Nummer 86.
Zondag 30 October 1898.
Tweede Blad.
Staatkundig overzicht.
BUITENLAND.
Frankrijk.
Italië.
Rusland.
Turkije.
China.
Vervolg Nieuwsberichten.
Fasjoda-kwestie.
De heele wereld weet, hoe boos Engeland
en Frankrijk op het oogenblik op elkander
zijn over Fasjoda. Van Engelsche kant is o a.
betoogd, hoe een sterke vestiging van Frank
rijk aan den Boven-Niji het gevaar in zich
sloot, dat Fransche handen langzamerhand op
de regeling van het wassen van den Nijl in
vloed zouden gaan oefenen en zoodoende de
welvaart en den bloei van den landbouw aan
deu Beueden-Nijl zouden kunnen bedreigen.
Andere wantrouwigere menschen vermoe
den dat zulke oeconomische overwegingen
met het oog op de toekomst de Engelschen
meer in de theorie dan in de praktijk ver-
ontrusteu, daar de Franschen nog te weinig
koloniseerende eigenschappen hebben getoond
om werkelijk aanleiding te geven tot de vrees,
dat zij spoedig aan den Witten Nijl groote
besproeiingsstelsels zouden kunnen invoeren,
waardoor Egypte zelf uitdtogeu zou. Daaren
tegen voelen deze twijfelaars meer voor het
argument, dat Engeland naast deze theore
tische overwegingen, andere en betere rede
nen in de praktijk kan hebben, om scherp
tegen Frankrijk op te treden.
De eenige politieke coalitie, die Engeland
werkelijk, niettegenstaande zijn insulaire lig
ging, te vreezen heeft, is de Fransch-Russi-
sche, omdat Rusland's arm ver genoeg reikt
om in Britsch-Indie bij gelegenheid ernstige
onlusten tegen het Britsche gezag aan tc sto
ken, en omdat Frankrijk zulk een groote vloot
heeft en zoo dicht bij Engeland ligt, dat het
met behulp van deze vloot inderdaad dreigen
kan, een gedeelte van zijn groot landleger
naar Engeland over te brengen. Frankrijk is
de eenige mogendheid, die de Engelschen
werkelijk iu het hart van huu land zou kun
nen aantasten. Daarbij komt dat het Engel
sche landleger zoo ontoereikend is, dat de
landing vau een betrekkelijk gering deel van
het Fransche leger aan de Engelsche kust
voldoende is, om zich waarschijulijk vrij snel
meester te kuuuen maken van de hoofdstad
en de voornaamste havens. Daarom heeft,
du eens duidelijker dan weer bedekter, de
Engelsche politiek altijd het doel gehad,
om Frankrijk's wantrouwen en revanche zucht
tegenover Duitschland gaande te houden.
Als nu Engeland te rade werd, om zijn
tegenwoordige handelsbelangen voor eeu poos
je op den achtergrond te schuiven, teneinde
met een onverwachte vermetele, oorlogzuch
tige politiek Frankrijk te lijf te gaan en zijn
vloot te vernielen, dan zou men dit hier wel
kunnen begrijpen. Want door de Fransche
vloot bijtijds te verpletteren, zou het zichzelf
ook bevrijden van de Russische nachtmerrie
in Oost-Aziê of die toch aanmerkelijk ver-
miuderen. Het zou niet voor het eerst in
de geschiedenis zijn, dat Engeland een lastig
tegenstauder ter zee door een plotselinge ver
nietiging van diens zeemacht onschadelijk
trachtte te maken. Het tijdstip zou voor zulk
een coup misschien niet ongunstig zijn. Daar
gelaten de zekerheid, die Engeland heeft dat
Duitschland onzijdig zou blijven, acht men
het hier teu minste weinig twijfelachtig, dat
de Engelsche oorlogsvloot in haar geheel de
Fransche de baas is en wel eenvoudig reeds
omdat het geschut van de Eugelsche schepen
door de bank beter is. Tot dezelfde overtui
ging moet ook de Russische marine zijn ge
komen, nadat zij zelve in deu laalsten tijd
Fransch scheepsgeschut had besteld. Eu deze
ontdekking heeft reeds sedert eenigen tijd
een zeer vredelievende uitwerking in Peters
burg gehad en mogelijk ook er toe bijgedragen,
dat graaf Moerawjof te Parijs een minnelijke
schikking in de Fasjoda-kwestie sterk heeft
aangeraden. Dat de geschutwapening van de
Fransche vloot gemiddeld bij de Engelsche
achterstaat en dat de Russische marine bij
haar kanonneubestellingen in Frankrijk niet
goed is gevaren, is een geheim, dat weliswaar
te Toulon en Kroonstad zorgvuldig stil wordt
gehouden, maar toch niet zoo stil dat andere
menschen van de buitenwacht, die in de zaak
belaug stellen, er geen kennis van hebben
gekregeu.
Naar de meeuing van vaklieden hier, zou
dus Engeland, als het thans gauw een zee
oorlog met Frankrijk beproefde, kans op suc
ces hebben, want zijn tegenstanders, zelfs
Rusland aan de grenzen van Britsch-Iudiê
konden ternauwernood voldoende voorbereid
zijn. Toch blijft men hier in politieke krin
gen gelooven, dat de Fasjoda-kwestie in der
minne geschikt zal worden, ja dat daarover
in alle stilte reeds onderhandelingen aan den
gang zrn, in weerwil van de openbaarmaking
van Geel- en Blauwboeken. De ontzaglijke
handelsbelangen van Engeland maken voor
elk Engelsche kabinet het op touw zetten
van een oorlogspolitiek met het '■loei om de
Fransche vloot te vernietigen, verbazend las
tig. Want met een paar, zij het ook bloedige
en voor beide partijen kostbare overwinnin
gen en het inlijven van de vetste Fransche
kolonies zou het wel niet afloopen.
Gedurende tientallen van volgende jaren
zou Engeland op zijn qui vive moeten blijven
tegenover de ernstige, vernieuwde erfvijand
schap van Frankrijk en zelfs zijn landleger
moeten versterken. Misschien zou Chamber
lain daar niet voor ter ugdeiuzen daarentegen
gaat Salisbury hier voor een minder geweld
dadig staatsman door, en vooral houdt men
het niet het oog op de omstandigheden in
Frankrijk voor zeer waarschijnlijk, dat een
dringende raadgeving van Rusland, om den
oorlog te vermijden, ten slotte toch wel in
goede aarde zal vallen, onverschillig welk
kabinet te Parijs aan het roer zit.
De „Daily Chronicle" trekt een vergelijking
tusschen de Engelsche en de Fransche vloot
en komt tot deze slotsom
Paniserschepen le klas, Engeland SO, Frank
rijk 16 2e en 3e kl., Engeland 23, Frankrijk
16; samen, Engeland 53 en Frankrijk 32
paniserschepen.
Gepantserde kruisers le kl., Engeland 9,
Frankrijk 7 2e en 3e ki., Engeland 9, Frank
rijk 2; samen, Engeland 18, Frankrijk 9
gepantserde kruisers.
Beschermde kruisers le kl., Engeland 18,
Frankrijk 3; 2e kl. Engeland 13, Frankrijk
2; 3e kl., Engeland 78, Frankrijk 31 samen,
Engeland 109, Frankrijk 36 beschermde
krnisers.
Onbeschermde kruisers, Engeland eu Frank
rijk eik 16.
Kustveidedigingsvaariuigen, Engeland 15,
Frankrijk 14.
Torpedo-vaartuigeu Engeland 214, Frank
rijk 225.
Bij nader inzien is de meerderheid van de
Engelsche vloot uog veel grooter, -zegt de
Daily Chronicle. Van de 30 Engelsche pant
serschepen le kl. zijn er 20 na 1890 van stapel
geloopeu, (17 van ruim 14,000 en 3 van
10,000—12,000 ton); tegenover die geheel
moderne zware schepen kan Frankrijk slechts
10 schepen stellen die na 1890 zijn van stapel
geloopen (6 van 11,000 en 4 van 6500 ton).
Van die twintig Engelsche moderne pantser
schepen zijn er op het oogenblik zestien in
de eskaders in Kanaal en Midde'landsche
Zee.
Engelands meerderheid in kruisers is over
weldigend. De meerderheid van .Frankrijk in
torpedo-vaartuigen is slechts schijn Want
Engeland heeft vijftig of zestig torpedojagers
in dienst (met die van stapel zijn geloopen
maar nog niet gereed zijn mede, 81), en van
dat soort schepen heeft Frankrijk er geen.
Frankrijk heeft 14 torpedokanonneerbooten
en 98 torpedobooten, Volgens de Daily Chro
nicle wegen de torpedojagers van Engeland
ruimschoots op tegen het grootere getal
Fransche torpedobooten, waarvan er bovendien
slechts 33 in volle zee dienst kunnen doen.
In tonnenmaat stelt het blad de twee vloteu
aldus tegenover elkaar: Engeland heeft 400,000
ion le kl. pantserschepen en Frankrijk 200,000,
Engeland 450,000 ton kruisers. Frankrijk
150,000.
Het Engelsche Kanaaleskader is op het
oogenblik in de Middellandsche Zee.
De zaak Dreyfus voor het hof van Cassatie.
De rapporteur Bard begiut met te gewagen
van de ontroering die de zaak Dreyfus gewekt
heeftom dan tot de revisie te komen. Hij
zegt o.a. dat Dreyfus veroordeeld is voor een
misdaad die afgrijzen inboezemt, en hij was
een der mannen, waarin het land het grootste
vertrouwen moet hebben. Hij geeft dan de
geschiedenis vau de beweging tot het ver
krijgen der herziening en leest den brief van
mevrouw Dreyfus aan den minister van justitie
voor. Zij vraagt herziening van het vonnis,
omdat het borderel niet van haar man is
maar als de rapporteur het verslag van de
deskundigen nagaatdan ziet hij, dat allen
eenstemmig Dreyfus als den schrijver erken
nen. De aanvrage om revisie is echter ge
grond op de stelling dat het borderel van
de hand van Esterhazy is. Dit is een ver
moeden dat de aanvrage om herziening
wettigt.
Verder spreekt hij over de vervalsching vau
kolonel Henri, over de bij Mile Pays in beslag
genomen brieven van Esterhazy; leest het
rapport voor van het inhechtenisnemeu van
Dreyfus, en het onderzoek door die Paty de
Clam en schetst ook Dreyfus leven en con
stateert. dat de beschuldiging uitsluitend steunt
op het borderel.
Na de heropening der zitting, behandelt
Bard de quaestie van Dreyfus bekentenis
en zegt dat Dreyfus tot zelfs den ochtend
zijner degradatie zich onschuldig heelt ver
klaard daaraan toevoegende dat, zoo hij
bescheiden had uit de hand gegeven het
bescheiden geweest zijn zonder eenig belang
of waarde, en met het deel daardoor andere
te verkrijgen.
Nu de zaak der petit bleu. Hij spreekt
zijn verwondering uit over de wijze waarop
het onderzoek tegen Picquart is geleid. En
hij betreurt het, dat de krijgsraad er niet in
geslaagd is de geschiedenis van de dame
voilée te onthullen waarover Du Paty èu
Heory toch ophelderingen hadden kunnen
geven.
Nadat Bard het werk van de verschillende
schriftkundigen aan critiek onderworpen had,
zegt hij indien het borderel het voornaamste,
beslissende stuk is, waarop Dreyfus is veroor
deeld dan moet hij van die veroordeeling
woiden ontheven.
Nu komt Bard aan de tweede reden tot
revisie: de valschheid in geschrifte, waaraan
kolonel Henry zich heeft schuldig gemaakt eu
gaat ua welken invloed het getuigenis van
Henry op de veroordeeling van Dreyfus heeft
gehad. In krachtdadige taal brandmerkt de
rechter de misdaad van dezen officier (Henry).
Omtreut de herkomst van het borderel bestaat
geen ander getuigenis dan dat vau den falsaris
Henry.
Bard leest een brief voor, door kolonel
Picquart aan den minister van justitie gericht,
waarin wordt verklaard, dat Dreyfus is ge
vangen genomen eukel op het vermoeden dat
hij het borderel had gemaakt.
Billot en Boisdeffre hebben schrijft Pic
quart nooit eenig tegenbewijs gegeven op
de bewijzen voor Dreyfus' onschuld, welke ik
hun heb verstrekt. Zij hebbeu zich schuldig
gemaakt aan misdadige praktijken om de
veroordeeling van Dreyfus door ie drijven. Ik
zelf ben aan machinatiên ten buit geweest
toen ik hun met de stukken in de hand be
wees dat Dreyfus onschuldig is. Toen ik met
dat bewijs bij generaal Gonse kwam. zei deze:
„Wat komt dat er nu op aan, of Dreyfus
op het Duivelseiland zitIk (Picquart)
antwoordde«Maar generaal, als hij nu
toch onschuldig is Waarop Gonse zei
„Waar denkt u aan I U weet heel goed,
dat de generaal Mercier en Saussier bij deze
zaak betrokken zijn. Zoudt u hen dan willen
compiomitteeren
De zitting wordt om half zes opgeheven.
Aan het einde van zijne rede zegt Bard
De vraag komt op of het niet beier zou zijn,
het vonnis tegen Dreyfus eenvoudig te ver
nietigen, zonder verwijzing naar een anderen
krijgsraad, maar gegeven de weerstand van
de militaire autoriteiten en de noodzakelijk
heid dat de waarheid uitschijne voor lieden
van goeden wil (anderen tellen niet mede),
acht hij een euquête wenschelijker, maar dan
zoo, dat de verdere instructie niet door de
militaire autoriteit en met kennisneming van
alle stukken der dossiers gevoerd worde.
„Gij,» eindigt Bard, „aan wie de wet de
zorg heeft toevertrouwd om het geheele on
derzoek te doen zoo, dat gij ingelicht zijt,
gij zult beslissen wat er nog gedaan moet
worden. Uw taak is netelig, maar gij zult er
u niet aan onttrekken, want in dat opzicht is
al genoeg gezondigd. Met een grootschen
plicht voor oogen, zult gij doen wat uw ge
weten u gebiedt."
Advocaat Mornard verzoekt dat meu bij de
nieuwe enquête overlegge de volgende docu
menten het dossier van de instructie, inge
steld legen Picquart en Leblois het dossier
met het onderzoek tegen Picquart wegens
het maken van het petit bleuhet dossier
betreffende het onderzoek wie voorgesteld
heeft Piquart te pensionneeren het dossier
van den raad van onderzoek betreffende den
commandant Esterhazy; het dossier van den
raad van onderzoek betreffende kolonel Du
Paty de Clam en de stukken bedoeld in den
brief van generaal Zurliugen met betrekking
tot het geheime dossier.
De procureur-generaal Manau zegt De
zaak Dreyfus is nu voortaan op het terrein
der justitie gekomen niemand kan haar u
ontnemen, en gij kunt er u zelf niet van
ontdoen zonder plichtbreuk. Uw uitspraak
zal voor allen de waarheid en de gerechtigheid
zijn. Beveelt de revisie of bereidt er althans
den weg voor.
Mauau vervolgtde herziening bevelende,
beteekent niet de onschuld van Dreyfus pro-
clameeren. Het hof heeft dat recht niet het
heeft het recht niet te zeggen er zijn nieuwe
feiten. De wet is gebiedend. Het zou de
onschuld van Dreyfus alleen kunnen uitspre
ken, als Dreyfus dood was.
Hij protesteert tegen de beleedigingen, de
voorstanders der revisie aangedaan. Men
beleedigt het leger niet. Wij willen zegt
Manau de waarheid trachten te vinden.
De rechters hier behooren slechts één aandrift
te gevoelen die van de gerechtigheid. Laat
ons denken aan den goeden naam van Frank
rijk, die in het buitenland in opspraak is
gebracht. Dat uwe gerechtigheid uitga tot de
rots, waar een raensch haar verbeidt. Laat
hem komen om zich te rechtvaardigen. Gij
kunt mijn verzoek om revisie niet verwerpen.
Het Hof zal het vonnis casseeren of subsidiair
vernietigen, of, als het de zaak daarvoor niet
geschikt acht, zal het nieuw onderzoek aan
vragen. Ik heb de eer te requireereu dat het
Hof de straf van den veroordeelde schorse,
zonder voorbehoud van administratieve maat
regelen.
De indruk, dien het rapport van Bard heeft
gemaakt, is groot. Men verwacht, dat het
Hof van Cassatie een uitspraak zal doen,
gunstig voor de herziening.
Kapitein Baratier en generaal Kitchener
zijn aan boord van de pakketboot Senegal"
te Marseille aangekomen. Gedurende den
overtocht Hebben beide officieren ieder samen
zijn onder vier oogen vermeden en slechts
aan tafeldeelnemend aan het algemeen
gesprek, hel woord tot elkaar gericht. Kapitein
Baratier werd door een gemachtigde van den
minister ontvangen, die hem zijn benoeming
tot officier van het Legioen van Eer mede
deelde. Baratier verklaarde, dat de missie-
Marchand voortdurend van levensmiddelen
voorzien was. Generaal Kitchener vertrok
onmiddellijk met den sneltrein naar Parijs,
nadat op het perron vau het station te Mar
seille de president van het aardrijkskundig
genootschap hem bedankt had voor de hoffe
lijkheid, waarmede hij Marchand en de zijnen
had behandeld.
In Bourg is voor het hof van assises
van Ain het proces tegen Vacher, den moor
denaar van tal van jonge herders en her
derinnen in verschillende streken vanFrankrijk,
begonnen. Voor het hof van Ain heeft hij
zich alleen te verantwoorden wegens den
moord op een jongen herder, Victor Portalier,
in 1895.
Gedurende de terechtzitting tracht Vacher
altijd door den indruk te geven van een
krankzinnige maar de dokters hebben ver
klaard dat hij wel degelijk toerekenbaar is.
PARIJS 28 October. Ziehiervolgens
geruchten in de couloirsde samenstelling
van het kabinet: minister-president en bin-
Denlandsche zaken Dupuy, justitie Ribot
oorlog Freyninet, marine Lockroy, buitenland-
sche zaken Delcassé financiën Delombres
ouderwijs Leygues, koophandel Krantz, land
bouw Viger, openbare werken Mouestier of
Guerin.
Wegens de door de overheid getroffen
maatregelen tegen de druifluis zijn nabij
Alessandria onlusten uilgebroken. De gewa
pende macht herstelde de orde, doch eerst
nadat 4 personen gedood en 20 en 2 kara-
biniers gewond waren.
De pest te Anzob
Te Anzob is de pest uitgebroken, doordat
een inwoonster een aan pest overleden vrouw
in een naburig dorp had begraven. Toen zij
in haar dorp terugkwam schijnt zij haar ge
heele familie te hebben besmet. Onmiddellijk
heeft de overheid maatregelen genomen tot
beperking der vreeselijke ziektealle wegeu
naar Anzob zijn afgezetde kleederen en
alle voorwerpen, waarmede de pestlijders in
aanraking zijn geweest, worden verbrand, de
zieken zijn geïsoleerd en ook bij de teraar
debestelling worden de nauwkeurigste voor
zorgsmaatregelen in acht geDomen.
SALONIKI, 26 Oct. Een windhoos heeft
het land verwoest. Een karavaan van zeven
en veertig menschen en honderd paarden is
verdronken de telegraafijnen en de viaducten
en tunnels van den spoorweg van Saloniki
naar Monastir zijn vernield.
Er zijn nadere berichten uit Peking gekomen
over den aanval op Europeanen bij den
spoorweg van Peking naar Han-kou werkzaam.
De aanval had Zondag plaats, bij de Loe-
ko-lsjou brug, en was gericht tegen de heeren
Cox, ingenieur bij den aanleg van den spoor
weg, Campbellassistent-secretaris bij de
Britsche legatie, majoor Radcliff, en den in
genieur Norregaarn. Een hagelbui van steenen