Nummer 93. Donderdag 23 November 1899. 22e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen,
Leest allen!
L „DE ECHO ïi HEI ZUIDEN",
„IE ECHO VIN HEI ZUIDEN"
f 0,75
De Zuid-Afrikaansche oorlog.
ANTOON TIELEN,
of 6 cent per week.
BUITENLAND.
Engeland.
Duitschland.
ITGEVER:
Waalwijk.
Wij kunnen onzen lezers en het
verder publiek uit Waalwijk
Baardwijk, Besoijen en de Lang
straat etc. bij voorbaat twee me-
dedeelingon doen, die door allen
met vreugde zullen worden be
groet
Waalwijksche en Langstraatsche
Courant,
zal met 1 Januari a.s. aanmerke
lijk worden uitgebreid in "V EEL
PROPTER FORMAAT verschij
nen, waardoor de inhoud natuur
lijk in alle opzichten zal toenemen.
zal bij de belangrijke uitbreiding
die hij ondergaataanmerkelijk
in prijs worden verminderd, n.l.
in plaats van f 1 per kwartaal,
gesteld worden op
Franco per post f0.90.
Dus veel meer belangrijke, dege-
lijke lectuur voor veel minder geld.
rr-<—V,
r-.l rn 'JMIWAIMM
De Echo vim het Zuiden,
Wul«yksrhr en Laiigstraatsche Courant.
Dit Blad verschijnt W o e n s d a g en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,—.
Franco per post door het geheele rijk f 1,35.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
•>an den Uitgever
Advbrtbntiën 1 7 regels f0,60daarboven 8 eent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegevenworden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land woraen alleen aangenomen door het advertentieburea van
Adolï Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel
ELLENDE.
Geheel Nederland verkeert onder den in
druk van de vreeselijke spoorwegramp, die
deze week te Capelle is voorgevallen.
Eenieder voelt oprecht deernis met de
slachtoffers, en men huivert bij het lezen
dèr verschrikkelijke bizon derheden, bij de
gedachte aan de ellende, die de ongelukkige
gewonden, vooral in den eersten tijd, toen
zij nagenoeg zonder hulp in den koudeïi
mist, op den natten grond lagen, hebben
doorstaan.
Maar onder den indruk van deze cata
strophe, richten onze gedachten zich als van
zelf weder naar Zuid-Afrika, waar bijna dag
aan dag dood en verderf worden gezaaid
onder honderden, onder duizenden.
Moedwillig worden daar lal van men-
schenlevens afgesneden, en op de slagvelden
liggen soms Urenlang gewonden, verminkten,
stervenden in de gruwelijkste foltering, zonder
lafenis.
Wie peilt die zee van lijden en ellende,
waar reeds een ramp, die aan enkele meri-
schen het leven kost, terecht zulk een
afgrijzen en ontroering veroorzaakt
En dan heet het nog, dat de oorlog, wordt
gevoerd op zeer beschaafde wijze.
Alsof zulk een georganiseerde menschen-
slachting op groote schaal ooit het werk der
beschaving zou kunnen zijn
Wij bedoelen hiermee natuurlijk geen
verwijt aan de arme Boeren, die strijden tegen
wil en dank. Ook niet aan de Britsche
soldaten, die moeten gehoorzamen aan hunne
oversten.
Maar wel aan de Engelsche staatslieden,
op wie de verantwoordelijkheid drukt voor
het moordend losbranden van geweren en
kanonnen.
Zij zijn de mannen, op wier hoofd al het
bloed nederdruipt. En al kennen zij niét
door eigen aanschouwing de gruwelen, door
hun hebzuchtige politiek aangericht, somwij
len moet toch als een bang droomgezicht
voor hun oogen oprijzen het visioen van
vele ongelukkigen, die in den donkeren
nacht op doorweekte slagvelden met door
boorde of verbrijzelde ledematen den dood
afwachten, als eenige uitkomst.
O, menschelijke ellende, vrijwillig, moed-
willig veroorzaakt.
Nog steeds niets dan tegenstrijdige en ver
warde berichten omtrent den toestand op het
oorlogsterrein. Hoe het er nu precies gesteld
is, is onmogelijk na te gaan.
Iedereen zal wederom 't eerst de vraag
stellen, hoe staat het met Ladysmith en de
krijgsverrichtingen in en om deze veel be
sproken plaats.
Hierover laten we den correspondent van
de N. R. Ct. te Londen aan 't woord, waar
uit men zal zien hoevele geruchten er loopen,
zonder dat iemand 't juiste weet, maar ook
dat de Boeren niet stil zitten, steeds voor
uitkomen en zich op alles voorbereiden.
Vruchteloos pogen hier de weetgierigsten en
vernuftigsten den sluier, welke Ladysmith
bedekt, op te lichten. De zonderlingste
redeneeringen worden bedacht om den toe
stand te verklaren. Dat Ladysmith zich al
eeuige dagen geleden heeft moeten overgeven
is een reeds oud nieuwtje, maar het vindt,
telkeos herhaald, bij veel menschen ingang.
Dat gerucht schijnt wel gevoed te worden
door het feit, dat er volstrekt geen nieuws
van White komt. Postduiven en heliogrammen
laten de Boeien niet meer door en het wordt
elkeu dag waarschijnlijker, dat de Kafferloo—
pers en inlandsche zendelingen, die telkens
uit Ladysmith betten te komen, nu en dan
berichten van min of meer schitterende
uitvallen en „Boer Slaughters" overbrengende
in het geheel niet in die p'lixats geweest zijn.
Volgens sommigen en hun. gedachte is
niet zoo verwerpelijk zijn het de belegeraars
zelveu, die de Kafterloopers terugzegden met
nieuwtjes, geschikt om de Engelschan te
misleiden en in slaap te wiegen.
In verband hiermede vestig ik de aandaclA
op het volgende telegram van den onver-
moeiden Reuterman te Durban gedagteekend
II November, en vermoedelijk door de
censoren zoolang achtergehouden. „Kaffer—
loopers tusschen Estcourt en Ladysmith zijn
feitelijk niet meer te krijgen. Ettelijke, die
uitgezonden werden zijn niet teruggekeerd en
moeten dus gepakt en doodgeschoten zijn.
Het gevolg is, dat er geen meer het gevaar
wil loopen."
De laatste dépêche van Buller of zijc
plaatsvervanger te Kaapstad, dat hij berichten
uit Ladysmith ontvangen had, loopende tot
11 en 13 November, en enkel behelzende de
lakonieke woorden: alles wel", is met het
vorenstaande niet in strijd. Immers wordt
hier niet gezegd, dat de bedoelde berichten
afkomstig waren van White zelf of ten minste
van verantwoordelijke legerbestuurders. In
tegendeel doet de tekst der dépêche van
Buller „Report received lrom Ladysmith*
denken aan Kafferberichteu. Het Engelsche
„report" beteekent, naar men weet, „rapport",
maar kan ook beteekenen „bericht" of „ge
rucht".
De merkwaardigste redeneering nopens
Ladysmith, die ik heb hooren verkondigen in
de City, en wel deze, dat de Boeren
Ladysmith in hun macht hebben, doch de
Union Jack voort laten wapperen boven de
stellingen en forten, om den vijand buiten de
stad in den waan te brengen, dat er nog iets
te ontzetten valt, hetgeen tengevolge hebben
zou, dat de Eogelschen zich blijven samen
trekken in Natal, daardoor Joubert in staat
stellende zijn hoofdmacht zoetjes aan naar
het noorden der Kaapkolonie te verplaatsen,
waar velen blijven het gelooven de
eigenlijk beslissende strijd van dezen oorlog
gevoerd zal worden.
Het zijn natuurlijk allemaal slechts gis
singen, maar zulk een krijgslist der Boeren
komt mij toch een beetje heel kras voor,
ofschoou het erkend moet worden, dat het
zwijgen der Boeren niet met de genoemde
redeneering in strijd is, terwijl de tijding,
dat driehonderd ledige spoorwegwagens te
Ladysmith voor de Boeren aangekomen zijn,
haar een schijn van bevestiging leent, als de
spoorwegwagens moesten dieuen om Britsche
krijgsgevangenen te vervoeren.
De operatien rondom Estcourt geven ook
nog geen uitsluitsel betreffende de gebeurte
nissen te Ladysmith. Van de zijde der Boeren
kunnen zij zeker worden opgevat als bedoeld
om de pogingen tot ontzet, welke Sir Francis
Clery want hij schijnt met het opperbevel
in Natal belast te worden, niet Lord Methuen
aanwenden zal, te verijdelen, althans te
vertragen. Aan den anderen kant echter is
het ook mogelijk, de krijgsverrichtingen der
Boeren bezuiden de Toegela te verklaren
door de begeerte om de overgave van
Ladysmith zoolang mogelijk te maskeeren.
In elk geval schijnen de Boeren alle noo-
dige maatregelen te beramen, om het opruk
ken van Sir Francis Clery's leger zoomoeie-
lijk mogelijk te maken. Hun bezetting van
de plaats Weenen, benoordoosten Estcourt,
door den onbetaalbaren berichtgever van
Reuter te Estcourt tot eeu onbelangrijk wa
penfeit vernederd, is iutegendeel een gebeur
tenis van groote strategische beteekenis.
Een blik op een eenigszins uitvoerige kaart
toont dat terstond. Vooreerst toch ligt Weenen
gelijk Estcourt aan dezelfde Boesmanrivier,
welke de troepen van Clery zullen hebben
over te trekken, alvoreus zij op de Toegela
kunnen aanrukken. Maar Weenen is ook een
belangrijk kruispunt, een waar Quatre-Bras,
der straatwegen, die op Colenso, de Toegela
en Ladysmith Greytown en Weston, aan deu
straatweg van Estcourt naar Pietermaritzburg,
uitloopen. Van daar uit zouden de Boeren
dus een flankbeweging tegen de Engelschen
aan de Mooirivier, d. w. z. in den rug van
Estcourt, kunneu ondernemen. Heeft de on
derstelling eenigen grond, dat Sir Francis
Clery een omtrekkende beweging beoosten
Ladysmith voor heeft, dan zou Weenen zeer
zekerlijk, als punt, dat van nature sterk is
(de Boeren weten dat ook nog wel uit Diu-
gaan's dagen) een groote rol moeten spelen.
De bezetting door de Boeren zou dan tege
lijkertijd toouen, dat zij met het nieuwe
Eugelsche plan reeds bekend zijn, iu elk
geval er tijdig maatregelen tegen beramen.
De bezetting van Weenen is ook belangrijk
Dmdat er uit schijnt te blijken, dat het Boe
ien-commando uit Zoeloelandvoeliug gekregen
aeeft met de commando's, welke Ladysmith
jenauwen. Het is toch bijna zeker te achten,
dat het Zoeloe—commando is dat zich van
Weenen heeft meestér gemaakt.
Uit Kaapstad wordt aan de Daily News
gemeld, dat generaal Buller zijn hoofdkwar
tier voor eenigen tijd zal vestigen te De Aar,
vaar groote toebereidselen worden gemaakt
tot verdediging. Aan het hoofd van 10.000
man zouden Joubert en Botha den uit Durban
aanrukkende versterkingstroepen tegemoet
trekken. Drie Duitsche officieren (een kolonel
en twee luitenants) die te Pretoria zijn aau-
gekomen, trekken naar het front der troepen,
cm zich ter beschikking te stellen van gene-
rial Joubert.
Men meeDt, dat de ontmoeting tusschen
hét Boerencommando onder generaal Joubert
ea commandant Botha en de Engelsche
versterkingsiroepen uit Durbau zal plaats
hebben tusschen Colenso en Estcourt.
De inval in de Kaapkolonie is thans ook
een voldongen feit. Aliwal Noord, Burgers
dorp en Colesberg zijn thans in het bezit
van de Boeren, die buiten kijf hun best doen
om de Hollanders tot opstand te bewegen.
Vele Hollanders zullen zich zeker door de
aanwezigheid van de Boeren laten overhalen
en hunne zijde kiezen.
De proclamatie van commandant Olivier
te Aliwal Noord roept alle republikeinsch-
gezinde Kaapsche Afrikaanders op, zich
binnen een etmaal aan te sluiten bij het
Boerenleger te velde. De proclamatie somt
de voordeelen ervan op en de gevolgen voor
wie weigerachtig blijven. De Engelschen
krijgen aanzeggiug zich binnen tweemaal
vier-en-twintig uur te verwijderen, waarvan
velen gebruik maken. Volgens den corres
pondent der Times voegden zich maar weinig
Afrikaanders uit Jamestown bij de Boeren
en geen uit Dordrecht. Olivier heesch ook
de Transvaalsche vlag te Aliwal Noord en
dwong den Eogelschen magistraat op de
rivierbrug te blijven staan, terwijl de Boeren
er over trokken, omdat deze vreesden dat er
een mijn onder de brug was gelegd.
Sedert seinde de correspondent der Times
uit Molteuo en Queenstown, dat een Boeren
commando uit Aliwal Noord en Burgersdorp
JamestowD bezet hadden. Honderd Afri
kaanders uit de Kaapkolonie vergezelden hen.
De Boeren kondigden op alle bezette punten
den staat van beleg af, lijfden ze in en stelden
landdrosten aan.
Volgens de laatste berichten hebben de
bewoners vau Aliwall North op de brug te
Frere de Oranje Vrijstaters toegejuicht.
Het lijdt dus geen twijfel of vele Kaapsche
Afrikaanders zulleu zich aau de zijde der
Boeren scharen, wat hunne positie grootelijks
zal versterken.
Ouder het kanongebulder van de vloot is
de „Hoheuzollern" met den keizer en de
keizerin van Duitschland en de twee prinsen
Maandagmorgen bij hevigen mist in de haven
van Portsmouth aangekomen.
Het keizerpaar werd ontvangen door den
hertog van Connaught. Daarna werd de reis
aanvaard naar Winsor, waar de prins van
Wales, de hertog van Cambridge en de hertog
van York den Duitschen keizer verwelkomden.
Te raidden van het gejuich der menigte reed
men naar het kasteel. Daar ontving koningin
Victoria haar gasten.
De Duitsche keizer is een groot liefhebber
van jagen elk jaar brengt hij daartoe eenigen
tijd in de Schorfheide door, dit jaar knoopte
hij daar een jachtuitstapje in Zweden aan
vast. Op 18 October verliet de Keizer de
Schorfheide, om van Swinnemtlude op zijn
jacht Hohcnzollern naar Malmö te gaan,
waar kroonprins Gustaaf zijn jachtgast op
wachtte en hem geleidde naar het jachtslot
Snogeholm van Graaf Peper. Van 20 tot
22 September schoot de Keizer daar 24
sterke bokken en een vos. 's Ochtends van
den 22sten September begaf hij zich naar
Skabersjö landgoed van den Zweedschen
jagermeester graaf Thott. Gedurende 's Kei
zers verblijf daar stormde en regende het,
zoodat het wild er zeer onrustig was. De
keizer schoot er 10 bokken den volgenden
middag trok hij naar Berringen, het slot van
graaf Becktries, dien middag schoot hij 9
bokken, den volgenden dag 7 valken toen,
twee dagen op Turop, landgoed van den
kamerheer Coyet, legde de Keizer 19 bokken
neer. In het geheel heeft de Keizer in Zwe
den natuurlijk niet in overdrachtelijken
zin bedoeld 62 groote bokken geschoten,
met 67 schoten, op gemiddeld 150 pas af
stand.