Nummer 101. Donderdag 22 December 1898. 21° Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ANTOON TIELEN, Bekendmaking. Ybvïllbtos. De graanhandel! Staatkundig overzicht. UITGEVER: Waalwijk. Zij die zich voor het volgend kwartaal op dit blad abonneeren, ontvangen de nog deze maand verschijnende nummers GRATIS. Heeren CORRESPONDENTEN worden beleefd doch dringend ver zocht hunne rekeningen- vóór 1 Januari a. s. in te zenden. Nationale Militie. Engeland en Amerika hebben thans het grootste deel van den graanhandel in handen en tal van Amerikaansehe en Engelsche schepen brengen jaarlijks ontzaglijke hoe veelheden koren op onze markten. Een pöar eeuwen geleden was dit echter geheel anders. Amerika bracht nog geen graan ter markt en de Oostzeelanden waren de belangrijkste voorraadschuren. Het kleine Nederland speelde toen de hoofdrol in den graanhandel. Amsterdam was lange jaren de zetel van den graanhandel en werd terecht de wereldmarkt van West-Europa genoemd. In het eerst hadden de groothandelaars zich wel gevestigd in DeventerZut.fen Kampen en Stavorendoch langzamerhand verplaatste de groothandel zich geheel naar de hoofdstad. Het was in 1590 dat de eerste Holland- sche schepen het graan van de landen aan de Oostzee naar Genua, Venetië en Napels brachten en deze vrachtvaart nam in korten tijd zoo toedat in den tijd van zeven jaar meer dan 400 groote schepen tusschen ge noemde plaatsen voeren en dat in 1598 in éëne week 600 korenschepen uit de Oostzee te Amsterdam binnenliepen. In de jaren 1600 tot 1625 verdienden in Nederland meer dan 30.000 menschen hun brood met de koren vaart. In de eerste helft der 18de eeuw telde de Hollandsche torenvloot ongeveer 800 groote koopvaardijschependie de granen in de Oostzeehavens opkochten en weder vervoerden naar Frankrijk, Spanje, Italië, Portugal en de Zuidelijke Nederlanden. Dit was een rijke tijd voor ons land. Langzamerhand echter ging onze handel meer en meer achteruit en begon die van Engeland toe te nemen. De tijd van onmin tusschen Prinsgezinden en Patriotten en de heillooze Fransche tijd brachten den Neder- landschen graanhandel tot stilstand. In de laatste twintig jaren is die handel hier weer beginnen te herleven en wordt voornamelijk gedreven door Arasterdam en Rotterdam. Vooral in Rotterdam is hij in de laatste jaren sterk vooruitgegaan. Nog altijd echter wordt er meer graan in- dan uitgevoerd. Dat is een gevolg van de tamelijk dichte bevolking en de beperkte ruimte der graanvelden. Daarbij wordt er veel inlandsch graan tot veevoeder gebruikt. Wel houden de Groningsche kleistreken, de Zuidhollandsche en Zeeuwsche eilanden de ingedijkte poldershet zuiden van Lim burg van hunne oogsten over, doch de vraag overtreft nog altijd verreweg het aanbod. De door den staatssecretaris van oorlog der Vereenigde Staten Alger beweerde noodza kelijkheid, om het leger der Unie op een sterkte van 100,000 man te brengen en ge deeltelijk uit inboorlingen der geannexeerde landstreken samen te stellen, zal de regeering te Washington in een moeilijke positie brengen en den Amerikanen eenigszins doen gevoelen, wat men dikwijls den „druk van het militai- rismev noemt. Voor een leger van 100,000 man, dat op een diensttijd van vijf jaren is berekend, zulleu jaarlijks 20,000 nieuwe man schappen noodig zijn, die dan echter maan delijks 48 gulden 2ullen kosten. Aan de vrijwilligers wordt het eerste en tweede jaar 31, het derde, vierde en vijfde jaar 34 gulden per maand soldij uitbetaald. Daarbij komen 480 gulden aan kleeding en na afloop van den diensttijd 144 gulden voor verschillende uitgaven als reiskosten eu d. g. 1. De raming is dan ook niet te hoog, als men voor het in goedeu staat houden van een leger van 100.000 man naar de boven aangegeven grondslagen een jaarlijksch bedrag van 60 millioen gulden rekentzelfs wanneer men de troepen op Cuba, Portorico en de Philip- aan lord Ilollays toebehoorde, zij heetten Daniël Felicia Hilson en waren broeder en zuster. Broeder en zuster! riep Bernard uit, weet ge dat zeker? O zeer zeker. Trouwens, men behoeft hen maar aan te zien, zij gelijken sprekend op elkaar. iw 1 iw fLyjfy Echo van bei Stilden. Waalwijlisclif en Langstraatsche Courant. Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1, Franco per post door het geheele rijk f 1,35. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 eent per re^sl, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegevenworden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau vau Adou Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. OPROEPING TOT INSCHRIJVING. Burgemeester en wethouders van Waalwijk gelet op art 19 der wet van 19 Augustus 1861, (Staatsblad No 72). zooals die is gewijzigd bij de wet van 4 April 1892, (Staatsblad no 56). Brengen in herinnering: Dat alle mannelijke ingezetenen, 'die op den 1 Januari van het jaar 1899 hun 19e jaar zijn in getreden, namelijk die geboren zijn in het jaar 1880, onverschillig of zij redenen van vrijstelling hebben of niet, verplicht zijn zich in de maand Januari 1899 voor de militie te doen inschrijven; dat voor ingezeten wordt gehouden: lo. hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zijn beiden overleden, wiens yoogd ingezeten is volgens de wet van 28 Juli 1850 (Staatsblad no 44); 2o. hij, die geen ouders of voogd hebbende, ge durende de laatste aan het in de eerste zin snede van dit artikel vermelde tijdstip, voor afgaande achttien maandenin Nederland verblijf hield 3o. hij, van wiens ouders de langstlevende in gezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het rijk verblijf houdt; dat voor ingezeten niet wordt gehouden de vreemdeling behoorende tot een staat, waar de Nederlander niet aan de verplichte krijgsdienst is onderworpen, of waar ten aanzien der dienst plichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen, terwijl daarentegen hij, die eerst na het intreden van zijn 19e, doch voor het volbren gen van zijn 20e jaar, ingezeten wordt, verplicht VI. 25 De schoone Félieiennc. Ik heb hier genoeg, hernam;hij, om aan alle luimen en onrechtvaardigheden van de fortuin weerstand te kunnen bieden. De hemel geve het. Ode hemel zal het geven. Vaarwel. Beleedigd over de al te trotsche woorden van zijn broeder, mompelde Bernard nu ook iets koclcri Goed dan, vaarwel, wanneer zie ik u terug? Dat weet ik niet, later, wanneer ik als over- wir.n8ar met roem beladen ben. Hoelang zal dat nog duren? O! misschien korter dan ge wel denkt. Tot weerziens dus, broer, en laten we elkaar de hand drukken. Door dezen hartelijken toon weer overwonnen, drukte Bernard krachtig de hand, die zijn broeder hem tostak en deze zcide glimlachend: Zoo is het goed, tusschen ons is toch niets wat ons scheidt. Integendeel, antwoordde Bernard metwarmte, alles verbindt ons en beveelt dat wij ons zullen vereenigen. Robert haalde even de schouders op, drukte zijn broeder nogmaals krachtig de hand en ging heen zonder hem aBn te zien. Bernard had hem niet weergezien dan voor het hof van assises van Puy-de-Dóme. Slechts twee jaren waren er tusschen die beide data verloopen. De hoogmoedige uitvinder had zijn wettig aan deel ontvangen van de nalatenschap zijns vaders, orr streeks tachtigduizend franks, een vierde gedeel te van hetgeen hem te beurt gevallen zou zijn, wanneer hij niet onterfd was, en deze geheele som had hij gestoken in de uitvinding, waarmede hij een geheele omwenteling wilde te weeg brengen. Die uitvinding was inderdaad prachtig, maar dertig jaren te vroeg in toepassing gebracht. Op de hoogte, die de wetenschap des tijds be is, zich zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven dat voor de militie niet wordt ingeschreven: lo. de in een vreemd rijk achtergebleven zoon van een ingezeten, die geen Nederlander is, en 2o. de in eenvreemd rijk >erblijf houdende ouderlooze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten dat de inschrijving geschiedt; lo. van een ongehuwde in de gemeente, waarde vader, of, is deze overleden, de moeder, of zijn beiden overleden, de voogd woont; 2o. van een gehuwde en van een weduwnaar in de gemeente waar hij woont; 3o. van hem die geen vader, moeder of voogd heeft, of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands gevestigd is, in de gemeente waar hij woont; 4o. van den buiten 's lar.ds wonenden zoon van een Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in een vreemd land woont, in de gemeente, waar zijn vader of voogd het laatst in Ne land gewoond heeft. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstente nis is de vader, of, is deze overleden, de moeder of, zijn beiden overleden, de voogd tot het doen van die aangifte verplicht. Met waarschuwing, dat diegenen, welke zich op den 31 Augustus 1899 niet hebben aangegeven, overeenkomstig de wet zullen worden gestraft. Voorde eerste maal afgekondigd te Waal wijk. Waalwijk, den 18 December 1898. De burgemeester, K. DE VAN DER SCHUEREN. De secretaris, F. W. VAN LIEMPT. De Burgemeester der gemeente Waalwijk maakt bekend, dat de invoer in Belgie van melkkoeien uit Nederland langs het station Santvliet verbo den is. Waalwijk, 19 December 1898. De burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN. reikt hadkon de onderneming zeer moeielijk slagen, maar Robert werd gesteund door eenige financiers, mannen van de beurs, voor wie de val epner maatschappij soms even winstgevend is als haar welslagen. Zij richtten roet Robert een vennootschap op, maar toen deze failleerde, wisten zij zich behendig terug te trekken, redden hun aandeelen en lieten Robert Duhesroe alleen tegen over de schuldeischers. Niet slechts dat zijn vaderlijk erfdeel van tachtig-duizend francs geheel verzwolgen werd, maar de ongelukkige uitvinder stond bovendien nog voor een passief van twee honderd-duizend frares. De schuldeischers van de maatschappij bleven niet in gebreke inlichtingen in te winnen omtrent de familie van Robert en kwamen zoodoende in aanraking met het hoofd dier familie, Bernard Duhesme. Zij vonden in hem een man die in zaken zeer eenvoudige begrippen had Robert had schulden, die moesten betaald worden. Hij betaalde zonder aanmerking, zoodra men hem de deugdelijkheid der vordering bewees en hieraan werd al het geld besteed, dat Robert ge weigerd had, Bernard moest er zelfs nog eenige duizenden francs uit zijn kas bijvoegen- Toen Robert deze edele daad vernam schreef hij een woedenden brief aan zijn broeder, waarin hij dezen verzocht zich nooit meer met zijn zaken in te laten. Beleedigd over deze bitsheid en ondankbaarheid, beschouwde Bernard zijn broeder voortaan als verloren en schreef hem nooit meer, ook vroeg hij geen berichten meer omtrent hem aan zijn han- delsviienden en correspondenten. Hij verbond zich roet een jongen ingenieur, den heer Celestin Puybarrau, die juist van de academie was gekomen, en beiden begonnen langzaam en omzichtig het belangrijke werk, dat Bernard te vergeefs getracht had met den avontuurlijken Robert, op touw te zetteu. De misdaad te Miramont-la-Montagne, de be schuldiging tegen zijn broeder uitgebracht, het pijnlijke rechtsgeding voor het hof van assises, besloten met de veroordeeling van den beschul digde, brachten Bernard een zwaren slag toe Robert een moordenaar, Robert een dief, Robert een galeiboef. Bernard Duhesroe boog het hoofd zoo diep onder het gewicht van de fchande, alsof hij zelf de schul dige was, hij trok zich terug in de eenzaamheid en veranderde van naam. Hiermede kreeg hij evenwel zijn kalmtezijn tevredenheid en zijn levenslust van vroeger niet terug. Hij werkte onverpoosd en nam de gewoonte aan elk jaar een groote buitenlandsche reis te doen. Ongeveer twee jaren zijn er sedert de veroor deeling van Robert verloopen als wij hem in Schotland terugvinden, aan het venster van een hotel te Glasgow, waar hij opgetogen van be wondering naar een meisje zat te kijken, dat, in het witgekleed, zich behaaglijk in een hangmat Bernard verdiepte zich zoodanig in de beschou wing van deze blonde schoonheid, dat hij alles om zich heen vergat. Voor het eerst van zijn leven voelde hij een bekoring in hem opkomen, een gevoel waaraan hij geen naam kon geven, dat hem ongerust en tevens onbeschrijfelijk geluk kig maakte. Hoelang had hij daar vol verrukking en bevend van ontroering aan het venster gezeten. Hij meende slechts een paar minuten, in werke lijkheid meer dan een uur. Zijn betoovering werd verbroken door de komst van een man. Ook deze was nog jong, zeer blond en naar den laatsten smaak gekleed. Hij naderde de hangmat, sprak een paar woorden tot de jonge vrouw; deze stond langzaam op, leunde op den schouder van den man en liet zich zoo op den grond zakken. Het* paar begaf zich arm in arm naar huis en verdween daar voor de oogen van Bernard. Een zoo schoone droom kon niet onaangenamer worden afgebroken. Bernard voelde een hevige afgunst en sombere woede in zich opkomen jegens den jongen man, die in de omgeving van een zoo bekoorlijk schepsel leefde. Hij bleef nog een kwartier lang op dezelfde plek zitten in de hoop dat zij weer buiten zou komen, maar niets be woog zich aan het kleine witte huisje. Toen maakte zich een brandende nieuwsgierigheid van hem meester, hij wilde alles weten, inlichtingen vragen en doarom ging hij naar beneden eu sprak den hotelhouder aan. Deze man wist niët veel omtrent zijn buren, maar het weinige dat hij wist was ook voldoende, om den vrager tot kalmte te brengen. Ongeveer een maand geleden waren de beide jongelieden daar komen wonen in het huisje, dat Inderdaad, mompelde Bernard, die zich nu ook herinnerde dat er eenige overeenkomst be stond in hun trekken, in hun gang waarop hij in het eerste oogenblik van zijn verwarring en ontroering niet gelet had. Hij loosde een diepen zucht van verlichling. Van af dat oogenblik had Bernard De Praberl slechts één gedachte: het bekoorlijke schepsel weer te zien en hij bracht geheele dagen door aan het venster van zijn kamer, met de oogen begeerig gericht op den tuin aan den overkant, maar de schoone Felicia vertoonde zich niet meer, legde zich niet meer neder in de hangmat, in de verkwikkende schaduw van de lommerrijke ka- stanjeboomen. Ternauwernood zag hij nu en dan bij lange tusschenpoozen haar wit kleedje achter de vensters; het was alsof zij wist dat zij door een begeerig mannenoog werd bespied en zich daarom voor die onbeschaamde blikken wilde verbergen. Door dit vergeefsche wachten werd het verlangen van Bernard tot het uiterste geprikkeld en de eerste vervoering van hart en zinnen zou in staat zijn geweest hem tot onherstelbare dwaasheden te verleiden. Zoo dacht hij er aan over den muur van den tuin te klimen, door het venster het huis binnen te dringen, aan de voeten van de aangebedene neer te knielen en haar in gloeiende bewoordin gen zijn hartstocht te beschrijven. Doch bij een weinig nadenken kwam hem dat middel wel wat te middeleeuws en te veel in strijd met de Britsche begrippen van welvoegelijkheid voor. Wanneer hij eens aan de voordeur schelde en in beleefde termen een onderhoud vroeg met de bewoners van het huisje? Dit zou een wanhopig besluit zijn en niets uit werken, want het huis van een Engelscbman is niet zoo voor een ieder toegankelijk, men zou den vreemdeling zeker niet ontvangen. Terwijl Bernard zoo zat te peinzen op een middel om met het meisje in aanraking te komen, had hij eenige nuttige waarnemingen gedaan. Wordt vervolgd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1898 | | pagina 1