Nummer 102. Zondag 24 December 1899.
22e Jaargang.
I
Eerste Blad.
De Deserteur
KERSTMIS.
1 oegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
ANTOON TXELEN,
N ieu wjaars wens chen,
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
FEUILLETON
UITGEVER:
Waal wii V
Met het oog op de Maan-
g|H^ dag en Dinsdag invallende
feestdagen en op de
vele werkzaamheden, verbonden aan het
eerste nummer onzer vergroote uitga
ve, zal in het midden der volgende week
de courant niet verschijnen.
Het volgende nummer komt dus uit op
Nieuwjaarsmorgen.
Advertentiën voor dit nummer worden inge
wacht tot 30 December, 'smiddags 12 uur.
0°k wederom dit jaar
zal er, iu het nummer van
1 Januari a. S., gelegen
heid bestaan tot het plaatsen van
aan Vrienden, Bekenden en Begunstigers, te
gen den uiterst lagen prijsvan
30 cent.
Daar het eerste nummer van ons blad
in zijne nieuwe gedaante, algemeen
in alle plaatsen van de Langstraat, 't Over
land etc., zal worden verspreid, is het dus
bij uitstek hiervoor geschikt eu zullen de an
nonces volkomen aan het doel beantwoorden.
Vanaf heden tot Zaterdag 30 Decem
ber, 's middags 12 uur, kan de inzending
geschieden.
DE REDACTIE.
Vrede op aarde.
Een heilige stilte vervult de aarde, zoo
ver het oog kan doordringen en het oor
vermag te bespeuren, bijna niets dat aan
leven doet denkenroerloos en onbewogen
staat ieder voorwerp daarde heldere ster
ren schitteren aan 't firmament, de bleeke
maan werpt hare matte stralen op 't aard
rijk, dat, in zijn sneeuwkleed gehuld, schier
levenloos ligt, in heilige, indrukwekkende
stilte. Een stempel vau volmaakte rust is
op de geheelen natuur gezet.
't Is Kerstnacht.
Maar eensklaps wordt deze doodsche stilte
onderbroken, helder en frisch, en tevens
indrukwekkend klinkt het gelui van de to
renklok van ginds dorpje. De lieflijke klank,
die in het verre verschiet wordt herhaald,
schijnt een wekstem ten leven te zijn.
Meer en meer beweging komt in de na
tuur de vrome dorpsbewoners spoeden zich
tempelwaarts, om daar de heerlijke grootsche
herinneringen van de geboorte des Verlossers,
te gaan herdenken.
En steeds door blijft het vriendelijke
klepje in beweging en meer en meer ko
men van links en rechts stroomen volks en
overal, tot ver over de grenzen van ons land,
waar het klokje luidt, herkennen allen, die
het willen, in deze zoo machtige to
nen, de zooveel zeggende woorden „Liefde-
Vrede".
Iedereen hoort opnieuw in zijne verbeel
ding de heerlijke tonen der Engelengezan-
gen, die thans voor negentien eeuwen de'
velden van Bethelem vervulden en ook het
blijde muziek van de arme herders, die het
eerst den Zoon des menschen aanbaden.
Heerlijk, indrukwekkend klokgelui vooral
in dezen nacht, boe spreekt gij tot het ge
moed; zijt gij niet onzen trouwen vriend.
Roept gij ons niet ter kerke, om onzen
Heer een dankgebed te offeren, schaart gij
ons niet achter de lijkbaar van onze zoo
diep betreurde familieleden, vrienden en ken
nissen, en hoe stemt gij met uw eentonig
geklaag ons dan tot droefheid
Maar heden geen droefheid, neen heerlijke
blijdschap. Neen thans hooren wij daarin de
echo van het „Eere zij God, vrede op aarde
van weleer.
Ons hart is vooral in dezen tijd zoo vat
baar voor die heilige, zoete indrukken en
hoe heerlijk klinken ons die schoone Kerst
liederen tegen, welken machtigen indruk
maken ze op ons. Wij knielen neder en
aanbidden en danken in dezen schoonsten
nacht van t jaar Hem, van wien het
eens door Betlielem's velden weerklonk,
„Eere zij God in den hooge, vrede den
menschen op aarde die van goeden wil zijn
//Vrede op aarde/'
Ja zoo ook klonk het in Augustus van
't vorig jaar, vanuit het groote czarenrijk
door Europa. En de geheele wereld hield op
den czaar Nicolaas II, den verdrukker der
Einnen, de oogen gevestigd als op een
vredesvorst.
Hij zou haar die vrede brengen, welke zij
zoo zeer behoefdehij zou een einde maken
aan die wreede ongerechtigheden, jaar in
jaar uit door den sterkeren bedreven. Hij
zou de wereld van die zware lasten bevrij
den oorlogen zouden verdwijnen, die raen-
schen-slachtingen op groote schaal zouden
tot de geschiedenis behooren.
Heerlijke fantaisie, wat edele en ijdele il
lusies. De gedelegeerden van de verschil
lende rijken, de vredesgezanten (P) zijn bij
eengekomen, hebben beraadslaagd, en de
resultaten waren nul en met recht werd de
vredesconferentie genoemd „het grootste
fiasco" onzer eeuw. De bepalingen der
Vredesconferentie, werden van lieverleden
door alle rijken geteekend, ook Engeland zond
daartoe nog later zijn afgevaardigde, op het
oogenblik dat het zich met koortsachtigen
ijver en vurigen hartstocht tot den verdel
gingsoorlog van de Zuid-Afrikaansche Re
publieken wapende en de meest moordda
dige uitvindingen op dit gebied hiertoe in
gereedheid bracht. O, ironie der feiten!
De diplomaten zullen ons dus den vrede
niet geven. „Vrede zij den menschen op
aarde die van goeden wil zijn."
Maar dit zijn ze niet. Zij willen de
oorzaak en de middelen nietniemand wil
iets toegeven. Verwachten wij hem dus niet
van hen, maar van boven.
Smeeken wij ook echter op dezen schoonen
dag, den God des Vredes, dat Hij daar zal
recht doen aan gene zijde van den oceaan,
waar onze broeders, tot zelfverdediging ge
dwongen tot dien vreeselijken, onheil en
verwoesting aanrichtenden oorlog, strijden
voor de onafhankelijkheid van hun land, van
De Echo van bet Zuiden
Waalwiiksche en Langslraalsche Courant
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,
Franco per post door het geheele rijk fl,I5.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Adverteutiën 1 7 regels f0,60daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
laud worden alleen aangenomen door het advertentieburea van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel
Elize en Walewaki waren beiden verbaasd,
toen zij van den binner.tredenden huisheer ver
namen, dat het reeds over tienen was, en Walews-
ki moest zijne kamer opzoeken, ofschoon hij er
nog niet het minste verlangen naar had.
Hoe verschillend was dan ook het afscheid
vergeleken met de verlegen begroeting van eenige
uren vroeger. Thans reikten zij elkander als oude
vrienden de hand toe en van beider lippen klonk
het gelijktijdig Tot weerziens
Peiser begal zich op dien avond vroeg ter
ruste, thans ook onmiddellijk nadat zijne dochter
hem met blozende wangen en schitterende oogen
een goeden nacht had toegewenscht.
Eén echter was er, die nog op katachtige wijze
door het huis rondsloop, en welBaruch. Eerst
klom hij de trap op, om den gast te beluisteren,
tot deze het licht in zijne kamer had uitgebluscht,
daarna kroop hij naar den kelder, naar de vaten,
met welke Peiser zich dien dag had beziggehou
den. Hij klopte er zacht tegen en luisterde ge
spannen, alsof hij verwachtte, dat ze hem iets
zouden toefluisteren.
Toen hij de trap weder beklom, om zich even
eens ter ruste te begeven in een vertrekje, dat
zich naast de werkkamer van Peiser bevond,
mompelde hij in zichzelven
De Baas denkt, dat niemand weet, wat er
in die vaten is, maar Baruch weet het!
IV.
Rothmann trok Dog altijd met zijne pakken
van dorp tot dorp. Hij deed bijna in het geheel
geene zaken, hoewel hij steeds tegenover de
herbergierster het tegendeel beweerde. Maar er
scheen hem dan ook minder aan gelegen zijne
waren teverhandelen, dan som9 uren lang met
de boerenvrouwen in de verschillende dorpen
te praten, dagen lang in de berbergen te zitten
om zich daar met de gasten en voorbijtrekkende
voerlieden te onderhouden of langs de wegen
met alle menschen die hij ontmoette, een gesprek
aan te knoopen, wat hem blijkbaar gemakkelijk
viel, daar hij het Poolsche dialect der streek
zeer vlot sprak. Aan geld scheen het hem niet
te ontbreken, ofschoon hij er nooit een opvallend
gebruik van maakte en zich met betiek'king tot
eten en drinken nooit meer gunde dan ieder an
der rondtrekkend koopman.
Niets ontging zijne opmerkzaamheid, maar
vooral schenen de kruisingen van straten en
wegen punten van bijzonder belang voor hem te
zijn. Juist naderde hij een klein gehucht dat uit
enkele verstrooide boerenhutten bestond. Hij mon
sterde deze uit planken gebouwde, half vergane
hutten met de meeste zorgvuldigheid, zelfs de
opschriften, die de jeugd gewoonlijk met wit
of rood krijt, op sommige plaatsen aanbrengt,
en meestal uit namen bestaan of de geestige
opmerking bevatten, dat deze of die jongen een
ezel is, ontgingen niet aan zijn opmerkzamen
blik.
Een dezer namen bijv. luidde: Eduard Biller,
zooals men zal toegeven een zeer onschuldige,
weinig beteekenende naam.
Rothmann hield zich in deze hutten meer dan
twee uren op, zonder iets te kunnen verhandelen;
vervolgens ging hij weder op pad, den straatweg
langs, tot deze door een gewelf onder den spoor
weg heenvoerde. Ook hier waren aan beide zijden
van het gewelf door een blijkbaar ongeoefende
hand namen neergeschreven en een dezer namen
trok blijkbaar zóó zeer Rothmann's aandacht, dat
hij bleef stilstaan. Deze naam luidde: Ernile
Kei lef.
Op zichzelf was ook aan dezen naam niets bij
zonders, maar toch vond Rothmann tusschen
dezen en dien in het dorp een zeker verband.
De woorden Biller en Keilef toch hebben iu de
dieventaal de zelfde beteekenis en wel die van
brand. Toen Rothmann deze laatste naam eenigs-
zins ndder bekeek, bemerkte hij, dat achter de «f*
nog een teeken was aangebracht, dat op een
rechten hoek geleek.
Hier is een spoor, sprak Rothmann in zich
zelven, ongetwijfeld een spoor. Hier heeft iemand
een ander, die hem volge, den weg willen aan
duiden, dien hij genomen heeft, doch niet vermoed,
dat ook een ander zijne geheime teekens zou
begrijpen. Het teeken achter de *f" in den vorm
van een rechten hoek, beteekent, dat degene, die
hier den weg gevolgd heeft, een zijweg heett in
geslagen, die in een rechten hoek van den hoofd
weg afwijkt, Ik moet thans eens zien of ik dien
zijweg niet ontdekken kan.
Na ongeveer een kwartier kwam Rothraan bij
een kruisweg van den hoofdweg met een hobbe-
ligen, blijkbaar weinig bereden landweg.
Hier is het, dacht hij, hier is de plaats, maar
moet ik thans rechts of links afslaan?
Hij zag zoekend om zich, als trachtte hij in de
voetstappen van menschen of paarden, die in het
stof van den weg afgedrukt waren, eene beslissing
voor de keus van de te nemen richting te vinden,
tot eensklaps zijn blik op een dun boomstam
metje viel. Zulke stammetjes waren met bepaalde
tu8schenruimten op den hoofdweg aangeplant en
naast ieder stond tot steun een paal aan welken
het boompje met stroobanden bevestigd was.
Aan den paal ter rechterzijde van den weg, ont
dekte Rothmann een teeken, dat hem deed lachen.
Hier was weder met krijt een rechte hoek getee-
kend, en du9 wist Rothmann nu, dat hij den weg
naar rechts moest inslaan.
Nadat hij dit gedaan en den hobbeligen weg
meer dan een half uur gevolgd had, kwam hij
aan den ingang van een dorp, dat met zijne ge
deeltelijk gemetselde huizen een zeer vriendelij
ken indruk maakte, en tusschen de oude, mach
tige lindeboomeü, die het omgaven, als in een
tuin lag. Bij het eerste huis reeds vond hij den
rechten hoek en daarachter een streep welke eene
zekere richting moest aanduiden, doch voor ie
mand, die de bedoeling niet kende,'een doodon
schuldig, geheel onverdacht teeken.
Rothmann ging het dorp in tot aan de herberg.
Hier toch bemerkte hij ae ruwe teekening van
een hondenkop, op de wijze als schoolkinderen
die teekenen en achter dien kop een kruis.
Hij glimlachte bevredigend en betrad de gelug-
kamer, in welke zich drie personen bevonden, en
onder dezen: Koppenhagen. Deze keek bij het
binnentreden van den koopman, die hem als een
bekende groette op en riep hem toeAhazijt
gij hetl Nu, hoe gaan de zaken? Goed? Komt
ge ook wat uitrusten
Ja, antwoordde Rothmann, loopen is ver
moeiend.
Nu ja, zei Koppenhagen, ik ben vandaag
ook al vroeg op weg gegaan, ik had zaken hier.
Rothmann nam aan een zijtafeltje plaats en
bestelde wat eten. Koppenhagen zat naast een
man in een langen, blauwen rok, bovendien be
vond zich in hun gezelschap een tamelijk elegant
gekleed persoon, die niet in deze streek scheen
thuis te behooren, althans hij onderhield zich met
Koppenhagen over de reisgelegenheden, spoor
wegverbindingen enz., waarvan hij wenschte ge
bruik te maken.
Na korten tijd verlieten de drie gasten de her
berg en stegen op een boerenwagen, die voor de
deur stond, waarop zij snel wegreden, de blauw-
rok als koetsier. Koppenhagen had van Rothmann
nog met eenige woorden afscheid genomen.
Deze was naar het venster gegaan, toen de
wagen wegreed, doch begaf zien spoedig weder
aan zijn maaltijd.
Na den herbergier nog een glas bier besteld
te hebben, vroeg hij dezen
Mijn bekende komt zeker wel meer hier»
Ja, antwoordde de herbergier, de heer Kop
penhagen komt dikwijls hier. Hij wa9 nu zelfs
drie dagen achtereen hier, zeker verwachtte hij
den heer, die nu bij hem zat, doch eerst heden
aankwam. Hij kwam uit dezellde richting als gij.
Rothmann babbelde met den herbergier voorts
nog wat over weg en weer, doch verliet ook vrij
spoedig de herberg om denzelfden weg in te slaan,
dien het drietal genomen had.
Het was reeds avond toen de koopman moede
en met stof bedekt in Neustadt aankwam. Hij
trad een herberg midden in de stad gelegen bin
nen, waar gewoonlijk werklieden hun intrek na
men en trof hier den man met blauwen rok we
der aan, die hem dan ook dadelijk toeriep
Hé daar I Zijt gij daar ook weer Ge hebt
vandaag dan wel een flinken marsch gemaakt.
Kom hier, en drink
De blauwrok scheen een weinig opgewonden te
zijn en had een flesch wijn voor zich staan, wat
Rothmann opviel, daar de arbeiders in deze
streek nooit wijn, maar altijd bier of een borrel
drinken..
(Wordt vervolgd.)