Nummer 65. Donderdag- 17 Augustus 1899. 22e Jaargang. flMËÏBiSë'e Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen, ANTOON TIELEN, Groot tegen Klein. Bekendmaking. FE U ILL ET O A'. UITGEVER: Waalwijk. Onder dezen titel bevat de //Tijd* een hoofdartikel, waarin o. m. het volgende voorkomt. Onder de bedenkelijke teekenen van den tijd behoort ongetwijfeld het kwijnen van den middelstand. Verschillende oorzaken hebben tot het ontstaan van dien toestand medegewerkt. Daarbij denken wij in de eerste plaats aan het groot-kapitaal, welk vooral in de laat ste vijf en twintig jaar zulk een ontzettende macht in de samenleving is geworden, dat het 't klein kapitaal iu veel gevallen schier geheel tot machteloosheid heeft gedoemd. De klachten onder de burgerij, onder de kleine niet het minst, nernens dagelijks toe, haar positie wordt dan ook werkelijk onhoudbaar. Van meer dan een zijde werd daarom meermalen gewezen op de noodzakelijkheid, om iets voor die verdrukte groep in de maat schappij te doen. En die drang is te meer gerechtvaardigd, naarmate voor een anderen kring in de samenleving, dien der arbeiders, in de laatste jaren reeds in velerlei richting veel werd gedaan en zijn belangen steeds meer, ook op wetgevend gebied, worden be hartigd. Falsaris. IV. 77 Lias It135 Men kan dit laatste toejuichen eu toch volkomen met ons instemmen, dat men het eene moet doen, doch het andere niet raag nalaten, en dat de middelstand niet minder recht heeft op de zorg der Overheid dan de werkmansklassen. Tot het neerschrijven van deze gedachten kwamen wij door kennis te nemen van een bericht omtrent een volksvergadering dezer dagen te Keulen gehouden. In die bijeenkomst werd geprotesteerd te gen de groote bazaars, die den kleinen ma gazijnen meer en meer het bestaan onmoge lijk maken. Oüder de aanwezigen bevonden zich ver tegenwoordigers van de Regeering en ook leden van het Pruisische Huis van afgevaar digden. Door laatstgenoemden werd toegezegd, dat zij de zaak ernstig zouden overwegen en alles aanwenden, wat mogelijk is om den middelstand uit zijn moeilijken toestand te helpen. Het bleek niet, of zij die door de Regeering waren afgevaardigd om de bijeen komst bij te wonen, ook deelnamen aan het debat. Hoewel ziekelijke toestanden in desamen- leving niet overal denzelfden vorm aanne men, wijzen zij allen toch op één oorzaak, in dit geval op het verbreken van de har monische ontwikkeling der maatschappij Ook in Nederland hebben de kleine ne ringdoenden veel van de groote bazaars te lijdengalanteriewinkels op kleine schaal kunnen zich bijkans niet staande houden. Niet enkel echter op dat terrein, ook op menig ander gebied voert het groot-kapitaal tegen bet kleiu-kapitaal een ongelijkeu en den middelstand doodelijken strijd. De Keulsche noodkreet dit moet naar waarheid worden gezegd is dan ook uit het hart van tienduizenden Nederlanders ge grepen. Hierblj herinneren we aan de klachten in meerdere steden van ons vaderland over de noodlottige werking van //Eigen Hulp", wel ke vereeniging men kan beschouwen als een reusachtige bazaar, op den voet der Indische bazaars ingericht, en die vooral blijkens de verslagen, in de hoofdstad baar heilloozen invloed voor de middelklasse doet gevoelen. Tegen den drnk van het groot-kapitaal wilden de neringdoenden te Keulen een pro gressieve belastingheffing op den omzet der groote magazijnen, (te beginnen bij 200,000 Mk. omzet) Onopgemerkt mag hier niet worden gela ten, dat de Keulsche winkeliers een belasting willen op den omzet terwijl bij ons de be drijfsbelasting wordt geheven van de wir.st. Eu daar nu de winstberekening altijd groote moedijkheden oplevert, zou, naar het ons althans oppervlakkig voorkomt, het Keulsche denkbeeld nog zoo onaannemelijk niet zijn, te meer omdat het alleen bij zeer uitgebreide handelsondernemingen zou werken, die, na tuurlijk belangrijke kapitalen beschikbaar hebben, waardoor zij steeds de voordeeligste inkoopen kunnen doen en alzoo buitengewone voordeelen behalen. Voorts dient te worden gelet op de omstandigheid, dat groote maga zijnen in onzen tijd veeltijds gedreven wor den door een naamlooze vennootschap, waar door de heffing van belasting nog minder drukkend wordt, omdat zij door velen wordt gedragen. Op dit oogenblik zullen wij ons in dit fiscale vraagstuk niet verder verdiepen, de kleine vingerwijzingen die wij gaven, kunnen voor ons huidig doei voldoende worden ge acht. Slechts wenschen wij in het voorbijgaan op te merken, hoeveel gemakkelijker de zaak zou zijn te regelen, als de patentbelasting ware behouden gebleven. Toen mr. Pierson die heffing deed vervallen, waren er velen, die aan haar hervorming de voorkeur gaven. Hadde men die voorzichtige belastingstaat- kunde gevolgd dan zou door een ingrijpende herziening der tarieven, welke de groote winkelondernemingen duchtig had aangepakt, ook deze quaestie een gezonde oplossing hebben gevonden. Maar mr. Pierson wilde liever een gehee- len omkeer der belasting op de bedrijven, en zoo werd een heffing in het leven geroepen, die, bedriegen wij ons niet, moeilijk als ge neesmiddel voor den ongezonden toestand, waarop wij nadruk leggen, zal kunnen dienst doen. Nu eenmaal de strijd van het groot- tegen het kleinkapitaal de aandacht begint te trek ken van allen, die belang stellen in een gezonde ontwikkeling der maatschappelijke toestanden, en die daarbij doordrongen zijn van liefde voor onzen middelstand, veroor loven wij ons een denkbeeld te opperen. Ons verlangen zou namelijk ziju, dat door de regeering een commissie werd benoemd, welke zich zou bezighouden met de beant woording der vraag: rWat kan door den wetgever, allereerst op belastinggebied, wor den gedaan ora den middelstand uit zijn druk op te heffen, hem tegen de werking van het groot kapitaal te beveiligen 't Wil ons voorkomen, dat als zulk een commissie doeltreffend werd saamgesteld, haar rapport altijd iets ten goede zou uitwerken. De kwaal zou worden onderzocht en voor goed aan de orde der staatsmachten worden gesteld. Met bescheidenheid en aandrang onder werpen wij ons denkbeeld aan de gunstige consideratie van regeering en volksvertegen woordiging. De Echo van bet Zuiden, Waalwyksche en Langstraatsche Courant Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. A bonneruentsprija per 3 maanden f 1, Franco per post door het geheele rijk f 1,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aa n den Uitgever Advertentién 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden '2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentieburea van Adolf Steiner, Hamborg. Reclames 15 cent per regel' De Burgemeester der gemeente Waalwijk roept )ij deze op den milicien-verlofganger dezer ge meente van de lichting van 1899 Franciscus Antonius Verhoeven om op Vrijdag den le September 1899 in wcrke- lijken dienst te treden. Hij moet zich rechtstreeks begeven naar zijn corps in garnizoen te Leiden. Waalwijk, 13 Aug. 1899. De Burgemeester voornoemd, J. TIMMERMANS Wz. Lb. Dat is gelogen, generaal. Inderdaad, ik ga »rouweii, maar mijn bruid, mejuffrouw Marguerite i>e Briais, bezit een aanzienlijk vermogen en ik voor mij behoel' geen enkel offer te brengen. Het is een huweijk uit liefde, generaal, wij hebben elkaar in de Alpen leeren kennen Wij zijn overeengekomen, dat de plechtigheid in allen eenvoud zal plaats hebben en de eenige geschenken, die mejuffrouw De Briais van mij heeft aangeno men, zijn bloemen en de gouden trouwring, dien de priester Zaterdag zal zegenen. Mijn geringe spaarpenningen als officier zonder vermogen, zijn daar zelfs niet voor aangetast. Maar hebt gij dan vijanden, die besloten zijn u in het verderf te storten Op deze vraag antwoordde Filip ernstig: Ja, generaal, laffe vijanden, die er belang bij hebben, uat mejnfTr-iu w De Briais niet mijn vrouw wordt, en die reeds tweemaal een aanslag tegen mijn leven hebben gepleegd. W at zegt gij De waarheid, generaal. Tot op heden heb ik die aanslagen tegen mijn leven geheimgehouden, ten einde geen onheil te brengen over de familie een zonderlinge familie die mejuffrouw De Briais wegens een niet rechtstreeksche, maar aangetrouwde verwantschap heeft opgenomen, toen haar ouders stierven. De aanslag heeft mij even wel van besluit doen veranderen, want deze is neg lathartiger dan de vorige. Ditmaal ben ik ge troffen en de wond die zij mij hebben toegebracht, zal nooit genezen wellicht. Daarom is het noodig, dat ik spreek en ik zal spreken tegenover u. Filip Dormelles deelde daarop openhartig en getrouw naar waarheid zijn verhouding tot de familie De Prabert mede en vertelde alles water in de Alpen was voorgevallen: het doorzagen van de brug over den bergstroom, de poging om hem onder een rotsblok te verpletteren, het geweerschot van Martineau en de zonderlinge gebeurtenissen op Saint-Colomban. Hebt ge bewijzen voor alles wat ge mij daar verteld hebt? vroeg de generaal. Ja, generaal, genoeg om u te overtuigen en dat is mij reeds voldoende. Vooreerst kan de soldaat Martineau, mijn oppasser, waarvan ik u gesproken heb, mijn verhaal bevestigen en ten tweede heb ik nog een horloge in mijn bezit, met de voorletters van Daniël Hilson, gevonden op de plek, waar hij het rotsblok op mij wilde kantelen. Zeer goed. Wanneer het zoover mocht ko men, dat gij voor den krijgsraad moet verschij nen, dan zal ik dien solduut als getuige oproepen en het gevonden horloge bij het dossier doen voegen. Evenwel, mijn beste Dormelles, wordt hierdoor weinig licht verspreid over de eigenlijke beschuldiging, het ontvreemden van lias B 135. Dat is helaas maar al te waar, generaal, het bewijst alleen, dat ik alles te vreezen heb van Aurélien De Prabert en van zijn oom Dariül Hil son Aurélien is mijn medeminnaar, hij vreest dat zijn vader hem zal onterven en daarom wil hij zich verzekeren van het vermogen van mejuf frouw Marguerite De Briais. Ik voor mij ben stellig overtuigd, generaal, dat de valstrik, die mij gespannen werd, vier dagen vóór mijn huwe lijk met mejuffrouw De Briais, het werk is van die beide mannen Aurélien De Prabert en Daniël Hilson. Jawel, maar dat is slechts een moreele over tuiging, die ik trouwens ten volle deel. Ik begrijp zeer goed, dat die mannen er belang bij hebben, u te onteeren, teneinde uw huwelijk te beletten, maar om dit spoor te volgen, moeten wij toch het een of andere uitgang-punt hebben. Generaal, Aurélien De Prabert en Daniël Hilson zijn cluü-vrienden van kolonel Allevard en zij komen hein soms van het bureau afhalen. Generaal Rolland sprong van zijn stoel op. Is het waar wat ge daar zegt vroeg hij. Ik lieg nooit, generaal, bovendien zal mijn collega Massias, kapitein van de artillerie, het kunnen bevestigen. Het spijt mij, dat ik eenigs- zins als verklikker moet handelen, ik had liever gewild, dat u het langs een anderen weg ter oore was gekomen, maar de vreeselijke beschuldiging die op mij rust, geeft mij het recht mij met alle middelen, die mij voor de hand komen, te ver- dedigen. Wel verduiveld 1 Wel verduiveld! herbaalde generaal Rolland eenige raaien, terwijl hij opstond en met groote passen het bureau heen en weer liep. Ten slotte bleef hij met de handen op den rug, voor Filip Dormelles staan. En hoe komt het dat men in een lade van uw schrijfbureau, in uw woning aan de rue Bo naparte, lias B. 135 heeft teruggevonden vroeg hij eensklaps. Ik verzeker u generaal, dat die papieren daar niet lagen toen ik om vijf minuten voor ne gen vanmorgen van huis ging. Zoo. Trouwens, een sluwe verrader, zooals de anonieme brief toch mij doet voorkomen, laat een brief aan het adres van Ludwig Merz, waarbij zulke gewichtige documenten zijn ingesloten, niet in een lade van zijn schrijfbureau liggen. Hm neen niet waarschijnlijk, maar misschien. De generaal was het met zichzelf niet eens. Iemand die zulk gevaarlijk spel speelde, zou zeker wel alle mogelijke voorzorgen nemen, maar het was meer gebeurd dat zelfs de behendigste schurken zich door een onbegrijpelijke domheid verrieden. Hoe komt het dat brief en adres met uw hand schrift zijn geschreven vroeg de generaal verder. Ik verzeker u, generaal, dat noch brief, noch adies door mij geschreven zijn, men heeft mijn handschrift behendig nagebootst. Dus dan zou er ook nog een falsaris bij be trokken zijn Ja generaal. Het is een fijn gespannen intrige, Dormelles. Zonder Filip den tijd te geven nog iets te zeg gen, keerde hij zich om en hervatte zijn wandeling door het vertrek. Hij was merkbaar ontstemd, de brave generaal Rolland. Zeer kalm van aard, ge woon aan de rust en stilte van zijn studeerkamer, had hij een afschuw van alles, wat die rust kon verstoren en de zaak-Dormelles deed dit in niet geringe mate. Als hij niet zooveel sympathie voor den jongen officier en zooveel achting voor dien9 bekwaamheden had gehad, dan zou hij slecht9 zijn rapport behoeven op te maken, dat aan den minister inzenden en de zaak zou verder door den krijgsraad behandeld zijn geworden, maar het be trof nu jui9t een officier die zulk een schoone toe kom9t voor zich had, die zooveel bewijzen van kunde en ijver had gegeven, dat alle militaire autoriteiten met lof van hem gewaagden en die bovendien zulk een rondborstig voorkomen had, zulk een eerlijke, ongekunstelde manier van spre ker:, dat hij alle harten terstond voor zich moest innemen. Komaan, hij wilde nog een laatste poging wa gen, om licht over deze zaak te verspreiden. Nadat hij nog eenige malen gebromd had Verduiveld, verduiveld 1 zooals zijn gewoonte was, wanneer hij in hevige opgewondenheid verkeerde, belde hij den oppasser. Deze een oude kurassier, militair in merg en been, opende de deur en bleef oubeweeglijk staan wachten op de bevelen, die hem gegeven zouden worden. Ga aan kolonel Allevard zeggen, dat ik hem terstond moet spreken, zeide de generaal. De kurassier sulueerde en ging heen. Weer liep de generaal eenige malen het bureau heen en weer en weedde zich daarop nogmaals tot Filip. Ge kunt u er op beroemen dat ge mij ge heel van streek gemaakt hebt, bromde hij. Buiten mijn schuld, generaal, zeide Filip zacht. Dat raag ik verduiveld wel lijden, anders.... Kolonel Allevard trad binnen en de generaal, zouder zijn zin te voltooien, wendde zich terstond tot hem: Zeg mij eens, kolonel, was lias B 135 giste ren nog op haar plaats? Ja, generaal. Weet ge het zeker? Volkomen zeker, generaal en ik heb er ook in mijn rapport nadrukkelijk op gewezen. Ik moest gisteren toevallig iets in doos B. zoeken en heb mij toen overtuigd, dat er niets in ontbrak. Hoe laat was het ongeveer In den voormiddag, tusschen elf en twaalf uur. Dus moet de diefstal na dien tijd hebben plaats gehad Ja, generaal. Goea. Zijn er gisteren vreemden hier ge weest Ik kan het mij niet herinneren, generaal. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1899 | | pagina 1