschen de kale takken van een kreu- pelboschje door. Aan den waterkant, op de plaats waar de pont gewoonlijk lag, bukte een man zich over de rivier heen, keek naar den tegenover gestelden oever en maakte wanhopige gebaren. De pont was er r.iet meer, men kon, hoewel onduidelijk, zien dat zij aan den overkant lag. Mijn God, mijn God, zuchtte Robert, wat is er toch gebeurd? Zou zij met het kind de rivier overgestoken hebben? Zonden haar teere handen met voldoende kracht de ketting hebben kunnen inhalen? Waarom is zij zonder mij naar den overkant ge gaan? Mijn hoofd loopt om, het is me of ik krank zinnig wordl En hij riep opnieuw, ditmaal iets luider en met wat meer ongeduld: GeorgetteGeorgette Eensklaps hoorden hij en ik gelijktijdig het klagend geschrei van een kind. Het geluid kwam uit hel riet en het lange gras, dat aan den oever groeide. Robert sprong toe, zocht angstig in dat gewas en kwam terug met een klein lichaam in dekens gewikkeld, die hij voorzichtig losmaakte. Ik hoor de zijn tanden klapperen van ontsteltenis. Zijn hoed was afgevallen en zijn haar fladderde in den wind. Hij stak het hoofd in de dekens en ik hoorde hoe hij vurige kussen drukte op het ge laat van den kleine, die niet meer weende. Mijn zoonl mijn kind! snikte hij, als een pak vodden aan den kant van den weg geworpen. Verlaten, verradenl O! die ellendige, die ellendige En dan te weten dat het voor haar wa9, voor haar alleen. Huiverend liet hij er op volgen: Het is mijn straf. O! God, een vreeselijke straf. Zijn gelaat was thans naar den hemel gekeerd «n ik kon op zijn trekken lezen, welk een ziele- leed dien man moest folteren, ik zag de tranen die overvloedig langs zijn wangen vloeiden. Vader, ik ben bang, zeide het kind met zwakke stem. Ik ben niet erg teer van contlectie, maar toch moet ik erkennen dat ik door dit onverwachte, roerende tooneel dieper getroffen was dan ik u kan zeggen. Ik stond een oogenblik als aan den grond genageld, onbeweeglijk als een eteenen beeld en wist niet wat ik doen zou, maar'ik wist mijn ontroering te bedwingen en mijn plichtbesef kwam weer boven. Langzaam kwam ik uit mijn schuilhoek, ik liep op mijn teenen, opdat mijn sporen niet rinkelen zouden; zoo naderde ik Robert Duhesme en toen ik dicht genoeg bij hem was, riep ik: In naam der wet neem ik u gevangen. Tegelijk snelde ik op hem toe en greep hem bij den schouder. Met een heftig gebaar rukte hij zich los en week eenige schreden terug. Het kind drukte hij tegen zijn borst en zijr. woeste oogen keken mij drei gend aan. Geen verze*! raadde ik hem aan, uw toestand is buitendien reeds ernstig genoeg. Geef u over. Hij schudde det hoofd. Neen, niet voordat ik dien armen kleine heb gered, daarca kunt ge met mij doen wat ge wilt. Hij sprak die woorden op kloeken, vastberaden toon. Ik snelde op hem toe. Geen dwaasheid, wees verstandig, gij zijt aan alle kanten ingesloten, hoort gij daarginds mijn mannen niet naderen? Geef u over. Maar naarmate ik naderde, week hij terug, totdat hij op den oever stond, toen keerde hij zich eenski ap9 om en sprong te water. De dunne ijskorst aan den kant brak terstond onder zijn gewicht af; ik meende een oogenblik, dat hij door de koude werd bevangen en in de diepte zou verdwijnen en dat zijn vermetele daad slechts een poging tot zelfmoord was, maar neen. Met den senen arm doorkliefde hij krachtig de sterke strooming en had weldra het midden van de rivier bereikt. Verstomd van verbazing keek ik hem na, ik kon mij voorstellen, dat een man, die nog boven dien een kind bij zich had, dat. ijskoude water en dien sterksten stroom kon weerstaan. Maar hij ontsnapt! schreeuwde ik wanhopig, hij zal den overkant bereiken en daar is hij ge red. Ik greep mijn pistool. Halt! riep ik hem toe, halt of ik schiet. Geen antwoord. Ik herhaalde mijn bevel. Hij zwom steeds verder. Toen legde ik nauwkeurig aan en gaf vuur. Terstond daarop volgde een kreet van smart en wanhoop,' de man was getroffen. Toen zag ik dat hij zich in het water ophief geheel zijn bovenlijf rees er uit op en duidelijk onderscheidde ik op zijn schouder «ie witte deken, waarin het kind gewikkeld was. Ongelukkigel schreeuwde hij mij toe. ge zult mijn kind dooden. Weder keerde hij zich om en zwom met de kracht der wanhoop voort. Halt! riep ik hem nogmaals toe en trok mijn tweede pistool uit den holster. Ik wilde nogmaals aanleggen, maar die witte deken sch°merde mij voor de oogeu, het was mij als zag ik het engelenkopje van dat kleine, onschul dige kind er bovenuit mij smeekeud aankijken, het onnoozele wicht, dat, door het noodlot in dit somber drama was betrokken. Ondanks mijzelven liet ik mijn arm met het pistool weer zakken. Ik schoot niet. Wordt vervolgd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1898 | | pagina 1