Nummer 60.
Zondag 30 Juli 1899.
22e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
ANTOON TIELEN,
In 't groot en klein.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
FEUILLETON.
UITGEVER:
Waalwijk.
De gelegenheid, otn een schitterende daad
te verlichten, komt niet eiken dag voor en
wordt niet iedereen gegeven. Om door de
wereld als overwinnaar te worden uitgeroepen,
heeft men onderscheiden dingen noodig, die
niet zoo maar voor het grijpen liggen al
lereerst een commando, vervolgens een vijand
die krachtigen tegenstand biedt. De per
soonlijke eigenschappen, die iemand tot een
held stempelen, zijn misschien minder zeld
zaam dan wij ons voorstellen wat wel zeld
zaam mag heeten, dat is de samenloop van
omstandigheden, die er toe leiden dat al de
verschillende begaafdheden, aan welker ver-
eeniging op één punt men het te danken
heeft dat de groote daad wordt verricht
waarop de tijdgenooten roem dragen en van
welke de geschiedenis de herinnering be
waart, zich kunnen openbaren.
Met dit te zeggen doen wij in geen enkel
opzicht te kort aan de uitnemende verdien
sten van een man als Kitchener, den
heroveraar van Soedan, die niet slechts het
leger der fanatieke Derwischen versloeg,
maar tegelijkertijd over een lengte van hon
derden kilometers de ijzeren dubbellijnen tot
in het hart der woestijn trok en zijn stooin-
vaartuigen liet brengen op tot dusver voor
onbevaarbaar gehouden gedeelten van den Nijl.
Een taak van ontzaglijken omvang is door hem
tot stand gebracht; en door zijn voorbeeld
aangevuurd, door zijn leiding met ver-
Falsaris.
trouwen bezield, hebben duizenden Engel-
schen en tienduizenden Egyptenaren al hun
krachten ingespannen om het doel te helpen
bereiken. De wereld juicht het succes toe,
en terecht, want het is het eerlijk verdiende
loon voor groote opofferingen. Alleen, en
dat is minder edelmoedig, laat zij haar
lofspraken achterwege, wanneer door omstan
digheden, die niet waren te voorzien, de zoo
flink voorbereide en moedig aanvaarde on
derneming op teleurstelling uitloopt.
En dan, wat heeft zulk een held niet veel
véor Gedragen door de belangstelling van
een geheel volk, voortgestuwd door de ver
wachtingen van heel de beschaafde wereld,
ziet hij daar, in het verschiet, nauwkeurig
bepaald, een arbeid, dien op dit oogenblik
hij alleen kan verrichten. Al de vermogens
van ziel en lichaam trekken zicli samen in
één richting, elke handeling brengt hein
nader aan het glorievol eindehij voelt, dut
zijn bestaan een meer dan gewone beteeken is
heeft, en op den algemeenen regel, die van
elk menschenkind de onmisbaarheid uitsluit,
maakt hij bijna een uitzondering. Er gaat
van hem een kracht uit, die de sterkte wordt
van velen zijn naam is een stuk historie en
wat hem persoonlijk wedervaart, Is een oor
zaak van blijdschap of van droefenis in zeer
wijden kring. Voorwaar, wien het gegeven
wordt op die wijze uit te steken boven
geheel zijn omgeving, is niet slechts te
bewonderen, maar ook te benijden.
Wij zouden verkeerd worden verstaan als
uit onze woorden de gevolgtrekking gemaakt
werd dat het alleen de lauweren zijn op het
oorlogsveld gegaard, die de hoogste bekroning
zijn van heldenmoed en volharding, Nog
vele andere zegeteekenen worden bewaard in
het panthéon onzer groote mannen, die de
gelegenheid hebben weten te vinden om huil
naam aan een buitengewonen arbeid te
wil. Vijf francs heeft men er mij voor gegeven,
vijf francs, het moet du9 wel een gewichtige brief
zijn.
hechten. Zelfs is er reden, om aan deze
een meer duurzaam karakter toe te keuuen;
omdat aan de werken des vredes steeds wordt
voortgebouwd, omdat op de banen van weten
schap, van kunst, van practische menschen-
liefde, elke schrede de voorbereiding is tot
een nieuwe, en op dit terrein de groote
voorgangers elkander de hand reiken. Maar
er is in dit alles één e.n dezelfde grondge
dachte het gevoel, iets van beteekenis te
hebben verricht, een daad te hebben vol
bracht die een onuitwischbaar woord schrijft
in het boek der wereldgeschiedenis.
Voor ons, kleinen, zou men zeggen, ligt
daarin iets ontmoedigends. Ons is niet voor
beschikt de kans, onzen naam door de faam
verbreid te hooren onopgemerkt ten loo-
neele verschenen, zullen wij onzen weg
moeten bewandelen in stillen eenvoud, en
als we aan het eind zijn gekomen zal geen
kreet van bewondering vernomen worden
over de resultaten, door ons bereikt. Wij
gaan op in de massa en verdwijnen als deze.
Niet als een lichtende ster in de verte
schittert daar een ons opgedragen taak,
welker voltooiing de wereld in spanning
houdt en oin welke te voleindigen wij ge
drongen worden met vreugde alles ten offer
te brengen de eene dag volgt op den an
dere, voor ons medebrengende de doodge
wone afwisseling van leed eu vreugd, die
wij even diep gevoelen als de helden van
den tegenwoordigen tijd en van het verleden,
doch waarvan de belangrijkheid alleen voor
ons en voor enkelen in kleinen kring bestaat.
En ja, waarom is het eigenlijk aldus be
schikt Zou het niet kunnen zijn, dat onder
de ontelbare menigte dier kleinen, wier
levensloop ongezien daarheen gaat, nog zeer
velen gevonden werden, tot grootsche dingen
iu staat, indien hun slechts de gelegenheid
werd aangeboden Wie zal uitmaken of,
Ik zal het u uitduiden. Kijk, stel nu vcor
dat hier de Boulevard is, dan hebben we daar de
rue Auber en daar de opera
zoo wij voorzien waren van de hulpmiddelen
over welke veroveraars en ontdekkers be
schikken, wij niet met even goeden uitslag
de moeielijkste opdracht volvoerd zouden
hebben, aangezien het ons niet ontbreekt
aan ijver, aan volharding, en vooral aan
eerzucht?
Bij de onmogelijkheid, om op die vraag
een voor onszelven bevredigend antwoord
te vinden, willen we een andere doen. Ge
geven het feit, dat we maar voor een gering
deel de beschikking hebban over de keus
van onze levenstaak, hebben wij dan wel 't
recht om de wijze, waarop wij haar verrich
ten, te doen afhangen van de meerdere of
mindere belangrijkheid, die de wereld er aan
toeschrijft? Groot en klein zijn slechts be
trekkelijke begrippen. De maatschappelijke
samenwerking is te vergelijken bij een veld
tocht, waarvan het welslagen zoowel verbon
den is aan het beleid van den nederigsten
schildwacht, en Nelson's woord De Koning
verwacht, dat heden ieder man zijn plicht
zal doen, achtte de beroemde admiraal
zoowel van toepassing op zichzelven als op
den geringsten matroos.
Wie de rijke beteekenis van dat woord
begrijpt, kwelt zich niet met de onoplosba
re vraag omtrent de rolverdeeling. Op de
plaats, hein toegewezen, voelt hij zich thuis,
en hij weet dat hij ook daar een held kan
zijn. Trouw te blijven in het kleine, is een
vorm van heldenmoed, die bij geen anderen
achterstaat, en als wij allen dat maar besef
ten, zou er minder ontevredenheid in de
wereld zijn, minder strijd om den voorrang,
en zou het gevoel van eigenwaarde in de
plaats treden van een ijdelheid, die het
klatergoud van den lof verkiest boven het
eigen bewustzijn van wel volbrachten arbeid.
Het is een dwaling te meenen, dat het
ontbreken van een gelegenheid om zich te
Wulwyksrtr en Langstraalsche Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagarond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,
Franco per po9t door het geheele rijk f 1,25.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advertentiën 17 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangenomen door het advertentieburea van
Adolï Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel
IV.
72 Lias B—135.
Mevrouw Regnaut scheen met veel belangstel
ling naar zijn verhalen te luisteren en lachte
hartelijk over de kluchtige manier, waarop hij
die wist in te kleeden. Na verloop van een half
uur scheidden zij als de be9le vrienden en beiden
vooral Martineau waren verrukt over de
kennismaking.
Intusschen liep kolonel Allevard, zeer slecht
geluimd, want hij had gisteravond vijftig louis
verloren met baccarat, onder het rooken van zijn
sigaar, zijn bureau op en neer.
De brieven, die dien morgen waren gekomen,
had hij geopend en vluchtig doorgelezen en daar
er niets belangrijks bij was en zijn hoofd weinig
stoud naar het dagelijksche werk, wachtte hij
met ongeduld tot het tijd zou zijn om te gaan
dejeuueeren.
Omstreeks elf uur, juist toen hij zijn mantel
wilde omslaan, kwam de oppasser binnen.
Kolonel, zeide hij, er is een besteller die een
brief voor u heeft.
Goed, breng dien brief hier.
Hij heeft gezegd, dat hij den brief aan u
persooulijk moet afgeven en aan niemand anders.
Het is een Auvergner en die zijn in den regel
nogal koppig, kolonel.
Laat dien man dun maar hier komen.
De besteller werd binnengelaten. In zijn eene
hand hield hij den brief, in zijn andere draaide
hij zijn pet rond en zeide met zijn boerschen
tongval
Pardon, neem me niet kwalijk, maar ik heb
hier een brief, waar veel haast bij is.
Geef hier.
Voor kolonel Allevard.
Die ben ik.
Men heeft mij uitdrukkelijk gezegd, dat ik
den brief aan den kolonel moest geven en aan
niemand anders. Nu, ik weet wel wat dat zeggen
Geef dan hier
De kolonel rukte den brief uit de grove handen
van den Auvergner, scheurde het couvert open
en las.
Hij werd eensklaps vuurrood en mompelde
Verduiveld!
De besteller boog diep en deed voorzichtigheids
halve eeoige schreden naar de deur.
Kolonel Allevard hield hem echter terug.
Blijf!
Vervolgens zag hij hem strak in de oogen en
vroeg
Wie heeft u dien brief gegeven
De man, onthutst door den norschen toon,
waarop hem deze vraag gedaan werd, stamelde
een onverstaanbaar antwoord.
Domkop 1 riep de kolonel uit. Komaan, be
zin eu traent mij duidelijk te antwoorden, of
anders laat ik u door de wacht inrukken.
Ik heb niets gedaanschreeuwde de be
steller angstig.
Wilt ge wel eens niet zoo schreeuwen Gij
hebt niets gedaan, dat geloof ik wel, maar het
eenige wat ik van u verlang, is dat ge kort en
duidelijk op mijn vragen zult antwoordeu.
Kolonel Allevard had wat minder barsch ge
sproken, waardoor de Auvergner weer gerustge
steld werd.
Hij mompelde:
Jawel, uiiju goede heer.
Wie heeft u dien brief gegeven vroeg de
kolonel.
Een man.
Hoe was die man gekleed?
Zeer net, met een lange overjas aan.
Groot of klein
Wat, de jas of de man
De man.
Niet zeer groot, neen, zeker niet, niet zeer
groot, maar niet klein ook, oneen.
Kolonel Allevard haalde ongeduldig de schou
ders op.
Waar heeft men u dien brief gegeven?
Op mijn standplaats, mijnbeer, waar ik ie-
deren dag sta te wachten of er niets voor mij te
verdienen valt.
Waar is dat?
Genoeg. Hoe heet ge?
Antoine Vautadour, mijnheer, geboren te
Rrassac, mijnheer, waar de kolenmijnen zijn,
mijnheer!
Nu, goed, Antoine Vautadour, maak maar
dat ge weg komt, maar ge zult wel van mij
hooren, misschien dat anderen meer bekwaam en
geduldig zijn om u te ondervragen.
Ik heb niets gedaan, mijn goede mijnheer,
gij begrijpt, als men mij viif francs geelt om een
brief weg te brengen dan doe ik het, ik doe alles
wat men mij opdraagt en
Zwijg en ga heen.
De brave besteller gehoorzaamde aan de ge
biedende beweging, die hem naar de deur wees
en ging achteruit heen, met een buiging bij eiken
stap, terwijl zijn vuurrood gelaat alle sporen van
onru9t vertoonde.
Toen kolonel Allevard alleen was, gaf hij lucht
aan zijn toorn en verwondering.
Verduiveld, drijft men den spot met mij of
is het waar riep hij uit.
Hij herlas langzaam en halfluid den brief, die
hem door Antoine Vautadour gebracht was.
,Kolonel 1
Een der officieren, die onder uw directe bevelen
staan, en die eerst onlangs tot kapitein benoemd
en aan het ministerie geplaatst werd, is een ver
rader. Uw geheim archief wordt dagelijks door
zocht door dien onwaardige, de belangrijkste do
cumenten worden er uitgenomen, thuis door hem
gecopiëerd, die copieën verkocht aan het Duitsche
gouvernement en daarop de origineele stukken
op hun plaats teruggebracht, zoodat gij er niets
van kunt bespeuren. Zoek heden eens naar liay
B—135, die de gewichtige berekeningen bevat van
den ingenieur Friel over het rookelooze kruit en
gij zult die in uw kast niet vinden, maar wel
licht zult gij gelukkiger zijn wanneer gij de wo
ning van dien kapitein doorzoekt, want gisteren
heeft hij haar meegenomen. Het zal wel niet noo
dig zijn, u dien officier met name te noemen, gij
begrijpt zeer goed wien ik bedoel. De ellendeling
staat op bet punt te huwen met een rijke erfge
name en heeft daarom in den laatsten tijd veel
geld noodig, daar hij zijn bruid verteld heeft,
dat hij rijk is.
Iemand die zijn
vaderland liefheeft."
De laaghartige aanklacht droeg verder geen
onderteekening.
Kolonel Allevard wierp het papier vol woede
van zich af.
Dat is meer dan afschuwelijk I riep hii uit.
Een Fransch officier van zoo iets te bescnulaigenl
Neen, neen, dat zou al te laag zijn. Al haat ik
Dormelles, dan mag ik toch niet aan die anonieme
beschuldiging geloof slaan. Ik zal even het
archief nazien en dat zal zelf wel voldoende zijn
om inij te overtuigen, dat dit het werk van een
laffen grappenmaker is.
De kolonel opende zijn kast en nam er doos B.
uit, waarin de verschillende liassen nauwkeurig
op nummer lagen.
Eensklaps verbleekte hij.
Groote God, maar dat is niet mogelijk I
Hij bladerde de documenten stuk voor stuk
door, zijn handen beefden zenuwachtig, zijn
oogen fonkelden onder de saamgeknepen wenk
brauwen.
Lias B 135 was er niet meer, zij was ge
stolen, de anonieme brief sprak dus waarheid.
De woede en verontwaardiging van kolonel
Allevard werd nog verdubbeld door den haat en
afgunst, die hij den jongen kapitein toedroeg. Dat
verraad zou ontmaskerd worden, en wel dadelijk.
De kolonel wierp de documenten weder in doos
B, zette die op haar plaats en sloot de kast. Nog
nooit had hij in zulk een toestand van opgewon
denheid verkeerd, hij was buiten zichzelven. Met
driftige schreden begaf hij zich naar het bureau,
waar de onder zijn directie geplaatste officieren
wgjkten, wierp de deur open en trad binnen.
De officieren keken verwonderd op.
Zij waren met hun drieënFilip Dormelles,
kapitein Massias en luitenant Guénard.
Ieder zat aan een afzonderlijke schrijftafel.
Kolonel Allevard begaf zich regelrecht naar
Filip.
Kapitein Dormelles I riep hij, terwijl hij zich
met veel moeite tot eenige kalmte dwong.
Filip stond op.
Kolonel.
Gij hebt stukken van het ministerie meege
nomen
Ja, kolonel. (Wordt vervolgd.)