iinimer 3.
Donderdag- 11 Januari 1900.
23e Jaargang.
f
Toegewijd aan Mandei, industrie en Gemeentebelangen
De Deserteur
AIT00N TIELEN,
Leo X!ll en de nieuwe ti|d,
Uitgever:
FEUILLETON.
Ons Leger.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Z a tcrdagavon d.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 0 75.
Franco per post door liet geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
WAAL W IJ K.
Auvkrtentiën 1-7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
(Vervolg
In het tweede gedeelte zijner rede toonde
de Spreker, hoe Leo XIIl ons, Katholieken,
voorgaat in het toepassen onzer beginselen
tegenover den nieuweren tijd.
Mcnigwcrf schijnen tegenstanders te mee-
ncn, dat vastheid m beginselen, wat gelo rfs-
leer en moraal betreft, leven en vooruitgang
belemmert. Deze waan ontstaat hoofdzakelijk
uit onbekendheid met den Roomsch katho
lieken godsdienst, en vindt een schijn van
bevestiging in het gedrag van sommige Ka
tholieken. Maar zij, die de leer en de ge
schiedenis van het katholicisme kennen, we
ten zeer goed, dat een. groot en heilig be
ginsel niet is als een hobbelpaard niet een
rijden zonder vordering. Veeleer zijn verhe
ven beginsrlen, wanneer zij diep de ziel
doordringen, als het paard, in het boek Job
beschreven. Van verre ruikt het den strijd
en stoutmoedig loopt het tegen de gewa-
penden in. Niet minder dan de eerlijke staats
man, de krijgsman, de geleerde, de kunste
naar put oprechte godsdienstigheid uit eene
diepe overtuiging, wi-rkkiacht en een ver
langen om te arbeiden, voor zooverre staat
en stand en gaven het mogelijk maken, aan
het algemeen welzijn. Het vast geloof aan
de in Christus geopenbaarde Waarheid drijft,
gelijk reeds sedert zooveel eeuwen ook thans
tot actie. „De krachtige Stam der waarheid,
vastgeworteld in God, draagt, bij het over
leven van stormen en buien, steeds nieuwe
bloesems en nieuwe vruchten.
Ziet den grijzen Opperpriester. Toen Leo
XIII zijn zegenrijk Bestuur aanving, stond
hij voor talrijke vraagstukken, die nieuwe
oplossingen vroegen \oor onzen tijd. Wat
toch is de zin van het woord „nieuwe tijd''?
Bij het zwoegen der menschen ontstaan al
lerlei verhoudingen, die tusschen het Inden
en het verleden als een grenslijn trekken
De wetenschap ontdekt feiten en stelt, bij
het nadenken over de verschijnselen in de
natuur en de maatschappij, zich vele, vroe
ger of niet of niet zoo uitdrukkelijk gestel
de vragen. De grenzen der staten verande
ren in de wetgeving openen zich andere
gezichtspuntendoor stoffelijke werkmidde
len, door de machine b. v. wordt het onder
scheid tusschen voorheen en thans al groo-
ter, in de communicatie, in het produceeren
van levensmiddelen, enz. Op deze wijze komt
in de verhouding der standen, van werkge
ver en werkman, van bezit en arbeid, een
gebrek aan evenwicht. Andere wenschen,
u.
andere verlangens, andere strevingen dringen
alom door. Lu al duidelijker begint de tijd,
waarin al deze dingen zich ontwikkelen, een
eigen karakter te dragen.
Zoo vroegen de oude katholieke beginse
len omtrent geloof en wetenschap, Kerk en
Staat, omtrent eigendomsrecht en arbeid
nieuwe toepassingen.
Welnu, 't is hier de vraag niet, hoe al
deze moeielijke vraagstukken in bijzonder
heden zijn opgelost en voortdurend verder
opgelost worden. Op dit oogenblik onder
zoeken wij alleen, welke regels bij het toe
passen der beginselen nimmer vergeten die
nen te worden.
Een eerste regel is deze, dat de toepas
sing nit het ware beginsel voortvloeie.
Sedert liet begin zijner regeoring zag de
H. Vader bestuurders en hoofden van Sta
ten en vele geleerden naar liet Vatikaan
komen. Iloe verschillend zijn de toestanden
der volkeren in en buiten Europa Wat al
verschil van eisclien bij diplomaten uit
Duitschland, Rusland, Frankrijk, America
De hooge en vredelievende geest des Pausen
vond niettemin het middel, om inenigen
toestand te wijzigen, om op te bouwen en
af te breken, zonder dat iemand ooit ine.t
gezonde reden twijfelen kou aan de zuivere
harmonie tusschen de Christelijke theorie
omtrent Kerk en Staat, die zoo waardig in
Leo's gulden encyclieken ontvouwd werd, en
de practische maatregelen, die zijn vastge
steld in nieuwe overeenkomsten met bijna
alle beschaafde rijken der wereld. Het oude
beginsel, dat gold, toen de Kerk optrad te
genover het oude Romeinsche wereldrijk,
daarna tegenover de jonge Gerinaansche vol
keren, de middeleeuwsche riddertijden, en
zoo verder tot den avond der negentiende
eeuw, dit beginsel bleek ook thans gaaf
en vruchtbaar. Toepassen moest zijn en blij
ven ontwikkeling en niet verloochening
van een waar princiep.
Bijzonder handhaafde de Paus dezen twee
den regel, dat een katholiek zich bij zijne
actie niet losmake van het hiërarchisch ver
band.
't Is volgens rooicsclie beginselen onaan
nemelijk, dat ieder onzer voor eigen reke
ning te werk ga, of dat elke groep zich zou
mogen constitueereu als generalen staf.
Leeken en priesters moeten met het episco
paat verbonden blijven, het episcopaat met
het Opperhoofd der Kerk. Inderdaad, 't is
dikwerf allermoeielijkst te bepalen, welke
toepassing van een waar beginsel, voor een
bepaald land in bepaalde omstandigheden, de
gewenschte is. Spreker lichtte dit toe door
eeue beschouwing van den toestand der
Katholieken in Frankrijk, en bemoedigde
zijne toehoorders om onder hun roemrijk
vaandel niet alleen dapper te strijden, maar
tevens in goede orde en naar de hooge
eischen der christelijke krijgskunst, door
Leo XIII, in zijn schrijven b. v. aan Frank
rijk, Spanje en Beieren en in zoo menige
toespraak, opnieuw verkondigd.
Eindelijk, onze actie zij levendig en tot
grootmoedige ondernemingen bereid.
Slapen is hetzelfde als de vijand steunen
en sterken. Wij kennen de evangelische
gelijkenis Een inensch zaaide goed zaad
op zijnen akker. Maar, terwijl de menschen
sliepen, kwam een vijand en zaaide onkruid
midden onder de tarwe. Ziedaar eeu oud
en altijd nieuw gevaar. Doch kan iemand
er waakzamer zorg tegenoverstellen dan Z.
II. Leo Xlli P Voorwaar hij, die door de
goddelijke Voorzienigheid tot Israels wachter
werd gesteld, slaapt en sluimert niet. Dit
getuigen al zijne regeeringsjaren; alle tegen
standers brengen hulde aan Leo's grooten
ondernemingsgeest; en bijna al wat deze
zoo rustige en rustelooze man geschreven
heeft of in 't leven geroepen op het gebied
der godgeleerde, wijsgeerige, natuurkundige
wetenschap, voor de II. Schrift en de ge
schiedenis, voor het vereenigingsleven en
den toestand der werklieden, dit alles ademt
dezelfde gedachte Ontwaakt en iverkt.
Deze machtige geest van actie moet ous
Nederlanders in elke provincie van ons
dierbaar Vaderland, in elke gemeenten be
zielen. Wanneer wij anderen naar andere
beginselen aan 't werk zien, zal onze ijver
nog meer ontwaken, om de ware en zegeurijke
beginselen te laten doorwerken in elke goede
richting van werkzaamheid Van ónze nooit
genoeg te waardeeren krachten moeten wij
ons bewust worden, en met den Apostel
zeggen „Zijn zij Hebreërs, wij ook".
Wat anderen kunnen, wij kunnen het ook.
Ongetwijfeld veel kwam reeds door de
katholieke actie tot stand. Ons schoon
vaderland toont naar alle zijden, over alle
weiden en akkers, de gedenkstukken eener
christelijke offervaardigheid. Vrijer geworden
hebben wij overal tempels en bedehuizen
gebouwd ook toevluchtsoorden voor ouden
van dagen, kranken, weezen en veriatenen.
De twee leerstukken, dat de Heiland onder
ons wil wonen, en dafc wij in de lijdeoden
en zwakken Zijn beeltenis moeten vereeren,
hebben gedurende geheel de negentiende
eeuw eene zeer levendige toepassing gevon
den. Waarlijk, het is een God verheerlij
kend lied, wat zoovele monumenten zingen.
Het goud der meergegoeden, de gift van
den werkman en het penningsken der weduwe
vloeiden sauien tot ééue vrome offergave,
Wij vernemen de stem van het volk in den
schoonen zin van dit woord dat is, van alle
standenéén van geest en één van hart
samenwerkendtot verheerlijking van God
eu het heil van alle leden der gemeenschap.
De toekomst zal ons, arbeiden wij ernstig
voortnog vele schoone vruchten in den
schoot werpen. Het hooger en het lager
onderwijs, de ontwikkeling van wetenschap
en kunst, de sociale vraagstukken, die ge
leidelijk behooren opgelost te worden, zullen
gedurende vele jaren ernstigen arbeid van
ons blijven eischen. Bijzonder trekken de
school en de toestand der werklieden onze
aandacht. Niemand kan het voorbijzien
dat de schoolwetgeving nog niet in het
licht straalt dier zuivere rechtsgelijkheid
waar wij ons over verheugen zouden, en die
onzen tegen tan de rs tot eer zou strekken.
En wat de sociale toestanden betreft, mag
niemand het zich ontveinzen, dat het nood
zakelijk is voort te werken aan het zege
pralen der rechtvaardigheid en der liefde,
aan de maatschappelijke verbetering der
minder bedeelden aan de algemeene wel
vaart en aan den vrede aller standen.
Nieuwe tijden, nieuwe nooden. De oude
middelen hadden hunne waardenieuwe
middelen zijn een eisch van den nieuwen
tijd.
Kunnen wij weifelen, nu hij, dien wij te
Rome als den door Christus geleiden leids
man huldigen, ons dringt met zijn woord
met zijne daden Is elke kinderziel ons niet
heilig, nu de Heiland de kleinen kwam ze
genen Is de werkmanswoning niet eer
waardig, nu wij de H. Familie leerden ken
nen te Nazareth Lezen wij de waarde
van elk kind, van de eenvoud igsten onzer
medemenschen niet in de woorden, die boven
het kruis stralen Zóó lief heeft God den
mensch gehad
Gaarne bracht spreker het einde zijnet
rede naderend, nogmaals hulde aan de jonge
mannen van „Geloof en Wetenschap", en
aan de maunen van Waalwijk, dezen avond
samengekomen, als om te getuigen, dat de
ouderen zich verheugen, wanneer de jongeren
optreden met den moed hunner christelijke
overtuiging en met het ongekunsteld ver-
langeu om zich te ontwikkelen, en om door
meer ontwikkeling nuttiger te kunnen me
dewerken in het godsdienstig en maatschap
pelijk leven. De eerwaarde redenaar sprak
den wensch uit, dat de jeugdige Vereeniging
mocht groeien en bloeien trouw aan de
heilige geloofsbeginselen en overvloedig werk
zaam aan eene heilrijke toepassing dier
beginselen voor den nieuwen tijd.
(Daverend applaus.)
De Eerw. heer Suijs spreekt hierna tot
prof. De Groot de volgende woorden tot dank:
Mijne Heeren
Wat zal ik zeggen na zulk eene rede
Zijn krachtig woord heeft ons als het ware
betooverd. Het spijt mij dat ik Directeur-
President ben, wijl ik voor mij niet in staat
ben den Hoogleeraar naar waarde dank te
brengen. Maar dit zij u verzekerd, wij
jonge mannen wij zien nu duidelijker, dat
Leo XIII o|) godsdieustig, wetenschappelijk,
maatschappelijk, sociaal terrein de ware
levende weg is, door ons te betreden, het
licht des hetnels, de ster uit het oosten, en
wij zullen die ster volgen, als die drie wijze
mannen deden, niet achterblijven in Jerusa
lem, dat zijn tijd heeft uitgediend. Dat
licht voert ons daar, waar wij zijn moeten,
dieper in 't heiligdom van den wereldtempel
van de Katholieke Kerk, waar het „gloria
in Exelsis" en het „Pax Ilominibus" zijne
volle beteekenis krijgt.
Onze beginselen zullen wij vasthouden en
toonen met moed en vol overtuiging als de
edele grijsaard Leo XIII deed.
Ik dank Professor De Groot voor zijne
heerlijke rede en die dankbetuiging is diep
gevoeld en oprecht gemeend.
Moge uw woord voor de jonge mannen
het zaad zijn van werken, die onze tijd zoo
uoodig heeft.
Moget gij nog jaren en jaren werken met
uwe talenten van diamanten waarde.
Overigens, u is de kroon der gerechtig
heid weggelegd, zou Paulus zeggen.
Doch alvorens die weggelegde kroon u
worde overgereikt hopen wij vurig, U nog
dikwijls in ons midden te zieu.
Lang leve Prefessor De Groot
(Applaus
In De Hofstad, een te 's Graveuhage ver
schijnend blad, schrijft iemand onder den
naam van „Jan de YVasscher" over den oor
log. Wij nemen daaruit het volgende over
Wie heeft er ooit van gehoord dat vijan
delijk artillerievuur onbeantwoord blijft, zoo
als dat met het Engelsche het geval is,
waardoor het tot een nuttelooze poflërij werd
gereduceerd. Maar niet rukt de vijandelijke
hoofdmacht ten aanval op, waardoor zij eigen
artillerievuur belet door te vuren, of floep
daar komen de BoerenkanonndKjes voor den
e Echo van h
ei
Courant
Daarna vei scheen haar vader, en bracht een
man mede van een leeftijd, die nog niet op eer
bied mocht aanspraak maken, maar toch dejeug
dige mannelijke kracht had verloren. Meyer Afrom
w as een man aan het einde der vijftig met lastig
gelaat, het haveloos uiterlijk van den gierigaard,
met onbeschaafde manieren, een spraak half
Poolsch half Duitsch, die meer op tingen dan
op spreken geleek.
Elize werd hem door den vader met een veel-
beteekenend lachje voorgesteld, en haar hart
beefde van jonkvrouwelijke schaamte, want zij
gevoelde dut dit alles tegen haar in opstand kwam.
Hare ooger. werden door onderdrukte tronen
omfloerst, doch zij beheerschte den strijd, die in
baar binnenste woedde met bovenraenschelijke
kracht, tot er eene 80ort gevoelloosheid over
haar kwam. Onverschillig was haar de schert9
der aanwezigen, onverschillig de woorden van
den man, die haar tot bruid wilde kiezen en
haar met plompe, stuitende galanterie naderde,
onverschillig ook, dat nu en dan het oog haars
vaders niet met welwillendheid op haar scheen
te rusten, daar zij zoo weinig spraakzaam, zoo
terughoudend was.
En toch kwam er een oogenblik, waarop hare
belangstelling als met één slag ontwaakte, dit
was het oogenblik toen Koppenhagen de kamer
binnentrad. Zijne gestalte, aie zij slechts bij de
onzekere belichting van de maan gezien had,
had zich toch diep in hare herinnering gedron
gen. Zij werd met hem bekend gemaakt en
spoedig bemerkte zij, dat hij haren vader met
eene soort hoogmoed en met slecht verheelde
minachting behandelde.
Maar ook deze belangstelling verdween weder
in de gevoelloosheid, die nu over haar kwam.
Er kwam eerst een einde aan dezen pijnlijken
toestand, toen haar vader haar eindelijk uitnoo-
digde met hem den wagen te bestijgen en weg
te rijden.
Toen zij de stad achter zich hadden, verklaarde
Peiser Meyer Afrom is een ri.ik man en mijn
vriend in de zaken. Gij bevalt hem en hij wil
u tot zijne vrouw hebben, Dinnen een veertien
dagen komt hij bij ons om zich met u te verloven.
Hij is niet jong meer, maar een brave man en
degelijk in zaken.
Gij zult gelukkig met hem zijn. Ik wensch
ook levendig, dat hij mijn schoonzöon wordt,
omdat ik dan weet, waarheen ik mij op mijn
ouden dag kan terugtrekken en rustig kan leven
Maar ik dwing u tot niets, overleg bij u zelve
of gij den man nemen wilt. Gij hebt nog tijd toi
de verloving.
Was er gruwzamer ironie denkbaar, dan deze
laatste woorden Alsof Elize een vrijen wil zou
gehad hebben? Zij wist wel wat haar wachtte,
indien zij zich dorst verzetten.
En zij dacht er ook niet aan, dit te doen, en
haren vnder gehoorzaamheid te weigeren. Zij was
opgevoed in de leer, dat er voor haar geen ande
re wil bestond dan de wil van haren vader. Van
hare vroegste kindsheid af, had zij het van hare
moeder gezkn dat verzet niets hielp, dat het lol.
dat voor haar bestemd wos, moe9t gedragen
worden, al ware het dan ook met bloedend hart.
Op de j,terugrei9 wa9 het koud en stormachtig.
Door de toppen der boomen in het woud huilde
de herfststorm, en het kleine paard kon niet
dan met de grootste moeite tegen den stoim
strijden. Toen men eindelijk thuis kwam, was
de duisternis reeds lang aangebroken. Elize droeg
het avondeten op, dat door het dienstmeisje was
toebereid.
Pe ser zeide, toen hij zich aan de tafel zette
Onze gast moet heden maar alleen boven eten.
Wij zijn moede en gaan vroeg te bed.
Hoe zij er hem in het binnenste van haar hart
voor dankte, dat hij haar hedenavond eene ont
moeting met Walewski bespaarde, waaraan zij
gedureude de geheele terugreis met angst had
gedacht. Neen, neen, heden kon zij dien man
niet zien, naar wiens tegenwoordigheid zij tot
nu toe zoo had verlangd, er was iels in haar
gemoed, dat het haar onmogelijk maakte heden
j uist dezen man tegemoet te treden, heden na
deze gebeurtenissen, deze smarten.
Toen het avondeten geëindigd was, en Elize
zich in hare kamer wilde terugtrekken, riep
haar vader haar terug.
Lees dezen brief eens, en zeg mij wat hij
inhoudt I
Zij ontvouwde een stukje papier, waarop met
een sierlijke vrouwenhand in het Fransch geschre
ven was
»Ik dank God, dat gij daar gelukkig zijt aan
gekomen. Vertrouw u dien man gerust toe, hij
is onze vriend.'
In het eerste oogenblik vermoedde Elize reeds,
dat dit het antwoord der moeder op de regelen
van den gast was, die zij voor hem had overge
schreven. Iloe zou hij er zich over verheugen
deze regels te lezen en hoe gelukkig moest zijne
moeder geweest zijn.
Nu hebt ge het gelezen? vroeg Peiser,
ongeduldig over het nadenken zijner dochter.
Elize schrikte uit haar gepeins op en deelde
hem den inhoud mede.
liet is goed, zeide hij. Gij kunt gaan slapen.
Goeden nacht.
Hij drukte een kus op het voorhoofd zijner
dochter en deze verliet de kamer, om zich naar
haar eigen vertrek te begeven.
Over Pei9cr's gelaat vloog een lachje, dat zijne
trekken nog meer ontsierde, want het geleek
tegelijkertijd listig en boosaardig.
Dat was goed van u, mevrouw de gravin,
mompelde hij, alsof hij met een afwezenden
persoon sprak, iets beters hadt ge niet kunnen
schrijven! Dat past voortreffelijk bij mijne plannen.
Dit gezegd he0ber.de, verliet hij de kamer, steeg
de trap op en kloptp. in weerwil van het late
uur, aan de deur van het kamertje, waarin Wa
lewski verblijf hield.
Ik dank u, dat gij nog bij mij komtvoerde
deze hem tegemoet. Deze dag heeft mij langer
geduurd, dan nog ooit een andere.
Daarvoor wordt de heer graaf nu ook be
loond, antwoordde Peiser en overreikte hem het
briefje.
Walewski overmande een ongehuichelde ont
roering. Ilij ku8te het schrift zijner moeder, en
herlas het telkens, telkens weder.
dat is haar hand, haar lieve haud. Wan
neer zal ik die weder zelf kussen mogen Sinds
drie jaren heb ik mijne geliefde moeder niet
gezien.
De edele vrouwe zou er zich zeker ook ir.
verheugen haar innig geliefden zoon te zien, naar
zij moet zich thans tevreden stellen met het
vCüasjawcgiiiiiBiimiMiTW—Mii.in.n inwin >—n«—
bewustzijn dat hij gered is.
En dat dank ik u, antwoordde Walewski
warm. Ook mijne moeder gedenkt uwer vrien
delijk en noemt u haar vriend.
De genadige vrouw was altijd zeer vriendelijk
jegens mij.
Maar vertel mij nu eens, vraagde Walewski
belangstellend, hoe zijn deze regels in uwe handen
gekomen Zeker weet gij nog wel iets meer
omtrent mijne moeder?
Ik kreeg den brief door bemiddeling van
een bevrienden vrachtschipper. De genadige
vrouw bevindt zich zeer wel. Men heeft haar,
wegens de vlucht van hareu zoon verhoord en
doet haar in het geheim nog scherper bewaken
dan te voren, maar men heeft haar verder niet
lastig gevallen. In ieder geval mag zij Warschau
niet verlaten, en grootere reizen zou de genadige
gravin naar ik geloof, ook wel niet maken.
Waarom niet? vraagde Walewski.
Hm I HmIk weet niet of ik goed ben on
derricht, maar ik geloof, dat de financieele aan
gelegenheden der genadige vrouwe niet van de
beste zijn.
Walewski verschrikte merkbaar. Heer des
hemels, riep hij uit, mijne moeder lijdt, gebrek
Neen, neen, berustigde Peiser, van gebrek is
geen sprake, maar de genadige vrouw heeft,
zooals ik gehoord heb, bijna haar geheele ver
mogen ten offer gebracht, om de beambten om
te koopen, die uwe vlucht hebben mogelijk ge
maakt.
Om mijnentwil alzoo heeft mijne moeder
zich geruïneerd, zei na een pauze Walewski op
somberen toon. Ik geloof net I Ik ken haar
goed hart I Maar het. bericht is voor mij zeer
droevig. Muar ik bedenk daar, dat mijne moeder
nog bezittingen iu Oostenrijk eu Gallicië heeft,
maar 6ind9 jaren heb ik daarover geen bericht
en du9 ook geen kennis er vau.
Ik spreek ook slechts van wat ik gehoord
heb, antwoordde Pei9cr. De goederen in Gallicië
zijn nog aanwezig, maar worden slecht bestuurd.
Want niemand trekt zich daar hare belangen aan,
en ook de genadige vrouw zelve kan geen verlof
bekomen Warschau te verlaten.
Ja, ja, dat alles kan ik mij denken, zei Wa
lewski onrustig op en nefir loopend, De ver
schrikkelijke omstandigheden, waaronder mijr.e
arme moeder zich bevindt, moeten ten slotte wel
tot den ondergang voeren. Maar voor mij zal zij
gcenc uitgaven meer behoeven te doen, Peiser, gij
zijt mijn vriend, en hebt u een zoodanige betoond.
Gij moet mij helpen ergens heen te gaan, waar
ik zelf voor mijn levensonderhoud zorgen kan.
Ik mag mijne moeder niet langer tot last zijn 1
Wat valt mijnen genadigen heer in Waartoe
deze droeve gedachten Voorloopig blijft mijn
heer in mijn liuis.
En hier geniet ik eene gastvrijheid, die ik
u niet vergelden kan. Ik ben zoo goed als zonder
middelen.
Neen, neen, dut gaat nietl Help mij alleen nog
van hier weg, opdat ik ook u niet langer tot
lust ben.
Ik ben bereid met handenarbeid in mijn on
derhoud te voorzien, als het zijn moet.
Als het zijn moetl herhaalde Peiser, maar
het moet niet zijn I De genadige heer blijft mijn
gast, zoolang het hem bevalt, en zal een goeden
patriot het geluk gunnen een vervolgden landge
noot bij zich op te nemen. Neen, neen, heer graaf,
geen tegenspraak. Gij beleedigt mij ar. ders Dc
omstandigheden zullen zich wel wijzigen, wie
weet zelfs in hoe korten tijd. Goeden nacht,
goeden nacht! Laat de genadige heer zich toch
aan geen droeve gedachten overgeven.
Peiser verliet de kamer en daalde naar zijn
w rkkamcr af. Hier waar hij niet begluurd kou
worden trok weder die- boosaardige grijns over
zijn gezicht en mompelde hij Dat heeft ge
werkt. Hij is jong, levenslustig en patriot, woarom
zou hij iets terugwijzen, wat al zijne plannen zoo
goed dienen kun? In ieder geval, binnen enkele
aagen zullen wij wel verder zien I
VI.
Acht dagen mochten verloopen zijn sinds
Rothmann vrouw Woif voor de eerste maal had
bezocht. Ilij was in dien tijd meermalen het
huisje voorbijgegaan, doch zonder liet binnen te
treden. Op zekeren morgen echter, toen hij weer
voorbij kwam, trad het kleine Poolschc musje
naar buiten, en noodiede hem uit binnen te
komen, daar vrouw Wolf hem wcnschte te
spreken.
(Wordt vervolgd.)