Nummer 10. Donderdag- 2 Februari 1899.
22e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
ANTOON TIELEN,
Arm Frankrijk!
FEUILLETON.
Staatkundig overzicht.
UITGEVER:
Waalwijk.
Dat Frankrijk altoos een gansch bijzon-
deren rol in de geschiedenis heeft gespeeld,
wordt al spoedig bewezen door deeindelooze
reeks van artikelen, die dagelijks in groote
en kleine tijdschriften elkander opvolgen. In
navolging van een belangwekkend artikel in
de „Bien Public* eenige regelen.
Zelfs voor vrienden, die Frankrijk zoo
hardnekkig mogelijk getrouw blijven, is het
waarlijk moeielijk, zich nog illusies te maken
van veelvuldige verschijnselen, die allen van
diep verval eener natie getuigen.
Het bestuur, het parlement, de admini
stratieve macht, het leger, de overheid in 't
algemeen, alles is er gelijkelijk verdacht
om geene hardere taal te spreken. En zonder
te willeu aanvangen met een omhaal van de
allerlaatste incidenten, moet men er niet mee
instemmen dat zulk algemeen verdenken zich
kan rechtvaardigen en sterk maken met re
denen, die al te zeer toejuiching verdienen?
Er is vooral één verschijnsel, dat over 't
algemeen den toestand schetstde verzwak
king, het kwijnen, het uitdooven van het
zedelijk gevoel, de miskenning en ontkenning
van openbare of bijzondere plichten, alles
schijnt verloren, ook de eer.
Hoe is zulk volk, dat zoo hoog opgaf van
zijn ridderlijken geest en zijne heldhaftige
onbaatzuchtigheid, zoover gekomen?
Wij voor ons gelooven, dat het zulke
groote moeielijkheid niet oplevert, dit poli
tiek raadsel op te lossen.
Het uitverkoren volk van Israël was ge
lukkig, groot, machtig, als het God diende,
als God met Israël was.
De Franschen zijn wel een uitverkoren
volk.
Brengt u de lessen der geschiedenis te
binnen en herinnert u, hoe Frankrijk altijd
Het huwelijksaanzoek
groot geweest is en in voorspoed, zoolang
Frankrijk Christus heeft gevolgd en gediend,
ei; dat Frankrijk slechts vernederingen en
rampen gekend heeft, telkens als Frankrijk
het waagde, zijne christelijke roeping te ver
loochenen.
Welnu, is wel sinds ongeveer vijf en
twintig jaarde werking van de inwendige
politiek in Frankrijk eene andere geweest dan:
oorlogen tegen de Katholieke Kerk, een rijk
van onafhankelijke zeden stichten, het ongo-
disrae verheffen, als heerschende godsdienst
loosheid
Indien de samenzwering, ontworpen en
geleid onder de schutse van het jodendom
of de vrijmetselarij, niet volledig geslaagd kan
heeten, indien zij het christendom nog niet
geheel heeft kunnen uitdelgen, zij heeft toch
genoegzaam hare verwoesting begonnen en
doorgezet, om een nieuw officieel Frankrijk
te scheppen, waar de woorden van eer, plicht
verantwoordelijkheid niet meer den zin en
liet gewicht hebben, die zij in de taal van
eertijds hadden.
De onafhankelijke zedeleer is ten slotte
uitgeloopen op de onafhankelijkheid van alle
zeden. Vrijdenkers, die verklaren jegens God
geene verantwoording te hebben, gevoelen
zich jegens iedereen ontheven van eenige
verantwoordelijkheid. En ga eens de sta
tistieken na van vermenigvuldiging der be
volking, voorspoed, ontwikkeling, hoe zinkt
Frankrijk weg, vergeleken bij de andere
natie's. In een land, waar dwaze ideëen op
den voorgrond treden onder de hooge be
scherming der officieele bestuurderen, behoeft
men zich over niets le verwonderen, kan men
alles verwachten. Onder den sluier van fijne
beschaving bevat daar de stand van zaken
in werkelijkheid niets dan barbaarschheid.
Dat is liet dan, waarop de onzinnige strijd
tegen het Katholicisme moest uitloopen
welk strijden gedurende een kwart eeuw het
onverpoosd optreden was van alle gouverne
menten, die Frankrijk al heeft doorloopen
Hier kan men wel zeggen, dat God, om een
volk te straffen, dat er naar streeft het Ka
tholicisme uit geheel het sociaal leven te ver
bannen en het te vernietigen, zulk volk
slechts zijn eigen gang behoeft te laten gaan.
Het opstaan zelf tegen God wordt oorzaak
der bestraffing.
Het zou vermetel zijn te boweren, dat die
straf eeuwigdurend moet zijn, dat Fn.nkrijk
veroordeeld is, om nooit meer de hellingen
te beklimmen, die het zoo trenrig en ne-
keloos is afgedaald. Het heeft zich da g? na
de groote Revolutie nog wel uit diepere af
gronden voor een oogenblik weten op te
richten, en Frankrijk resten God dank meer
braven dan Sodoma en Gomorrha, om de
gestrengheden der Rechtvaardigheid af te
weren en barmhartigheid te verkrijgen.
Wat absoluut zeker is, dat zulk een her
rijzen slechts het werk kan zijn van Frank
rijke Katholieken, wijl het de taak slechts is
van het geloof en van de opofferingen, die
het geloof inspireert, de sporen uit te wis-
scheu van ongodisme en diens verderfelijke
gevolgen te vernietigen.
Wisten zoovele edele harten, die in Frank
rijk de gezonde traditie's bewaard hebben,
ook eens maatschappelijke deugden te paren
aan private deugden Konden zij allen eens
bidden, zich vereenigen, handelen overeen
komstig de vele voor Frankrijk duidelijke
wenken van Rome's opperhoofd. Dat is het
eenig middel om verlorene vrijheden te her
overen, maar ook om den hoogen rang weer
in te nemen, waarvan Frankrijk zoo ellen-
diglijk is neergestort, om den roem te her
winnen, die zoo treurig voor Frankrijk on
derging.
Hoe waar blijkt ook hier weer het woord,
dat nog kortelings met een klem van door
dringend gevoel van de lippen eens heiligen
grijsaards trilde „het volle doel, het volle
geluk bereiken, dat men nastreeft, kan men
met, of men moet in het geweten der vol
keren en in de geledingen van den Staat
die heilzame godsvrees doen herleven, die
het beginsel is van alle zedelijkheid."
A. S.
De half officieuse „Kölnische Zeitung"
bevat weder een artikel over de toenadering
van Fraukrijk tot Duitschland.
„Een werkzame en duurzame toenadering
der beide volken", zegt het blad aan 't slot
van dit artikel, „kan slechts dan tot stand
komen wanneer een levendig verkeer het
begrijpen der verschillende volkskarakter en
volkszeden bevordeit. Het is moeilijk aan te
nemen, dat iemand laugdurig verblijf houdt
in Frankrijk zonder daaraan te danken te
hebben de kostbaarste eu menigvuldigste
prikkelingen. De lange wederzijdsche ver
wijdering-heeft het wisselen vau zulke op
wekkende indrukken beletwanneer nu
wederom de student, de jonge officier, de
technicus, de koopman in nauwere aanranding
trad met het Fransche volk, zou daaruit zeker
veel goeds groeien. De wedijver op elk
gebied zou ook voor ons een nieuwe aansporing
krijgen het dikwijls al te snel gevelde oordeel
over de waarde en de onwaarde der gebrui
ken van onze buren zou juister en meer
bezonnen worden het verblijf te midden van
de verwarde republikeinsche toestanden zou
de nationale trots eu de liefde v0or onze
monarchistische instellingen, welke bij jonge
en half ontwikkelde personen nog altijd niet
voldoende ontwikkeld is, bevestigen en dieper
maken.
Reeds lang doen invloeden van dezen aard
zich gelden bij de bevolking van Elzas-Lot-
harmgenjuist de vergelijking van Fransche
De Echo van het Zuiden,
Waalwpscbe cd Laisgstraalscïe Courant
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,
Franco per post door het geheele rijk fl,]5.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 eent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau va®
Adolï Steiner, Hambnrg. Reclames 15 cent per regel.
M Mill
37
VIII.
Ik reken op u, Martineau, als op mijn besten
vriend. Ik had nooit kunnen denken, dati*
achter dat onnoozele gezicht, waar ge moeder Na
tuur zoo dankbaar voor zijt, zulk een heldere
geest schuilde en dat er zoo'n goed hart woonde
in dat large lichaam, maar nu weet ik het en par-
bleu, ik zal het goed onthouden.
Kom kom, luitenant, ge zoudt me waarachtig nog
verwaand maken, zcide Martineau.
Om zich afleiding te geven, begon hij het paard
••jk met luid geschreew aan te sporen en dat was niet
eens overbodig, want Bruintje nam er hoe langer
hoe meer zijn gemak van en liep half te dommelen
- in zijn lemoen.
Het rijtuig was nu juist op het bergvlak aan
gekomen, de weg werd gemakkelijker en nu ging
het in draf naar Saint-Colomban.
Omstreeks half drie stapte Filip Dormelles voor
het hoogp, wit marmeren bordes van het kasteel
uit het tentwagentje.
ik zal intusschen eens door het geheele kas
teel rondloopen, zeide Martineau, misschien doe
ik wel een of andere ontdekking, die ons van pas
kan komen.
Dat is goed, mijn beste Martineau, maar wees
voorzichtig, sprak Filip.
Geen nood, luitenant.
p" Filip ging de vestibule in en vroeg aaneen la
kei, die daar op post stond, of mijnheer DePrabert
e spreken was.
De bediende antwoordde, dat hij het w#l geloof
de: mijnheer De Prabert had op zijn kamer gede
jeuneerd en was niet uitgegaan.
Goed, doe maar geen moeite, ik weet den weg
zeide Filip, toen de lakei hem wilde aandienen.
Rij door een geheel net van gangen en be
klom ten slotte een smalle trap, die toegang ver
eende tot den toren van het kasteel.
Op de tweede verdieping van den toren was een
groote kamer; waarvan de muren behanger, waren
<net kaarten, teekeningen en plans en waar in het
midden een zwaar eikenhouten, twee persoons
sehrijftafel stond, die met een boekenkast, een
rookkastje en eenige lederen stoelen en fauteuils
het geheele ameublement uitmaakte.
Dit was het heiligdom van Bernard De Prabert,
ver verwijderd van de ontvangsalon en feestzalen,
Mil en rustig: daar werkte, peinsde en xookte de
meester van Saint-Colomban, in gezelschap van
zijn onafscheidelijken Puybarrau.
Filip Dormelles klopte aan de deur van dit
vertrek.
De stem van Puybarrau antwoordde:
Binnen
Filip trad binnen.
Bernard De Prabert en Puybarrau zaten tegen
over elkaar aan het schrijfbureau, in eikenhouten
fauteuils met zwart leer bekleed en hooge rug
leuning. Een open sigarenkistje stond voor hen en
zij rookten als om strijd, zoodat het vertrek,
niettegenstaande het vrij hoog en groot was, vol
tabaksrook stond. Beiden waren vol ijver aan
het werk en schenen door het binnenkomen van
Filip niet in een gesprek gestoord te worden.
Het gelaat van Bernard De Prabert was nog
wat bleeker dan gewoonlijk, zijn oogen stonden
dof en de wenkbrauwen waren gefronst.
Toen hij deD jongen officier zag, betrok zijn
gelaat nog meer; hij stond halverwege van zijn
stoel op en aarzelde de hand aan te nemen, die
Filip hem toestak, als schaamde hij zich.
luitenant Dormelles, stamelde hij, u?
01 ik dank u, dat ge nog bij mij wilt komen.
De luitenant drukte hartelijk do hand van den
grijsaard.
Het is aliijd een genoegen en een eer voor
mij, zeide hij, door u ontvangen te worden.
Zelfs nu ge alles weet? Zelfs na het schandaal
van gisteravond? vroeg Bernard.
Vooral na hetgeen gij het schandaal van
gisteravond noemt, is mijn achting voor u toe
genomen. In hetgeen er verteld werd, was niets
dat u noodzaakte tot de bekentenis, die ge gedaan
hebt. Weinig mannen zouden tot zooveel eer
lijkheid en rondborstigheid in slaat gevonden
worden. Voor de misdaad van uw broeder, reeds
ten halve uitgewischt door den tijd, kunt gij toch
nooit verantwoordelijk gesteld worden. Gij hebt
meer nog gedaan dan de plicht u voorschreef en
ik begrijp niet, dat ge u ook maar in een enkel
opzicht over het gebeurde behoeft te schamen.
Precies hetzelfde wat ik hem vanmorgen
ook al een paar malen heb gezegd sprak Puy
barrau.
Uw woorden doen mij goed, luitenant Dor
melles, zeide Bernard, en ik dank u er voor.
Hij stak een versche sigaar op en verzonk weder
in zijn somber gepeins.
Gedurende eenige minuten lieerschte er stil
zwijgen in het vertrek, een stilzwijgen, dat voor
Filip bijzonder pijnlijk was, daar hij niet goed
wist, hoe hij het onderwerp zou aanroeren, dat
heden het hoofddoel van zijn bezoek op Saint-
Colomban was.
Om dit stilzwijgen af te breken, trachtte Puy
barrau met hem over zijn werk te spreken, maar
de luitenant was op het oogenblik weinig gestemd
tot dit onderwerp en antwoordde slechts meteen
enkel woord.
Ten slotte, daar de toestand toch zoo niet langer
kon voortduren, en het zich niet deed aanzien, dat
de gunstige gelegenheid om het gesprek op Mar
guerite te brengen spoedig komen zou, verzamelde
Filip al zijn moed en deed zijn aanzoek rond voor
de vuist weg.
Mijnheer De Prabert, zeide hij luid, hoewel
zijn stem eenigszins beefde, ik bemin mejuffrouw
Marguérite De Briais, uw pupil, en ik heb de eer
u om haar hand te vragen.
De grijsaard sprong var. zijn stoel op.
Is het mogelijk riep hij uit. Mijn God
En wat denkt het meisje er van P
Mejuffrouw De Briais heeft mij toegestaan,
dit verzoek tot u te mogen richten en zij heeft
er zells op aangedrongen, dat ik het heden doen
zou.
Dus gij zijt het samen eensP Zij bemint u
Ik heb althans alle reden dat te veronder
stellen, mijnheer.
Het sombere gelaat van Bernard De Prabert
helderde eensklaps op en een zucht van verlichting
ontsnapte aan zijn borst.
01 luitenant Dormelles, wat ben ik gelukkig 1
riep hij uit. Zie, ik heb mij reeds zoo bezorgd
gemaakt over dat meisje. Ik ben een oud man,
misschien zal ik niet lang meer leven en het zou
mij zoozeer smarten te moeten heengaanzonder
de zekerheid te hebben, dat mijn lieve Marguérite
onder bescherming stond van een eerlijk, recht
schapen man, die haar liefhad en die haar door
de moeielijkheden en de bezwaren van helleven
zal helpen. O 1 het moet zulk een zaligheid zijn
luitenant Dormelles, wanneer men elkaar bemint'
wanneer men hand in hand door het leven gaat'
wanneer men elkaar van weerskanten hoogacht
en waardeert, wanneer men één is van gedachten
éen van wenschen, één van ziel. Helaas, hoe
weinig menschen leeren dat geluk van nabii
kennen. J
De grijsaard liet moedeloos het hoofd hangen
doch hij wist zijn aandoening terstond te be-
heerschen, hij hief het hoofd op en zag Filip vol
welgevallen aan.
Voor u is dat geluk weggelegd, luitenant,
hernam hij, ik heb uw karakter leeren kennen
en op prijs stellen, ik heb een blik geslagen in
uw hart en daarin slechts edele, verheven gedach
ten gelezen. Zonder veel hulpmiddelen hebt ge
u een eervollen weg gebaand door het leven en
thans lacht de toekomst u tegen. Helaas, luitenant
Dormelles, hoeveel jongelieden van uw leeftijd zijn
er niet, wier hart reeds verdorven is, die geen
gevoel hebben voor het edele, het goede en het
echoone en die aan niets gehoorzamen dan aan
hun verkeerde neigingen en hartstochten. Die
ongelukkigen, welk een treurig bestaan bereiden
zij zich voor.
Terwijl Bernard deze woorden sprak was hij
opgestaan en liep met groote stappen de kamer
heen en weer.
Ten slotte kwam hij bij Filip terug en legde
de haDd op zijn schouder.
Marguérite heeft gelijk u te beminnen, lui
tenant Dormelles, zeide hij, en ik hecht daar mijn
volle goedkeuring aan.
Ik dank u, mijnheer voor de achting die ge
mij betoont en ik hoop, dat ik mij steeds dit
vertrouwen zal waardig maken. Verder acht ik
mij verplicht u nog eenige inlichtingen te geven
omtrent mijn positie en particuliere omstandig
heden. Ik bezit geen vermogenmijn geheele
rijkdom bestaat in mijn rang en
En uw bekwaamheid, luitenant Dormelles,
vulde Puybarrau aan, en dat is een vermogen
waarop men vaster kan vertrouwen dan op geld'.
Bernard De Prabert haalde minachtend de"
schouders op.
Wordt vervolgd.