iinimer 3. Donderdag- 11 Januari 1900. 23e Jaargang. f Toegewijd aan Mandei, industrie en Gemeentebelangen De Deserteur AIT00N TIELEN, Leo X!ll en de nieuwe ti|d, Uitgever: FEUILLETON. Ons Leger. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Z a tcrdagavon d. Abonnementsprijs per 3 maanden f 0 75. Franco per post door liet geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. WAAL W IJ K. Auvkrtentiën 1-7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. (Vervolg In het tweede gedeelte zijner rede toonde de Spreker, hoe Leo XIIl ons, Katholieken, voorgaat in het toepassen onzer beginselen tegenover den nieuweren tijd. Mcnigwcrf schijnen tegenstanders te mee- ncn, dat vastheid m beginselen, wat gelo rfs- leer en moraal betreft, leven en vooruitgang belemmert. Deze waan ontstaat hoofdzakelijk uit onbekendheid met den Roomsch katho lieken godsdienst, en vindt een schijn van bevestiging in het gedrag van sommige Ka tholieken. Maar zij, die de leer en de ge schiedenis van het katholicisme kennen, we ten zeer goed, dat een. groot en heilig be ginsel niet is als een hobbelpaard niet een rijden zonder vordering. Veeleer zijn verhe ven beginsrlen, wanneer zij diep de ziel doordringen, als het paard, in het boek Job beschreven. Van verre ruikt het den strijd en stoutmoedig loopt het tegen de gewa- penden in. Niet minder dan de eerlijke staats man, de krijgsman, de geleerde, de kunste naar put oprechte godsdienstigheid uit eene diepe overtuiging, wi-rkkiacht en een ver langen om te arbeiden, voor zooverre staat en stand en gaven het mogelijk maken, aan het algemeen welzijn. Het vast geloof aan de in Christus geopenbaarde Waarheid drijft, gelijk reeds sedert zooveel eeuwen ook thans tot actie. „De krachtige Stam der waarheid, vastgeworteld in God, draagt, bij het over leven van stormen en buien, steeds nieuwe bloesems en nieuwe vruchten. Ziet den grijzen Opperpriester. Toen Leo XIII zijn zegenrijk Bestuur aanving, stond hij voor talrijke vraagstukken, die nieuwe oplossingen vroegen \oor onzen tijd. Wat toch is de zin van het woord „nieuwe tijd''? Bij het zwoegen der menschen ontstaan al lerlei verhoudingen, die tusschen het Inden en het verleden als een grenslijn trekken De wetenschap ontdekt feiten en stelt, bij het nadenken over de verschijnselen in de natuur en de maatschappij, zich vele, vroe ger of niet of niet zoo uitdrukkelijk gestel de vragen. De grenzen der staten verande ren in de wetgeving openen zich andere gezichtspuntendoor stoffelijke werkmidde len, door de machine b. v. wordt het onder scheid tusschen voorheen en thans al groo- ter, in de communicatie, in het produceeren van levensmiddelen, enz. Op deze wijze komt in de verhouding der standen, van werkge ver en werkman, van bezit en arbeid, een gebrek aan evenwicht. Andere wenschen, u. andere verlangens, andere strevingen dringen alom door. Lu al duidelijker begint de tijd, waarin al deze dingen zich ontwikkelen, een eigen karakter te dragen. Zoo vroegen de oude katholieke beginse len omtrent geloof en wetenschap, Kerk en Staat, omtrent eigendomsrecht en arbeid nieuwe toepassingen. Welnu, 't is hier de vraag niet, hoe al deze moeielijke vraagstukken in bijzonder heden zijn opgelost en voortdurend verder opgelost worden. Op dit oogenblik onder zoeken wij alleen, welke regels bij het toe passen der beginselen nimmer vergeten die nen te worden. Een eerste regel is deze, dat de toepas sing nit het ware beginsel voortvloeie. Sedert liet begin zijner regeoring zag de H. Vader bestuurders en hoofden van Sta ten en vele geleerden naar liet Vatikaan komen. Iloe verschillend zijn de toestanden der volkeren in en buiten Europa Wat al verschil van eisclien bij diplomaten uit Duitschland, Rusland, Frankrijk, America De hooge en vredelievende geest des Pausen vond niettemin het middel, om inenigen toestand te wijzigen, om op te bouwen en af te breken, zonder dat iemand ooit ine.t gezonde reden twijfelen kou aan de zuivere harmonie tusschen de Christelijke theorie omtrent Kerk en Staat, die zoo waardig in Leo's gulden encyclieken ontvouwd werd, en de practische maatregelen, die zijn vastge steld in nieuwe overeenkomsten met bijna alle beschaafde rijken der wereld. Het oude beginsel, dat gold, toen de Kerk optrad te genover het oude Romeinsche wereldrijk, daarna tegenover de jonge Gerinaansche vol keren, de middeleeuwsche riddertijden, en zoo verder tot den avond der negentiende eeuw, dit beginsel bleek ook thans gaaf en vruchtbaar. Toepassen moest zijn en blij ven ontwikkeling en niet verloochening van een waar princiep. Bijzonder handhaafde de Paus dezen twee den regel, dat een katholiek zich bij zijne actie niet losmake van het hiërarchisch ver band. 't Is volgens rooicsclie beginselen onaan nemelijk, dat ieder onzer voor eigen reke ning te werk ga, of dat elke groep zich zou mogen constitueereu als generalen staf. Leeken en priesters moeten met het episco paat verbonden blijven, het episcopaat met het Opperhoofd der Kerk. Inderdaad, 't is dikwerf allermoeielijkst te bepalen, welke toepassing van een waar beginsel, voor een bepaald land in bepaalde omstandigheden, de gewenschte is. Spreker lichtte dit toe door eeue beschouwing van den toestand der Katholieken in Frankrijk, en bemoedigde zijne toehoorders om onder hun roemrijk vaandel niet alleen dapper te strijden, maar tevens in goede orde en naar de hooge eischen der christelijke krijgskunst, door Leo XIII, in zijn schrijven b. v. aan Frank rijk, Spanje en Beieren en in zoo menige toespraak, opnieuw verkondigd. Eindelijk, onze actie zij levendig en tot grootmoedige ondernemingen bereid. Slapen is hetzelfde als de vijand steunen en sterken. Wij kennen de evangelische gelijkenis Een inensch zaaide goed zaad op zijnen akker. Maar, terwijl de menschen sliepen, kwam een vijand en zaaide onkruid midden onder de tarwe. Ziedaar eeu oud en altijd nieuw gevaar. Doch kan iemand er waakzamer zorg tegenoverstellen dan Z. II. Leo Xlli P Voorwaar hij, die door de goddelijke Voorzienigheid tot Israels wachter werd gesteld, slaapt en sluimert niet. Dit getuigen al zijne regeeringsjaren; alle tegen standers brengen hulde aan Leo's grooten ondernemingsgeest; en bijna al wat deze zoo rustige en rustelooze man geschreven heeft of in 't leven geroepen op het gebied der godgeleerde, wijsgeerige, natuurkundige wetenschap, voor de II. Schrift en de ge schiedenis, voor het vereenigingsleven en den toestand der werklieden, dit alles ademt dezelfde gedachte Ontwaakt en iverkt. Deze machtige geest van actie moet ous Nederlanders in elke provincie van ons dierbaar Vaderland, in elke gemeenten be zielen. Wanneer wij anderen naar andere beginselen aan 't werk zien, zal onze ijver nog meer ontwaken, om de ware en zegeurijke beginselen te laten doorwerken in elke goede richting van werkzaamheid Van ónze nooit genoeg te waardeeren krachten moeten wij ons bewust worden, en met den Apostel zeggen „Zijn zij Hebreërs, wij ook". Wat anderen kunnen, wij kunnen het ook. Ongetwijfeld veel kwam reeds door de katholieke actie tot stand. Ons schoon vaderland toont naar alle zijden, over alle weiden en akkers, de gedenkstukken eener christelijke offervaardigheid. Vrijer geworden hebben wij overal tempels en bedehuizen gebouwd ook toevluchtsoorden voor ouden van dagen, kranken, weezen en veriatenen. De twee leerstukken, dat de Heiland onder ons wil wonen, en dafc wij in de lijdeoden en zwakken Zijn beeltenis moeten vereeren, hebben gedurende geheel de negentiende eeuw eene zeer levendige toepassing gevon den. Waarlijk, het is een God verheerlij kend lied, wat zoovele monumenten zingen. Het goud der meergegoeden, de gift van den werkman en het penningsken der weduwe vloeiden sauien tot ééue vrome offergave, Wij vernemen de stem van het volk in den schoonen zin van dit woord dat is, van alle standenéén van geest en één van hart samenwerkendtot verheerlijking van God eu het heil van alle leden der gemeenschap. De toekomst zal ons, arbeiden wij ernstig voortnog vele schoone vruchten in den schoot werpen. Het hooger en het lager onderwijs, de ontwikkeling van wetenschap en kunst, de sociale vraagstukken, die ge leidelijk behooren opgelost te worden, zullen gedurende vele jaren ernstigen arbeid van ons blijven eischen. Bijzonder trekken de school en de toestand der werklieden onze aandacht. Niemand kan het voorbijzien dat de schoolwetgeving nog niet in het licht straalt dier zuivere rechtsgelijkheid waar wij ons over verheugen zouden, en die onzen tegen tan de rs tot eer zou strekken. En wat de sociale toestanden betreft, mag niemand het zich ontveinzen, dat het nood zakelijk is voort te werken aan het zege pralen der rechtvaardigheid en der liefde, aan de maatschappelijke verbetering der minder bedeelden aan de algemeene wel vaart en aan den vrede aller standen. Nieuwe tijden, nieuwe nooden. De oude middelen hadden hunne waardenieuwe middelen zijn een eisch van den nieuwen tijd. Kunnen wij weifelen, nu hij, dien wij te Rome als den door Christus geleiden leids man huldigen, ons dringt met zijn woord met zijne daden Is elke kinderziel ons niet heilig, nu de Heiland de kleinen kwam ze genen Is de werkmanswoning niet eer waardig, nu wij de H. Familie leerden ken nen te Nazareth Lezen wij de waarde van elk kind, van de eenvoud igsten onzer medemenschen niet in de woorden, die boven het kruis stralen Zóó lief heeft God den mensch gehad Gaarne bracht spreker het einde zijnet rede naderend, nogmaals hulde aan de jonge mannen van „Geloof en Wetenschap", en aan de maunen van Waalwijk, dezen avond samengekomen, als om te getuigen, dat de ouderen zich verheugen, wanneer de jongeren optreden met den moed hunner christelijke overtuiging en met het ongekunsteld ver- langeu om zich te ontwikkelen, en om door meer ontwikkeling nuttiger te kunnen me dewerken in het godsdienstig en maatschap pelijk leven. De eerwaarde redenaar sprak den wensch uit, dat de jeugdige Vereeniging mocht groeien en bloeien trouw aan de heilige geloofsbeginselen en overvloedig werk zaam aan eene heilrijke toepassing dier beginselen voor den nieuwen tijd. (Daverend applaus.) De Eerw. heer Suijs spreekt hierna tot prof. De Groot de volgende woorden tot dank: Mijne Heeren Wat zal ik zeggen na zulk eene rede Zijn krachtig woord heeft ons als het ware betooverd. Het spijt mij dat ik Directeur- President ben, wijl ik voor mij niet in staat ben den Hoogleeraar naar waarde dank te brengen. Maar dit zij u verzekerd, wij jonge mannen wij zien nu duidelijker, dat Leo XIII o|) godsdieustig, wetenschappelijk, maatschappelijk, sociaal terrein de ware levende weg is, door ons te betreden, het licht des hetnels, de ster uit het oosten, en wij zullen die ster volgen, als die drie wijze mannen deden, niet achterblijven in Jerusa lem, dat zijn tijd heeft uitgediend. Dat licht voert ons daar, waar wij zijn moeten, dieper in 't heiligdom van den wereldtempel van de Katholieke Kerk, waar het „gloria in Exelsis" en het „Pax Ilominibus" zijne volle beteekenis krijgt. Onze beginselen zullen wij vasthouden en toonen met moed en vol overtuiging als de edele grijsaard Leo XIII deed. Ik dank Professor De Groot voor zijne heerlijke rede en die dankbetuiging is diep gevoeld en oprecht gemeend. Moge uw woord voor de jonge mannen het zaad zijn van werken, die onze tijd zoo uoodig heeft. Moget gij nog jaren en jaren werken met uwe talenten van diamanten waarde. Overigens, u is de kroon der gerechtig heid weggelegd, zou Paulus zeggen. Doch alvorens die weggelegde kroon u worde overgereikt hopen wij vurig, U nog dikwijls in ons midden te zieu. Lang leve Prefessor De Groot (Applaus In De Hofstad, een te 's Graveuhage ver schijnend blad, schrijft iemand onder den naam van „Jan de YVasscher" over den oor log. Wij nemen daaruit het volgende over Wie heeft er ooit van gehoord dat vijan delijk artillerievuur onbeantwoord blijft, zoo als dat met het Engelsche het geval is, waardoor het tot een nuttelooze poflërij werd gereduceerd. Maar niet rukt de vijandelijke hoofdmacht ten aanval op, waardoor zij eigen artillerievuur belet door te vuren, of floep daar komen de BoerenkanonndKjes voor den e Echo van h ei Courant Daarna vei scheen haar vader, en bracht een man mede van een leeftijd, die nog niet op eer bied mocht aanspraak maken, maar toch dejeug dige mannelijke kracht had verloren. Meyer Afrom w as een man aan het einde der vijftig met lastig gelaat, het haveloos uiterlijk van den gierigaard, met onbeschaafde manieren, een spraak half Poolsch half Duitsch, die meer op tingen dan op spreken geleek. Elize werd hem door den vader met een veel- beteekenend lachje voorgesteld, en haar hart beefde van jonkvrouwelijke schaamte, want zij gevoelde dut dit alles tegen haar in opstand kwam. Hare ooger. werden door onderdrukte tronen omfloerst, doch zij beheerschte den strijd, die in baar binnenste woedde met bovenraenschelijke kracht, tot er eene 80ort gevoelloosheid over haar kwam. Onverschillig was haar de schert9 der aanwezigen, onverschillig de woorden van den man, die haar tot bruid wilde kiezen en haar met plompe, stuitende galanterie naderde, onverschillig ook, dat nu en dan het oog haars vaders niet met welwillendheid op haar scheen te rusten, daar zij zoo weinig spraakzaam, zoo terughoudend was. En toch kwam er een oogenblik, waarop hare belangstelling als met één slag ontwaakte, dit was het oogenblik toen Koppenhagen de kamer binnentrad. Zijne gestalte, aie zij slechts bij de onzekere belichting van de maan gezien had, had zich toch diep in hare herinnering gedron gen. Zij werd met hem bekend gemaakt en spoedig bemerkte zij, dat hij haren vader met eene soort hoogmoed en met slecht verheelde minachting behandelde. Maar ook deze belangstelling verdween weder in de gevoelloosheid, die nu over haar kwam. Er kwam eerst een einde aan dezen pijnlijken toestand, toen haar vader haar eindelijk uitnoo- digde met hem den wagen te bestijgen en weg te rijden. Toen zij de stad achter zich hadden, verklaarde Peiser Meyer Afrom is een ri.ik man en mijn vriend in de zaken. Gij bevalt hem en hij wil u tot zijne vrouw hebben, Dinnen een veertien dagen komt hij bij ons om zich met u te verloven. Hij is niet jong meer, maar een brave man en degelijk in zaken. Gij zult gelukkig met hem zijn. Ik wensch ook levendig, dat hij mijn schoonzöon wordt, omdat ik dan weet, waarheen ik mij op mijn ouden dag kan terugtrekken en rustig kan leven Maar ik dwing u tot niets, overleg bij u zelve of gij den man nemen wilt. Gij hebt nog tijd toi de verloving. Was er gruwzamer ironie denkbaar, dan deze laatste woorden Alsof Elize een vrijen wil zou gehad hebben? Zij wist wel wat haar wachtte, indien zij zich dorst verzetten. En zij dacht er ook niet aan, dit te doen, en haren vnder gehoorzaamheid te weigeren. Zij was opgevoed in de leer, dat er voor haar geen ande re wil bestond dan de wil van haren vader. Van hare vroegste kindsheid af, had zij het van hare moeder gezkn dat verzet niets hielp, dat het lol. dat voor haar bestemd wos, moe9t gedragen worden, al ware het dan ook met bloedend hart. Op de j,terugrei9 wa9 het koud en stormachtig. Door de toppen der boomen in het woud huilde de herfststorm, en het kleine paard kon niet dan met de grootste moeite tegen den stoim strijden. Toen men eindelijk thuis kwam, was de duisternis reeds lang aangebroken. Elize droeg het avondeten op, dat door het dienstmeisje was toebereid. Pe ser zeide, toen hij zich aan de tafel zette Onze gast moet heden maar alleen boven eten. Wij zijn moede en gaan vroeg te bed. Hoe zij er hem in het binnenste van haar hart voor dankte, dat hij haar hedenavond eene ont moeting met Walewski bespaarde, waaraan zij gedureude de geheele terugreis met angst had gedacht. Neen, neen, heden kon zij dien man niet zien, naar wiens tegenwoordigheid zij tot nu toe zoo had verlangd, er was iels in haar gemoed, dat het haar onmogelijk maakte heden j uist dezen man tegemoet te treden, heden na deze gebeurtenissen, deze smarten. Toen het avondeten geëindigd was, en Elize zich in hare kamer wilde terugtrekken, riep haar vader haar terug. Lees dezen brief eens, en zeg mij wat hij inhoudt I Zij ontvouwde een stukje papier, waarop met een sierlijke vrouwenhand in het Fransch geschre ven was »Ik dank God, dat gij daar gelukkig zijt aan gekomen. Vertrouw u dien man gerust toe, hij is onze vriend.' In het eerste oogenblik vermoedde Elize reeds, dat dit het antwoord der moeder op de regelen van den gast was, die zij voor hem had overge schreven. Iloe zou hij er zich over verheugen deze regels te lezen en hoe gelukkig moest zijne moeder geweest zijn. Nu hebt ge het gelezen? vroeg Peiser, ongeduldig over het nadenken zijner dochter. Elize schrikte uit haar gepeins op en deelde hem den inhoud mede. liet is goed, zeide hij. Gij kunt gaan slapen. Goeden nacht. Hij drukte een kus op het voorhoofd zijner dochter en deze verliet de kamer, om zich naar haar eigen vertrek te begeven. Over Pei9cr's gelaat vloog een lachje, dat zijne trekken nog meer ontsierde, want het geleek tegelijkertijd listig en boosaardig. Dat was goed van u, mevrouw de gravin, mompelde hij, alsof hij met een afwezenden persoon sprak, iets beters hadt ge niet kunnen schrijven! Dat past voortreffelijk bij mijne plannen. Dit gezegd he0ber.de, verliet hij de kamer, steeg de trap op en kloptp. in weerwil van het late uur, aan de deur van het kamertje, waarin Wa lewski verblijf hield. Ik dank u, dat gij nog bij mij komtvoerde deze hem tegemoet. Deze dag heeft mij langer geduurd, dan nog ooit een andere. Daarvoor wordt de heer graaf nu ook be loond, antwoordde Peiser en overreikte hem het briefje. Walewski overmande een ongehuichelde ont roering. Ilij ku8te het schrift zijner moeder, en herlas het telkens, telkens weder. dat is haar hand, haar lieve haud. Wan neer zal ik die weder zelf kussen mogen Sinds drie jaren heb ik mijne geliefde moeder niet gezien. De edele vrouwe zou er zich zeker ook ir. verheugen haar innig geliefden zoon te zien, naar zij moet zich thans tevreden stellen met het vCüasjawcgiiiiiBiimiMiTW—Mii.in.n inwin >—n«— bewustzijn dat hij gered is. En dat dank ik u, antwoordde Walewski warm. Ook mijne moeder gedenkt uwer vrien delijk en noemt u haar vriend. De genadige vrouw was altijd zeer vriendelijk jegens mij. Maar vertel mij nu eens, vraagde Walewski belangstellend, hoe zijn deze regels in uwe handen gekomen Zeker weet gij nog wel iets meer omtrent mijne moeder? Ik kreeg den brief door bemiddeling van een bevrienden vrachtschipper. De genadige vrouw bevindt zich zeer wel. Men heeft haar, wegens de vlucht van hareu zoon verhoord en doet haar in het geheim nog scherper bewaken dan te voren, maar men heeft haar verder niet lastig gevallen. In ieder geval mag zij Warschau niet verlaten, en grootere reizen zou de genadige gravin naar ik geloof, ook wel niet maken. Waarom niet? vraagde Walewski. Hm I HmIk weet niet of ik goed ben on derricht, maar ik geloof, dat de financieele aan gelegenheden der genadige vrouwe niet van de beste zijn. Walewski verschrikte merkbaar. Heer des hemels, riep hij uit, mijne moeder lijdt, gebrek Neen, neen, berustigde Peiser, van gebrek is geen sprake, maar de genadige vrouw heeft, zooals ik gehoord heb, bijna haar geheele ver mogen ten offer gebracht, om de beambten om te koopen, die uwe vlucht hebben mogelijk ge maakt. Om mijnentwil alzoo heeft mijne moeder zich geruïneerd, zei na een pauze Walewski op somberen toon. Ik geloof net I Ik ken haar goed hart I Maar het. bericht is voor mij zeer droevig. Muar ik bedenk daar, dat mijne moeder nog bezittingen iu Oostenrijk eu Gallicië heeft, maar 6ind9 jaren heb ik daarover geen bericht en du9 ook geen kennis er vau. Ik spreek ook slechts van wat ik gehoord heb, antwoordde Pei9cr. De goederen in Gallicië zijn nog aanwezig, maar worden slecht bestuurd. Want niemand trekt zich daar hare belangen aan, en ook de genadige vrouw zelve kan geen verlof bekomen Warschau te verlaten. Ja, ja, dat alles kan ik mij denken, zei Wa lewski onrustig op en nefir loopend, De ver schrikkelijke omstandigheden, waaronder mijr.e arme moeder zich bevindt, moeten ten slotte wel tot den ondergang voeren. Maar voor mij zal zij gcenc uitgaven meer behoeven te doen, Peiser, gij zijt mijn vriend, en hebt u een zoodanige betoond. Gij moet mij helpen ergens heen te gaan, waar ik zelf voor mijn levensonderhoud zorgen kan. Ik mag mijne moeder niet langer tot last zijn 1 Wat valt mijnen genadigen heer in Waartoe deze droeve gedachten Voorloopig blijft mijn heer in mijn liuis. En hier geniet ik eene gastvrijheid, die ik u niet vergelden kan. Ik ben zoo goed als zonder middelen. Neen, neen, dut gaat nietl Help mij alleen nog van hier weg, opdat ik ook u niet langer tot lust ben. Ik ben bereid met handenarbeid in mijn on derhoud te voorzien, als het zijn moet. Als het zijn moetl herhaalde Peiser, maar het moet niet zijn I De genadige heer blijft mijn gast, zoolang het hem bevalt, en zal een goeden patriot het geluk gunnen een vervolgden landge noot bij zich op te nemen. Neen, neen, heer graaf, geen tegenspraak. Gij beleedigt mij ar. ders Dc omstandigheden zullen zich wel wijzigen, wie weet zelfs in hoe korten tijd. Goeden nacht, goeden nacht! Laat de genadige heer zich toch aan geen droeve gedachten overgeven. Peiser verliet de kamer en daalde naar zijn w rkkamcr af. Hier waar hij niet begluurd kou worden trok weder die- boosaardige grijns over zijn gezicht en mompelde hij Dat heeft ge werkt. Hij is jong, levenslustig en patriot, woarom zou hij iets terugwijzen, wat al zijne plannen zoo goed dienen kun? In ieder geval, binnen enkele aagen zullen wij wel verder zien I VI. Acht dagen mochten verloopen zijn sinds Rothmann vrouw Woif voor de eerste maal had bezocht. Ilij was in dien tijd meermalen het huisje voorbijgegaan, doch zonder liet binnen te treden. Op zekeren morgen echter, toen hij weer voorbij kwam, trad het kleine Poolschc musje naar buiten, en noodiede hem uit binnen te komen, daar vrouw Wolf hem wcnschte te spreken. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 1