Nummer 40.
Donderdag 18 Mei 1899.
22e Jaargang.
Toegewijd aart Handel, Industrie en Gemeentebelangen,
ANTOON TXELE1",
Bekendmaking.
FEUILLETON.
UITGEVER:
Waalwijk.
De Philippijnen Aguinaldo.
De Echo van het Zuiden,
Wulf (jkxdr cd Langslraatscto Courant
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden 11,
Franco per post door het geheele rijk fl,15.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advertentiën '1 7 regels f0,60; daarboven 8 eent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven t worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land° worden alleen aangenomen door het ad verten tiebureau van
Adole Steiger, Hamburg. Reclames 15 cent per regel
Kiezerslijst.
Het Gemeentebestuur van Waalwijk brengt ter
openbare kennis, dat op den 22 Maart j.l. vast
gestelde kiezerslijst, van den 15 Mei e.k. tot den
15 Mei van het volgende jaar van kracht blijft,
behoudens het bepaalde bij het 1ste lid van art.
34 der kieswet en voor een iider op de secretarie
ter inzage blijft nedergelegd, terwijl zij in afdruk
tegen betaling der kosten verkrijgbaar is.
Waalwijk, den 15 Mei 1899.
Het Gemeentebestuur voornoemd
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
INRICHTINGEN, welke gevaar, schade of
hinder kuuneu veroorzaken.
Burgemeester en Wethouders der Gemeente
Waalwijk brengen ter openbare kennis, dat ter
Gemeente-Secretarie ter inzage ligt een verzoek
met bijlagen van J. Fransen, om vergunning tot
het oprichten van eene Schietinricliting met boog
en pijl (Doelen) op een perceel gelegeu alhier,
kadastraal bekend in Sectie B. No. 1498.
Op Maandag, den 29 Mei 1899, des voorroid-
dags te elf uren, zal in het raadhuis alhier gele
genheid bestaan om bezwaren tegen dit verzoek
in te brengen en deze mondeling en schriftelijk
toe ts lichten.
Zoowel de verzoeker als zij, die bezwaren heb
ben, kunnen gedurende drie dagen, vóór het bo
vengemelde tijdstip, op de secretarie der gemeen
te kennis nemen van de ter zake ingekomen
schrifturen.
Waalwijk, den 15 Mei 1899.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
De Burgemeester der gemeente Waalwijk, roept
bij deze op
G. P. VAN HULTEN,
verlofganger dezer gemeente van 1896 en belioo-
rende tot het Korps Genietroepen om op 14 Juni
1899 te Utrecht onder de wapenen te komen.
Waalwijk15 Mei 1899.
De Burgemeester voornoemd,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
VI.
57 Gevangen.
De drie politiebeambten namen Robert Duhesme
op en laadden hem op hun sterke schouders, ter
wijl Bataille beval
Nu vooruit en vlug.
Met vasten tred droegen zij hem weg door de
breede gang, waar het dikke tapijt hun voetstap
pen smoorde en verder langs de dienstbodentrap
naar beneden.
Buiten stond reeds een gesloten rijtuig met
plaats voor vier personen, Robert Duhesme werd
daarin geworpen, Bataille zette zich naast hem,
twee agenten namen tegenover hem plaats en de
derde klom bij den koetsier op den bok.
Vooruit! beval Bataille.
De koetsier was wel wat verwonderd over zijn
zonderlinge passagiers, maar een paar woorden,
die zijn buurman op den bok hem in het oor
fluisterde, stelden hem voldoer.de op de hoogte,
hij legde de zweep over het paard en het rijtuig
rolde met tamelijke snelheid de straat door.
Hè, hè, zeide oom Daniël, terwijl hij het op
het trottoir stond na te kijken, dat is gebeurd
geen nood meer goed afgeloopen.
Hij ging terug in huis, waar hij terstond ver-
cL VK66D
Tegelijkertijd klonk er een luide stem door 't
hotel.
Robert 1 Robertriep die stem vol angst.
Het geroep kwam van de eerste verdieping, het
naderde meer en meer en werd aldoor dringender.
Tevens ontstond er eene groote opschudding in
huis, bedienden snelden van alle kanten toe.
Robert! Robert! herhaalde de stem, thans
op de benedenverdieping. Robert! Waar zijt ge?
Wat heeft men met u gedaan?
Deze kreten werden geslaakt door Bernard Di
Prabert, die met bloot hoofd, angstig rollende
oogen en verwarde haren en baard overal rond
liep. De ongelukkige had zijn vrouw in de handtn
Waar de Spanjaarden, gewoon aan het
klimaat, gebroken door de guerrilla's, niet
hebben kunnen overwinnen, was het te voor
zien, dat de grootendeels ongeoefende solda
ten der Unie nog minder zouden slageu.
Zoolaüg de Philippino's hebben kunnen
denken, dat men oprecht was, toen men hun
zei, dat de gesterde vlag der Vereenigde
Staten hun in haar plooien de onaf hankelijk-
heid bracht, hadden zij de wapenen neer
gelegd. Maar spoedig begrepen zij, dat zij
slechts van meester zouden verwisselen. En
de strijd is hervat, heviger dan ooit, tegen
de nieuwe overweldigers.
Men heeft gezegd, dat de Philippijnen de
streek der vulkanen zijn. De aardrijkskundi
gen schatten er het aantal kraters, die peri
odiek werken, op tweehonderd. Door hun
uitbarstingen zijn herhaaldelijk geheele dorpen
verwoest. Maar deze grond is niet alleen
geschud door natuurwerkingen: de opstanden
van zijn bewoners ziju even talrijk en steeds
heviger geweest.
In den loop dezer eeuw moesten de Span
jaarden in den archipel 30 a 40 opstanden
dempen. De belangrijkste waren die van
1812, 1823, 1841, 1848 en 1872, zonder te
spreken van den laatsten, die voor goed het
Spaansche juk heeft afgeschud. Iedere maal
was de onderdrukkiug bloediger, telkens ook
werd de haat der Philippinos's grooter.
De Amerikanen dachten, dat de haat ge
doofd zou zijn, van het oogen blik, af, dat de
Spanjaardeu geen meester meer waren. Zij
rekendeu echter zonder Aguiualdo, die tegen
de Vereenigde Staten opnieuw den krijg
heeft doen ontbranden, welken men geëindigd
waande.
En de Philippino's bieden een hardnek-
kigen tegenstand in een moeielijk te verr ve
ren land, waar de Spaansche soldaten niet
durfden vooruitrukken, dan nadat zij troepen
honden als verkenners hadden vooruitge
zonden.
Aguinaldo is de ziel van den Pnilippijn-
schen opstand. En toch, als men zich hem
voorstelt, zooals zij, die hem gezien hebben,
van Leoriore overgegeven en was daarop haastig
naar zijn kamer teruggekeerd. Hij hoopte daar
Robert terug te zullen vinden en met angstig
verlangen wenschte en vreesde hij tegelijk
het ontzettend geheim te kennen, waarvan hij een
somber voorgevoel had gekregen, toen hij zijn
broeder en zijn vrouw tegenover elkaar zag.
De kamer was ledig. Robert was er niet meer.
Wel ontdekte hij sporen van een worsteling
een stoel was omgeworpen, een arm van de leu
ning van de fauteuil was gebroken, op het tapijt
waven verscheidene slijksporen.
Mijn God, zij hebben mijn broeder gevangen
genomen en weggevoerd riep hij uit.
Hij begon te snikken van smart, woede en ver
ontwaardiging en riep uit alle macht:
Robert I Robert I
Hij snelde de gangen door, de trap af naar de
benedenverdieping en aan alle bedienden, die hem
nieuwsgierig in de vestibule tegemoet liepen,
vroeg hij
Wat is er gebeurd, vrienden? Ik bid u, zegt
mij, wat gij weet, wat gij gezien hebt.
De lakei, die op bevel van oom Daniël het
huurrijtuig was gaan halen, kreeg medelijden
met hem en antwoordde:
Wat er gebeurd is, mijnheer? De politiebe
ambten, die hier de wacht hielden, hebben een
gevaarlijken misdadiger, waarop zij loerden, ge
arresteerd en meegenomen. Ik geloof dat hij een
ontvluchte galeiboef van CayeDne is.
Gearresteerd riep Bernard uit, hem, mee
genomen, in mijn huis, o, God I o, God 1
Verbijsterd door den schok van zooveel achter
eenvolgende ontroeringen, wankelde de grijsaard
en zou op den grond gevallen zijn, indien de
bedienden niet waren toegesneld en hem hadden
opgevangen.
Boven aan de groote trap vertoonde zich Au-
rélien De Prabert eu sloeg dit tooneel door zijn
monocle gade.
Achter hem verborg zich oom Daniël.
Aurëlieti beval:
Geleidt mijnheer De Prabert naar zijn slaap
kamer en gaat een dokter roepen.
En zacht voegde hij er bij
Op mijn woord, mijn vader is krankzinnig
geworden en wel te rechter tijd.
hem beschrijven, lijkt het onwaarschijnlijk,
dat deze man met zijn gladde gezicht, zijn
kleine gestalte mager en schraal, fysieke
kracht heeft, om als opstandelingen-opper
hoofd op te treden maar in zijn broos
lichaam bergt Aguiualdo een stalen wilskracht,
een buitengewone volharding. Bii verschil
lende gelegenheden heeft hij blijk gegeven
van groote dapperheid en soms ook door
daden van wreedheid, heeft hij getoond, dat
hij voor geen enkel middel io den strijd
terugdeinst.
Als zoon van een landbouwer uit het dorp
Imus in de provincie Cavile, had hij lang
met de zijnen te lijden onder de vreemde
overi.eersching. De Spaansche kolonisten
betwistten door tallooze processen aan zijn
vader het eigendomsrecht op zijn rijst- en
suikerrietvelden. De jonge Aguinaldo verborg
zijn wrok niet. Van de hoogeschooi te Santo
Thomas werd hij bijvoorbeeld weggejaagd,
omdat hij zijn medestudenten tot insubordi
natie had aangezet. Hij werd daarna op de
normaalschool te Manilla geplaatst, waar hij
nog was, toen zijn vader stierf. Hij keerde
toen (5 jaar geleden) naar Imus terug en
ziju eerste daad (hij was 23 jaar) was, zich
aan te sluiten bij een geheime vereeniging,
in de inboorlingentaal Katipunan genaamd,
die reeds 250.000 leden telde en die ten
doel had, een stelselmatigen weerstand te
organiseeren tegen de belastingontvangers en
tegen de Spaansche overheerschiug te strijden.
De geheime vereeuigingen waren zeer tal
rijk. In de provincie Cavite alleen bestonden
er 16. Maarschalk Blanco, gouverneur der
Philippijnen, wilde ze ontbinden en op zijn
last werden 2C00 inboorliugen, zonder zich
voor een rechtbank te hebben kuunen ver
dedigen, doodgeschoten, in de gevangenis
geworpen of verbannen. Het oogenblik was
gunstig, om het sein tot den opstand te ge
ven. Op een teeken van Aguinaldo ontstond
een algemeen oproer onder de Philippino's.
Het was in 1893. Aguinaldo, wiens popula
riteit met den dag toenam, redigeerde een
maandblad in de Tagalsche taal, dat den
titel voerde van Kalayaan (vrijheid). Daarin
schreef hij eens„Het idee, Spanje als de
DERDE DEEL.
Falsaris.
I.
Martineau wordt verliefd.
De woning, die kapitein Filip Dorraelles voor-
loopig had gehuurd in de rue Bonaparte no. 70,
bestond uit een salon, een eetzaal, een studeer-
en een slaapkamer, benevens een zijkamertje,
waar de brave Jules-Leonidas Martineau sliep.
Het leven te Parijs beviel den goeden jongen
opperbest. Hij had alleen des morgens deiaarzen
van den kapitein te poetsen, de kleederen uit te
kloppen en at te borstelen, in de kamers de stof
af te nemen en verder was hij den geheelen
dag -vrij.
Dan ging hij voor het venster zitten, rookte
zijn' pijp en keek naar het gewoel op de straat
en naar de zware omnibussen, die van Batignolles
over Clichy naar het Odeon reden, of, als hij de
klok van Saint-Sulpice hoorde luiden, naar de
viome schare die ter kerke toog.
Wanneer hij zijn ontbijt had gebruikt, ging hij
een wandeling maken langs de boulevards, kwam
tegen vijf uur terug om de bevelen van zijn ka
pitein te vernemen en deed vervolgens den ge
heelen avond en zelfs den nacht, waar hij lust
in had.
Hij was trouwens verstandig en maakte vol
strekt geen misbruik van de goedheid en dank
baarheid van Filip. Hij hield de kamers zindelijk
en goed in orde en ging nooit uit zonder de deur
zorgvuldig te sluiten en den sleutel mee te
nemen.
Zoo zat hij op zekeren morgen weer voor het
venster met zijn pijp in den mond en keek vol
welgevallen naar ae borduurstertjes, die zich naar
de in die buurt zeer talrijke modemagazijnen en
ateliers begaven, toen hij eeitsklaps iets zag, dat
bijzonder zijn aandacht trok.
Het was een mooi meisje, zeer eenvoudig maar
toch met veel 9iuaak gekleed, met een figuurtje
slank en buigzaam als riet en bevallige, aller
liefste bewegingen.
Zij liep over het trottoir aan den overkaut,
bleef voor het huis staan en keek naar boven,
waarbij haar levendige, zwarte oogen op Marti-
moeder der Philippijnen te beschouweD, moet
uit de gedichten der Philippino's gewischt
worden. Zulk een moeder bestaat niethet
is een tiran, die zich met het geld der in
boorlingen dik maakt door de tallooze be
lastingen, welke hun zijn opgelegdmen
moet. zelfs met geweld, strijden tegen alles,
wat Spaansch is."
Maarschalk Blanco gelastte, Aguinaldo te
arresteeren. Deze maakte zich gereed, zich
ie voegen bij de opstandelingen, die in de
bergen van Cavite de wijk hadden genomen.
De Spaansche officier, die hem moest gevan
gennemen, verscheen voor zijn woning met
12 soldaten. Zonder aarzelen schoot Agui
naldo den officier een kogel door het hoofd
en richtte vervolgens een toespraak tot de
soldaten, wien hij verweet een land te dienen,
dat sedert eeuwen de bevolking onderdrukte.
De soldaten volgden hem en voegden zich
bij de opstandelingen.
Een Spanjaaid heeft eens van't Spaansche
bestuur over de Philippijnen gezegd »Wij
hebben deze colonie, waar de inboorlingen,
de creolen en de mestiezen bekend waren
om hun zachtaardigheid, willeu regeeren met
soldaten wij hebben er een soort militaire
en theocratische lijfeigenschap ingevoerd en
sedert 300 jaren hebben wij de bewoners
met steeds zwaardere belastingen geruïneerd."
Kan er wel harder critiek worden gezegd
En toch vormden de Philippijnen eertijds „de
schoonste loot aan de kroon der Spaansche
koningen."
Aguinaldo heeft niet veel moeite gehad
m ;t de oude woede eu haat op te wekken,
toen hij zijn aanhangers verklaarde, dat men
met de Amerikanen slechts van onderdrukkers
zou verwisselen. En toch heeft hij, toen^ de
Vereenigde Staten pas in den archipel
kwamen aan een verbond gedacht. Hij zag
zich zelf reeds als president van de Philip—
pijnsche Republiek, want de bevelvoerende
admiraal der Amerikaansche vloot had hem
2 veldstukken, geweren, en schietvoorraad
geleverd eD hem het recht gegeven, uit het
arsenaal te Cavite de oude wapenen te nemen,
ten einde ze onder zijn volgelingen te ver-
deelen. Maar toeu hadden de Amerikanen
neau gericht schenen.
De brave jongen kreeg een kleur van genoegen
en bracht onwillekeurig vinger en duim aan de
eerste haartjes van een knevel, die zich op zijn
bovenlip vertoonden.
Verduiveld, wat'n mooie meid, mompelde hij.
Toch was bij verstandig genoeg om in te zien,
dat de schitterende oogen van het meisje niet op
hem gevestigd waren, maar dat zij naar omhoog
keken. Hij liet dan ook de haartjes van zijn aan
staanden knevel met rust en mompelde:
Neen, Martineau, jongen, zij kijkt niet naar
u, wat zou er ook aan u te zien wezen. Maar
zoo zij niet naar mij kijkt, dat lieve kind, waar
kijkt ze dan naar? Wat drommel kan er voor
buitengewoons aan ons huis te zien wezen, het
is toch een huis zooals alle andere huizen.
Door nieuwsgierigheid gedreven, schoof hij, ter
wijl dit zeide, het venster open leunde er uit
zoover hij kon er. liet een vluchtigen blik gaan
over den gevel van het huis van boven tot onder.
Niets, zelfs geen kat die over een kozijn liep.
Maar wat dan 9
Ik ben erl riep Martineau, terwijl hij het
hoold terugtrok en het raam weer dichtschoof.
De tweede verdieping staat leeg, zij kijkt naar
het verhuurbillet. Kijk, kijk, kijk, kijk I Als zij
eens een buurvrouwtje van mij werd. Wel ver
duiveld, wat een allerliefst buurtje zou dat zijn 1
Martineaukon zijn vreugde bijna niet bedwingen.
Jawel, het is zool riep hij uit. Zij gaat het
huis binnen om den huurprijs en de conditiën te
vragen aan de eerbiedwaardige juffrouw Ber-
gougnous, de portierster van het huis, die zoo
leelijk is als een nachtuil, maar zoo goedig als een
schaap, tenminste als men haar nu en dan maar
eens een fleschje cognac, een doosje snuif of een
paar francs geeft. Met cogDac, snuif en francs
kan men van moeder Bergougnous alles gedaan
krijgen, daarmee vangt men haar altijd, dat mist
nooit. Overigens is zij een goedig schepsel, al
heeft ze nu juist het buskruit niet uitgevonden.
Ja, ja, alles goed en wel, maar zal zij genoeg met
haar tijd zijn meegegaan om te begrijpen dat een
mooi vogeltje in een mooie kooi hoort en dat
men voor een lieve jonge dame wat toegeeflijk
moet zijn. Dat is nu maar de vraag.
(Wordt vervolgd.)