Nummer 17.
Donderdag 1 Maart 1900.
23e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Sndustrie en Gemeentebelangen.
De Zuid-Affikaansche oorlog,
De Deserteur
ANTOOKTIELEI,
Uitgever:
Bekendmaking.
FEUILLETON.
I
WAALWIJK.
Cosrant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
A b o li n e in e n t s p r ij s per 3 maanden 1 0.75.
Franco per post door liet geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden
Uitgever.
aan
den
Advertentibn 1«7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertcntiën Smaal ter plaatsing opgegeven
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Burgemeester en Wethouders van Waalwijk
Gelet op art. 2 van het reglement op het hou
der. van springstieren (prov. blad No. 2 van 1899)
gewijzigd ingevolge prov. blad no. 1 van 1900,
in verband met den inhoud van het prov. bijblad
no. 21 van 1900;
Brengen ter kennis van de belanghebbende in
gezetenen der gemeente, dat de keuring van stie
ren, voor zooveel deze gemeente betreft, zal plaats
hebben te Waalwijk op Donderdag, den Sn Maart
a. 8. des voormiddags ten elf ure.
Waalwijk, 24 Februari 1900.
Burgemeester en Wethouders voornd.,
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SCIiUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
De Burgemeester van Waalwijk:
Gelet op art. 9 van het reglement op het hou
den van springstieren, enz. prov. blad no, 2 van
1899, gewijzigd volgens prov. blad ro. 1 van 1900,
in verband met den inhoud van het prov. bijblad
no. 21 van 1900
Brengt ter kennis van belanghebbende ingeze
tenen der gemeente, dat dit jaar de Heeren Hen-
drikus de Wit Jz. te Raarasdonkveer, en Govert
Weterings te Drimmelen door Gedeputeerde Staten
dezer provincie als afzonderlijke deskundigen zijn
belast met het gedurende dit jaar tusschentijds
onderzoeken en ter bespringing toelaten van stie
ren, als bedoeld worden in art. 9 van het regle
ment op het houden van springstieren voor zoo
ver die stieren zijn bestemd om in den Biesbosch
te worden geweid.
Waalwijk, 24 Februari 1900.
Burgemeester en Wethouders voornd,
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SCIIUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
De heldhaftige tegenstand van Cronjé.
Uit het feit, dat het departement van oor
log te Londen volhardt bij zijn stilzwijgen,
kan de conclusie worden getrokken, dat de
geruchten aangaande de capitulatie van ge
neraal Piet Cronjé, al evenmin recht hebben
op geloof en vertrouwen als die aangaande
een door den Transvaalschen aanvoerder
oudernomen en door hem met welslagen uit
gevoerde poging tot doorbreking van de hem
insluitende gelederen der Engelschen en dus
houdt de generaal met zijn manschappen
nog maar immer wakker stand tegen een
geweldige overmacht, die in gunstige omstan
digheden verkeert en dat, terwijl in den
morgen van Dinsdag 1.1. door de Britten
werd overgegaan tot een beschieting van het
25.
Hij verviel in eene soort van verdooving, in
eene soort van wakend droomen, in welken toe
stand zijne uitgeputte hersenen hem beelden
voortooverden, waarbij hij al spoedig werkelijk
heid en phantasie niet meer wist te onderscheiden.
Nu eens had hij vreeselijke oogenblikken van
helder denken, waarin hij zich zijne hulpeloos
heid telkens smartelijker bewust werd, maar
deze werden afgewisseld door de verterende
ijnen van honger en dorst, door droomen van
Jlize, van zijne moeder, van strijden, vervolgd
worden en andere dergelijke.
De heldere oogenblikken werden allengs zeld
zamer maar in een daarvan verbeeldde zich Wa-
lewski, dat in de duisternis een hand over zijn
bed gleed, over de deken. Een hand, een vreem
de, onzichtbare hand
Deze inbeelding had iets zoo verschrikkelijks,
dat zij op eenmaal het geheele bewustzijn van
Walewski wakker riep.
Hij sprong op en greep krachtig toe. Er klonk
een zachte kreet van pijn en Walewski had een
grove, beenderige hand gegrepen.
Wie is daar? schreeuwde hij, nog altijd half
verdoofd, anders zou hij misschien toegeslagen
hebben.
Een heesche stem antwoordde: Stil, stil, men
zou u vermoorden, Vreemdeling, ga met mij mee
Elize wil het Baruch heeft het beloofd 1
Baruch, zijt gij daar fluisterde nu Walewski.
Hoe komt ge hier 1
Elize wil het Baruch doet alles wat Eli-
ze wj[ Elize heeft het bevolen Baruch heeft
den vreemdeling hooren schreeuwen kom,
^Het moest zeker wel de indruk wezen, dien
het noemen van Elize naam op Walewski teweeg
bracht, dat deze op eens alle moeheid kon ver
geten en bereid wa9 alle hindernissen te overwin
nen. Wellicht ook bemoedigde hem de tegen
woordigheid van een levend wezen, dat hem tot
helper was gezonden.
Daar hij uit Baruch's woorden iets Yan een
legerkamp der Boeren uit alle vuurmonden
tegelijk, over uiterst korte afstanden en terwijl
de toestand der Boeren in den namiddag
van Vrijdag wanhopig werd geoordeeld door
een oorlogscorrespondent, die in deze feitelijk
weergaf de meening, reeds een paar etmalen
vroeger uitgesproken door een groot aantal
van zijn collega's in het kamp van genei aal
Roberts
Terwijl men nu te Londen in den avond
van Zaterdag een spiksplinternieuwe oplos
sing van het raadsel van de stilzwijgendheid
des opperbevelhebbers heeft gevonden (hij
zou reeds lang zijn doel hebben bereikt
Cronjé zou reeds hebben gecapituleerd, doch
lord Roberts heeft het niet wenschelijk ge
oordeeld er openbaarheid aan te geven, hij
heeft den schijn willen bewaren, dat het pleit
voor Cronjé en zijn dapperen nog niet be
slecht is, om daardoor de Boeren te nopen
alle overige gedeelten van het oorlogsterrein
te verlaten en op te trekken in de richting
van Koedoesranddrift, waar hij, Roberts de
opperbevelhebber, ze dan bij kleine hoeveel
heden tegelijk zal vernietigen) terwijl deze en
dergelijke onzin aan de boorden van de
Theems besproken en beoordeeld wordt als
hoogere wijsheid zijn er toch nog immer
menschen in de hoofdstad van Engeland, die
beschikken over een genoegzame dosis gezond
verstand. Dezulken wagen het, de veronder
stelling te lanceeren, dat het er met generaal
Cronjé lang zoo hopeloos niet zou bijstaan
hij zou de op het oogenblik door hem in
genomen stellingen zelf hebben gekozen niet
alleen doch ze ook vooraf hebben laten
voorzien, ten einde den opmarsch van den
vijand naar Bloemfontein, naar behoefte en
wenschelijkheid te keeren of op te houden.
't Is waar, dit zijn misschien al te groote
pessimisten met betrekking tot het oorlogs—
geluk en de oorlogstakliek der Boeren, deze
beoordeelaars hebben zich wellicht al te zeer
laten beïnvloeden door den tegenslag van de
Engelsche wapenen vier maanden en iets
langer nog, achtereen, doch het valt toch niet
te loochenen dat, indien de toestand van
generaal Cronjé heden vóór een week reeds
zoo hachelijk was als de opvolgende rap
porten der oorlogscorrespondenten door veel
heid meer dan door keus van woorden hebben
willen doen gelooven, er sinds een etmaal of
wat reeds geen enkele strijder voor de
onafhankelijkheid en de vrijheid der beide
Zuidafrikaansche republieken meer in leven
zou wezen. Indien dat werkelijk zoo was,
zou het departement van oorlog het heusch
wel reeds weten en het niet achterbaks houden
tevens
Maandag der vorige week men herinnert
het zich zou generaal Cronjé er bij den
bevelvoerenden aanvoerder der Engelschen
op hebben aangedrongen, dat voor een etmaal
deur meende verstaan te hebben, wilde hij zich
daarheen wenden, maar de ongelukkige trok hem
op den grond en wees hem de richting onder
de houten bedstede, waarin hij tot nu toe gelegen
had. Walewski's zoekende handen tastten hier
weldra in de ledige ruimte, en daaruit vermoed
de hij, dat zich ergens onder het bed een klein
valluik bevond, dat door Baruch, die van bone
den kwam, geopend was.
Hij voelde de smalle opening, door welke bij
zich liet afzakken, zonder dat zijne voeten den
grond vonden. Baruch's stem hoorde Inj niet
meer, hij wist dus ook niet, of hij zijne handen,
die hij tot nu toe krampachtig had vastgehouden,
moest loslaten of niet. Ten slotte dwongen hem
de vermoeienis zijner handen en de kramp in
zijne spieren los te laten; hij viel tamelijk diep
naar beneden, en kwam met zulk een kracht op
den harden grond neder, dat hij voor eenige
oogenblikken het bewustzijn verloor.
Toen hij weder geheel toi zich zeiven kwam
voelde hij dat Baruch zijne handen vasthield en
daarvan de vingers telde.
Hij kwam ook hierbij slechts tot hel gewone
resultaat, want Walewski hoorde hem mompelen
Negen, elf negen elf evenals bij Ba
ruch waarom is de vreemdeling niet de lad
der afgegaan de vreemdeling heeft zicb naar
beneden laten vallen hihihihihi
Walewski voelde om zich heen en ontdekte
een ladder, die van boven naar beneden voerde,
en die hij niet had gevonden, waarschijnlijk om
dat hij op de aanwijzingen van Baruch niet ge
noeg acht geslagen had.
Baruch greep thans zijn hand en zeide zacht:
Kom, vreemdeling gauw, gauw
Hij trok hem aan de hand voort en Walewski
bemerkte, dat hijïzich in een nauwe gang bewoog,
wijl hij zich nu' eens rechts, dan link9 aan de
muren stootte. Het hoofd droeg hij voorzichtig
heidshalve gebukt, om althans dit niet te stooten
en zoo volgde hij, zoo goed hij kon, zijn gelei
der.
Plotseling hield deze stil. Walewski hoorde
uit de verte een dof, regelmatig geluid, als dat
van zware hamers tot zich doordringen.
Blijf hier, vreemdeling Baruch komt
terug morgen, overmorgen als alles weg,
zeker hier verder gaan Baruch Elize zeg
gen dat gij gered zijt.
Baruch I ik bezweer u, hoe maakt Elize
het? vroeg Walewski gejaagd.
de vijandelijkheden onderbroken zouden wor
den, tot hel verzorgen van dooden en ge
wonden zijnerzijds, doch de persoon inquaestie
(het was op dat oogenblik de chef van den
Britschen generalen staf lord Kitchener)
weigerde en zoo werd dan onverwijld door
het Engelsche geschut op het legerkamp der
Boeren een vuur geopend in tegenwoordig
heid van de inlusschen aangekomen generaals
P.oberts en French, dat, naar de meening van
enkele correspondenten, zijn gelijke in de
geschiedenis niet moet hebben gehad en dat
zou hebben moeten leiden tot verdelging van
eenige duizendtallen dapperen binnen een uur
of wat, naar meuschelijke berekening!
Dat zou nu naar de stellige opvatting
van een groot aantal gaarne tot de welinge-
lichten gerekend worden reeds een feit
zijn, doch ongelukkig hebben de lui geen
ander houvast voor hun onwrikbaar geloof
dan hun persoonlijke overtuiging en daar 't
niet zoo heel gemakkelijk gaat een openbare
meening te scheppen wanneer men geen
betere gegevens heeft, komt er zoo allengs—
kens weer wat ongerustheid eu wantrouwen
de harten der menschen te Londen binnen
sluipen en zij, die een goed geheugen heb
ben, herinneren zich eensklaps weer dat de
ondervindingen van een Redvers Bulier in
Natal, de ervaring en van een Gatacre en
een Clements in het noorden van Kaapkolonie
en tot voor ettelijke dagen van een Methuen
aan de westgrens van Oranje Vrijstaat, waar
lijk niet van de aangenaamste soort zijn
geweest, zoodat het onwrikbaar vertrouwen
in den moed, het beleid, de karigheid met
woorden en de veelheid van daden der
Engelsche aanvoerders, toch wel een tikje
geschokt is
Hoe het zij, de afwezigheid van zekerheid
ten aanzien van het lot van generaal Cronjé
op het huidige oogenblik, door de stilzwij
gendheid van het departement van oorlog
laat de hoop dat Groot-Brittannie voor
de zooveelste maal in dezen krijg opnieuw
onaangenaam verrast zal worden door een
geweldige misrekening en dat de versterkingen
generaal Cronjé van alle zijde toegezonden,
spoedig zijn positie zullen verbeteren, hetzij
door een direct optreden tegen de Britsche
legermacht bij Koedoesranddrift, hetzij door
aanvallen op andere stellingen der Britten
Roberts heeft reeds vóór een vijftal dagen
verklaard, dat hij generaal Cronjé door een
bombardement wilde verpletteren, doch hij
heeft met de uitvoering van zijn plan in deze
niet al te veel haast gemaakt naar men
aan Engelsche zijde meent, ora zoo weinig
menschenlevens aan zijn kant te verliezen,
naar de opinie van anderen, omdat het den
Britschen opperbevelhebber toch bij nader
inzicht niet zoo gemakkelijk zou zijn voor
gekomen en daar hij zoowel als Kitchener de
Elize weent, omdat de vreemdeling gevan
gen is Baruch moet hem redden Elize
wil het Baracli komt terug!
Uit de verte klonk een kort, gillend fluiten.
Baruch liet plotseling Walewski's hand los en
deze hoorde slechts de stappen van den zich
verwijderende. Walewski gevoelde, dat hij we
der alleen was.
Het gillende fluitje weerklonk nog eens. Het
doffe dreunen verminderde allengs en hield ein
delijk geheel op. Nu hoorde Walewski nog een
zware deur dichtvallen.
Doodelijke stilte omg»l' hem ook nu weder,
hoe scherp hij ook luisterde.
Nadat de jonge Pool nog een tijd lang als
ademloos had gewacht, sloop hij verder met de
grootst mogelijke voorzichtigheid door de gang,
de muren rechts en links met de handen betasten
de tot hij plotseling bij een draai kwam en zijne
handen in eene ledige ruimte tastten, waardoor
hij bemerkte dat de gang in eene grootcre ruim
te verliep. Nu knielde hij neder, om te onder
zoeken, of de gang soms niet naar de diepte
voerde en hij dus met geen val werd bedreigd.
Toen hij bespeurde, dat dit Diet het geval was,
onderzocht hij de plaats meer nauwkeurig en
bespeurde hij, dat deze naar links zacht afbelde.
Eenige stappen met de grootste voorzichtigheid
gedaan overtuigden hem, dat de weg hier inder
daad bergaf voerde. Terwijl hij zich zoo goed
mogelijk in de rechte lijn hield, deed hij eerst
eenige schreden naar rechts, doch stiet hier op
een zijmuur, die met aancengeheclite balken be
kleed 'was. Weinige schreden naar links brachten
hem aan eene soortgelijke plaats, en hierdoor
werd het Walewski duidelijk, dat hij zich in één
of ander bergwerk bevond.
Als namelijk ert9- of kolenvelden, welke de
mijnwerker wil bewerken, niet al te diep onder
den grond liggen, boort men niet loodrechte
schachten, maar worden zacht glooiende gangen
aangelegd, die gemakkelijk af te dalen zijn en
uit kleine, voortdurend lager liggende terrassen
bestaan. Zulke gangen loopen dikwijls tot hon
derden meters in den grond en vertakken zich
eerst naar links en rechts, zoodra zij de diepte
bereikt hebben, waarop zich de erts of kolenla-
gen bevinden.
Walewski hield zich aan de rechterzijde en
kwam snel vooruit, daar een licht uitsteken van
de hand voldoende was, om hem zijn weg aan
te wijzen. Zijne eerste vrees, dat zich buiten
reputatie geniet alleen of ten minste in den
regel slechts feiten te melden, is het heel
wel mogelijk, dat er nog een of meer etmalen
zal verloopen, voor er tastbaar nieuws komt,
terwijl ondertusschen in gelijke mate te Lon
den de koortsachtige spanning toeneemt en
in de gansche overige beschaafde wereld de
bewondering voor het heldhaftige doen van
Cronjé en de zijnen
Is de troepenmacht der Boeren er dan ook
al niet in geslaagd (door de afwezigheid van
kleine stukken en door de onmogelijkheid de
groote, die Cronjé in zijn bezit heet te
hebben, optestellen) zich door de Britten
heen te slaan zij handhaaft zich toch tegen
de aanvallen van den vijand en het loon
daarvoor zal, hopen we nog immer, een ander
zijn dan algeheele vernietiging 1
Van bevriende zijde wordt ons de volgende
particuliere brief uit Transvaal welwillend
ter plaatsing afgestaan.
Ruijsfonteijn, 29 Dec. '99.
Waarde Vriend
Je zult het wel vreemd vinden dat ik schrijf,
maar miin man is al sedert 9 November in
het leger; dus kan hij je nu niet antwoorden.
Ik las tusschen de regels van je kort briefje
zooveel ware belangstelling dat ik niet kon
nalaten, je gauw een paar regeltjes te schrij
ven. Veel zal het evenwel niet zijn, want
ik heb weinig lust tot brieven schrijven. Je
begrijpt dat mijn gedachten enkel en alleen
bij mijn lieven man zijn. 't Is een vreeselijke
tijd voor ons, want iedeten dag is men in
angst en vreeze, de doodstijding van onze
nabestaanden te vernemen. Alle mannen zijn
hier weg. We leven allemaal heel alleen,
nergens ziet men een man. Hier op de plaats
is alleen één ouden heer thuis van 76 jaar.
Totnogtoe is nog niemand hier van de plaats
gevallen of gewond, en over het geheel mogen
we zeggen dat God ons nabij is, want terwijl
er van de Engelschen al tusschen de 20 en
30000 gevallen zijn, zijn er van ons nog
slechts 300 ongeveer dood en gewond.
't Is weinig voor zulk een vreeselijke oor
log, toch te veel als men denkt dat het bijna
allen mannen en vaders zijn. Van kennissen
van ons zijn vader en zoon beiden gesneuveld
vreeselijk voor zoo'n arme vrouw. Geve God
toch dat mijn man maar gezond weder moge
keeren. Ik heb ook al eens gedachtwaren
we nog maar in Holland, maar ik geloof
zeker dat Godzelf ons heeft hier gebracht,
dus vertrouw ik ook dat Hij het verder ook
wel met ons zal maken. Dat is het eenige
wat nog eenigszins moed geeft, want anders
is het haast niet om door te kemeu. Geluk
kig krijg ik veel brieven en telegrammen van
mijn man, zoodat ik goed op de hoogte blijf
van alles wat hem aangaat. Vanmiddag kreeg
hem r.og iemand in de bergwerken kon bevinden,
was geweken, nadat hem een herhaald, buitenge
woon nauwkeurig luisteren had overtuigd, dat
geen ander geluid, dan het eentonig, melancholisch
nedervallen van waterdroppelen de stilte onder-
brak.
Naar water verlangde hij in de eerste plaat3,
want zijn dorst was thans werkelijk onuitstaan
baar geworden. Hij wilde echter eerst weten,
waar hij zich bevond en toen hij plotseling ont
dekte, dat de balken aan zijne rechterzijde op
hielden, en hij dus waarschijnlijk een hoek moest
omgaan, hield hij voorzichtig stand. Zijne oogen
trachtten de duisternis te doorboren, en eindelijk
meende hij dan ook een donkerrood, vurig voor
werp te ontdekken, dat zich echter aan Walewski's
rechterzijde in de diepte bevond en wel een uit-
gebluscht kaursvuur scheen te zijn. Wanneer
het hem mocht gelukken daarbij te komen, kon
hij zich mogelijk licht verschaffen cn de ruimte
verlichten, waarin liij zich bevond. Voor een
oogcnblikkelijk en ook later terugvinden van de
plaats kon dit van groot gewicht zijn. Maar ei
was groote voorzichtigheid noodig, indien Wa
lewski niet in de diepte, waarin zich thans het
schijnsel bevond, wilde nederstorten. Hij legde
zich weder op den grond cn voelde om zich heen,
tot zijne hand een ladder aanraakte, die naar
de diepte scheen te leiden. Met de grootste
voorzichtigheid trok Walewski de ladder naar
zich toe en liet er zich langs neder, tot hij weer
vasten grond onder zijne voeten voelde. Thans
bespeurde hij, dat het meer en meer wegsterven
de vuur zich op gelijke hoogte met hein bevond,
maar legde zich toch weder op den grond, om
al voortkruipende het vuur te bereiken. Einde
lijk voelde zijne handen stukjes hout en spanen,
die hij zorgvuldig in zijn borstzak verborg. De
toenemende warmte overtuigde hem, dat hij het
haardvuur allengs naderde.
Hij stond op en had spoedig een houtspaander
tot een vlam aangeblazen. Dezen brandenden
spaander hield hij boven zijn hoofd en keek om
zich heen. Hij bevond zich in een groote onder-
aardsche zaal, die in steen was uitgehouwen en
waaruit twee bevestigde ladders nog ongeveer
twaalf tot veertien voet lager voerden. Behalve
deze ladders, scheen nog een houten met ijzer
beslagen deur naar buiten te voeren, doch deze
bevond zich in een hoek, waar twee wanden der
zaal bij elkander kwamen. Het vuur brandde
op een zoogenaamden smelthaard, van welken
ik nog een brief waaruit ik je een en ander
zal meédeelen.
In het laatste gevecht bij Modderrivier
(waar mijn man ook ligt) waren de Engel
schen 10000 man sterk. Ze schoten met 48
kanonnen, waarbij er waren die kogels scho
ten welke 4 voet diep in den grond gingen
en een gat maakten van 7 voet middellijn.
De stukken ijzer en kogels waarmede die
bommen gevuld zijn verspreiden zich 100 pas
en meer ver, zoodat het een wonder is dat
er zoo weiuig der onzen gekwetst werden.
Van de Engelschen waren er ongeveer 2000
dood en van ons eu de Vrijstaat zamen maar
66 dood en 113 gewond.
De Engelschen konden alleen hunne doo
den niet begraven krijgen. Ze hadden wa
penstilstand aangevraagd en toen zijn enke
len der onzen gaan helpen om de Engelschen
te begraven.
Mijn man was daar ook bij, maar hij schrijft
wat hij daar gezien heeft zal hij zijn geheele
leven niet vergeten. Op een plek lagen er
300 dood. De grond was er doorweekt van
bloed. De dooden werden op karren geladen
en in een grooten kuil begraven. Een En—
gelsch predikant hield bij elke kuil een lijk
rede.
De Engelsche soldaten willen over het al
gemeen niet meer vechten, zoodat het te
bezien staat dat de oorlog wel niet zoo heel
lang meer zal duren. Als ze nu nog eens
een gevecht hebben en we winnen het weer
dan zullen ze zeker wel moeten toegeven,
want nieuwe troepen zal Engeland niet meer
kunner. zenden en de oude willen niet meer.
't Gaat hier heel anders toe als in Europa.
Ieder burger moet als hij opgeroepen wordt
voor eigen kost zorgen voor de eerste 8 dagen.
Daarna geeft het Gouvernement eten eu
drinken. Het eten wat ze krijgen is goed
maar ze moeten het zelf klaar maken. Denk
je uu mijn man eens aan het eten klaar
maken Daar komt natuurlijk weinig vau
terecht. Ik heb hem daarom goed voorzien
van beschuit, droog vleesch en limonade.
Nadat hij 12 dagen weg was geweest kwam
hij een halve dag thuis, omdat het lager
verplaatst werd van Mafeking naar Modder
rivier. Hij was toen al zoo verweerd en
verbrand dat ik hem haast niet kende. Hoe
zal hij er dus wel uitzien als hij eens voor
goed thuis mag komen. Maar dat is niets,
als hij maar gespaard mag blijven zal ik mijn
best wel doen om hem weer gauw den oude
te doen worden.
Ik beloof je vast uit zijn naam dat jij een
van de eerste bent die hij uitvoerig zal schrij
ven als hij thuis mag komen, want hij zal
het evenals ik op hoogen prijs stellen dat je
onzer zoo gedenkt.
We zijn allen gezond maar treurig. Als
we aan Anneke vragen „waar is je pa", dan
eene soort schoorsteen in den vorm van een ijze
ren pijp door de houten deur nuar buiten voerde.
Hoe die pijp verder liep, kon Walewski niet
ontdekken, daar de deur vast gesloten was. Be
halve dezen haard vond Walewski in de zaal
nog een aantal vreemde werktuigen en als door
den bliksem getroffen, bekwam hij de overtui
ging, dat hij zich hier in de werkplaats der val-
sche munters bevond. Alleen schenen hier geen
muntbiljetten, maar metalen geld vervaardigd te
worden.
Vóór alles echter zagen zijne oogen naast
smidsgereedschappen een emmer met water staan,
dat weliswaar vuil scheen te zijn en een metaal-
achtigen smaak had, doch wnarvan de versmachte
met laiige teugen dronk. Nu keek hij verder,
in de ruimte rond en die ook van een dak voor
zien was, zoodat zij veel op eene hut geleek.
Deze afgesloten ruimte had een deur met een
gewoon slot. Walewski drukte op de klink en
tot zijne verwondering ging de deur open. Hij
stak een nieuwen spaander aan en verlichtte zoo
het inwendige van deze plankenhut. Bij het
schijnsel ontdekte hij een stelling van planken
in (ie rondte, vier hoog en op de onderste plank
lagen groote hoopen pas gemunt geld opgestapeld.
Er waren daar thalers en vooral de toen veel in
omloop zijnde acht-groschenstukken, die met
groote kunstvaardigheid bewerkt waren en bo
vendien alle het aanzien hadden, alsof zij reeds
jaren in omloop geweest waren. Ook waren er
Oo8tenrijksche florijnen cn Russische roebels, en
hij ontdekte dadelijk, dat de valsche munters
met groote voorzichtigheid te werk gingen, want
de bij het stempelen mislukte stukken waren
zorgvuldig gesorteerd en werden in afzonderlijke
bakken bewaard. Hij had het wel van blijdschap
willen uitschreeuwen, toen hij verder zoekend
een kastje ontdekte, waarin een sleutel stak, ca
wuarin hij eenige knarsen, een pak lucifers,'een
stuk brood en eenige flesschen met overschotjes
van wijn vond, zoomede een flesch met brande
wijn gevuld. Voor het oogenblik bezat hij dus
alles, wat hij voor een meer langdurig verblijf
noodig had, en daarom besloot hij dan ook zich
in deze hut. waarin hij bovendien tegen een eer
sten overval beveiligd wus, zoo goed mogelijk in
te richten.
(Wordt vervolgd.)