Nummer 17. Donderdag 1 Maart 1900. 23e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Sndustrie en Gemeentebelangen. De Zuid-Affikaansche oorlog, De Deserteur ANTOOKTIELEI, Uitgever: Bekendmaking. FEUILLETON. I WAALWIJK. Cosrant, Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. A b o li n e in e n t s p r ij s per 3 maanden 1 0.75. Franco per post door liet geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden Uitgever. aan den Advertentibn 1«7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertcntiën Smaal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. Burgemeester en Wethouders van Waalwijk Gelet op art. 2 van het reglement op het hou der. van springstieren (prov. blad No. 2 van 1899) gewijzigd ingevolge prov. blad no. 1 van 1900, in verband met den inhoud van het prov. bijblad no. 21 van 1900; Brengen ter kennis van de belanghebbende in gezetenen der gemeente, dat de keuring van stie ren, voor zooveel deze gemeente betreft, zal plaats hebben te Waalwijk op Donderdag, den Sn Maart a. 8. des voormiddags ten elf ure. Waalwijk, 24 Februari 1900. Burgemeester en Wethouders voornd., De Burgemeester, K. DE VAN DER SCIiUEREN. De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. De Burgemeester van Waalwijk: Gelet op art. 9 van het reglement op het hou den van springstieren, enz. prov. blad no, 2 van 1899, gewijzigd volgens prov. blad ro. 1 van 1900, in verband met den inhoud van het prov. bijblad no. 21 van 1900 Brengt ter kennis van belanghebbende ingeze tenen der gemeente, dat dit jaar de Heeren Hen- drikus de Wit Jz. te Raarasdonkveer, en Govert Weterings te Drimmelen door Gedeputeerde Staten dezer provincie als afzonderlijke deskundigen zijn belast met het gedurende dit jaar tusschentijds onderzoeken en ter bespringing toelaten van stie ren, als bedoeld worden in art. 9 van het regle ment op het houden van springstieren voor zoo ver die stieren zijn bestemd om in den Biesbosch te worden geweid. Waalwijk, 24 Februari 1900. Burgemeester en Wethouders voornd, De Burgemeester, K. DE VAN DER SCIIUEREN. De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. De heldhaftige tegenstand van Cronjé. Uit het feit, dat het departement van oor log te Londen volhardt bij zijn stilzwijgen, kan de conclusie worden getrokken, dat de geruchten aangaande de capitulatie van ge neraal Piet Cronjé, al evenmin recht hebben op geloof en vertrouwen als die aangaande een door den Transvaalschen aanvoerder oudernomen en door hem met welslagen uit gevoerde poging tot doorbreking van de hem insluitende gelederen der Engelschen en dus houdt de generaal met zijn manschappen nog maar immer wakker stand tegen een geweldige overmacht, die in gunstige omstan digheden verkeert en dat, terwijl in den morgen van Dinsdag 1.1. door de Britten werd overgegaan tot een beschieting van het 25. Hij verviel in eene soort van verdooving, in eene soort van wakend droomen, in welken toe stand zijne uitgeputte hersenen hem beelden voortooverden, waarbij hij al spoedig werkelijk heid en phantasie niet meer wist te onderscheiden. Nu eens had hij vreeselijke oogenblikken van helder denken, waarin hij zich zijne hulpeloos heid telkens smartelijker bewust werd, maar deze werden afgewisseld door de verterende ijnen van honger en dorst, door droomen van Jlize, van zijne moeder, van strijden, vervolgd worden en andere dergelijke. De heldere oogenblikken werden allengs zeld zamer maar in een daarvan verbeeldde zich Wa- lewski, dat in de duisternis een hand over zijn bed gleed, over de deken. Een hand, een vreem de, onzichtbare hand Deze inbeelding had iets zoo verschrikkelijks, dat zij op eenmaal het geheele bewustzijn van Walewski wakker riep. Hij sprong op en greep krachtig toe. Er klonk een zachte kreet van pijn en Walewski had een grove, beenderige hand gegrepen. Wie is daar? schreeuwde hij, nog altijd half verdoofd, anders zou hij misschien toegeslagen hebben. Een heesche stem antwoordde: Stil, stil, men zou u vermoorden, Vreemdeling, ga met mij mee Elize wil het Baruch heeft het beloofd 1 Baruch, zijt gij daar fluisterde nu Walewski. Hoe komt ge hier 1 Elize wil het Baruch doet alles wat Eli- ze wj[ Elize heeft het bevolen Baruch heeft den vreemdeling hooren schreeuwen kom, ^Het moest zeker wel de indruk wezen, dien het noemen van Elize naam op Walewski teweeg bracht, dat deze op eens alle moeheid kon ver geten en bereid wa9 alle hindernissen te overwin nen. Wellicht ook bemoedigde hem de tegen woordigheid van een levend wezen, dat hem tot helper was gezonden. Daar hij uit Baruch's woorden iets Yan een legerkamp der Boeren uit alle vuurmonden tegelijk, over uiterst korte afstanden en terwijl de toestand der Boeren in den namiddag van Vrijdag wanhopig werd geoordeeld door een oorlogscorrespondent, die in deze feitelijk weergaf de meening, reeds een paar etmalen vroeger uitgesproken door een groot aantal van zijn collega's in het kamp van genei aal Roberts Terwijl men nu te Londen in den avond van Zaterdag een spiksplinternieuwe oplos sing van het raadsel van de stilzwijgendheid des opperbevelhebbers heeft gevonden (hij zou reeds lang zijn doel hebben bereikt Cronjé zou reeds hebben gecapituleerd, doch lord Roberts heeft het niet wenschelijk ge oordeeld er openbaarheid aan te geven, hij heeft den schijn willen bewaren, dat het pleit voor Cronjé en zijn dapperen nog niet be slecht is, om daardoor de Boeren te nopen alle overige gedeelten van het oorlogsterrein te verlaten en op te trekken in de richting van Koedoesranddrift, waar hij, Roberts de opperbevelhebber, ze dan bij kleine hoeveel heden tegelijk zal vernietigen) terwijl deze en dergelijke onzin aan de boorden van de Theems besproken en beoordeeld wordt als hoogere wijsheid zijn er toch nog immer menschen in de hoofdstad van Engeland, die beschikken over een genoegzame dosis gezond verstand. Dezulken wagen het, de veronder stelling te lanceeren, dat het er met generaal Cronjé lang zoo hopeloos niet zou bijstaan hij zou de op het oogenblik door hem in genomen stellingen zelf hebben gekozen niet alleen doch ze ook vooraf hebben laten voorzien, ten einde den opmarsch van den vijand naar Bloemfontein, naar behoefte en wenschelijkheid te keeren of op te houden. 't Is waar, dit zijn misschien al te groote pessimisten met betrekking tot het oorlogs— geluk en de oorlogstakliek der Boeren, deze beoordeelaars hebben zich wellicht al te zeer laten beïnvloeden door den tegenslag van de Engelsche wapenen vier maanden en iets langer nog, achtereen, doch het valt toch niet te loochenen dat, indien de toestand van generaal Cronjé heden vóór een week reeds zoo hachelijk was als de opvolgende rap porten der oorlogscorrespondenten door veel heid meer dan door keus van woorden hebben willen doen gelooven, er sinds een etmaal of wat reeds geen enkele strijder voor de onafhankelijkheid en de vrijheid der beide Zuidafrikaansche republieken meer in leven zou wezen. Indien dat werkelijk zoo was, zou het departement van oorlog het heusch wel reeds weten en het niet achterbaks houden tevens Maandag der vorige week men herinnert het zich zou generaal Cronjé er bij den bevelvoerenden aanvoerder der Engelschen op hebben aangedrongen, dat voor een etmaal deur meende verstaan te hebben, wilde hij zich daarheen wenden, maar de ongelukkige trok hem op den grond en wees hem de richting onder de houten bedstede, waarin hij tot nu toe gelegen had. Walewski's zoekende handen tastten hier weldra in de ledige ruimte, en daaruit vermoed de hij, dat zich ergens onder het bed een klein valluik bevond, dat door Baruch, die van bone den kwam, geopend was. Hij voelde de smalle opening, door welke bij zich liet afzakken, zonder dat zijne voeten den grond vonden. Baruch's stem hoorde Inj niet meer, hij wist dus ook niet, of hij zijne handen, die hij tot nu toe krampachtig had vastgehouden, moest loslaten of niet. Ten slotte dwongen hem de vermoeienis zijner handen en de kramp in zijne spieren los te laten; hij viel tamelijk diep naar beneden, en kwam met zulk een kracht op den harden grond neder, dat hij voor eenige oogenblikken het bewustzijn verloor. Toen hij weder geheel toi zich zeiven kwam voelde hij dat Baruch zijne handen vasthield en daarvan de vingers telde. Hij kwam ook hierbij slechts tot hel gewone resultaat, want Walewski hoorde hem mompelen Negen, elf negen elf evenals bij Ba ruch waarom is de vreemdeling niet de lad der afgegaan de vreemdeling heeft zicb naar beneden laten vallen hihihihihi Walewski voelde om zich heen en ontdekte een ladder, die van boven naar beneden voerde, en die hij niet had gevonden, waarschijnlijk om dat hij op de aanwijzingen van Baruch niet ge noeg acht geslagen had. Baruch greep thans zijn hand en zeide zacht: Kom, vreemdeling gauw, gauw Hij trok hem aan de hand voort en Walewski bemerkte, dat hijïzich in een nauwe gang bewoog, wijl hij zich nu' eens rechts, dan link9 aan de muren stootte. Het hoofd droeg hij voorzichtig heidshalve gebukt, om althans dit niet te stooten en zoo volgde hij, zoo goed hij kon, zijn gelei der. Plotseling hield deze stil. Walewski hoorde uit de verte een dof, regelmatig geluid, als dat van zware hamers tot zich doordringen. Blijf hier, vreemdeling Baruch komt terug morgen, overmorgen als alles weg, zeker hier verder gaan Baruch Elize zeg gen dat gij gered zijt. Baruch I ik bezweer u, hoe maakt Elize het? vroeg Walewski gejaagd. de vijandelijkheden onderbroken zouden wor den, tot hel verzorgen van dooden en ge wonden zijnerzijds, doch de persoon inquaestie (het was op dat oogenblik de chef van den Britschen generalen staf lord Kitchener) weigerde en zoo werd dan onverwijld door het Engelsche geschut op het legerkamp der Boeren een vuur geopend in tegenwoordig heid van de inlusschen aangekomen generaals P.oberts en French, dat, naar de meening van enkele correspondenten, zijn gelijke in de geschiedenis niet moet hebben gehad en dat zou hebben moeten leiden tot verdelging van eenige duizendtallen dapperen binnen een uur of wat, naar meuschelijke berekening! Dat zou nu naar de stellige opvatting van een groot aantal gaarne tot de welinge- lichten gerekend worden reeds een feit zijn, doch ongelukkig hebben de lui geen ander houvast voor hun onwrikbaar geloof dan hun persoonlijke overtuiging en daar 't niet zoo heel gemakkelijk gaat een openbare meening te scheppen wanneer men geen betere gegevens heeft, komt er zoo allengs— kens weer wat ongerustheid eu wantrouwen de harten der menschen te Londen binnen sluipen en zij, die een goed geheugen heb ben, herinneren zich eensklaps weer dat de ondervindingen van een Redvers Bulier in Natal, de ervaring en van een Gatacre en een Clements in het noorden van Kaapkolonie en tot voor ettelijke dagen van een Methuen aan de westgrens van Oranje Vrijstaat, waar lijk niet van de aangenaamste soort zijn geweest, zoodat het onwrikbaar vertrouwen in den moed, het beleid, de karigheid met woorden en de veelheid van daden der Engelsche aanvoerders, toch wel een tikje geschokt is Hoe het zij, de afwezigheid van zekerheid ten aanzien van het lot van generaal Cronjé op het huidige oogenblik, door de stilzwij gendheid van het departement van oorlog laat de hoop dat Groot-Brittannie voor de zooveelste maal in dezen krijg opnieuw onaangenaam verrast zal worden door een geweldige misrekening en dat de versterkingen generaal Cronjé van alle zijde toegezonden, spoedig zijn positie zullen verbeteren, hetzij door een direct optreden tegen de Britsche legermacht bij Koedoesranddrift, hetzij door aanvallen op andere stellingen der Britten Roberts heeft reeds vóór een vijftal dagen verklaard, dat hij generaal Cronjé door een bombardement wilde verpletteren, doch hij heeft met de uitvoering van zijn plan in deze niet al te veel haast gemaakt naar men aan Engelsche zijde meent, ora zoo weinig menschenlevens aan zijn kant te verliezen, naar de opinie van anderen, omdat het den Britschen opperbevelhebber toch bij nader inzicht niet zoo gemakkelijk zou zijn voor gekomen en daar hij zoowel als Kitchener de Elize weent, omdat de vreemdeling gevan gen is Baruch moet hem redden Elize wil het Baracli komt terug! Uit de verte klonk een kort, gillend fluiten. Baruch liet plotseling Walewski's hand los en deze hoorde slechts de stappen van den zich verwijderende. Walewski gevoelde, dat hij we der alleen was. Het gillende fluitje weerklonk nog eens. Het doffe dreunen verminderde allengs en hield ein delijk geheel op. Nu hoorde Walewski nog een zware deur dichtvallen. Doodelijke stilte omg»l' hem ook nu weder, hoe scherp hij ook luisterde. Nadat de jonge Pool nog een tijd lang als ademloos had gewacht, sloop hij verder met de grootst mogelijke voorzichtigheid door de gang, de muren rechts en links met de handen betasten de tot hij plotseling bij een draai kwam en zijne handen in eene ledige ruimte tastten, waardoor hij bemerkte dat de gang in eene grootcre ruim te verliep. Nu knielde hij neder, om te onder zoeken, of de gang soms niet naar de diepte voerde en hij dus met geen val werd bedreigd. Toen hij bespeurde, dat dit Diet het geval was, onderzocht hij de plaats meer nauwkeurig en bespeurde hij, dat deze naar links zacht afbelde. Eenige stappen met de grootste voorzichtigheid gedaan overtuigden hem, dat de weg hier inder daad bergaf voerde. Terwijl hij zich zoo goed mogelijk in de rechte lijn hield, deed hij eerst eenige schreden naar rechts, doch stiet hier op een zijmuur, die met aancengeheclite balken be kleed 'was. Weinige schreden naar links brachten hem aan eene soortgelijke plaats, en hierdoor werd het Walewski duidelijk, dat hij zich in één of ander bergwerk bevond. Als namelijk ert9- of kolenvelden, welke de mijnwerker wil bewerken, niet al te diep onder den grond liggen, boort men niet loodrechte schachten, maar worden zacht glooiende gangen aangelegd, die gemakkelijk af te dalen zijn en uit kleine, voortdurend lager liggende terrassen bestaan. Zulke gangen loopen dikwijls tot hon derden meters in den grond en vertakken zich eerst naar links en rechts, zoodra zij de diepte bereikt hebben, waarop zich de erts of kolenla- gen bevinden. Walewski hield zich aan de rechterzijde en kwam snel vooruit, daar een licht uitsteken van de hand voldoende was, om hem zijn weg aan te wijzen. Zijne eerste vrees, dat zich buiten reputatie geniet alleen of ten minste in den regel slechts feiten te melden, is het heel wel mogelijk, dat er nog een of meer etmalen zal verloopen, voor er tastbaar nieuws komt, terwijl ondertusschen in gelijke mate te Lon den de koortsachtige spanning toeneemt en in de gansche overige beschaafde wereld de bewondering voor het heldhaftige doen van Cronjé en de zijnen Is de troepenmacht der Boeren er dan ook al niet in geslaagd (door de afwezigheid van kleine stukken en door de onmogelijkheid de groote, die Cronjé in zijn bezit heet te hebben, optestellen) zich door de Britten heen te slaan zij handhaaft zich toch tegen de aanvallen van den vijand en het loon daarvoor zal, hopen we nog immer, een ander zijn dan algeheele vernietiging 1 Van bevriende zijde wordt ons de volgende particuliere brief uit Transvaal welwillend ter plaatsing afgestaan. Ruijsfonteijn, 29 Dec. '99. Waarde Vriend Je zult het wel vreemd vinden dat ik schrijf, maar miin man is al sedert 9 November in het leger; dus kan hij je nu niet antwoorden. Ik las tusschen de regels van je kort briefje zooveel ware belangstelling dat ik niet kon nalaten, je gauw een paar regeltjes te schrij ven. Veel zal het evenwel niet zijn, want ik heb weinig lust tot brieven schrijven. Je begrijpt dat mijn gedachten enkel en alleen bij mijn lieven man zijn. 't Is een vreeselijke tijd voor ons, want iedeten dag is men in angst en vreeze, de doodstijding van onze nabestaanden te vernemen. Alle mannen zijn hier weg. We leven allemaal heel alleen, nergens ziet men een man. Hier op de plaats is alleen één ouden heer thuis van 76 jaar. Totnogtoe is nog niemand hier van de plaats gevallen of gewond, en over het geheel mogen we zeggen dat God ons nabij is, want terwijl er van de Engelschen al tusschen de 20 en 30000 gevallen zijn, zijn er van ons nog slechts 300 ongeveer dood en gewond. 't Is weinig voor zulk een vreeselijke oor log, toch te veel als men denkt dat het bijna allen mannen en vaders zijn. Van kennissen van ons zijn vader en zoon beiden gesneuveld vreeselijk voor zoo'n arme vrouw. Geve God toch dat mijn man maar gezond weder moge keeren. Ik heb ook al eens gedachtwaren we nog maar in Holland, maar ik geloof zeker dat Godzelf ons heeft hier gebracht, dus vertrouw ik ook dat Hij het verder ook wel met ons zal maken. Dat is het eenige wat nog eenigszins moed geeft, want anders is het haast niet om door te kemeu. Geluk kig krijg ik veel brieven en telegrammen van mijn man, zoodat ik goed op de hoogte blijf van alles wat hem aangaat. Vanmiddag kreeg hem r.og iemand in de bergwerken kon bevinden, was geweken, nadat hem een herhaald, buitenge woon nauwkeurig luisteren had overtuigd, dat geen ander geluid, dan het eentonig, melancholisch nedervallen van waterdroppelen de stilte onder- brak. Naar water verlangde hij in de eerste plaat3, want zijn dorst was thans werkelijk onuitstaan baar geworden. Hij wilde echter eerst weten, waar hij zich bevond en toen hij plotseling ont dekte, dat de balken aan zijne rechterzijde op hielden, en hij dus waarschijnlijk een hoek moest omgaan, hield hij voorzichtig stand. Zijne oogen trachtten de duisternis te doorboren, en eindelijk meende hij dan ook een donkerrood, vurig voor werp te ontdekken, dat zich echter aan Walewski's rechterzijde in de diepte bevond en wel een uit- gebluscht kaursvuur scheen te zijn. Wanneer het hem mocht gelukken daarbij te komen, kon hij zich mogelijk licht verschaffen cn de ruimte verlichten, waarin liij zich bevond. Voor een oogcnblikkelijk en ook later terugvinden van de plaats kon dit van groot gewicht zijn. Maar ei was groote voorzichtigheid noodig, indien Wa lewski niet in de diepte, waarin zich thans het schijnsel bevond, wilde nederstorten. Hij legde zich weder op den grond cn voelde om zich heen, tot zijne hand een ladder aanraakte, die naar de diepte scheen te leiden. Met de grootste voorzichtigheid trok Walewski de ladder naar zich toe en liet er zich langs neder, tot hij weer vasten grond onder zijne voeten voelde. Thans bespeurde hij, dat het meer en meer wegsterven de vuur zich op gelijke hoogte met hein bevond, maar legde zich toch weder op den grond, om al voortkruipende het vuur te bereiken. Einde lijk voelde zijne handen stukjes hout en spanen, die hij zorgvuldig in zijn borstzak verborg. De toenemende warmte overtuigde hem, dat hij het haardvuur allengs naderde. Hij stond op en had spoedig een houtspaander tot een vlam aangeblazen. Dezen brandenden spaander hield hij boven zijn hoofd en keek om zich heen. Hij bevond zich in een groote onder- aardsche zaal, die in steen was uitgehouwen en waaruit twee bevestigde ladders nog ongeveer twaalf tot veertien voet lager voerden. Behalve deze ladders, scheen nog een houten met ijzer beslagen deur naar buiten te voeren, doch deze bevond zich in een hoek, waar twee wanden der zaal bij elkander kwamen. Het vuur brandde op een zoogenaamden smelthaard, van welken ik nog een brief waaruit ik je een en ander zal meédeelen. In het laatste gevecht bij Modderrivier (waar mijn man ook ligt) waren de Engel schen 10000 man sterk. Ze schoten met 48 kanonnen, waarbij er waren die kogels scho ten welke 4 voet diep in den grond gingen en een gat maakten van 7 voet middellijn. De stukken ijzer en kogels waarmede die bommen gevuld zijn verspreiden zich 100 pas en meer ver, zoodat het een wonder is dat er zoo weiuig der onzen gekwetst werden. Van de Engelschen waren er ongeveer 2000 dood en van ons eu de Vrijstaat zamen maar 66 dood en 113 gewond. De Engelschen konden alleen hunne doo den niet begraven krijgen. Ze hadden wa penstilstand aangevraagd en toen zijn enke len der onzen gaan helpen om de Engelschen te begraven. Mijn man was daar ook bij, maar hij schrijft wat hij daar gezien heeft zal hij zijn geheele leven niet vergeten. Op een plek lagen er 300 dood. De grond was er doorweekt van bloed. De dooden werden op karren geladen en in een grooten kuil begraven. Een En— gelsch predikant hield bij elke kuil een lijk rede. De Engelsche soldaten willen over het al gemeen niet meer vechten, zoodat het te bezien staat dat de oorlog wel niet zoo heel lang meer zal duren. Als ze nu nog eens een gevecht hebben en we winnen het weer dan zullen ze zeker wel moeten toegeven, want nieuwe troepen zal Engeland niet meer kunner. zenden en de oude willen niet meer. 't Gaat hier heel anders toe als in Europa. Ieder burger moet als hij opgeroepen wordt voor eigen kost zorgen voor de eerste 8 dagen. Daarna geeft het Gouvernement eten eu drinken. Het eten wat ze krijgen is goed maar ze moeten het zelf klaar maken. Denk je uu mijn man eens aan het eten klaar maken Daar komt natuurlijk weinig vau terecht. Ik heb hem daarom goed voorzien van beschuit, droog vleesch en limonade. Nadat hij 12 dagen weg was geweest kwam hij een halve dag thuis, omdat het lager verplaatst werd van Mafeking naar Modder rivier. Hij was toen al zoo verweerd en verbrand dat ik hem haast niet kende. Hoe zal hij er dus wel uitzien als hij eens voor goed thuis mag komen. Maar dat is niets, als hij maar gespaard mag blijven zal ik mijn best wel doen om hem weer gauw den oude te doen worden. Ik beloof je vast uit zijn naam dat jij een van de eerste bent die hij uitvoerig zal schrij ven als hij thuis mag komen, want hij zal het evenals ik op hoogen prijs stellen dat je onzer zoo gedenkt. We zijn allen gezond maar treurig. Als we aan Anneke vragen „waar is je pa", dan eene soort schoorsteen in den vorm van een ijze ren pijp door de houten deur nuar buiten voerde. Hoe die pijp verder liep, kon Walewski niet ontdekken, daar de deur vast gesloten was. Be halve dezen haard vond Walewski in de zaal nog een aantal vreemde werktuigen en als door den bliksem getroffen, bekwam hij de overtui ging, dat hij zich hier in de werkplaats der val- sche munters bevond. Alleen schenen hier geen muntbiljetten, maar metalen geld vervaardigd te worden. Vóór alles echter zagen zijne oogen naast smidsgereedschappen een emmer met water staan, dat weliswaar vuil scheen te zijn en een metaal- achtigen smaak had, doch wnarvan de versmachte met laiige teugen dronk. Nu keek hij verder, in de ruimte rond en die ook van een dak voor zien was, zoodat zij veel op eene hut geleek. Deze afgesloten ruimte had een deur met een gewoon slot. Walewski drukte op de klink en tot zijne verwondering ging de deur open. Hij stak een nieuwen spaander aan en verlichtte zoo het inwendige van deze plankenhut. Bij het schijnsel ontdekte hij een stelling van planken in (ie rondte, vier hoog en op de onderste plank lagen groote hoopen pas gemunt geld opgestapeld. Er waren daar thalers en vooral de toen veel in omloop zijnde acht-groschenstukken, die met groote kunstvaardigheid bewerkt waren en bo vendien alle het aanzien hadden, alsof zij reeds jaren in omloop geweest waren. Ook waren er Oo8tenrijksche florijnen cn Russische roebels, en hij ontdekte dadelijk, dat de valsche munters met groote voorzichtigheid te werk gingen, want de bij het stempelen mislukte stukken waren zorgvuldig gesorteerd en werden in afzonderlijke bakken bewaard. Hij had het wel van blijdschap willen uitschreeuwen, toen hij verder zoekend een kastje ontdekte, waarin een sleutel stak, ca wuarin hij eenige knarsen, een pak lucifers,'een stuk brood en eenige flesschen met overschotjes van wijn vond, zoomede een flesch met brande wijn gevuld. Voor het oogenblik bezat hij dus alles, wat hij voor een meer langdurig verblijf noodig had, en daarom besloot hij dan ook zich in deze hut. waarin hij bovendien tegen een eer sten overval beveiligd wus, zoo goed mogelijk in te richten. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 1