Nummer 36. Donderdag 4 Mei 1899. 22e Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. flME&SiïKI. moet 't wel gelooven!.... ANTOON TIELEN, 1NDTJSTR1ËELEN. FEUILLETON. UITGEVER: Waalwijk. ui. Waalwijkschf en Langstraatscbe Courant Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden t' 1, Franco per post door het geheele rijk f 1,15. Brieven, ingezouden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever De kanier van koophandel en fabrieken te Waalwijk houdt zich onledig met het opmaken van het vei slag over 1898. Heeren industrieelen worden verzocht hunne opgaven voor het verslag zoo spoedig mogelijk aan den voorzitter in te zenden. De kamer van koophandel en fabrieken voornoemd. Onze lezers weten allen reeds welk een avrare slag ons blad heeft getroffen. Ieder een kent de verdiensten van onzen overle den Uitgever-Redacteur, die met zijn helde ren blik, wilskracht en rijpe ondervinding, zooveel voor //De Echo van het Zui den'' en daardoor ook voor Waalwijk en de Langstraat heeft gedaan. Zijne talenten en bekwaamheden gaf hij gaarne aan de be langen onzer streek ten beste, en daarom zal de nagedachtenis van den bekwamen op richter en leider van ons blad, zeker in dankbaar aandenken bij onze lezeressen en lezers blijven voortbestaan. Onvermoeid zal thans ook nog de redactie van *De Echo van het Zuiden" voortgaan hare krachten te wijden aan de behartiging van het algemeen welzijn, de bevordering van handel, industrie en ge meentebelangen etc., met één woord, zij zal alles in 't werk stellen om zich zoo ver dienstelijk mogelijk voor zijne medemenschen te maken, en zich den steun van allen waardig te toonen, om zoodoende ook haar kring hoe langer hoe meer uit te breiden. DE REDACTIE. V. 62 Bernard en Robert. Dat woord deed mij het weinigje zelfbeheer- sching verliezen, dat mij nog was overgebleven. Zwijg! riep ik uit, ellendige leugenaar, schurk, zwijg Maar nij ging voort met schreeuwen, al luider en luider: Mijn geld, geef mij mijn geld terug, dief! di«f Dat woord, dat vreeselijke, onteerende woord klonk mij in de ooren als een donderslag en deed mijn bloed koken. Een dief, ik ik! YVee over den vermetele die mij zulk een beleediging durfde toewerpen. Mijn hand greep naar zijn keel en deed het geluid daarin onder den krachtigen druk ver stommen. Hij verzette zich, trachtte zich los te rukken, maar mijn arm was zoo sterk als een ijzeren staaf en mijn spieren ontwikkelden een kracht, die ik zelf niet meer kon beheerschen. Hoelang duurde dit vreeselijke tooneel Ik zou het niet kunnen zeggen. Misschien een minuut, misschien veel langer Ik weet alleen, dat ik op een gegeven oogenblik tot inkeer kwam en inzag, dat ik op het punt stond een moord te plegen, een vreeselijke af schuw bedwoog mijn woede en mijn hand liet los. Zoodra Barley echter weer eenigszins lucht kreeg en hij eenig geluid uit zijn keel kon voort brengen, riep hij weer Moordenaar! Moordenaar! Dief! Mijn hand sloot zich nogmaals om zijn keel en de man schreeuwde niet meer. Eensklaps ontdekte ik iets vreeselijkszijn hoofd viel achterover, zijn armen zonken slap langs het lichaam neer. Groote God I als ik hem eens gedood had. Ik deinsde ontzet terug, de man wankelde op zijn voeten, viel languit op den grond en bleef onbeweeglijk liggen. Barley was dood. En ik ik ik was een misdadiger, een moordenaar, een gevloekte! Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 eent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van Adolï Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Het beklagenswaardige gedeelte der ïnensch- heid, dat zich kromt onder het slavenjuk van den drankduivel, kan men niet beter vergelijken dan met den bezetene, dien Jesus aan dan overkant van het meer Genezareth aantrof. Overlang reeds had de booze geest hem aangegrepen. Wel bonden hem ketenen en voetkluisters, om btwaard te blijven wtl trokken hem nog ten goede de banden van eene troostende godsdienstleer, van eene 8raeekende zorgzaamheid der ouders, van zachte liefde eener teedere echtgenoote, van schreiende hulpbehoevendheid eener lieve kinderschaar, maar hij verbrak die banden en werd door den boozen drankgeest naar de dorre woestijnen gedreven, waar geen menschen meer leven, doch slechts dieren. Niet in het vaderlijk of echtelijk huis, maar in de grafsteden, in de pestholen van zede loosheid, in de ellendige drankkrotten was dau zijn woon. En als tot hem de verkon diger der waarheid, de hervormer der zeden komt, om hem te verlossen uit dien staat van ellende, dan roept hij met den bezetene: ^Wat heb ik met U te doen Jezus, zoon van God, den Allerhoogste ik bid U, pijnig mij niet", laat mij de prooi zijn van den drankduivel, voor wien ik eens beu neer geknield. Doch, evenmin als Jezus Christus ge doogde, dat nog langer de Satan dien armen mensch zou kwellen, evenmin mogen wij gedoogen dat nog langer de wreede Satan des dranks een niet gering gedeelte der menschheid vol barbaarschheid blijft teiste ren. En daarom moeten wij de kracht van or.s willen gebruiken, wij moeten onver schrokken gebieden over den Satan, dan zal de bevrijde terug keeren naar zijn huis en Ontroerd, bevend, zinneloos van smart, keek ik den ongelukkige in het gelaat, dat blauw zag en vreeselijk verwrongen was. Het geluid van naderende voetstappen deed mij eensklaps opschrikken. Zijn kreten waren gehoord, men kwam hem te hulp. Te laat Toen opende ik eensklaps de deur, sprong over het lichaam en nam de vlucht. Robert Duhesme boog het hoo.'d en mompelde: Ziedaar Bernard, ziedaar hoe uw broer, verlaten door den hemel, een misdadiger werd. Bernard antwoordde met zijn ernstige stem Arme broer, ongelukkig kind 1 Er lag iets plechtigs, een oneindige teederheid in dat woord kind, door een grijsaard een an deren grijsaard toegevoegd. De twee broeders zagen elkaar aan en hun oogen stonden vol tranen. Zij grepen elkanders handen, drukten die lang en innig en beiden snikten. VI. Gevangen. Na eene pauze ging Robert Duhesme voort Ik kwam thuis, geheel ontdaan, als een waanzinnige. Den alstand van de fabriek naar mijn woning had ik in eenige sprongen afgelegd. Mijn vrouw wachtte mij reeas geheel in haar sjaal gewikkeld en met het kind in de armen. Toen zij mij zag, kwam zij me in de gang reeds tegemoet en riep mij toe Ha, zijt ge daar eindelijk. Ik moest mij aan den muur vasthouden, ik hijgde naar mijn adem. YVat hebt ge hard geloopen. Pas op, ge zult vallen. Nu. zegt ge niets? YVat is er? Is het in orde Hebt ge het geld Ik antwoordde op haar laatste vraag slechts, door met het hoofd te knikken en mijn hand wees naar mijn borst. Snel maakte zij mijn jas los et- greep het kost bare pakket. Zij lachte en klapte vol vreugde in de handen. Ha! riep zij uit, Barley is er toch toe over gegaan. Dit is de vrijheid, de vreugde, het leven en het geluk! Zij hief het pakje verheugd omhoog en streek met haar hand over het fijne bankpapier. Dat is lief van u, dat ge ze hebt meege- het zal blijken, wat groote dingen God aan hem-gedaan heeft en zijne daden zullen het verkondigen geheel de wereld door. Waarlijk al te lang reeds heeft men hier 'toegezien, oogluikend toegelaten lang genoeg Tieeft men de oogen gesloten, is men blind geweest voor het zwarte akelige spook van wreede ellende, dat voor onze blikken groo- ter en machtiger oprijst en geen erbarmen kent. En vanwaar komt dat Dat komt alleen van eigene gehechtheid aan den drank. Dat komt van eigen schuld dat alleen is de oorzaak. Onze gehechtheid heeft hetschul- dige verbloemd. De tijd is er, dat men ook hier het oog eens opent voor de naakte waar heid. Het stof moet uit het oog verwijderd, met helder oog moet men de waarheid dur ven zien. Partijdigheid moet afgeworpen, de wettelijkheid moet ons overtuigen. Zonder die overtuiging zou ons pogen niets zijn, want alleen krachtige overtuiging leidt tot krachtige daden. Welnu, gaat men de wer kelijkheid met onbevangen geest leeren ken nen, dan moet men 't wel geloovendat hij de drankduivel, God bestrijdt, het lichaam uitmergelt, de ziel door 't slijk sleurt, ver trapt. Eu wil men 't niet gelooven dan is men Pharizeër, die ziet en toch blind blijft; dan is men iemand zonder hart, dan is men koud als marmersteen, gevoelloos, zonder medelijden met de scharen. Maar laat mij onder de honderde over tuigende feiten nog een greep doen, om ze aan uw oog te kunnen voorstellen. Buckingham, lid van het Engelsch parle ment, hield eens over 't bewuste onderwerp eene redevoering tot eene menigte van ar beiders. Een van dezen maakte hem de op merking zonder alcohol kau ik niet zoo flink werken". Aanstonds stelde hij den arbeiders voor, zelf de proef eens te nemen, of, hetgeen die één wilde verkondigen, ook bracht, mijn goede Robert, zeide zij, laat me u daarvoor een kus geven. Maar zij deinsde eensklaps terug, toen zij, bij het licht van de lamp, zag hoe bleek en ver wrongen mijn gelaat was en hoe het zweet op het voorhoofd parelde. Mijn hemel, wat deert u P vroeg zij. Ik hebik heb Barley gedood, stamelde ik. Mijn God, dat is onmogelijk, ge vergist u. Neen, hij is dood. Ik hief mijn handen op en hield die voor haar gelaat. Deze handen hebben hem verworgd. Zij deinsde vol afschuw terug, maar eensklaps zeide zij Maar dan zal men u vervolgen, hier komen, u gevangen nemen, ons geld afnemen, o I neen, o 1 dat niet. Zij deed het pakje bankbilletten tusschen haar •orset verdwijnen en greep mijn arm. Kom, we moeten ons redden, gelukkig is onze vlucht verzekerd, anders.... Zij trok mij mee de trap af en ik volgde haar, onthutst, bevend willoos, gebroken door het vreeselijke voorval. Zij had ons kind in mijn armen gelegd en de instinctmatige vrees, mijn zoon tegen de muren te stooten, maakte dat ik met vaste schreden liep. Wij ontsnapten door de kleine tuindeur en gingen den weg naaar Issoire op. YVij vluchtten met gebogen hoofd, zonder een enkel woord te wisselen. Daar achter ons in de duisternis hadden wij verwarde kreten, geroep, geraas gehoord, wij werden reeds vervolgd. 01 die onbeschrijielijke ang6t van den vluch tenden misdadiger. De maan, die eensklaps door de wolken boorde, deed dezen angst ten toppunt stiigen. Reeds hoorden wij in de verte voetetappen op den hardbevroren grond. Men vervolgt ons, zeide Georgette, wij zijn verloren. Het dreigende gevaar, dat thans zoo nabij was, gaf mij al mijn tegenwoordigheid van geest terug. Nog een paar schreden en wij zouden het dwarspad bereikt hebben, dat naar de pont van de pannen- bakkerij voerde. Spoedig, zeide ik tegen Georgette, ga gij dat dwarspad op, ik loop op dezen weg voort om hen waarheid bevatte. Werkt ééne maand zon der alcohol te gebruiken en bespieden wij* dan de uitwerkselen, zoo sprak hij." Eene breede schaar ging op het voorstel in. En na eene maand Hunne krachten waren vermeerderd, niemand was van het werk weggebleven, de eetlust was toegenomen, des Zaterdags gevoelden zij zich niet zoo vermoeid en zij hadden heel wat meer in de beurs. De slotsom was, dat zij Buc kingham mededeeldenons besluit is //doorgaan zooals wij begonnen zijn." Dr. Parkes, die om zijne waarheidsliefde in Engeland bekend staat, nam een proef met soldaten. Hij splitste een groep soldaten van denzelfden leeftijd, van denzelfden li chaamsbouw, die in dezelfde omstandigheden verkeerde en hetzelfde voedsel ontvingen in twee afdeelingeu. Beide afdeelingen legde hij denzelfden lichamelijken arbeid op. De eene echter had het voorrecht alcohol te krij gen, de andere afdeeling kreeg geen drop. In 't begin waren de bevoorrechten de an deren te knap af. Spoedig echter was erop den thermometer hunner krachtsontwikkeling niet geringe daling merkbaar, zij bleven veel ten achter. De proef werd omgekeerd. De uitwerkselen waren dezelfde. Alcohol spant voor een korten tijd de krachten in, doch heeft afmatting ten gevolge. Niet weinigen zullen het zelf ondervonden hebben. Nog een proef van denzelfden Dr. Parkes. Bij jonge lieden met een gezond gestel telde hij de polsslagen van een dag, waarop zij zich, heel sobertjes bij water, beperkten. Ver volgens gaf hij hun gedurende één dag wat licht bier. Hij telde toen 4000 polsslagen meer. Toen zwaar bier8000 polsslagen meer. Toen 1/i liter brandewijn: 18,000 polsslagen meer. Gij begrijpt nu hoe alcohol voor zijn tijd het lichaam kan sloopen. Men moet het wel gelooven van het spoor te brengen en dan kom ik, dwars door het veld, bij u. Mijn God, mijn God, zuchtte zij met bevende stem, ik beu bang, ik ben bang. Ga zeg ik u, het is ons behoud. Tegelijk gaf ik haar het kind. Hemel, wat zal er van ons worden? Binnen tien minuten ben ik bij u. Ga na, wackt mij aan den oever der rivier. Ik zal nooit zoover kunnen loopen. fi _-^Ga, riep ik op bevelenden bijna dreigenden toon, zij naaeren, wanneer ge niet gaat, dan zullen zij ons beiden gevangen nemen. Die waarschuwing deed haar een weinig moed vatten, zij ging eindelijk en nam het kind mee. Ik liep met verdubbelde snelheid voort en ging naar het midden van den weg, opdat zij mij goea zouden zien. Zooals ik het voorzien had, gebeurde het ook. De menschen van Miramont sloegen alleen acht op mij en liepen voorbij het dwarspad zonder zich op te houdeD. Ongeveer een mijl ver vluchtte ik voor hen uit en zorgde er voor dat de afstand tusschen mij en mijn vervolgers niet kleiner, maar ook niet grooter werd. Eensklaps maakte de weg een sterke krommiDg, die, met het dichte kreupelhout aan weerszijden, mij voor eenige oogenblikaen aan hun oog onttrok. Dat was een gunstig punt om hun het spoor bijster te maken, ik verliet eensklaps den gebaan- den weg, ging door het kreupelhout en liep dwara door het veld naar de veerpont. De list slaagde naar wensch, zij zagen mij niet en liepen voort. Toen ik aan den oever der rivier kwam, op de plaats waar de pont altijd lag, vond ik haar niet. De boot lag er niet meer. Ik vergiste mij zeker Neen, mijn oogen, weldra gewend aan het on zekere maanlicht, zagen duidelijk aan den overkant der rivier een donker voorwerp in het water liggen, dat moest de pont zijn. En Georgette En het kind Mijn God, wat zou er gebeurd zijn? Was zij de rivier overgestoken Waarom had zij niet op mij gewacht? Alles was toch eenzaam en stil, niemand had haar vervolgd. (Wordt veivolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1899 | | pagina 1