umnier
'onderdag
ebruari 1900.
23e Jaargang,
Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen.
De Deserteur
ANT00N TIELEN,
Zweepslagen.
Uitgever:
Bekendmaking.
FEUILLETON.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f0.75.
Franco per post door liet geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
WAALWIJK.
Advertentiën 1'7 regels fO.GO; daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven
worden 2maal berekend Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Als zinnebeeld van macht, als werktuig
van kastijding, als prikkel tot verhoogde
krachtsinspanning, heeft de zweep een
lange, zeer lange geschiedenis achter zich
dat eenvoudig ding, een buigzaam weefsel
van dierlijke of plantaardige vezels aan een
handvat verbonden, speelde in de maat
schappij een belangrijke rol. In onze da
gen van vrijheid en van broedermin, zoo
is het immers? kunnen wij onsternau-
weruood voorstellen dat er ooit tijden zijn
geweest, waarin een voorwerp aan het
welk slechts gedacht wordt in verband met
de dressuur van paarden of van honden,
ook in die van menschen een ruime plaats
innam.
Toch is het zoo. Het vernuft van onder
scheiden uitvinders is niet zonder invloed
gebleven op den vorm van het werktuig
en daarom vertoont het zich in afwisselende
gedaantehier met reepen huid van een
buffel of krokodil, ginds van gewonen hen
nepvezel, maar aan de uiteinden met meta
len kogeltjes bezwaard, of wel als een
touwmassa met metaaldraad saamgevlochten;
in overeenstemming met dat uiterlijk
draagt de zweep nog andere namen en
voldoet zij aan uiteenloopende eischen.
Wij kennen het dikke, taaie onhebbelij
ke ding, dat nog in de laatste eeuw als
knoet, in Rusland gebezigd werd om weer
barstige lijfeigenen te tuchtigen of veroor
deelden den weg naar het verbannings
oord, Siberië, te veraangenamen wij ken
nen het van looden knoppen voorziene
instrument, dat op de Amerikaansche plan
tages de opzichters in den gordelriem droe
gen om de slaven aan te zetten, die naai
zij n oordeel niet hard genoeg werkten. En
als we ons nu herinneren, dat op over
oude afbeeldingen, afkomstig van Assy-
riërs en van Egyptenaren, de opgeheven
zweep dient, om krijgsgevangenen voort te
drijven naar de plek waar men hen ter
dood zal brengen, of om de arbeiders, be
zig bij den pyramidenbouw, weer op de
been te helpen, als zij nederzinken onder
de zware steenvracliten, die hun naakte
schouders drukken, moeten we dan niet
tot de erkenning komen, dat het dierlijke
in den mensch zeer veel tijd heeft noodig
gehad, alvorens een weinig te zijn ge
temd
Van de vorderingen der hedendaagsche
beschaving, betoonen wij ons niet altijd
erkentelijk, en het moet gezegd worden,
het ontbreekt geenszins aan redenen, die
ons weerhouden er al te hoogen dunk 'van
te hebben. Niettemin zal dit wel als een
groote vooruitgang mogen gelden, dat on
der gewone omstandigheden, niet als
beestachtige driften het verstand beneve
len en den wil beheerschen. het men-
schelijk lichaam meer wordt geëerbiedigd,
en geen tuchtigings- of martelgereedschap
noodig wordt geacht om de maatschappe
lijke orde in stand te doen blijven. Het
tijdperk van de zweep is afgeslotenin
haar plaats zijn andere middelen van dwang
en van drang getreden.
Dan toch nog middelen. De opheffing dei-
lijfstraffen is niet onvoorwaardelijk kunnen
geschieden, de zweep heeft een plaatsver
vangster gekregen. Ja, zelfs maar dan één.
Wij zouden kunnen zeggen, dat haar heer
schappij is blijven bestaan, al is zijzelve
geheel van karakter veranderd haar taak
wordt vervuld door eene, wier shigen dieper
doordringen, dan lot huid en spieren, en
wier striemen, ofschoon voor het stoffelijk
oog onzichtbaar, ook nog lang nadat de
kastijding is toegebracht, de herinnering er
aan levendig houden.
Och het is niet ten onrechte, dat De
Génestet zeideDes drijvers geweldige
roede jaagt rustloos mij voort op mijn
pad
De opmerking is niet nieuw, dat bij ver
reweg de meeste menschen het begrip
„eigen beweging7' zeer betrekkelijk is.
Heel dikwijls is er niet veel eigens in,
en wat als zoodanig wordt aangemerkt komt
toch nog van buiten. In de wereld van
het dagelijksch bestaan is het de meest ma-
terieele van alle behoeften, die aan voed
sel als bouwstof voor het slijtend lichaam,
die de krachtigste drijfveer tot handelen
mag heeten, en in letterlijken zin zijn het
de zweepslagen van den honger. Zijn het
althans de dreigende knallen van het boven
onze hoofden gezwaaide koord, die ons be
letten van het werk vandaan te loopen.
Neemt verder dat woord „behoeften" in
den ruimsten zin, en gij hebt den drijver
aangewezen die ons naar de plek stuwt waar
de pyramide wordt opgetrokken en die ons,
mochten wij opwellingen van vrijheidszucht
krijgen, even doet bemerken, door een paar
goed gerichte streelingen, hoe betrekkelijk
weinig die vrijheid te beduiden heeft. La
ten wij er ons maar niet voor schamen te
erkennen, dat van den zeer korten tijd, dim
wij hier beneden in wakenden en zelfbe-
wusten toestand doorbrengen, wij verreweg
het grootste gedeelte bezig moeten zijn ons
te voegen naar den wil van anderen, die op
hun beurt weer opzweepers boven zich
hebben
Dat is een wet der natuur er tegen
te willen kampen zon vruchteloos zijn.
En het menscheugeslacht is er aan ge
woon geraakt, een groot gedeelte van het
leven aan te bieden als prijs, voor het on
derhoud van het geheel. Dat is het
ongeschreven maatschappelijk contract, zon-
der hetwelk wij niet tot de gemeenschap
worden toegelatenwie niet werkt, hij zal
ook niet eten, zegt de apostel, en in dat
hoogst eenvoudig woord ligt de geheele
quaestie opgesloten. Wil men den dwang
tot engere tijdsgrenzen terugbrengen, en de
vrijheid in ruimere mate genieten, er
zou slechts dit op te vinden zijn dat men
zijn behoeften wat inkromp om minder noo
dig te hebben ter voorziening daarin.
De richting van onzen tijd is juist anders
om, en dat is niet een onhetwishaar voor
deel. Wij klagen dat wij overspannen wor
den, dat van ons arbeidsvermogen te veel
wordt gevergd, dat onze werkdagen te lang
en de uren van ontspanning te schaarsch
zijn nu ja, hoe komt dat Er is zooveel
noodig om in „zijn stand" voor den dag
te kunnen komen, de maatschappelijke
eischen worden steeds hoogeroch, wie
stelt dan die eischen, zijn wij het zeiven
niet? Er wordt gezegd dat onze vaderen
kalmer leefden, minder over „hun zenuwen"
te tobben hadden, het leven genoeglijker,
den arbeid minder zwaar vonden. Misschieu
namen zij het er meer van, omdat zij aan
buitensporige begeerten het zwijgen wisten
op te leggen. Hoe het zij, als wij somtijds
een pijnlijk gezicht zetten onder de slagen
van de ons telkens voortdrijvende zweep,
dan is het toch ook waar, dat wij er dik
wijls vrijwillig den rug voor krommen en
als wij van onzen arbeid de slaven worden,
dan is de zegen, die van een met opge
wektheid vervulde taak afdaalt, voor een
deel vervlogen. Ook hier geldt de wet der
zelfbeperking, die zich niet straffeloos laat
overtreden.
Dit is wel de zweep, die voortdurend
boven onze hoofden wordt gezwaaid de
oufeilbare, de onvermijdelijke straf, aan elke
verkeerde daad, zoomede aan elke tekort
koming verbonden. Wij vreezen haar, en
niet zonder reden, want zij doen pijn, ons
treffende in de ziel, ons ontroovende de ge
moedsrust, zonder welke geen geluk bestaan
baar is.
Volgens de oude opvatting was alles met
een kastijding geboet en de rekening als
het ware vereffend. Wij hebben nu leeren
inzien, dat de tuchtiging slechts iets kunst
matigs is, toegepast misschieu om redenen
van maatschappelijk belang, en daarom niet
geheel te vermijden. dat zij zelfs dienen
kan om afschrik in te boezemen en de tot
het kwade uitgestrekte hand tegen te hou
den, doch dat de eigenlijke straf van elders
T
en
i£slru(srkf Courant,
KENNIS G E V I N G.
ingevolge artt. 11, 12 en 13 der Kieswet.
De Burgemeester van Waalwijk noodigt de
mannelijke inwoners dezer gemeente, waaronder
ook zij, die den leeftijd van vijf en twintig jaren
vóór of op den 15 Mei van dit jaar hebben be
reikt, uit, ten einde op de eerlang op te maken
lijst van kiezers voor leden van de Tweede Ka
mer der Staten-Generaal, van de Provinciale Sta
ten en van den Gemeenteraad te worden ge
plaatst, om vóór den 15 Februari a. s., ter ge
meente-secretarie te doen blijken
I. Voor het geval zij in eene andere gemeente
zijn aangeslagen, van hun aanslag over het volle
la&tstverloopen dienstjaar in eene der Rijks di
recte belastingen, genoemd bij art. 1, letter ader
kieswet, wat de grondbelasting betreft, in ééne
andere gemeente of in meer gemeenten tezamen,
tot een bedrag van ten minste één gulden, door
overlegging der voor voldaan geteekende aanslag
biljetten.
Hierbij wordt opgemerkt, dat de aanslag der
vrouw geldt voor haren roan, die van minderja
rige kinderen, wegens goederen, wanrvan hun
vader het vruchtgebruik heelt, voor hunnen
vader.
II. Voor het geval zij zijn medeëigenaren eener
onverdeelde nalatenschap, wier namen niet bij
den aanslag in het kohier zijn vermeld, van hun
betaalden aanslag in de grondbelasting, over liet
volle la&tstverloopen dienstjaar, mits hun aandeel
iD dien aunslog ten minste een gulden bedraagt.
Bij de schriftelijke aanvrage, waaruit hun aan
deel in den aanslag mort blijken, moeten worden
overgelegd het aanslagbiljet of door den ontvan
ger gewaairaerkt duplicaat daarvan en de noodige
bescheiden ten bewijze van het gemeenschappelijk
bezit.
Onder aanslagen in de grondbelasting rub 1 en
2 worden verstaan de hoofdsom en de Rijks op
centen.
III. Indien zij niet in deze gemeente overeen
komstig het bepaalde sub a van art. 1 der wet
zijn aangeslagen, namelijk over het volle laatst-
verloopen dienstjaar in de grondbelasting voor
een beurag van ten minste één gulden (hoofdsom
en Rijks-opcenten), in de vermogensbelasting, in
de belasting op bedrijfs- en andere inkomsten of
in de personeele belasting, door eene schriftelijke
aangifte, dat zij voldoen aan eene der volgende
voorwaarden
lo. dat zij als hoofden van gezinnen of als al
leen wonende personen op den 31sten Januari se
dert den lsten Augustus van het vorige jaar heb
ben bewoond,
krachtens huur, achtereenvolgens in dezelfde
gemeente niet meer dan twee huizen of gedtelten
van huizen, voor elk waarvan, met of zonder bij
behoorende grond of lokalen en bijgebouwen, niet
ter bewoning bestemd, de werkelijke huurprijs,
per week berekend, ten minste heeft bedragen de
som, voor de gemeente ol het gedeelte der ge
meente, waar het huis gelegen is, vermeld in de
bij de kieswet gevoegde tabel
of, krachtens eigendom, vruchtgebruik of huur
eenzelfde vaartuig van ten minste 24 kubieke
meter
2o. dat zij op den 31sten Januari sedert den lsten
Januari van het laatst verloopen jaar bij dezelfde per
soon, onderneming, openbare of bijzondere instel
ling in dienstbetrekking of als inwonende zoon
in het bedrijf of beroep der ouders werkzaam zijn
en als zoodanig over dat jaar een inkomen heb
ben genoten als voor de gemeente of het gedeelte
19.
Toen hij ontwaakte, omgaf hem duisternis. De
kaars was afgebrand en uitgegaan; Walewski
moest dus wel tamelijk lang geslapen hebben.
In het donker voelde hij naar de levensmiddelen
op de tafel, en stilde daarmede zijn hunger, ook
dronk hij het overschot van den wijn op. Daar
na verviel hij in de sombere stemming, waarin
ieder verkeert, die niet weet, wat hem de eerst
volgende uren brengen zullen, en toch niets
gelukkigs, zelfs niet eens iet?, dat hem onverschil
lig is, kan verwachten. Eindelijk hoorde hij een
sleutel in het slot steken, en viel een schijnsel
van licht door de deur en een der beide geleiders
verscheen. Hij bracht licht, een nieuwen voor
raad van voedingsmiddelen, een flesch wijn en
het bericht, dat er spoedig iemand zou komen,
om met mijnheer te spreken.
Inderdaad verscheen korten tijd daarna Kop
penhagen, naar het scheen zeer vriendschappelijk
en welwillend gezind, want bij zeide
Ik hoop, dat mijnheer zich in den tusschen-
tijd niet al te zeer heeft verveeld, maar de zaak
was op geene andere wijze te regelen. Spoedig
zelfs zullen wij eene andere plaats voor onze
werkzaamheden moeten opzoeken. Heeft mijn
heer intusschen reeds over ons voorstel nagedacht,
en is hij bereid zichzelven, het vaderland en de
bestrijding van Rusland te dienen
Zeker! antwoordde Walewski. Ik wil, zoo
als ik reeds meermalen gezegd heb, gaarne het
voorgestelde doel dienen, maar tot mijn leedwezen
geloof ik niet met u te kunnen overeenstemmen,
wat de keus der middelen betreft 1
Laat mijnheer dan eens openhartig zijne
meening uitspreken! sprak Koppenhagen, maar
zijne trekken namen eene onheilspellende uit
drukking aan.
Ik wil het eerlijk zeggen ik deins terug
voor het aanwenden van middelen, die ik voor
mij niet als eerlijke kan beschouwen. Metvabch
geld een land in ongelegenheid brengen en zich-
»7'
der gemeente, waar zij wonen, is vermeld in de
bij de kieswet gevoegde tabel
of dat zij op den lsten Februari in liet genot
zijn van een door eene openbare instelling ver
leend pensioen van gelijk bedrag
met dien verstande dat voor hen, die in beide
gevallen rerkeeren, zoo noodig ter bereiking van
het vereischte bedrag, het inkomen en het pensi
oen worden samengesteld
3o. dat zij op den lsten Febrnri sedert een jaar
den eigendom met recht van recht van vrije be
schikking hebben van ten minste f 100.(nomi
naal) ingeschreven in de Grootboeken der natio
nale schuld of van ton minste f50.ingelegd in
de Rijkspostspaarbank
4o. dat zij hebben voldaan aan de cischen van
bekwaamheid, door of krachtens de wet gesteld
voor de benoembaaiheid tot eenig ambt, voorde
vervulling van eenige betrekking of voorde uit
oefening van eenig bedrijf of beroep.
Voor hen, die krachtens vroeger gedane aan
gifte op de loopende kiezerslijst voorkomen, is
hernieuwde aangifte onnoodig, indien de plaat
sing op die lijst berustte op:
lo. bewoning van een huis of gedeelte van een
linis of van een vaartuig, mits zij op 31 Januari
alsnog hetzelfde huis of een gedeelte van hetzelfde
huis of hetzelfde vaartuig bewonen
2o. genot van pensioen
3a. bezit van eene inschrijving in de Grootboe
ken der Nationale Schuld of van een inleg io de
rijkspostspaarbank
4o. aflegging van een examen.
Daarentegen is hernieuwde aangifte wel noodig
voor hen wier plaatsing op de lijst berustte op
lo. bewoning van een huis of gedeelte van een
huis of van een vaartuig, indien zij niet meer op
31 Januari hetzelfde huis of een gedeelte van een
hetzelfde huis of hetzelfde bewonen of
2o. op genot van inkomen in dienstbetrekking,
of als inwonende zoon, in liet bedrijf of beroep
der ouders werkzaam, hetzij met of zonder genot
van pensioen.
Voorts wordt opgemerkt, dat zij die vallen on
der eene der nomiuers 14 van No. III, om be
voegd te zijn tot liet kiezen van leden van den
gemeenteraad, over liet volle laatstverloopen
dienstjaar in deze gemeente moeten zijn aange
slagen in de plaatselijke directe belasting op het
inkomen en dien aanslag op den 1 Maart ten vol
le hebben betaald.
Ten slot'e wordt aan belanghebbenden mede
gedeeld, dat voor liet doen der aangiften van he
den af ter secretarie verkrijgbaar zijn blanco for
mulieren.
Waalwijk, den 4en Februari 1900.
De Burgemeester voornoemd,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
zelf bevoordeelen, kan nooit een wapen worden
geacht, zooals een eerlijk man zich dat wenscht.
Dat is maar, al naar men de zaak beschouwt.
Ik wil daartegenover mijnheer slechts ééne ande
re zaak in overweging geven. Wij bevinden ons
in openlijken oorlog met onze onderdrukkers,
de Russen. Is in den strijd niet ieder wapen
tegenover den vijand geoorloofd
Ieder eerlijk wapen I merkte Walewski op.
Eerlijke wapens? En bezigt dan Rusland
tegenover het arme, onderdrukte Polen eerlijke
wapenen Of is het eerlijk, geen enkele der
vroeger gedane belolten te houden Is het eei lijk
ons zoowel eigen godsdienst als eigen taal te
ontnemen? Is het eerlijk liet beste deel der natie
naar Siberië te zenden? Is het eerlijk onze
vrouwen en meisjes onder knoetslagen te doen
sterven, als slechts een dier gemeene onderdruk
kers op de gedachte komt, haar als staatkundig
verdacht aan te geven Ik geloof, dut tegenover
een dergelijken vijand alle bedenkingen wat de
keuze der middelen betreft, eenvoudig als dwaas
moeten aangemerkt worden.
Ook zelfs tegenover een doodsvijand moet
men eerlijk blijven, maar mijne bedenking is
dan ook in hoofdzaak deze, dat door de voorge
stelde handeling niet de vijand wordt benadeeld,
maar geheel onschuldigcn schade lijden. Dooi
de uitgifte van dit geld worden mer.schen, die
nooit iets kwaads deden, juist liet meest benadeeld,
zoo zij daardoor misschien niet volkomen geruï
neerd worden 1
Dat kan in den oorlog niet anders Ook
daar lijdt de onschuldige burger, ofschoon hij
er geen schuld aan heeft. Zijn zaad wordt ver
trapt, zijn huis verbrand, hem have en goed,
soms zelfs het leven, benomen.
Zeker, maar dergelijke oorlogen zijn nu
eenmaal een noodzakelijk kwaad, en bovendien
dienen zij er niet uitsluitend toe om onschuldigen
te benadeelen, in dit geval is hec slechts een
noodzakelijk gevolg, dat ook onschuldigen er
onder lijden moeten.
Koppenhagen scheen in te zien, dat hij met
dergelijke redeneeringen niet veel verder kwam;
hij besloot dus van alle overreding af te zien,
en-zeide kortaf:
Laat ons de zaak ten einde brengen. Wil
mijnheer dus op onze voorstellen niet ingaan
Ik zou oneerlijk kunnen zijn en #ja" zeg-
gen, om mij dan later toch terug te trekken.
Maar wij zijn geen kinderen, viel Koppen
hagen Walewski ruw in de rede, denkt gij mis
schien dat wij geen voorzichtigheidsmaatregelen
zouden nemen Maar ik bemerk het wel, mijn
heer wil niet. Om alle gevolgen en onaange
naamheden zijner weigering te voorkomen, wil
ik er hem nog aan herinneren welke gewichtige
voordeelen hij opgeeft, die hij zich anders zonder
moeite en zonder gevaar verschaffen kan. De
banknoten, die wij hem overhandigen zullen,
zijn zoo voortreffelijk nagemaakt, dat zij in geen
enkel opzicht van de echte te onderscheider. zijn.
Ia groote hoeveelheid kunnen zij echter slechts
door één persoon worden uitgegeven, en wel
door iemand, die in groote, aanzienlijke kringen
verkeert, en dus zonder opzien te verwekken
buitengewoon groote uitgaven kan doen. Daarom
alleen hebben wij ons tot mijnbeer gewend, om
dat wij meenden, dat hij er toe bereid zou zijn
onder een vreeraden naam op te treden en daar
door zoowel zich zeiven als het vaderland te die
nen.
Ik geloof niet, dat het vaderland zulke
diensten van een eerlijken patriot vergen zal.
Walewski had deze woorden tamelijk heftig
uilgesproken en Koppenhagen was verstandig
genoeg om de beleekenis er van dadelijk te ver
staan.
Hij begreep, dat Walewski hem doorzag en
aan het sprookje, als zou Koppenhagen ingevolge
de opdracht van een comité van opstandelingen
met hem onderhandelen, geen geloof schonk.
Deze overtuiging scheen hem echter in geenen
deele aangenaam te zijn, want een blos van toorn
overtoog zijn gelaat, brutaal sloeg hij met de
vuist op de tafel, zoodat de kandelaar omhoog
sprong en dreigde om te vallen, terwijl hij heftig
uitviel, zijn toon en toespraak wijzigend
De duivel hale u, met uw praatjes en voor
wendsels. Eén van beide, of ge zijt ontoereken
baar, of ge schuilt met dien schoft, dien Peiser
order één deken. Denkt ge, dat ik met mij laat
spelen? Luister naar mijne laatste woorden Ge
zijt thans in het bezit van een geheim, waarvan
ge op de hoogte hebt willen komen, door u eerst
bereid te toonen ons te dienen, terwijl ge nu
allerlei bezwaren maakt en allerlei uitvluchten
zoekt. Welnu, gij zult deze ruimte niet eerder
verlaten, vóór gij van bekende met ons geheim,
een deelgenoot, een medeplichtige geworden zijt,
of in geen geval zeg ik u, zult ge de kamer
verlaten, onthoud dat, gek, en bezin u tot uw
eigen bestwil
Zonder te groeten ging Koppenhagen naar bui
ten. De sleutel werd dadelijk weder in het slot
omgedrauid.
IX.
Weder liep ltothmann, oogen en ooren open
houdend en ook de geringste kleinigheden opmer
kend, over denzelfden landweg, waarop hij vroe
ger de aanduiding door den bekenden horidekop
gevonden had.
Niet zonder reden vermoedde hij, dat zich in
de herberg aan liet einde van dezen weg meer
malen leden der valschemuntersbende ophielden,
zoo ook, dat de herbergier zelf eeu medeplichtige
was. Daarom had hij besloten, zich dikwijls, als
het wBre bij toeval, daarheen te begeven, om te
zien, wie er alzoo vaste bezoekers waren en de
verhouding tusschen den waard en zijne bezoe
kers na te gaan.
Rothmann laclitte onwillekeurig, toen hij be
merkte, dat de namen van Biller en Keilef, die
vroeger op de schuttingen geschreven waren, niet
meer aanwezig waren en ook de ruw geteekende
hondenkop was uitgewischt. De teekens hadden
hun dienst gedaan, en hoogstwaarschijnlijk alleen
gedier.d om den gezant der bemiddelaars, die in
de groote steden het valsehe geld uitgaf, den
weg te wijzeu, dien deze dan ook bleek gevonden
te hebben.
Toen Rothmann gedurende het middaguur de
herberg binnentrad, vond hij deze leeg. Hij liet
zich wat te eten en te drinken brengen en be
proefde inmiddels met den kastelein een gesprek
aan te knoopen.
Deze echter bleek buitengewoon achterhoudend
te zijn hij behandelde Rothmann blijkbaar zóó
wantrouwend, dut deze daardoor volkomen over
tuigd werd, met een vertrouweling der bende te
doen te hebben, wat hem dan ook aanleiding gaf
tot de bepaalde vraag, of Koppenhagen daar dik
wijls kwam, en of aeze misschien dien dag nog
werd verwacht.
Hoe langer Rothmann zich blijkbaar doelloos
in de herberg ophield, hoe meer de herbergier
hem scheen te verdenken. Daarom nam hij ein
delijk dan ook weder zijne pakken op en trok
eene poos in de nabijheid van het dorp rond,
naar het scheen om vlechten in te koopen en te
verkoopen.
Eerst laat op den middag keerde hij weder
naar de herberg terug er. trof daar toen,'tot zijne
niet geringe blijdschap, den blauwrok aan. Deze
begroette den binnentredenden Rothmann met
geschreeuw en gelach en riep: Ileidaar, kom
hier, gij haarverkooperIk ben blij, dat ik u
terugzie. Drink een borrel met mij, ik ben u
nog eene kleine vergoeding schuldig," om wat u
mijnentwege overkomen is, want zoools ik ver
nomen heb, heeft men u gevangen genomen, om
dat ik een klap gekregen had en bestolen was.
Jawel, antwoordde Rothmann. Dat heb ik
u te danken gehad, dat zij mij als een moorde
naar gebonden en naar de politie gesleept hebben!
Ge liadt ook wel wat beter kunnen doen, dan u
te laten overvallen.
Ge zijt echter merkwaardig snel weer los
gekomen, antwoordde de blauwrok, hoe hebt ge
hem dat gelapt?
Hij zag Rothmann onderzoekend aan en deze
gevoelde zich eerst niet erg op zijn gemak onder
dezen blik. Uit den aard der zaak was hij door
den burgemeester slechts zoo spoedig vrijgelaten,
nadat hij dezen zijne legitimatie van den'minister
en den president van politie als geheime beambte
had vertoond.
De zaak ging zoo eenvoudig als mogelijk
toe, antwoordde hij echter zoo onbevangen mo
gelijk. De burgemeester kent mij nog van vroe
ger, daarom liet ik hem ook dadelijk roepen, en
zoodra hij mij zag, verklaarde hij, dat men mij
van de misdaad jegens u gepleegd, niet behoefde
te verdenken.
Nu, zei de blauwrok vroolijk, in ieder geval
hebt ge moeielijkheden gehad. 'Kom hier zitten
en drink 1
Rothmann gaf aan deze uitnoodiging bereid
willig gevolg, want hij hoopte den blauwrok
nog menig onbedacht woord te ontlokken. Hij
wist, dat deze een groot liefhebber van de flesch
was, en zulke lieden worden in den regel zeer
luidruchtig, zoodra zij zich tenminste in een ze
ker stadium van dronkenschap bevinden.
Veit 1 mij au toch eens, vroeg Rothmann
hoe de overval tegen u I eeft plaats gevonden
Gij weet, antwoordde de blauwrok, dat ik