Nummer 44. Donderdag 1 Juni 1899. 22e Jaargang. Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen. AMTÖÖN TIELEN, FE VÏLLETObT^ Bekendmaking. ONZE MEELHANDEL. Staatkundig overzicht. UITGEVER: Waalwijk. 2® NASCHRIFT De Echo van het Zuiden, Witalwijksflif en Uiiplraafsehf Courant. Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden 1' 1, Franco per post door het geheele rijk f 1,25. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Adveütentiën '1 7 regels f0,60; duarboven 8 eent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaalsi» g opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van Adolï Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. INRICHTINGEN welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Waalwijk brengen ter openbare kennis, dat ter Gemeente-Secretarie ter inzage ligt een verzoek met bijlagen van C. Appels wonende alhier, om vergunning tot het oprichten van eene schietin- richting met boog en pijl (Doelen) op het perceel gelegen alhier kadastraal bekend in Sectie B, No. 1467. Op Maandag, den 12 Juni 1899, des voormiddags te elf uren, zal ten raadhuize alhier gelegenlieid bestaan om bezwaren tegen dit verzoek in te brengen en deze mondeling en schriftelijk toe te lichten. Zoowel de verzoeker, als zij, die bezwaren hebben, kunnen gedurende drie dagen, vóór het bovengemelde tijdstip, op de Secretarie der Ge meente kennis nemen van de ter zake ingekomen schrifturen. Waalwijk, den 29 Mei 1899. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, K. DE VAN DER SCHUEREN. De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. Mijnheer de Redacteur. Ik verzoek U beleefd plaats voor het vol gende. W. Zooals men weet, heeft de meerderheid der Kamer-commissie, die het adres van meella brikauten te onderzoeken had, zich doof getoond voor het verzoek om een matig in voerrecht op buiteulandsch meel te heffen. Niet alzoo de minderheid (de heeren Dob- belmaun en De Waal MalefijtDeze wijzen erop, dat in Belgie sinds bijna vier jaren 2 frs. invoerrecht wordt geheven, en zulks niet ten gevolge heeft gehad, dat de meelprijzen er verhoogd zijn. Uit eene vergelijking van wekelijksche prijsnoteeringen, geregeld voorkomende in de „Bakkerscourant", blijkt dat over de jaren Falsaris. I. 61 M.irtincau wordt verliefd. Wat zou men nu toch tegen hen kunnen aan vangen in zoo korten tijd en te midden van de drukte en het gewoel van de wereldstad met haai drie millioen inwoners? Immers niets 1 Zoo droomde en peinsde de gelukkige jonge man voort, geheel opgaande in zijn vreugde en inmiddels hielden de gedachten van zijn trouwen vriend Martineau zich uitsluitend bezig met me vrouw Bernadette liegnaut, de nieuwe bewoonster van de tweede verdieping van het pand no. 70 aan de rue Bonaparte. Hij verkeerde in zulk een staat van opgewondenheid, dat hij zijn geheele dejeuner vergaten dat was een ernstig teeken, zeer ernstig. In plaats van, volgens zijn vaste gewoonte, naar zijn koffiehuis te gaan, doolde hij een tijdlang rond de portiersloge van moeder Bergougnous. Daarop kreeg hij eensklaps een denkbeeld, hij snelde naar boven, naar zijn kamertje, verwisselde \an kleedingen de netgekleede heer van zooeven was weder de soldaat Martineau. Het bleek weldra, dat hij met deze gedaante verwisseling een vermetel doel voor oogen had, want toen hij gereed was, mompelde hij Op die manier gaat het gemakkelijker en natuurlijker. Omstreeks twee uur hield een verhuiswagen voor het huis stil en daaruit werd een allerliefst slaapkamer-ameublement afgeladen. Aha, zeide Martineau, die na zijn verwisseling van kleedij aan het venster was gaan zitten, in afwachting van de dingen die komen zouden, ons lief buurvrouwtje zit fijn in haar meubelen, ver duiveld, dat is niet gering. Twee bestellers hingen een takel uit en heschen stuk voor stuk naar boven. Omstreeks vier uur hadden zij alles bovenge bracht en op zijn plaats gezet en een half uur 18951898 het invoerrecht op de Belgische meelprijzen bijna niet heeft geïnfluenceerd. In 1896 waren de Belgische noteeringen dooreer.genomen 18 cents per 100 Kg. hooger dan hier te lande' doch door herleving der binnenlandsche meelindustrie eu daardoor toenemende concurrentie verdween dit. ver schil hoe langer hoe meer en stonden reeds in 1897 de pnjzen van meel in België en hier vrijwel gelijk. Op 11 Maart van dit jaar noteerde volgeus de „Bakkerscourant», de Société Anonyme te Merxem haar meel No. 0 a i 10 franco Amsterdam, terwijl in het zelfde blad de firma Joh. Koopmans Co. te Amsterdam in haar marktbericht als prijs van No. O f 10.25 aangeeft. Opmerking verdient daarbij uog, dat terwijl op 27 Maart van dit jaar, de prijs van ge build waterbrood aan de fabriek Ceres te Amsterdam 9 cents per 0.62 Kg. bedroeg, of 14.51 cent per Kg., op 22 Maart de prijs van de 1ste kwaliteit waterbrood aan de Grande Boulaugerie te Antwerpen 22 centimes of 10.56 cent beliep, terwijl er sprake van was, dat de prijzen spoedig zouden afslaan, zoodat blijkbaar op den broodprijs andere factoren grooten invloed uitoefenen. Wat wèl een gevolg is geweest vau de heffing van het invoerrecht op meel in Belgie, is eene aanmerkelijke toename van het aantal en den omvang der meelfabrieken aldaar. Op het einde van 1897 waren er in Belgie niet minder dan 13 fabrieken, die sedert Juli 1895 öf nieuw gebouwd öf vergroot óf wel opnieu.v in gang gebracht waren, terwijl zij vóór dien datum stil stonden. De gezamen lijke productie dier fabrieken alleen, bedroeg toen reeds 375.000 Kg. per dag. Te gelijkertijd was de invoer van meel, die iu 1894 ruim 74 millioen Kg. bedroeg, over 1897 tot 22 millioen Kg. verminderd, eeue vermindering, die vooral de slechte meelsoorten betrof, welke nu niet meer met vocndeel konden worden geïmporteerd. De be teekenis, die een matig invoerrecht op meel voor de fabrikanten van dat artikel heeft, is niet dat op den duur hoogere prijzen worden later hield een rijtuig voor het huis stil, vol doozen, pakjes en mandjes en met twee groote koffers op den bok, zoodat er voor den koetsier bijna geen plaats om te zitten overbleef. De portierster snelde toe en, als bij toeval, kwam Martineau juist achter haar. Toen moeder Bergougnous het portier van het rijtuig opende, stapte, gelijk Martineau trouwens wel verwachtte, mevrouw Bernadette Regnaut uit. en daar de eerbiedwaardige huisopzichteres wel gedienstig maar niet zeer handig was en zij ook onmogelijk al die doozen en pakjes tegelijk kon aannemen, snelde Martineau toe en zeide ract zijn vriendelijksten glimlach Wanneer mevrouw het mij toestaat, wil ik mij wel met die bagage belasten. De jonge dame, verbaasd over deze onverwachte dienstaanbieding, keek hemeenigszinstwijfelachtig aan, waarop Martineau zich terstond in positie stelde alsof hij tpgenover een generaal stond en met de hand aan zijn politiemuts voortging Een soldaat van ons dierbaar vaderland, het schoone Frankrijk., moet altijd trachten zich ver dienstelijk te maken. Zij antwoordde nog niets, maar hield haar 6clioone, zwarte oogen onafgewend op Martineau gericht. Deze had reeds een groote stapel doozen in zijn armen genomen, maar toen de dame nog altijd bleel weifelen, trok hij zijn gezicht in een oolijüe plooi en zeide, terwijl hij een beweging maakte, waardoor de geheele doozen pyramide op de straatsteenen dreigde te komen Ik wil evenwel mijn diensten niet opdringen en wanneer mevrouw vindt dat ik wat al te onbescheiden ben, dan Zij maakte een beweging van 6chrik over het gevaar, waarin haar doozen verkeerden en tegelijk moest zij lachen om het kluchtige gelaat van baai- gedienstigen geest. Neen, neen, neen, 't is goed I riep zij uit, gij zijt wel vriendelijk, laat maar niets vallen. Martineau richtte zich kaarsrecht op. Geen nood, mevrouw, zeide hij, als ik iets vast heb, laat ik het nuoit vallen, ten minste zelden. Dat wil ik maar hopen, mijnheer, zeide zij, want ge hebt daar een aantal voorwerpen in uw handen die mij zeer veel waard zijn en die ik niet gaarne zou missen. bedongendoch bestaat daarindat de invoer uit het buitenland afneemtzoodat de binnenlandsche fabriekendoor grooteren omzetmet volle kracht kunnen werkenwaardoor de productiekosten ver minderen en bij gelijke lage prijzen toch nog winst roordt behaald Men leze de laatste gecursiveerde alinea als volgt De beteekenis, die een matig en oordeel kundig toegepast invoerrecht op leder, voor de fabrikanten van dat artikel heelt, is niet, dat op den duur hoogere prijzen loorden be dongen, doch bestaat daarin, dat de invoer van het buitenland afneemt, zoodat de bin nenlandsche looierijen, door grooteren omzet met volle kracht kunnen werken, waardoor de productiekosten verminderen en bij gelijke lage prijzen toch nog winst wordt behaald. W. Slechts voor de Duitschers in Oostenrijk zijn de Pinksterdagen zeer belangrijk geweest. Te Weenen waren de vertegenwoordigers van alle Duitsche patijen bijeengekomen, om de nationaal-politieke eischen van den Duit- schen stam in Oostenrijk te formuleeren en saam te vatten in den vorm van een program, dat voortaan de Duitsche leden van de mo narchie als met een hechten band zal omvat ten. De vaak met gejuich begroete, doch ook vaak met spotkreten ontvangen gedachte, aan een onderlinge samenwerking, een soli dariteitsgevoel, een steunen en vertrouwen op elkaar van alle Duitschers in de mouarchie zal door dit program worden verwezenlijkt. Het program der Duitsche partijen werd Zondagmorgen gepubliceerd. Alle Duitsche groepen van de coustitutioneele groot-grond bezitters tot de Christelijk-socialisïische, heb ben zich op dit program vereenigd. Het bevat in de allereerste plaats den Maak u maar over niets bezorgd, mevrouw, Jules-Leonidas Martineau zoo heet ik sapeur- micneur bij het 4e regi ment genie dat is mijn rang heeft nog nooit iets gebroken, vraag dat maar aan mijn kapitein als hij thuiskomt. Niet noodig, ik geloof u toch wel. Inderdaad, wil mevrouw mij de eer aan doen, mij op mijn woord te gelooven Die eer wil ik u wel aandoen, mijnheer Martineau. Dank u wel, mevrouw, dank u duizendmaal, wantja zekerOl maar als ge mij zoo aankijkt dan raak ik de kluts lieelemaal kwijt en dan weet ik niet meer wat ik zeggen moet. De jonge dame haalde even de schouders op en betaalde den koetsier, zonder zich verder om Martineau te bekommeren. Deze tamelijk van zijn stuk gebracht, begaf zich met zijn M-acht doozen naar huis. Terwijl hij de trap opklom, bromde hij: Dat heb ik nu weer eens mooi gemaakt, ik heb geestig willen zijn en ik ben zoo dom geweest als een eend. Wat behoefde ik haar dat allemaal te vertellen, waarvoor was het noodig, wie vroeg me er naar? Op mijn woord, wanneer iemand verliefd is, dan deugt liij nergens meer voor. Martineau, waar moet dat met u naar toe? Op die vraag gaf hij zelf het antwoord Naar de tweede verdieping en ben ik eenmaal zoover, dan zullen we de rest maar afwachten. Met de grootste omzichtigheid, om niets van zijn kostbare vracht te laten ontglippen, zette hij zijn weg voort en toen hij op de tweede verdieping kwam, waren de beide vrouwen reeds achter hem. De portierster had een kaars aangestoken, want in huis was het reeds geheel duister en terwijl zij haar nieuwe en vrijgevige huurster voorlichtte, begon zij weer de loftrompet te steken over haar beschermeling Martineau. Waarlijk, zij wil haar geld eerlijk verdienen, dacht deze, toen hij eenige woorden van de portierster opving. Het scheen werkelijk, dat de woorden van moeder Bergougnous, al verrieden zij geen schitterende welsprekendheid, goed werden op genomen, want de schoone dame luisterde er gewillig naar en verwaardigde zich zelfs nu en dan tot een glimlach. Martineau werd verzocht binnen te komen en eisch, dat de Duitsche taal zal worden ge handhaafd als algemeene taal voor het leger, voor het Parlement en voor de ambtenaren alle ambtenaren moeten bewijzen, dat zij, naast hun landtaal, ook het Duitsch volko men machtig zijn. In verband hiermede eischen de verbonden partijen de ontheffing van alle taalverordeningen en de wettelijke vaststelling van de taalgebieden der onder scheidene volken van de monarchie, waarbij de wijze van onderwijs, godsdienst-prediking, rechtspraak euz., in de verschillende talen wordt geregeld. Daarnaast bevat het program een aantal wenschen, betreffende de buiteulandsche staatkunde der monarchie, die in meer dan één opzicht merkwaardig zijn. Het verbond met het Duitsche rijk, dat aan de monarchie het behoud van den vrede verzekert, moet onverbreekbaar worden ge sloten in het belang van de economische ontwikkeling van het rijk moet een krach tiger deelneming aan het wereldverkeer wor den bevorderd, en ter bescherming van de inheemsche productie tegen buiteulandsche concurrentie een nauwe aaneensluiting van de Europeesche staten worden verkregen. De bedoeling hiervan is, zegt de Neue freie Presse, om een tol-unie tusschen de Europeesche staten te doen ontstaan, om aan de concurrentie van Japao, China en de Vereenigde Staten het hoofd te kunnen bieden. Met Duitschland willen de Oostenrijksche Duitschers niet alleen het militair verbond hechter maken, desnoods door wettelijke be palingen, maar zij verwachten van dat ver bond ook vooruitgang voor de monarchie op het gebied van beschaving en van wel vaart. Met Hongarije willen zij een overeenkomst aangaan op geheel nieuwe grondslagen, waar bij tegenover gelijke plichten, gelijke rechten staan en waardoor een toestand word ge schapen, die niet meer van invloed kan zijn op de binnenlandsche staatkunde van elk der beide rijken, doch die een geregelde op een tafeltje in de voorkamer zette hij zijn vracht neer. Mevrouw Bernadette Regnaut bedankte hem met een allerliefsten glimlach en een vriendelijk hoofdknikje. Ge zijt al te goed, mijnheer Martineau, ik ben u wel verplicht, zeide zij. Volstrekt geen dank, mevrouw, het was voor mij een genoegen, u dien kleinen dienst te kunnen bewijzen, was zijn antwoord. Hiermede verwijderde hij zich, tamelijk voldaan over de eerste kennismaking. II. Het complot. Terwijl Martineau aldus het eerste bedrijf vau minnespel afspeelde, zaten de vijanden van Filip Dormelles in het hótel De Prabert lang niet zoo stil en werkloos als de jonge kapitein dat ver onderstelde, maar niet alleen die vijanden, doch liet geheele hótel was in opschudding. Van des morgens zeven uur af werd er onder het bedienend personeel over niets gesproken dan over de geheimzinnige gebeurtenissen van den vorigen avond vooreerst het zonderlinge gedrag van den anders altijd zoo kalmen #mijnheer Bernard", daarop die plotselinge bewusteloosheid van mevrouw De Prabert, de arrestatie en liet weg voeren van den vreemdeling, een soort van bandiet die, men begreep niet hoe, het hótel was binnen geslopen zonder dat iemand hem gezien had en ten slotte de luide wanhoopskreten van den heer des huizes en zijn ongesteldheid, die daarop volgde. Men kan er van zeggen wat men wil, het is en blijft een duister zaakje, sprak mijnheer Cyprien de opperstalmeester. De heele boel staat hier overeind, antwoordde de eerste kamerdienaar van mevrouw, eveneens een gewichtige persoonlijkheid onder de bedien den van hot hótel. Zij staan in deze familie allen vijandig tegenover elkaar. De tante tegenover de nicht. De zoon tegenover den vader. Die arme, oude man, hij is gisteravond geheel buiten westen geraakt. Ik heb mijnheer Aurelien hooren zeggen Op mijn woord van eer, mijn vader wordt krankzinnig. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1899 | | pagina 1