Nummer 5.
Zondag 15 Januari 1899.
22e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
tlaslMïls
ANTOON TIELEN,
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
TUSSCHEN NOORDZEE EN
ZUIDERZEE.
FEUILLETON.
UITGEVER:
Waalwijk.
32
aalwijkschc en Langslraalsclie Courant
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,
Franco per post door het geheele rijk fl,15.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advertenties 1 7 regels f0,60; daarbovan 8 eent per rsgal,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatslag
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitseh-
land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau vaa
Adole Steiner, Hamborg. Reclames 15 cent per regel.
LI li 'I I" 1 mnmtjf
De heer Boissevain schreef dezer dagen
in het Handelsblad een zeer mooi opstel met
bovenstaanden titel, waaraan wij het volgende
ontleenen
Maar uit droomen van den tijd, die meer
dan veertig jaar achter mij ligt, werd ik
opgeschrikt.
Schot na schot knalt in de binnenhaven.
Het is het saluut aan vice-adiniraal F. K.
Engelbrecht, dat Hr. Ms. „Holland" brengt.
We hadden de Nederlandsche vlag met
drie sterren in het rood reeds zien neerhalen
van het Wachtschip en we wisten dus dat
de admiraal een der oorlogsschepen, tot ver
trek gereed, was gaan iuspecteeren. De vlag
was toen geheschen op Hr. Ms. „Holland".
En nu was de inspectie afgeloopen, do ad
miraalsvlag werd neergehaald van Hr. Ms.
„Holland" en op de kade stond de admiraal,
tusschen den chef van den staf en zijn adju
dant; terwijl de mannen paradeerden en uit
het snelvuurkanon Z.Exell. 13 saluutschoten
gebracht werden.
Toen ik hier het laatst was, waren er
slechts twee sterren in het rood van de
vlag. De heer Engelbrecht was toen nog
schout-bij-nacht.
Z.Exell. gaat nu terug naar het paleis
matrozen en ouderofficieren, die hem ont
moeten, maken fronten salueeren iedereen
VI.
I)c sekoone Félicienne.
Félicienne toonde weinig liefde voor haar echt
genoot, zij zag bijna in het geheel niet naar hem
om, hield zich uitsluitend bezig met haar feesten,
met haar bewonderaars en versmaadde geen enkel
blijk van hulde, hoe gering ook.
Zij gaf haar zoon een zeer slechte opvoeding
wel verre van zijn gebreken te bestrijden, wak
kerde zij die juist aan, toonde zich toegeeflijk in
alles en voldeed in haar verblinde moederlijke
lielde aan al zijn grillen.
Daniël Hilson oefende vooral een verderfelijken
invloed op den knaap uit.
Na het huwelijk van zijn zuster had Daniël
vijf jaren achtereen de wereld doorgezworven
door Félicienne steeds overvloedig van geld voor
zien, die voor hem een ruimen greep deed in de
kas van mijnheer De Prabert.
Ten slotte werd hij te New York zes maanden
lang door een ziekte aan ziju bed gekluisterd en
thans, te zwak om zijn zwervend leven voort te
zetten, kwam hij naar Frankrijk en nam zijn intrek
bij Félicienne.
Maar hoe was hij veranderd!
Niets was er overgebleven van den jongen
vroolijken dandy, van den hartstochtelijken speler,
die zijn nachten op de club doorbrachthij wns
bijna een grijsaard geworden, bleek, vermagerd,
onkenbaar.
Slechts één hartstocht leefde er nog in hem
het spel. Wanneer hij van zijn zu9ter een som
ge Ids had gekregen, verdween hij weer voor eeni-
gen tijd en kwam eerst terug, wanneer de laatste
centime verteerd, en hij uitgeput van vermoeienis
was.
Voor zijn neef Aurélien koesterde hij een on
begrensde genegenheidhij lokte den knaap
onophoudelijk tot zich, leerde hem spelen en had
hem weldra even verdorven gemaakt als hij zelf
was.
Bernard De Prabert wilde tusschenbeide komen
en zijn zoon een degelijke, wetenschappelijke
groet hem eerbiedig en als hij het Wacht
schip voorbijgaat, wordt de trom geroerd en
heft het muziekkorps eerst het Wien Neêr-
lands Bloed, dan een marsch aan.
Dit alles stemt en wekt op Het is nog
een eer in de wereld admiraal te zijn van
de Hollandsche vloot het is nog een
groot voorrecht een divisie gepantserde Ne
derlandsche oorlogsschepen en hun equipage
te mogen inspecteeren, vóór ze naar Iudië
vertrekken, om daar onze vlag hoog te houden.
En zachtkens neuriede ik 't Wien Neêr-
lands Bloed mede.
En nu ging ik naar het Hoofd, waarheen
een groote menigte Nieuwduiners reeds op
weg was.
's Ochtends was ik er reeds geweest. Toen
was Hr. Ms. „Piet Hein", onder bevel van
kolonel Sickes, vertrokken, begroet door de
muziek van het Wachtschip, en hartelijk
toegejuicht door de toeschouwers. Nu werd
de roode vlag geheschen op de „Holland".
De kabels werden losgeworpen... ze ging ver
trekken. Dadelijk rees de blauwe vlag op het
uiteinde van het Hoofd, als teelten dat geen
schip de haven in of uit mocht, vóór dat
Hr. Ms. oorlogsschip in zee was. En een
zwerm schokkers, kustvaarders, met schol,
bot, tong en garnalen, die met gunstig tij
de haven inwilden, zwenkten bevallig om,
lieten de zeilen vallen, en maakten een laan,
waardoor fier het hooge, blinkende, witte
oorlogsschip de groote zee inging.
't Fort op de Harsens salueerde, en har
telijk en geestdriftig klonk hoerah na hoe-
rah uit de groote menigte van alle standen,
die op het Hoofd en langs den Zeedijk dicht
aaneengeschaard, met hoeden, uniformpetten
en zakdoeken zwaaiend stond.
Van verre had de muziek van het Wacht
schip geklonken, en nu, dat het groote
opvoeding geven, maar hij stuitte op verzet van
de zijde van Daniël en Félicienne.
Gij zult miju kleinen Aurélien verdriet aan
doen. had zijn vrouw gezegd, laat mij en oom
Daniël maar voor hem zorgen, dat is aan ons best
toevertrouwd.
Bernard De Prabert gaf toe. Wel verweet hij
zich zijn zwakheid, maar Félicienne oefende een
onweerstaanbare macht op hem uit.
Toen Aurélien wat ouder was, nam oom Daniël
hem mee naar de speelclubs van Parijs en deed
hen» aan al zijn uitspattingen deelnemen.
De vader was niet geheel onbekend met het
wangedrag van zijn zoon, het baarde hem veel
verdriet, maar hij miste de zedelijke kracht er
een einde aan te maken,
Naarmate hij ouder werd, nam zijn somberheid
toezijn fabrieken, die hij tot zulk een hoogte
had'opgevoerd, zouden na zijn dood niet aan zijn
zoon kunnen overgaan en daarom dacht hij er
over, zijn onderneming in een maatschappij te
herscheppen en aan al zijn werklieden een aan
deel in die maatschappij te geven.
Aurélien, die iets van die plannen had vernomen
waar hij trouwens nog de helft niet van
begreep en die nooit geleerd had eenige achting
veor zijn vader te koesteren, zeide dat de oude
heer sufferig begon te worden.
In de zes-en-twintig jaren dat Bernard met
Félicienne gehuwd was, had geen van beiden nog
ooit met een enkel woord het verledene aangeroerd.
De eed, dien Félicienne gevorderd had, was van
weerszijden 9treng gehouden. Thans moest kapi
tein Barillet met zijn verhaal dat verledene weer
eensklaps te voorschijn roepen en nog wel ten
aanhoore van een geheel gezelschap.
Waarom had Bernard De Prabert den verteller
niet bij de eerste woorden het stilzwijgen opge
legd
Omdat in de sombere, onrustige stemming,
waarin hij zich bevond, hij dit verhaal beschouwde
als een soort van straf, een boefedoening, de
uitwerking van de schande, die op geheel zijn
leven drukte.
Ook mevrouw De Prabert had het stilzwijgen
bewaard, want zij hoopte dat deze geschiedenis
niet ernstig door haar gasten zou woidenopge-
nnmen. -
SüTSralge punten in het verhaal van kapitein
Barillet hadden haar evenwel zelf hevig doen
schip langzaam en statig het Hoofd voorbij
ging, speelde het muziekkorps, gevormd door
matrozen derde klasse van Hr. Ms. „Zee
land", met brio de nationale liederen.
Het is aan eeu aardig, poëtisch denkbeeld
van minister Van der Wyck, dat de marine
die muziek dankt.
Jaarlijks krijgen nu te Amsterdam op Hr.
Ms. „Wassenaer" een twaalftal jongens, die
daarvoor aanleg hebben, onderwijs in het
bespelen van verschillende instrumenten, ze
vormen een fanfarecorps, dat vervolgens op
„Nautilus" en „Buffel" verder geoefend
wordt.
Wat bliezen en trommelden die jongens
met een jonge vreugde in 'fc leven en in
de zee
En het groote schip gleed voorbij. Ach
terop stonden de officieren bijeen, en met
de pet zwaaiende brachten die flinke man
nen nog een afzonderlijk hoerah I uit tot
afscheid aan vaderland en dierbaren.
Hoe diep aangedaan waren velen van hen,
in wier midden ik was.
O de smart, onafscheidbaar van het ma
rineleven, hoe deelde men er in of men
wilde of niet!
Ik stond naast een klein groepje, een man
van middelbaren leeftijd, zijn vrouw en
dochter. Hij had zijn kleindochter op den
arm, een frisch bloozend meisje van een jaar
0f vier gezond uitziende als schier alle
kinderen te Nieuwediep met blauwe
oorbelletjes, roode wangetjes en krullend
haar: „Daar is vader! daar is vader riep
het kind, de armen uitstekende.
De grootmoeder had een kleine van een
week ot zes, goed ingewikkeld in wol, onder
haar zwarte shawl bij zich en poogde, onder
de hand, die ze boven de oogen hield, uit
ziend, haar schoonzoon nog te zien.
ontstellen, zij had er diep over nagedacht, daarna
had zij tot haar schrik vernomen, dat haar schoon
broeder, de moordenaar, de veroordeelde, de
dwangarbeider, niet dood was zooals iedereen
geloofde.
Hij leefde en zou in Frankrijk terugkeeren.
Deze tijding had haar met schrik vervuld, zij
was bewusteloos neergevallen in de armen van
haar echtgenoot, die haar had weggedragen ter
wijl hij aan het ontstelde gezelschap dezeopzien-
wekkende verklaring deed:
„Robert Duhesme is mijn broeder..
Ondanks haar zenuwtoeval had mevrouw De
Prabert deze woorden van haar echtgenoot gehoord
en de verschrikkelijke bekentenis nad er het hare
toe bijgebracht om de dame ten toppunt van smart
en schaamte te voeren.
Het duurde zeer lang, eer zij tot kalmte wa9 ge
bracht, ondanks de moeite, die Bernard en juf
frouw Leonore zich gaven, en zelf toen salaraoniak
en chloral haar zenuwen bedaard hadden, kon zij
nog den weldadigen en verkwikkenden slaap niet
vatten.
Den geheelen nacht woelde zij op haar legerstede
om en om, ten prooi aan een angst en ontzetting
die haar diepe zuchten en halfversmoorde kreten
deden slaken.
VII.
Ucn ochtendbezoek bij mevrouw De Prabert.
Den volgenden morgen te 8 uur hoorde juffrouw
Leonore de electrische schel, die haar naar de kamer
van haar meesteres riep. Zij was hierover niet
weinig verbaasd, want ait uur wasvoor mevrouw
De Prabert buitengewoon vroeg en Leonore kon
zich niet herinneren, dat haar aiensten ooit om
dezen tijd gevorderd waren geworden.
Verschrikt snelde zij toe en vond Feliennne over
eind op haar bed zitten, de oogen wijd geopend
en met de onrust op het gelaat.
Ongeduldig riep zij haar toe:
Spoedig, Leonore.
Mijn God, mevrouw, wat is er gebeurd?
Niets. Help mij kleeden.
Maar weet ge wel dat het nog zoo vroeg is?
Óm het even, ik wil heden vroeg gekleed
zijn.
Zooals mevrouw verlangt, maar mevrouw
begaat stellig een groote onvoorzichtigheid na haar
ongesteldheid van gisteravond.
De jonge moeder zeide niets, maar met
de zakdoek in de rechterhand tot prop ge
knepen, keek ze uit. Een knappe jonge
vrouw met mooie trekken en haar, dat, trots
den nevel van den mistigen dag, den indruk
gaf, alsof een zonnestraal haar hoofd ver
lichtte.
Haar man is korporaal-stoker op het
vertrekkend schip, hij was 15 maanden in
't land geweest en ging nu weer naar den
Oost.
En 't vijfjarig dochtertje riep„dag va
der dag vader!"
Daar salueert Hr. Ms. „Holland" de va-
derlandsche kust en een laatst hoerahklinkt
van de wal ten antwoord.
En het Witte schip gaat om de West
den nevel in en verdwijnt dra uit het oog
in den mist.
De „Holland* heeft tot commaudantko
lonel J. J. de Bruyne, broeder van kolonel
Anton de Bruyne, R. N. L. den eersten
bevelhebber van de „Willem Barents". Een
echte zeemansfamilie, wier zonen zich allen
onderscheiden.
Kolonel J. J. de Bruyne doet eerst Ply
mouth aan en stevent dan naar de Middel-
landsche Zee. Te Port Saïd wordt de divisie
der vloot geformeerd, welke hij commandee-
ren zal naar de wateren van Holland's In-
dischen Archipel.
Daar plaatsen zich onder zijn bevelen
Hr. Ms. „Piet Hein", die 's ochtends ver
trokken was om op de reede de compassen
te verifieeren, en Hr. Ms. „Friesland", die
van de week vertrekt.
De „Friesland" wordt gecommandeerd door
kolonel Lamie, wiens naam met eerbied wordt
genoemd door ieder, die een kundig en
moedig zeeofficier weet te waardeeren.
Hij was een der officieren die de eerste
De goede juffrouw Leonore kon deze opmerking
omtrent de matineuze gril van haar meesteres
niet weerhouden gewoonlijk kwam Félicienne
niet vroeger dan elf uur te voorschijn.
Mevrouw De Prabert antwoordde niet maar
9loeg een grooten kapmantel om, dien Leonore
haar aangaf en zette zich voor den grooten
drievoudige» spiegel aan haar toilettafel.
Toen zij daar in haar fauteuil met lage rugleu
ning zat, vroeg Leonore
Gevoelt mevrouw zich weer wat hersteld
Ik weet het niet. Ik moet er afschuwelijk
uitzien. Haal de gordijnen op, Leonore.
De kamenier gehoorzaamde.
Felicienne beschouwde haar gelaat in den spiegel
en bemerkte niet zonder schrik op, dat zij doods
bleek was, dat haar oogen hol stonden en dat
eenige rimpels zich op haar voorhoofd vertoonden.
Mijn God! zuchtte zij, wat ben ik leelijk!
Juffrouw Leonore haastte zich dit tegen te
spreken.
Weineen, mevrouw, weineen, het is de ver
moeienis, een overblijfsel van uw ongesteldheid
en het gebrek aan rust. Heb maar een kwartiertje
geduld en ge zult zien.
De gezelschapsjuffrouw, die tevens een zeer
bekwame kamenier was, wist dat na dergelijke
ontmoedigingen haar meesteres steeds buitenge
woon vrijgevig was. Zij toog dan ook vol ijver
aan het werk waarbij zij een groot aantal
borstels, kammen, stiflen, penseelen, triseertangen,
flacons en doosjes gebruikte en naarmate het werk
vorderde, verminderde de onrust van Felicienne.
Heeft het bal gisteravond nog plaats gehad f
vroeg zij.
Welzeker, mevrouw, en het is zelfs buitenge
woon schitterend en levendig geweest. Mijnheer
Aurélien heeft de gemoederen tot kalmte gebracht
en de vroolijkheid doen terugkeeren. Mejuffrouw
Valentine de la Reynie een schoone, jonge
dame, en zoo geestig en beschaafd heeft hem
daarin krachtig ter zijde gestaan zoodat de anderen
hun voorbeeld slechts behoefden te volgen. O t
het was prachtig 1
Des te beter, zeide mevrouw De Prabert die
met zeer veel tevredenheid zag, dat de blos op
haar wangen, het rood op haar lippen en de glans
in haar oogen terugkeerden.
Wordt vervolgd.