Nummer 19. Zondag 5 Maart 1899, 22e Jaargang, Eerste Blad. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ANTOON TIELEN, Dit nummer bestaat uit twee bladen. Koloniale politiek en de V redesconferentie. FEUILLETON UITGEVER: Waalwijk Reeds is de plaats bepaald, nl. de hoofd stad van ons vaderland 's Gravenhage, waar de vredes- of liever de ontwapeningsconfe rentie, de bijeenkomst welke zal handelen over beperking van krijgstoerustingen en de ruimere toepassing van scheidsrechterlijke uitspraak iu internationale geschillen, zal bijeenkomen 't is waar dit alles stemt reeds eenigszins tot de hoop op vrede, maar of we deze eeüw, hoe kort van duur ook nog zullen eindigen zonder oorlog, ja daarop moeten wij en ook zeker ieder onzer lezers het antwoord schuldig blijven. De toestand schijnbaar kalm en rustig, is zeer prikkelbaar. Bewijzen hiervan zijn ons te over; overal doemen geschilpunten meer of minder ernstig op. Noemen we slechts enkele voorbeelden: Men heeft bij de Fashoda-kwestie gezien, hoe weinig het scheelde, of Engeland was Frankrijk in 't haar gevlogen. Het chauvi nisme in Engeland had als 't ware het top punt bereikt en door spoedig toegeven van Frankrijk, werd een bloedige oorlog voor komen. 't Zelfde thans weer tusschen beide landen omtrent het gebeurde in Oman Engeland was onmiddellijk gereed om de kanonnen harer machtige oorlogsbodems te laten spreken, om dien sultan, die het ge waagd had een kolenstation aan Frankrijk af te staan en die natuurlijk ook op Frank- rijks' hulp rekende, te'dwingen die over eenkomst op staanden voet te vernietigen. Frankrijk is ook wederom dit geval de min ste gebleven maar werd het niet door zulke vreeselijke binnenlandsche kwalen onder mijnt en kon het zich meer met buitenland- sche politiek bezighouden, het zou deze ver nederingen niet verdragen en dit zal in ieder geval niet blijven duren. Maar het groote gevaar dreigt, wij hebben het meermalen betoogd in het Oosten donkere wolken be dreigen daar nog steeds den politieken ho rizon. Rusland en Frankrijk de bondgenoo- ten, zullen het hier best met elkander vin den, het eerste zoekt zijn macht namelijk uit le breiden in 't Noorden, 't laatste in 't Zuidentusschen deze twee behoeft men dus geen botsing te vreezenmaar 't is wederom John Bull, die deze uitbreiding van grondgebied, macht en handelsbetrek kingen met een van woede fonkelend oog gade slaat en die ook met alle haar ten dienste staande middelen voornamelijk Rus land's invloed tracht tegen te gaan. Engeland zou nl. de baas willen zijn overaldaar zijn invloed in Australië en Afrika overwegend is, zij in Amerika de beste koloniën bezit, zij heerscht over Zuid- Azië, over het schoone Ceylon, Voor-Indië enz., haar macht over de wereld ongeëven aard is, ziedaar de reden waarom zij niet kan verkroppen, dat er één punt op den aardbol is waar zij niet de eerste koloniale mo gendheid is, dat hoofdzakelijk Rusland haar in Oost-Azië de baas is. Dagelijks leest men van protesten en nog maals protesten waagt de Chineesche re geering het bv. een leening te sluiten in Engeland, Engelsche drilmeesters te laten komen voor haar leger, Rusland protesteert, benoemt de regeering een Russisch inge nieur of geeft het genoemd land eenige Hij heeft geen moeder meerl riep ik op woesten toon, en zijn vader is onmachtig om hem te be schermen. Zijn vader zou hem slechts tot schande verstrekken en hem niets nalaten dan een ge- vloekten naam, zijn vader zoekt den dood en daarom staat hij zijn kind aan u af. concessie voor aanleg van spoorwegen o. a., clan protesteert Engeland en zoo gaat het voort tot er een uitbarsting komt en daarom zal het geen verwondering baren, dat ten eenenmale om de hoofdrang in Chi na een oorlog uitbreekt, want Frankrijk zal zich ditmaal wel niet laten verdringen wijl het in Oost-Azië gerugsteund wordt door Rusland en voor Rusland zelf is er natuurlijk geen denken aan wijl het heel zijne koloniale politiek op Oost-Azië heeft geconcentreerd. Maar zijn deze de drie voornaamste die in aanmerking komen bij de Aziatische- kwestie, het zijn niet de eenigste Ook Duitschland zal een woordje komen medespre- ken bij de verdeeling van 't Heraelsche Rijk. Het zal ook ziju aandeel opeischen van den gewilden buit. Maar 't zal niet alleen kunnen blijven staan, daartoe zijn de tegenstanders te sterk. Bij wie zal het zich dan aansluiten? Ons inziens zal dat zijn niet bij Enge land dat op industrieel gebied zijn groot sten mededinger is, het zal het dus zeker niet raadzaam achten dien geduchten con current nog hooger op te helpen en zijn invloed te vergrooten. Duitschland zal zich beier laten vinden voor een samengaan met Rusland en Frankrijk. Maar nog andere factoren komen in aan merking bij de gebeurtenissen die daar plaats grijpen. Men vergete niet Japan, dat begrij pelijker wijze zeer ontevreden is over het feit dat de Europeesche mogendheden de vruchten geplukt hebben van zijn oorlog tegen Chinaeu dan de nieuw-bakken ko loniale en maritieme mogendheid der Veree- nigde Staten, dit is ook wel degelijk een factor die meetelt. Het zal dit land niet geheel onverschillig zijn, wie de macht in China in handen zal hebben, nu zij in het bezit geraakt is der Philippijnen. Iedereen Dat wij u nooit zullen terugzien. Ik ga sterven. herinnert zich toch wel hoe sympathiek Engeland jegens Amerika gezind was in den Spaansch-Amerikaanschen ooilog. Dit was ook natuurlijk geen onbaatzuchtigheid, maar klinkklare berekening, wijl het wel begreep, dat Amerika's steun haar van groot nut kon zijn maar of Amerika aan Engelands' roep stem zal beantwoorden, de tijden zullen het uitwijzen, maar wel zou het Angelsaksische ras over de geheele wereld vereenigd, tot zeer groote dingen in staat zijn en een machtige tegenstander zijn van welke bond- genooten ook; en 'nu komt nog het bericht, dat Italië ook een baai en een strook land van de Chineesche regeering heeft geëischt, en om aan dezen eisch kracht bij te zetten, reeds eenige oorlogsschepen derwaarts beeft gezonden. Dus weer een mededinger, een rustverstoorder meer. De aanhoudende beschuldiging van de Ame- rikaansche imperialisten tegenover Duitsch land, dat het heult met de Philippino's, ziedaar wederom een oorzaak, die tot ver wikkelingen in 't verre Oosten aanleiding zou kunnen geven. Niemand zal na eenige voorbeelden als boven aangehaald, kunnen beweren, dat de toekomst er zoo rooskleurig uitziet. Maar waaraan ontleenen deze geschillen wel voor namelijk hun oorsprong aan den zucht naar gebieds- en machtsuitbreiding, die alle mo gendheden, de eene meer, d'e andere minder bezielt. Allen zoeken nieuwe koloniën voor de afname van hare producties, Europa is te klein, andere wegen moeten gevonden wor den; van den .anderen kant ^zoeken zij we derom in hunne bezittingen voortbrengselen en grondstoffen, -die haar land niet aanbiedt; verder gewichtigebelangrijke punteD uit strategisch oogpunt, kolenstations, etc. Het is ook voornamelijk tot verdediging en aan werving van zulke koloniën, dat de grootst Waalwyksche en Lugstraatedtt Courant Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1, Franco per post door liet geheele rijk fl,I5. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advektektiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 eent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscl»- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van Adolï Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Het kind. Het was ons eenig kind, zeide de bosch wachter daarop, en de dokter had verklaard, dut mijn vrouw, die de geboorte van den kleine bijna met den dood bekocht had, nooit andere kinderen zou hebben. 01 wij hadden hem zoo lief en zijn dood was voor ons een verschrikkelijke zware slag. Ja, hernam Robert Duhesme, het was een bestieriog des hemels, dat ik uw huis ontdekte, dat ik er binnentrad en der moeder mijn zoon aanbood met de woordeD Gij beweent uw kind, arme vrouw, hier neem dit, het is het uwe. Het mijne? zeidet gij, terwijl ge het hoofd ophieft. Uw oogen vestigden zich op den vreemden man, die zoo eensklaps voor u stond met zijn verwrongen gelaat, met zijn angstig starenden bjik, met zijn voorhoofd waarop de Goddelijke vloek rustte en die toch tot u sprak alsof hij een afgezant des hemels was. Vervolgens viel uw blik op het kiDd. Ik had den deken teruggeslagen, waarin hij gewikkeld was en zijn lieve kopje, zoo zacht, zoo bekoorlijk, zoo aanvallig, kwam te voorschiju en lachte u toe. Het mijne? Het mijne? herhaaldet gij in onzekerheid, terwijl ge uw armen reeds naar het kind uitstrektet, maar toch aarzeldet het aan te nemen. Ja, het uwe, herhaalde ik, het uwe voor altijd. Nog twijfeldet gij. Luister,; ik ben een ellendeling, de gendarmes zitten mij op de hielen. Zij hebben op mij ge schoten als op ten wild dier, ik ben gewond, mijn krachten zijn uitgeput, ik kan hen niet méér ontsnappen dan door den dood. Straks ga ik sterven, neem dus dit kind en leg het in de plaats van het uwe, dat gij verloren hebt. En zijn moeder? riepl gij uit. Edele vrouw, gij dacht dat alle moeders waren zooals gij. Tranen verstikte mijn stem, tóen ik vervolgde Ik smeek u, neemt hem aan, redt dien onschuldige, gij hadt het. uwe zoo liet, breng die liefde over op hem en de hemel zal er u voor zegenen. Gij ziet wel dat ik een verloren man ben, dat ik bijna geen kracht meer heb om te blijven staan ik heb zooveel bloed verloren, mijn leden zijn verstijfd door de koude, mijn hoofd duizelt, hebt medelijden. Gij waart brave menschen gij hadt een goed hart en mijn wanhoopskreten hadden u diep ge troffen. Daarbij was het aanminnige gezichtje van mijn kind nog welsprekender dan mijn wanhoop. Men had u gezegd dat gij nooit kinderen meer zoudt hebben, gij hadt u das over het verlies van uw zoontje nooit kunnen troosten, gij zoudt eeuwig rouw over hem moeten dragen. Reeds kon de moeder haar oogen niet van het kinderkopje afwenden, reeds verslond zij het met haar blik, toen de kleine eensklaps het gelaat naar haar toekeerde, de armpjes naar haar uitstrekte en stamelde Moeder Met dat enkele woord had hij zijn proces en het mijne gewonnen. Een enkele beweging en hij lag aan uw borst, met zijn gelaat tegen het uwe. Ik stamelde Heb dank! Heb dank! Mijn gebroken hart voelde op dit oogenb.lik zoovee! vreugde, dat ik er bijna door bedwelmd werd, ik wankelde en mijn borst ontlastte zich in een zwarep.zucht. Robert Du.hesnfe;'-mé de laatste woorden uit- sluiteadv tot 'de géspibken, keerde zich nu -tót den man én ging' vobrt liToen deedt gij uw stem hooren. 't Is goed, zeidet gij, wij zullen uw kind be houden, het zal de plaats innemen van hem, die gestorven is, maar dan willen wij dat het ook geheel ons kind zal zijn dat hij niets var. het ver leden zal weten en dat niemand hem ooit van ons. zal kunnen afnemen. Dat wil ik ook, met geheel mijn hart. Zweer het. Ik zweer het u voor God, die mij binnen eenige uren richten zal. En thans vaarwel. Uw kleederen zijn bevroren aan uw lichaam er ligt een bloedplas van u op den grond, rust eerst wat uit en verwarm u, ik zal een verschen takke- bosch op het vuur werpen en uw wond verbinden. Waartoe? Ik vraag u slechts één gunst. "Welke. Laat mij een laasten kus geven aan mijn kind. Goed. Voorzichtig drukte ik mijn lippen op het gelaat van mijn kind, daarna ging ik heen, zonder om te zien. Ik had van de wereld afscheid genomen. Waarschijnlijk zult ge wel vernomer. hebben dat ik doordrong in het ontoegankelijkste gedeelte van het woud. In een diepe ravijn, die blijkbaar tot schuilplaats voor de wolven diende, legde ik mij neer, ik voelde dat ik mijn bewustzijn verloor en dacht niet anders, dan dat de dood naderde. Welnu neen, het noodlot heeft gewild dat men mij vond, dat men mijn levensgeesten opwekte. 01 dat verschrikkelijk ontwaken die vreeselijke nacht. De oude Dormelles huiverde. Ja, ook voor ons was hèt een vreeselijke nacht, mompelde hij. Hij ligt in het verleden, zes-en-twintig jaren zijn sedert verstreken, maar nog staat mij alle9 levendig voor den geest en wanneer ik er aan denk, stolt het bloed mij in de aderen. Vrouw, schenk me een glas wijn. Juffrouw Dormelles zette een flesch wijn op de tafel en schonk een glas in, voor haar man. Na gedronken te hebben ging de boechwachter voort: Wij hadden twee kinderen in huis, het eene levend, het andere dood en het 'levende £ou de plaats innemen van het doode, maar watmöestên wij dan met het lijkje doen? 01 het i9 eer», vreeselijk werk voor een vader, wanneer hij zelf planken bijeen moet zoeken, om daaruit een doodkist voor zijn kind te timmeren Wij hadden de deur gesloteD, versperd, wij waren stil, angstig, gejaagd alsof wij misdadigers waren. Het was ons, alsof de hamerslagen, waarmee ik de spijkers in het hout.,dreef, op ons hart neerkwamen en wij leden ontzettend. Het zwakke, ruwe kistje, door onbekwame handen afgewerkt, kwam met veel moeite gereednu moest het arme kind, dat wij wilaeh doen verdwijnen, daarin worden neergelegd. Nu werd de moeder door een nieuwen aanval van wanhoop aangegre pen, zij wilde niet van haar kind scheiden^ en ik had den moed niet, haar tot dit smartelijk offer te dwingen. Het was mij alsof we heiligschennis bedreven, door het kind te ontrukken aan de gebeden der kerk, aan het gézang des priesters, door het zijn plaats in de gewijde aarde van het kerkhof te onthouden en het onder den grond te verbergen als een dier. Gij hebt geleden dien nacht, mijnheer, wij ook, dat verzeker ik u. Ja, mompelde Robert. Eindelijk, na'heel veel tranen en zuchten, kwamen wij toch tot een besluit, de urrae kleine werd in zijn doodskist neergelegd, het deksel er op gespijkerd en, om alle zwakheid verder onmogelijk te maken, nam ik het kistje op en snelde er mee weg. Uit het schuurtje naast mijn huis nam ik een spade mee en liep toen dwars door het bosch naar een buitengewoon eenzame plek waar de grond uit zand bestond en niet zoo rotsachtig wag als de andere dëelen van het wond. Onder een machtigèn eik, die zijn kruin boven alle andere boomen verhief, bleef ik staan en begon te graven. Het zand was echter door de vorst zoo hard geworden, dat het bijna op steen .geleek en slechts met de uiterste krachtsinspanning kon ik er mijn spade inwerken toen de bovenste aard korst eenmaal verwijderd whs, ging hét iets beter, maar niettemin werkte ik twee uren zonder rust voort en de kuil was nog; niet veel dieper dan mijn spade lang was. Het vroor geweldig, maar hoewel ik bovendien nog mijn jas had uitgetrokken en- bij wijzé -van doodskleed 'over het kistje gelegd, gutste het zweet mij langs het gelaat. Ik ben dapper, mijnheer, ik heb de oorlogen in Italië én in de Krim meegemaakt en nïijn mili taire medaille op het slagveld verdiend; later, als boschwachtfer, heb ik ook meermalen bij nachte lijke expeditiee, tegenover wilddieven en tot aan de tanden gewapende smokkelaars gestaan en dan heb ik sleeas blijken gegeven van vastberadenheid en moed; welnu, daar, alleen in het "bösch^natr. het' dóödkistj'é van den armen kleine, voor w er ik een gr*f dolf, was rk bang. -j. Vforjit vervolgd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1899 | | pagina 1