rau zegen en triomf, om bij eiken stap
zich duizend hinderpalen te zien voorgewor
pen, onoverkomelijk naar 's menschen op
vatting, om niet minder rustig en vast hare
schreden voort te zetten, voor niets en nie
maud wijkend en dat tot aan het einde
deze wereld zelve.
Nog eens, zijt Gij bevreesd, dat de booze
arm des vijands Christus bruid zal neerdruk
ken en afmaken
God waakt, s'ort hier eeue stad in puin,
ginds rijzen weer breede, sterke muren als
die van Jerusalem. Bezwijkt hier een forsche
eik, ginds groeit weelderig een bosch van dui
zenden die hunne frissche kruinen hemelwaarts
heffen.
De Kerk behoeft in zooverre ons vereeniaen
dus niet.
Maar wat drijft ons dan met onweerstaan-
baren drang tot vereeoigen?
Werpt even een blik op de historie
der vervlogen eeuwen en op den
toestand van het heden. Hoe rijzen voor
uw oog groote werken op, die in hunne ver
hevenheid het menschelijke doen verdwijnen
en den vinger des almachtigen verraden
werken van heldendeugd, vau arendsvlucht
des geestes, van edele harten, waarin een
vulkaan van liefde moet gewoeld hebben
Zijn ze niet vereenigd iu profetenscholen,
de jonge mannen Israels, die let wispelturige
volk uit plichtsbetrachting, het woord Gods
toespraken, scherp als staal, hard en ver
pletterend als ijzer, zoo het volk kroop als
een lastdier voor den wagen der zonde,
zacht als wol, zoet als honig, zoo het volk
zich liet spannen in het zachte gareel, waar
mede Gods hand het de schouders dekte, en
voortging op den weg der deugd
Van waar de onwrikbare kracht der twaalf
uit het volk, die een ko:st brood wonnen
met visschen, dat zij sii hten, wat thans nog
na 19 eenwen de wereld bewondert en be
lijdt? Kwam die kracht niet van hun ver
eenigd zijn? Hadden zij niet eerst de ééne
geloofsbelijdenis vastgesteld, alvorens zij tot
Gods arbeid de wereld in trokken
Wie las niet in de jaren, wanneer de ziel
met zooveel heldere morgenfiischheid ont
waakt, vol edele hartstochtelijkheid de hel
dendaden der vereenigde tempelridders, zoo
dat jeugdige harten in hun droom óók zich
tooideu in de lange rokken met het roode
kruis gesierd en in de glinsterende schilden en
harnassen, óók reden en streden op trappe
lende rossen, óók zich vereenigden met die
dappere ridders en uitblonken in heldendeugd?
Wat 2al ik nog spreken van de vereenigde
broeders vau Si. iJominicus, onder wie een H.
Thomas in oosterschen middaggloed opging,
om nooit meer onder te gaan; van de mannen
van Loyola, karaktervolle mannen, die on
vermoeid klouteren tot op den kruin zelf van
den moeilijk te beklimmen berg van deugd
en geleerdheid; van de edele mannen van
Vincentius, wier stappen in gansch Europa
onuitwischbare sporen van Christelijke
liefde achterlaten; van die zusterkens van
liefde, vereenigd in hospitalen en wees
huizen en scholen, dochters van den Sama
ritaan des Evangelies, met Goddelijk bloed
in de aderen
Zouden hunnï groote werken geboren zijn
z nder r e eeniging
Daarom durf ik zeggen „vereenigt u en
dan voeg ik er bij„vereenigt u vooral in
onzen tijd!"
Ziet, de vijand heeft onze kracht begrepen.
Sedert de revolutie gaat er een storm door
de wereld machtig, als de orkaan, die de
zeeèn schudt en de koninklijke eiken te
pletter slaat. Het is de storm van hoo-
vaardij, van ongeloof, van goddeloos woestijn
gemor. Vanwaar die geweldige krachtson
wikkeling vooral van liberalisme, dat de
koningskroon des menschen, het geloof, te
gruizel slaat, vooral ook van het socialisme,
dat op roof en moord belust zijn bloedroodeu
kop dreigend opheft?.... M. H. zelden zag men
in de beroeringen, die over de wereld gaan,
zoo'n éénheid van strijd.
Wij, wachters der waarheid, moeten in
zulken tijd ons vereenigen; moeten tegenover
die kracht ons gelooven, ons willen, ons
werken stellen en dat gelooven en dat willen
en dat werken ook kunnen rechtvaardigen.
„Wat staat gij hier den ganschen dag
„ledig en dat in 't heete van 't gevecht en
„dat iu den strijd voor waarheid eu deugd?....
„Adcolescens, tibi dico, surge Jongeling, ik
„zeg u, sta opmij dunkt, zoo hoor ik
Christus of Paulus woord klinken.
M. vr., laten wij ons vereenigen.
De groote werken in de historie lokken ons
daartoe aan, de onstuimige krachtsontwikke
ling des vijands dwingt ons.
Waarom ons vereenigen in Oeloof en We
tenschap
Ik weet zeer goed vau den vroegen morgen
tot den laten avond brengen de zaken u
drukke bezigheden. Nu, als Ge met uw
werken goed en groot geld verdient, dan hoe
drukker gij het hebt, hoe aangenamer het mij is.
Eerstens die niet werkt is uiet waard, dat
hij leeft. Een Paulus mocht dit der we
reld voorhouden, gansch zijn apostel-leven
heeft hij op den onbeploegdeu akker des
Heeren gezwoegd.
Tweedens: geld is een machtige, gemak
kelijke noodzakelijke factor in de wereld.
Dit zal onze vereeuiging ook wel ondervin
den. Als men er warmpjes bij zitals meu
aan de groote ton slechts het kraantje behoeft
open te draaien..
Maar, wat wordt er in de wereld toch iets
gedacht en getobd over geld 1... Enfln, als
men in Waalwijk maar zoo denkt en tobt
dat ook onze schatkist er rijker op wordt!..
Onder ons gezegd en niet gezwegen, wij
hebben veel geld noodig.
Wat wordt er iets gewerkt en gezwoegd,
geleden en gebeden om geld Goed
Maar nu vraag ik u, is uw hoogste ideaal
des levens, steeds meer huiden te looieu en
te verkoopen steeds meer couponnetjes te
knippeD, of schoenen en waren aan den mau
te brengen
M H. wij zijn meer dan een redeloos stuk
vleesch. Wij hebben eetie ziel, die een geest
is en nooit sterft en in breede vlucht kan
opstijgen in verhevene ontwikkeling. En dien
geest moeten wij vooral in onze eeuw vau
vooruitgang laten medewerken, voeden, op-
kweeken, laten waren in de papieren tempels,
waarin de vindingen van verstand en hart
als in een museum van onschatbare kunst
gewrochten, vergaderd zijn, ik bedoel in de
boeken.
O neen nietdat ik u wil leiden in de
dreven der wetenschap, waar alles dorheid
is en woestijnzand, waar geen torenspits, geen
enkel kruis oprijst, dat ons wijst omhoog op
God
Een der corypheen zelf der wetenschap,
Jules de Brunetière, en geheel de geschiede
nis zouden mij opwerpenhoe wetenschap
zor.der geloof niet beantwoord heeft aan de
hooggestelde verwachtingen, hoe zij bankroet
heeft geslagen, omdat zij dorre paden zocht,
waar het licht der waarheid niet straalt en
diedoor barre duisternissenten afgrond voeren.
Maar wèl wil ik u de vruchtbare gaarden
zien betreden en bewerken der wetenschap
voorgelicht door het geloof,
Wat ons verstand zegt en wat de godde'ijke
openbaring zegt, moet overeenstemmen. „We
tenschap en geloof zijn niet te scheiden.
Wetenschap en geloof, verstand en open
baring zijn zij niet dochteren des Hemels,
dochteren van den zelfden Vaderdie beide tooide
met hetzelfde vlekkelooze kleed der waarheid
en beiden kroonde met denzelfden fonkelenden
diadeem des hemelschen lichts Beiden dus
moeten knielen voor Gods troon, hand in
hand; beiden moeten zingen Gods glorie, die
in hen uitstraalt.
Zou er een schooner tijd zijn dan de
Middel-eeuwen, toen het geloof geestdrift
wekte voor alles, wat grootsch is en schoon
en edel, en de hoogste idealen van kunst en
poezie, maar ook van ridderlijkheid in het
leven riep
Ja, M H. en dat is onze tijd. Ouze tijd
van steeds hoogere ontwikkeling en vooruit
gang, mits ten volle bestraald door de zonne
des geloofs. Laat gerust het ongekende
achterhaald, het verborgene aan het licht
gebracht worden „l'église n'a besoin que la
vérité", waarheid vreezen wij nooit.
De gids dan, die ons tot leider zal zijn
draagt in de rechterhand de fakkel der Open
baring Gods, in de linkerhand de fakkel der
openbaring, des verslands en met een gerust
hart dalen wij met hem ter ontdekking af in
de verborgenste holen der heilige geheime
nissen.
Die gids is de letter en het woord, beiden
stralende ma die twee hemellichten.
Vereenigen wij ons met zulken gids, dan
zijn wij op onzen weg naar ontwikkeling
voorgelicht door geloof èn wetenschap, dan
noemen wij dus te recht de vereeniging, die
ons samenbindt eene vereeuiging „Geloof
en Wetenschaj».
Wat willen wij door onze vereeniging bc
werken. Wij willen mannen zijn van geest
en ontwikkeling mannen van karakter met
stalen wil mannen, die het Christen zwaard
niet altoos werkeloos in de schede doen
rusten.
Omdat wij de ontwikke[ing des geestes
beoogen, voorgelicht door de waarheden, die
èn de Openbaring Gods èn de vinding van
het verstand voor de eeuwigheid opteekenden,
noemen wij zooeven onze vereeniging »Geloof
en Wetenschap
Om geen woorden te verspillen is die
ontwikkeling voor ons katholieken vooral in
dezen tijd niet streng gebiedend
Neen, de bloem der jongelinschap van
Waalwijk moet het licht niet schuwen, niet
zich verschuilen onder het dichte lover, maar
vrij oprijzen en zich durven meten in geuren
en kleuren met de duizenden, die den door
Gods zoon bewerkten wereldtuin versieren.
Nier, dat wij ons willen bedekken met een
vernis van geleerdheid, zooals zoovele pedante
waanwijzen in de dwaze wereld deden en nog
doen.
Maar wij streven er naar, ons in godsdienstige
beginselen, in huidige vraagstukken van we
tenschappelijke!), maatschappelijken eD socia
len aard degelijk te ontwikkelen.
Wij streven naar die ontwikkeling door
tijdschriften, boeken eu bespreking door
woord en letter. Wij streven er naar, ook
degelijke ontwikkeling te verspreiden buiten
onzen kring, door onze bibliotheek met zijn
uitsluitend Roomsch karakter wellicht eens
voor iedereen toegankelijk te stellen, door
Roomsch Katholieke sprekers, dieow^schoone
beginselen, voor welke beginselen alleen wij
ware sympathie kunnen gevoelen, vertolken
in eene taal vol kracht en schoonheid en
majesteit.
Wij willen ook mannen zijn van karakter
met stalen wil.
Het ideaal onzes levens is toch niet, slechts
menschelijke grillen in te volgen en daarom
slechts van de eene feesttafel naar de andere
aan te gaan zitten, na liet eene feest oumid-
delijk weer een ander voor te bereiden.
Duizendmaal neen
Al behooren wij nu niet tot de strenge
Karthuizersdie alle feesten en nog wat
vaarwel zeggen, die feesten zijn ons groot
doel toch niet. Ons Katholiek oog staart op
een ideaal dat van eene woudere hoogte
neerdaalde, van boven zon en sterren, dat
schittert in wondere schoonheid. Naar dat
ideaal willen en zullen wij streven, dat ideaal
zullen en durven wij der wereld toonen.
En welk is dat ideaal
Te spreken, te schrijven en te handelente
leven en te lijden en te strijden te 3terven en
te zegevieren als Roomsch-Katholiek man.
Streeft gij er naar, dan zijt gij iemand in
de wereld. En ja, trachten wij iemand te zijn
in de wereld, die wegzinkt in halfheid eu
karakterloosheid, de wereld heeft er behoefte
aan.
Eene degelijke vereeniging nu, welke ik
deze durf noemen, zal menschen vormen, die
niet te koop zijn, zegt een Amerikaansch
Schrijver menschen, die eerlijk zijn waar
tot in het binnenste van hun hartmenschen,
wier geweten even vast staat als de naald,
die naar het Noorden wijstmeuschen, die
voor recht en waarheid durven opkomen, als
hemel en aarde wankelen, die de waarheid
durven zeggen en daarbij de wereld en den
duivel vlak in de oogen durven zien, die niet
bang zijn met nadruk „neen" te zeggen
menschen, die hunne bestemming op de wereld
kennen en volvoeren, in wie de moed van
het eeuwig leven vast en diep gewoiteld is.
Och de tijden zijn nog zoo slecht niet,
zegt Kolping, wanneer de memchen maar
iets beteekenen. Katholieken, die iets betee-
kenen, dezulken moet onze vereeniging
vormen en bewerken.
Welnu, m. vr., omdat ik niets schooner
vind op den aardbol dan een man van ka
rakter, omdat voor een karakter durf—
kracht en onwankelbaarheid noodig is in het
klouteien tot het hooge ideaal, waarop het
oog altoos blijft staren, omdat ik u allen
graag gekroond zag met den diamanten
diadeem, die het karakter is, koos ik u tot
devies, tot wapenspreuk zou ik haast zeggen,
een woord van den wereld-apostel Paulus,
waarin een leven ligt van lijden, strijden,
zegevieren, hel karaktervol woord „non
erubesco Evaugelium" d. i. „Ik schaam mij
het Evangelie niet."
Ik zeg, dat woord heeft eens Paulus ge
sproken. Neen, hij schaamde zich niet het
Evangelie te verkonden, al was het den
ongeloovigen eene dwaasheid en ergernis
hij schaamde zich niet, het Evangelie, alreeds
in de heidensche steden, Antiochie, Atheue,
Corinthe verkondigd, onverschrokken te
belijden in de hoofdstad der heidensche
wereld, in Rome, den zetel des bederfs en
der afgoderij.
„Non erubesco Evaugelium Ik, Katholiek
jongmensch, schaam mij niet het Evangelie,
het geloof, dat mij zegt, wie ik ben, waartoe
ik leef.
Bij alle verdraagzaamheid en eerbied voor
eens anders vrijheid van willen en denken,
voor eens anders overtuiging, zal ik nooit
mij schamen, te toonen klaar en krachtig,
wie ik ben, welke beginselen ik huldig, mij
zelf te toonen voor Paus en Kerk, voor
koning en minister, voor Jood eu Protestant,
voor burgemeester en wethouder, voor God
en den duivel. Zou ik dieB moed niet
hebben, dan ware het beter op het tooneel
der wereld niet te verschijnen.
Ziedaar de beteekenis van de leus der
mannen van „Geloof en Wetenschap „non
erubesco Evangelium, ik schaam mij het
Evangelie niet."
Wij moeten mannen zijn, die het Christen—
euaard niet laten rusten.
Het gaat waarlijk niet aan, thans te rusten
in loome luiheid.
Nog dezer dagen sprak Dr. Schaepman te
Haarlem „het algemeen kenmerk, hel teeken
van deze eeuw is worsteling en strijd." Zon
der strijd veroveren wij geen plekje gronds,
ja verovert men het onze, ook de apostelen
hebben zich niet rustig gehouden.
M. vr. vetgeef mij, dat ik heden avond,
nu ik door eeue zachte schemering ginds een
nieuw licht zie opgaan.
„Komt reeds door het laatste duister
Geen vet schiet?
Siddren van verborgen luister
Ginds de rozenkleuren uiet
dat ik heden avond de teugels van mijn
gemoed niet meester wil zijn, dat ik tot jonge
harten met idealen mijn hart eens vrij laat
spreken. M. H. U allen heb ik menigmaal
de hand gedrukt als vrienden, maar ver
zwijgen wij hec niet en zeggen wij het
openlijk, nog niet als medestrijders van ons
hoog ideaal nog niet zooals een Paulus
zijnen medestrijders de vereelte hand drukte
en hen groette 1
Vraagt gij waar heden uw strijd is?
Vraagt het uw Stedehouder, uw Paus Leo
XIII. De edele grijsaard zou met wanke
lenden tred tot u komen, met bevende hand
u zegenen, met trillende stem u verkonden,
waar uw strijd is; die grijsaard ja, die nacht
eu dag tobt en zwoegt en strijdt als eep, die
nog niets gedaan heeft dan gerust, als een,
die zijne lauweren nog moest verdienen.
Ziet en hoortdc wereld siddert en kraakt
en dreunt van een Strijd vol geweldigheid
Strijd tegen ongeloof, liberalisme, walge
lijke neutraliteit, karakterloosheid strijd
vóór godsdienstige school, godsdienstig leven,
ook buitens huis en slaapvertrek. Strijd tegen
onrechtma'ige eischen, opstand tegen gezag,
socialisme striid vóór de rechten van alle
klassen. Strijd vóór matigheid en spaarzaam
heid, strijd vóór
Gij vraagt waar uw strijd is Slaat de
gouden brieven van Leo XIII open, op elke
bladzijde ontmoet gij een vijand dien gii
heden kunt bekampen. Zouden wij in ons
middeu dan dulden wat genoemd wordt
kleinzieligheid, ontmoediging, huivering, laffe
ledigheid?. Neen Wij strijden eensgezind
met k?lmen moed zonder verdeeldheid, zonder
partijschappen wij kennen geeue Paulussen
^polios' of Cepha's, wij allen zijn van
den éénen Christus.
Wij duchten niet den vervaarlijken vijand.
Pal staan wij als de eeuwige rots. Stormen
en orkanen zweepen berghooge golven op,
die slaan en wederom slaan maar eindigen
met te breken tegen de eeuwige rots, die
gegrondvest op Godsbodem, staat eu blijft
staan.
Laat mij hier het woord eens aanhalen, dat
God tot den edelen veldheer Jozue sprak, die
het beloofde land ging veroveren. „Zie, zeide
»God,ik gebied u, wees moedig en sterk ver
daag niet en vrees niet.wantlmet u is de Heer
„uw God bij alles, waartoe gij u ook zult
„begeven Gij allen, trekt gewapend uit voor
„uwe broeders, alle gij strijdbare mannen eu
„strijdt voor hen, totdat de hetr rust geve
„aan uwe broeders, gelijk hij ook u zal geven
en ook zij het schoone land bezitten, dat de
„Heer uw God hun geven zal." Bij dit Gods
woord past zoo schoon het woord dat Mgr.
v. d. Ven, onze beminde bisschop, mij toe
sprak: „zegt aan uwe leden dat van hen,
die de kern zijn van Waalwijk, in groote
mate de toekomst afhangt.
Ik hadde u nog heel veel te zeggen
maar reeds te lang heb ik uw geduld be
proefd; gelukkig, wij zien elkander weder.
In zuivere trekken heb ik mijn streven geheel
geopenbaard.
Laat mij nu met een enkel woord sluiten.
M. vr. in Rome, Italië, Duitschland, gansch
Europa, gansch de wereld door worden tegen
het begin der eeuw, die gaat geboren worden,
grootsche betoogingen voorbereid van onbe
dwongen eerbetuiging aan den Goddelijken
Verlosser: congressen van geleerden, kun
stenaars, der Katholieke jongelingschap enz.
enz.
Kan er hier eene schoonere betooging plaats
vinden, dan het stichten eener vereeniging
van edele Katholieke jonge mannen, die met
hun tijd voor hun ideaal willen medeleven,
medestrijden
Ik huiverde eerst voor de groote taak.
Ik ben jong in jaren en wijsheid, te jong
misschien. Uwe liefde moet mij dat euvel
vergeveu. Zij zoo 't zij, werken kan en
werken zal ik, voor u valt mij geen zweet
drop te lastig.
Het weik dan, nat heden avond uit u gaat
geboren worden, zij als een hemelsch lied, dat
weerklinkt over steden en velden, machtig
en dreunend als de tonen der keizersklok
van Keulen, zuiver en schoon als de zilveren
klanken van Coecilia's orgelspel en door dat
lied zweve en stijge onder duizende variatie's
het altooos teiugkeerende motief„non eru
besco Evangelium ik schaam mij het Evangelie
niet
Na de lezing maakt de Dir. bekend, dat
hij een volgend schrijven van Z.D. H. Mgr.
W. v. d. Ven had ontvangen: „Gaarne
wensch ik aan de jeugdige vereeniging
's Hemels beste zegeningen. Moge ze veel
goed voortbrengen in de jongelieden van
Waalwijk c. a. de Kerk en de Maatschappij
tot heil
Nu ging men over tot verklaring en be
spreking der statuten Eerst echter werden
de leden nog aangenaam verrast door de
komst van den Zeereerw. Heer Pastoor, die
in liefderijke en toch forsche bewoordingen
vooral aanspoorde hun devies getrouw te
blijven „Non erubesco Evangelium*, ik
schaam mij het Evangelie niet." De Zeer
eerw. P. verklaarde nog, dat deze vereeniging
werd begroet met innige vreugde door Z.D.
H. Mgr. v. d. Ven, door den vroegeren
Pastoor, die hen in liefde had opgekweekt,
door de geachte ouders der jonge mannen,
door allen die belang stellen in Waalwijk,
door Hem zelf dus wel het meest.
Na bespreking en eenige wijziging der
voorgelegde statuten ging men over tot
onderteekening. Ieder der 24 Heeren tee-
kende. Een Heer, die belet was de verga
deringbij te wonen heeft schriftelijk gevraagd,
te mogen toetreden als lid, wat is ingewil
ligd.
Dus de vereeniging „Geloof en Weten
schap" was geboren. En de vereeniging
bestaat uit 25 jonge mannen. Daarna ging
men over tot de keuze van het Bestuur. De
Directeur werd gekozen tot President en zal
nu zijn Directeur-President.
Tot vice-president werd gekozen de Heer
•J. v. Hieltot secretaris de Heer J. Tielen;
tot bibliothecaris de Heer Vincent Gerris
tot bestuursleden de Heeren Bernard Tim-