Nummer 91. Donderdag 16 November 1899. 22e Jaargang.
De Deserteur.
8
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen,
ANTOON TIELEN,
SI, ICOLMVE„,l,,mu„
Het groote plan v, Keizer Wilhelm,
De Zuid-Afrikaansche oorlog,
Bekendmaking.
FEUILLETON.
B
UITGEVER:
Waalwiik.
Aangemoedigd door het
S'PSv groote succes van 't vorig
Sail jaar, zullen wij ook thans
weer de Winkeliers in de gelegenheid stellen
de bijzonderheden hunner St. Nicolaas-Eta-
lage op weinig kostbare wijze aan het
publiek bekend te maken.
Daartoe zullen wij vanaf ZATERDAG 18
NOVEMBER tot en met 3 DECEMBER,
advertentiën, betreffende de St. Nicolaas-
ëtalage, in „Z?e Echo van het Zuidenop
nemen tegen een evenals 't vorig jaar zeer
laag tarief.
Bedoelde advertentiën driemaal ter plaat
sing opgegeven, worden tot St. Nicolaas
geplaatst.
Spoedige opgaaf is zeer gewenscht»
DE REDACTIE.
Vooral in den laatsten tijd is de sterkte
der Engelsche vloot veelvuldig ter sprake
gekomen.
Groot is deze, zeker, buitengewoon groot
zelfs, maar toch zijn de tijden verre, dat
deze opwoog tegen de vloten der geheele
wereld.
Om hier slechts van Europa te spreken,
zonder van de Vereenigde Staten van Amerika
te gewagen en van Japan, die ontzaglijke
kosten voor hunne vloot uitleggen, willen
wij er slechts even op wijzen, dat Duitsch-
land in onze dagen zeventien gepantserde
schepen telt en vijf en veertig kruisers.
Tegenover Engeland staat echter Duitschland
in de verhouding van 1.79 tot 10de
Fransche vloot als 4.70 en de Russische als
2.80 tot 10.
Engeland neemt met zijn militaire marine
hier glansrijk den eersten rang in, terwijl
dan Frankrijk, Rusland en Duitschland
achtereenvolgens moeten genoemd worden.
Keizer Wilhelm, merkt de Fransche
„Soleil" op, die Duitschland gaarne in alles
den voorrang zou willen geven op Frankrijk,
en in het huidig Europa voor ziju land een
overwicht droomt, gelijk aan dat, hetwelk
Frankrijk in de zeventiende eeuw onder
Lode wijk XIV uitoefende, streeft er naar
Duitschland eene militaire marine te schen-
van
ken, minstens even groot als die
Frankrijk.
En daarbij zal 't dan nog niet blijven.
Dat is zijn groot plan en zeker zal hij
geen moeite sparen dit te bereiken.
De redevoering ruim veertien dagen ge
leden door Wilhelm II te Hamburg gehou
den, had blijkbaar ten doel liet neerleggen
bekend te maken van een voorstel, strek
kende ter uitbreiding van de marine des
lands en de menigte daarop van hooger
hand voor te bereiden.
De „Nordd Allg. Zeituog" heeft reeds van
officieuze zijde het woord gevoerdop
de noodzakelijkheid wijzend bij de twee
eskaders, welke Duitschland tegenwoordig
bezit, een derde te voegen, terwijl tevens
nog wordt verzekerd, dat talrijke liniesche
pen, kruisers en torpedobooten moeten
worden aangebouwd.
Het blad spreekt van 48 groote zeebo
dems, die voor 1917 de Duitsche vloot
moeten verrijken.
De uitvoering van dit program zou aan
Duitschland eene buitengewone macht verze
keren, doch per jaar eene uitgave medebren
gen van niet minder dan honderd millioen.
Er zijn vooral drie zaken noodig om eene.
machtige oorlogsmarine te vormen tijd, geld
en een willig gouvernement.
Wilhelm II is nog jong en heeft dus
den noodigen tijd voor zich. En wat het
geld aangaat, dit zal Duitschland hem niet
weigeren, iudien hij den uationalen trots
steeds krachtdadig weet te prikkelen, wat 't
eerste middel is om van een gioot volk de
opofferiugen te verkrijgen, die men er van
verlangt.
Van eene andere zijde spreekt men reeds
van de ontbinding van Oostennjk-Hongarije
bij den dood van Keizer Frans Jozef. Werd
de dynastie der Habsburgers verbrijzeld, dan
zoudeu de 11 millioen Duitschers, die het
vierde gedeelte vormen der bewoners van het
Rijk, natuurlijk door Duitschland worden
aangetrokken.
De Pan-Germanisten maken hiervoor reeds
drukke propaganda. Er worden al geografi
sche kaarten getoond, waarin een goed ge
deelte van Oostenrijk bij Duitschland is in
gelijfd.
Als men nu de huid van den beer maar
niet verkoopt, eer deze geschoten is
Dat is zeer te wenschen.
Men kan zich voorstellen, hoe zwaar een
dergelijk Duitsch Rijk op heel Europa zou
wegen, schier geheel Midden-Europa inne
mend, van de Noord- en de Oostzee tot de
Adriatische, met het sterkste leger der wereld,
eene marine, die den tweeden rang betwist
aan Frankrijk, en misschien nog veel verder
zou gaan.
De souverein van dat land zou machtiger
zijn dan ooit eenig vorst geweest is.
Dat blijkt duidelijk genoeg.
Doch nog eens, er zal heel wat water naar
zee gaan, alvorens het zoover is gekomen.
Het groote plan van keizer Wilhelm noe
men we dan zoozeer niet de vorming van
dit almachtig Duitsche Rijk, maar dit sluit
zich geheel onwillekeurig aan bij de vloofc-
plannen, die niet verholen worden en wier
uitvoering van Duitschland eene eerste groote
zeemogendheid zal maken.
't Is wel te hopen, dat het zoover niet
kome, en dat deze droomen ijdele utopieën
blijken van lieden, die niets anders te doen
hebben dan te droomen. M. Ct.
zijn gelaat helderde op, toen hij dezen naam
hoorde. Ja, ja, Elize is goed voor den armen
Baruch. Negen, elf, negen, elf. Hij telde op
nieuw zijn vingers.
Hetzij de heeren van het departement van
oorlog te Londen niets willen loslaten (als
zijnde hun informaties niet verblijdend en
De Echo van het
Wulwgksdr cd Uifstrailsrlf Courant
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,
Franco per post door het geheele rijk f 1,15.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 eept per regel,
groo&e letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land woraen alleen aangenomen door het advertenticburea van
Adolf Steiner, Hambnrg. Reclames 15 cent per regel.
NATIONALE MILITIE.
Burgemeester en Wethouders der Gemeente
Waalwijk
Gelet hebbende op de artt. 86 en 87 der wet
van 19 Augustus 1861, (Staatsblad No. 72) en op
eene circulaire van den heer militie-commissaris
in het le district van Noordbrabant brengen ter
kennis der belanghebbenden:
Dat de militieraad tot onderzoek der militie-
plichtigen dezer gemeente zal zitting houden te
Tilburg op Zaterdag den 23 December dezes jaars,
des voormiddags ten HB/jure.
Dat deze eerste zitting van den militieraad
bestemd is tot onderzoek der zich als vrijwilliger
voor de nationale militie aangeboden hebbende
personen en der Iotelir.gen, die redenen van vrij
stelling vermeenen te kunnen doen gelden.
Brengen voorts ter kennis der belanghebbenden,
dat de bewijzen benoodigd door hen, die vrij
stelling verlangen op grond van te zijn eenige
Aan den oostelijken uitgang der op ongeveer
vier mijlen van de Russische grenzen verwijder
de stad N. stondhet was in het jaar 1862-een
eenzaam huis, dicht oan den straatweg. Het was
een lang uitgestrekt houten gebouw met een door
storm en weder groen en zwart uitgeslagen stroo-
dak, en scheen door ouderdom als het ware lang
zamerhand in den grond gezonken te zijn. Dit
geleek echter alleen zoo en was ontstaan door
dat bij den aanleg van den straatweg de omge
ving van het huis bestendig was opgehoogd, zoo
dat de vensters ter rechter- en linkerzijde van
de huisdeur aich thans op gelijke hoogte met
den weg bevonden. Boven de huisdeur was een
uithangbord aangebracht, waarop de reiziger
zien kon, dat hier ae herbergier en logementhouder
Nicolaas Peiser woonde. Vóór het huis stonden
bovendien een groot aantal palen tot het vast
binden van paarden en ossen, zoomede een groot
aantal kribben tot het voederen dezer dieren, en
vooral op de markten, die tweemaal per week
plaats vonden, kwamen hier een groot aantal
ieden met hunne wagens en hun vee bijeen,
want Peiser had den naam den besten drank uit
den geheelen omtrek te tappen; Duitendien gold
hij onder zijne bekenden voor een vertrouwd
raadgever en helper in allerlei moeielijke aange
legenheden, welke een boer of arbeider soms
overkomen kunnen. Hij gaf rechtskundigen raad,
wist verschillende huismiddelen tegen ziekte aan
te geven, en wat van niet minder beteekenis was,
hij was steeds bereid zijne bekenden ook met
geld uit de verlegenheid te helpen, indien hem
slechts de noodige zekerheid geboden werd.
Echter mompelde men nu en dan, dat het met
zijne hulp toch wel wat zonderling toeging.
Wanneer een boer van Peiser de eerste leening
bekomen had en als hypotheek op zijn grondbe
zit had doen inschrijven, dan werd deze hypot
heek allengs tot een invretenden kanker; nog
vóór de boer er erg in had, werd door deze eerst
zoon of wegens broederdienst, ter secretarie ver
krijgbaar zullen zijn op den 15 November aan
staande.
En zal deze worden afgekondigd en aangeplakt
waar zulks gebruikelijk is.
Waalwijk, deu 9 November 1899.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
K. DE VAN DER SCHUEREN,
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
—K——ipyp—Q
zoo kleine hypotheek ten slotte zijn geheele grond
eigendom verzwolgen en op een goeden dag was
hij niet meer bezitter, maar door Peiser aange
steld pachter van zijn vroeger eigendom.
De schemering van den herfstavond is reeds
vroeg aangebroken. In de groote gelagkamer van
Peiser's herberg is het bijna donker.
Aan het venster zit een dienstmeisje in hoeren
dracht en naast de groote kachel zitten twee
mannen, die blijkbaar iemand wachten en zich
op fluisterenden toon met elkander onderhouden.
De ééne draagt eene militaire beenbekleeding en
het buis der bergbewoners met zes rijen zwarte
hoornen knoopen, de andere is als stedeling ge
kleed en het opmerkelijkste deel zijner kleeding
is een lange, blauwe jas.
Hé, Marianne 1 roept de bergman het in de
schemering half ingesluimerde meisje toe. Denkt
ge, dat Peiser spoedig thuis zal komen
Ik weet het niet I Hij is hedenmorgen vroeg
uitgereden en hoopte hedenmiddag weer thuis te
zijn 1
Is de juffer thuis
Ja, die is in hare kamer
Kunt ge haar niet vragen, of de oude spoe
dig komt?
Ik zal het probeeren I antwoordde het meisje.
Ga Baruch, Baruch I riep zij daarop luid,
en uit den donkersten hoek der gelagkamer ver
hief zich eene misvormde gestalte, waarvan men
nauwelijks zeggen kon, of zij aan een grijsaard
of aan een jongeling toebehooide. De figuur was
niet uitgegroeid, het hoofd zat zoo dicht op het
bovenlichaam, dat de hals geheel scheen te ont
breken, en het gelaat met den scherp gekromden
neus, de spitse door warrig, vuil rood haar om
geven kin had een beangstigenden indruk kunnen
maken, indien men niet aan de strak starende,
wezenlooze oogen had kunnen zien, met een idioot
te doen te hebben.
Hé Baruch, kom eens hierriep het meisje,
en de geroepene kwam nader, zoodat men zien
kon hoe buitengewoon lang zijn armen en han
den waren, waarvan hij onophoudelijk de vingers
bevoelde, alsof hij ze tellen wilde.
Negen, elf, mompelde hij daarbij en keek
dan weder vol vertwijfeling naar zijn handen.
Ga eens naar juffrouw Elize en vraag haar,
of zij niet weet, wanneer de meester thuis komt I
Naar juffrouw Elize, herhaalde Baruch, cn
Heidaarroodkopvoegde de bergman er
bij, zeg aan de juffrouw, dat als de oude niet
spoedig thuis komt, wij haar zelf spreken moeten.
Maak dat ge wegkomt
Ga, Baruch, en doe uw boodschap goed!
herhaalde het meisje, en Baruch verdween door
een deur in de achterzijde der kamer, die naar
de huisvertrekken voerde.
Zou hij nu weten, wat hij zeggen moet?
vroeg de Bergman.
O, jaantwoordde Marianna, hij is wel niet
helder bij het hoofd, maar zoover reikt zijn ver
stand wel, dat hij dergelijke kleine boodschappen
kan overbrengen I
Hij is immers familie van Peiser
Ja, de zoon van een zwager, of zoo ietshij
is reeds vele jaren hier in huis, ec zal wel al
dicht bij de veertig jaar zijn.
Wat doet hij toch altijd met zijn vingers?
vroeg de blauwjas.
Hij telt die, maar kan nooit het juiste getal
vinden. Hij krijgt altijd negen of elt, ofschoon
hij zijne vingers nu reeds al die jaren achtereen
geteld heeft.
De Bergman en de blauwjas barstten in een
luid gelach uit, waarmede ook de meid in
stemde.
Baruch was intusschen naar het einde van de
fang geslopen, met bijna onhoorbare schreden en
iopte aan eene deur, die hij op het geroep ,bin-
nen» zacht opende.
De kamer was opvallend rijk gemeubileerd en
door eene ouderwetsche koperen lamp met drie
armen, welke van den zolder afhing, verlicht. Bij
het binnentreden van Baruch verhief zich van
de tafel, aan welke zij gezeten had, een vrouwen
gestalte, die zelfs in weerwil van het eenvoudige
huiskleed van donkere wollen stof, dat zij droeg,
door hare buitengewone schoonheid de opmerk
zaamheid trok. Het meisje kon hoogstens acht
tien jaar oud zijn. De zoo bekende smachtende
trek, die üosterschen vrouwen eigen is, lag ook
op haar gelaat, straalde uit hare amandelvorraige
diep zwarte oogen, beefde om de fijne vleugels
van den edel gebogen neus, speelde omderoode,
gcwelldc lippen, achter welke de tanden als twee
II I III ll_ IJIMJ»
rijen paarlen schitterden. Dezelfde droomerig
smachtende uitdrukking lag ook over de licht
gebogen, fijn geteekende wenkbrauwen en op het
blanke voorhoofd, boven hetwelk dichte zwarte
lokken zich wederspannig krulden.
Wat is er, Baruch? vroeg zij, en hare stem
klonk als vermoeid. Is vader gekomen
Negen elf! zei Baruch, nadat hij in de
grootste haast zijne vingers geteld had. Neen
de baas i9 nog niet gekomen, maar buiten zijn
twee kooplieden die hem spreken moeten ,of an
ders moeten zij u spreken u Elize.
Ik weet niet, wanneer vader terugkomt,
zeg aan die menschen dat indien het iets drin
gends is ik met hen zal spreken ofschoon ik
van de zaken ruijn9 vaders niets weet.
Baruch ging en Elize liep opgewonden eenige
malen de kamer op er. nedertot er weder aan
de deur werd geklopt. De bergman trad binnen
en achter hem sloop Baruch de kamer in. Mot
de hoffelijkheiddie ook den Pool van den laag-
sten stand in het bijzonder tegenover vrouWen
eigen isboog hij voor Elize en zeide
Ik begroet de meesteres eerbiedig 1 Ik breng
eenen brief aan den heer Peiser, van een heer
dier hij kent, en verzoek, u dien te mogen ge
ven daar ik niet langer wachten kan.
Hij overhandigde een drieho'-kig gevouwen brief
zonder adres, die met een zegel gesloten was en
voegde er bijIk moet er zeker op rekenen
kunnen, dat de juffrouw haar vader den brief
geeft, zoodra hij thuis komt. Het is een brief
van groot gewicht, en hij mag niet verloren gaan
of vergeten worden
Ik zal den brief nog hedenavond mijn va
der zelf overhandigen, zoodra hij thuis komt,
verzekerde Elize eu de bergman verwijderde
zich met eene buiging.
Baruch volgde hem als zijn schaduw.
Het jonge meisje bekeek den brief, die haar
gegeven was en bemerkte op het zegel den af
druk van een hondenkop. Zij wierp den brief
weg, alsof deze haar in de vingers 'brandde, en
lang staarde zij strak op het driehoekige papier,
terwijl, hare borst golfde, alsof haar gemoed door
een hevigen strijd werd bewogen.
(Wordt vervolgd.)