Nummer 22. Zondag 18 Maart 1900. 23e Jaargai* Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. Het Maatschappelijk vraagstuk. De Deserteur De Zuid-Afrikaansche oorlog, AIT00N TIELE Uitgever: Dit nummer bestaat uit twee bladen. Wereldhulde Bekendmaking. FEUILLETON. WAALWIJK. üFTfiSZrj' die ziel; voor het volgend kwartaal op dit blad abonneeren, ontvangen de nog deze maand verschijnende nummers GIIA TlS HET WEZEN. III. V Wnahvijksclic rn Uigstrutsrkt Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maar den f 0.75. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertêntiën 1—7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. AAN Z. H. DEN PAUS. Aan ons bureau ontvangen Uit Waalwijkf 2.50. Voor Z. H op hoop van vele navolgers uit de Langstraat - 1.50. Hondenbelasting. De Burgemeester van Waalwijk noodigt hen, die nog niet, of nog niet ten voile de belas ting op de honden over het dienstjaar 1899 hebben voldaan, uit, daaraan alsnog voor of op 22 Maart a. s. te voldoen. Waalwijk, 13 Maart 1900. De Burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN. Veiligheidswet. Hoofden of Bestuurders van fabrieken of werk- flaatsen, die nog niet hebben voldaan aan de art. 3 en 27 der veiligheidswet, worden uitgenoodigd de daarbij bedoelde opgave alsnog ten spoedigste in te zenden aan den Burgemeester. Waalwijk, 13 Maart 1900. De Burgemeester van Waalwijk, K. DE VAN DER SCHUEREN. Ook op staathuishoudkundig en staatkun dig gebied doet zich de ongezonde toestand gevoelen. Op staathuishoudkundig gebied wat een invloed der machinen Wat een vaart heeft de nijverheid door de vervolmaking der 30. Spoedig echter was Koppenhagen weder in zooverre tot zich zeiven gekomen, dat hij aan de razernij, die in hem woedde, uitdrukking ver mocht te geven. Het waren bijna zonder uitzonderingen schimpredenen tegen Wolf, dien hij tot in den afgrond der hel vervloek de verschrikkelijkste wraak bedreigde. Maar ook in de ziel van Wolf had zich een menigte toorn en woede tegen Koppenhagen op gehoopt. De nietswaardige behandeling, die hij zich nog eenige uren te voren had moeten laten welgevallen, was wel in de eerste plaats oorzaak dat Woll den geboeiden gevangene in het gezicht sloeg en schreeuwde: Ellendige scholt, die mij van mijn levens geluk en mijne eer hebt berooft, wilt gij mij nog dreigen De tijd van uw macht is voorbij nu is het blnadje omgekeerd, en al zou ik u met mijn eigen handen moeten verworgen, nu zult ge niemand meer schade doen of verleiden Wolf kon slechts met moeite van Koppenhagen worden losgerukt, en eerst, toen vrouw Wolf, door angst gepijnigd de trap op kwam, gelukte het haar, haar echtgenoot te doen bedaren. De politic-beambte in vrouwenkleeding Werk- ner genaamd die de rol zoo voortreffelijk ge speeld had, wendde zich tot Elize, welke half onmachtig van schrik en door de pijn der mis handeling bij de deur was neer gezegen, en vroeg haar Wie zijt gij, en hoe komt gij in de macht van dezen man. Elize vermeed op de eerste vraag een antwoord te geven, doch zeideHij heeft mij door list ontvoerd en mij hier gevangen gehouden. Zij liegt, de ellendige I schreeu wde Koppen hagen, die zich knarsetandend op den grond om wentelde en te vergeefs trachtte zijne boeien te verbreken. Zij is krankzinnig. Laat mij het vertellen zij zou u toch maar wat voorliegen 1 Ia plaats van te antwoorden trad Werkner op werktuigen, door eene nieuwe wijze van voortbrenging genomen De gevolgen daarvan zijn niet altoos even gewenscht. De machinen doen het werk van vlijtige handen, zoodat de beste machinen, niet de beste werklieden, de rijkste schatten voortbrengen. Wat wordt de arbeider daar door afhankelijk De machinen kosten hoopen gclds en de ondernemingen zijn groot. Waar blijven dc kleinere ondernemingen, die vroeger zich staande bielden Kunnen die groote onder nemers, als het ware niet alles dwingen, maken zj de markt niet, hebben zij niet het monopolie? Is liet, dan te verwonderen, dat de verhoudingen tusschen den onder nemer van den eenen kant en den kleinen industrieel of handelsman van den anderen kant minder vriendschappelijk worden, dat de zoete vrede onder de leden der maat schappij daalt, de ontevredenheid stijgt Dan, blikt de wereld eens in en vestigt uw oog eens, zoo de damp der fabrieken liet u niet belet, op de groote steden. Wat een opeenhooping van werklieden 1 De steden met hare vermaken, gevaren, mis leidingen werken verpestend op ben. Minder menseh geworden gaan de werklieden illu- sie's bouwen op de kracht van getal en organisatie. Slechte dagbladen, romans en de gevaren, aan de werkplaatsen zelt ver bonden, doen de rest. Wat een wonen dan ook in die groote steden Enge steegjes, ellendige krotten, ééne kamer bet verblijf van een geheel huishouden voor nacht en dag, voor slapen en eten en werken. Waar blijft het met de geestelijke en lichamelijke gezondheid Om in die krotten van Londen en Parijs b. v. geen haat te krijgen legen de maatschappij, die ze duldt, is geene deugd maar held haftigheid, heldenmoed noodig. Na de ma chine, zijn meester gediend te hebben met eentonigen, geheel raaterieelen arbeid in eene drukkende atmosfeer en onder een helsch lawaai, heeft de werkman behoefte aan vredige rust. Zal hij deze in zijn be- krompene woning vinden Hij gaat naar elders Waarheen Daarenboven de machine heeft dc spier kracht van den mannelijken arm niet meer noodig. Wat vlugheid en oplettendheid is genoeg. Het gevolg Vrouwen en kinderen gaan mannen vervan gen tegen minder loon. Moeders rukken zich uit hun schoonen, verdienstvollen werkkring kinderen kennen geen ouderlijk gezag meer meisjes leeren nooit het huishoudelijk werk Koppenhagen toe, onderzocht op het nauwkeu rigst de boeien van armen en beenen. Daarna hief hij met behulp van Woll, wien hij een wenk gegeven had, Koppenhagen als een baal op en legde hem met het gezicht naar den wand Den wijden mantel van Elize wierp hij over het gelaat, zoodat deze niet meer zien kon wat er voorviel. Hoe kvvaamt gij met dien man in nan ra king? vroeg Werkner nogmaals, en wie zijt gij? Wij hebben het recht u deze vragèn te doen, en opdat gij dit zult erkennen deel ik u mede, Ik wil u gaarne eerlijk en openhartig alles mededeelen, wat gij mocht verlangen, antwoorde Elize, maar sta mij toe, dat ik mijn naam ver zwijg. Gij weet niet, wat daarbij voor mij op het spel staat. Ik ben onschuldig. Ik weet dat deze man een misdadiger is, en ik kau u mede deelen, dat hij mij in zijn macht trachtte te krij gen ols gijzelaarster voor een anderen man, dien ik voor geen geld wil noemen. Ik bid en zweer u, zeg mij. waar ik ben en laat mij gaan. Laai mij, misschien is het nog niet te laat. Ik smeek het u op mijn knieën Elize was op de knieën gevallen. Werkner trad op haar toe en hief haar op. Doe dat niet, zeide hij vriendelijk, ik kan u niet helpen. Al zoudt gij ons de eerste noodige inlichtingen over uw persoon willen verstrekken, mag ik u niet laten gaan. Gij moet zij het dan ook tegen-uwen wil, hier blijven, ten minste zoolang, tot ik mij met een collega, die in den loop van den dag hierkomt, heb beraden. Ik hoop dat gij mij niet zult dwingen tot maatregelen van geweld mijn toevlucht te moe ten nemen. Vrouw Wolf was vol medelijden met Elize naderbij getreden, vatte hare handen en zeide: Vreest niets meer, gij zijt thans in veiligheid en bij vrienden, er zal u geen leed geschieden. Vertrouw op mij. Elize schudde het hoofd, maar liet zich gewillig door vrouw Wolf op het ledikant zetten, om aan de borst der vrouw, wier medelijden haar zoo goed deed, uit te wee- nen. Werkner en Wolf gingen de trap af naar de benedenkamer. Dat is een onaangenaame geschiedenis, nam Werkner liet eerst liet woord, wellicht hebben of leeren het af en nooit meer aan wat waren zij" gelukkig, wat leefden zij in on schuld, in vrede met God en den naaste, wat zagen zij blij het licht des eeuwigen dags tegemoet, wat jubelden zij in eenvoud des harten, alvorens zij in de fabriek wat koper en zilver moesten gaan verdienen, ten koste van die vervloekte gevaren der fabrieken, waar men den duivel doet tronen, omdat men God buiten sluit. Is het dan geen nooit genoeg besefte plicht al die ge varen te verwijderen Heeft de arbeider geen recht, als men fabrieken stichten doch ik wijk af van mijn punt, ik ben nog altoos bezig met de gevolgen op staathuis houdkundig gebied. Zoo noem ik nog een ander gevolg de overproductie, er wordt meer aan de markt gebracht, dan verkocht kan worden. Vroeger had men afnemers in de omge ving en men regelde de productie naar de aanvraag. Heden werkt men voor de wereld markt, heden werkt de machine meer dan noodig is, daarom gaan de prijzen omlaag, daarom geeft de onderneming minder rente en wordt zij meer uitgebreid, daarom wordt soms het loon van den arbeider besnoeid, daarom gaan kleine kapitalen te niet. En wat zich op het staathuishoudkundig gebied zoo heilloos openbaart, vindt meestal zijn begin, zijne bakermat in de verderfelijke staatkunde. Zijn de verhoudingen tusschen gezag en onderdaan niet goed geregeld dan blijven de verhoudingen tusschen de onder danen ook niet goed. Het openbaar gezag werkt sterk op de welvaart eener maatschap pij, het kan voor eiken stand een bron zijn van geluk, maar ook van droevig ongeluk. Weet de staat de arbeiders genoeg te beschermen? Weet hij de rechten der be zitters, vooral van klein eigendom te hand haven en te bevorderen Weet bij degelijke vereenigiugen, goed voor kerk en maatschap pij, te begunstigen en verderfelijke vereeni giugen niet te dulden Weet hij het geeste lijke recht der menschen te eerbiedigen Werkt hij mede aan de echte Zondagsrust Drukken de belastingen niet te zwaar te onevenredig op de schouders van velen Wat hebben wij voor een goed deel aan de universiteiten en vele scholen, waar millioe- nen aan worden opgeofferd en die ons in onze heiligste belangen tegenwerken Steunt de staat in het zorgen voor het zedelijk reine der fabrieken geen recht matiger eisch bestaat er bij den werkman, dan dat patroon, staat, kerk, de fabriek eerst ontsmet, alvorens hem en zijne kinderen er heen te leiden? Helpt hij mede den werkman eene fatsoenlijke woning te ver schaffen Zindelijk, netjes wonen brengt zedelijkheid, huiselijkheid, een ongekenden tamilie-vrede. Dat menig lidmaat van het maatschappelijk lichaam lijdend is, heb ik voldoende aangetoond, 't Is geestelijk en stoffelijk ziek, dood-ziek. De hulp van den geneesheer van geestelijke en stoffelijke kwalen is brood noodig. Eene volgende gelegenheid gaan wij eens uit op de ontdekking, hoe die ongezonde toestand in geheel de maatschappij dan we genezen wordtde zalvende, zachte hand van den Paus weet de bloedende wonde, na ze gevonden te hebben, ook te lieelen. A. S. we ons overijld. Daar ben ik ook bang voor, antwoordde Wolf, maar er zal nu wel weinig meer aan ie veranderen zijn. Het is mij ook wel te vergeven, zeide Werkner weder, dat ik na zoo dagenlang tegen over dezen schurk een rol gespeeld te hebben, en wel met inspanning van alle krachten, een weinig opgewonden was en mij zeiven vergat, toen de ellendeling mij door een stoot van de trap werpen wilde, wijl hij meende een gebrek kige vrouw voor zich te hebben. Nadat de eerste slag gevallen was, bleef er trouwens geen keus meer. Toen moest alles gedaan worden om den schelm vast te houden en er voor te zorgen, dat niemand iets van zijn gevangenne ming vernam. De bende zou anders dadelijk gewaarschuwd, en het grootste deel onzer moei te verloren geweest zijn. Ik hoop dat Rothmann onze handelwijs zal billijken Laten wij er echter goed over nadenken, hoe wij de gevangenneming van Koppenhagen ge heim houden. Het kleine ding dat bij u als dienstmeisje fungeert, is toch des nachts niet te huis geweest. Neen, antwoorde Wolf, zij gaat gewoonlijk om tien uur 's avonds naar huis, om bij hare ouders te slapen, en bleef slechts bij mijn vrouw overnach'en als ik niet thuis was I Ga dan met mij naar boven, sprak Werkner Koppenhagen moet naar beneden gebracht wor den. Toen beide mannen het bovenkamertje betra den, vonden zij Elize nog altijd weenend en vrouw Wolf de ongelukkige vertroostend. Kop penhagen lag nog in zijn hoek en zelfs toen men den mantel van hem afnam, had men hem voor een doode kunnen houden, indien althans zijne uit wraakzucht fonkelende oogen niet het tegen deel bewezen hadden. Wolf en Werkner namen hem op en droegen hem de trap af. Toen Koppenhagen bemerkte, dat hij zich beneden bevond, beproefde hij te schreeuwen, doch Werkner zeide volkomen kalm Ge benadeelt alleen uzelf, waarde heer, als ge uw mond niet houdt. Want in de eerste plaats hoort ge hier niemand en in de tweede plaats zou ik u bij een tweede poging, daartoe een propje toedienen, dat u wel van mceiiing zal doen veranderen. Ik verzeker u, dat ik l)e Engelschen te Bloemfontein Zoo waait dan de Engelsche vlag ove Bloemfontein, de vlag, voor de Boeren het zinnebeeld van ouderdiukking, arglist, intrige brutaal geweld, onrecht. Lord Roberts seinde uit Bloemfontein Dinsdagavond acht uur »Met Gods hulp en door de dapperheid van Uwer Majesieits soldalen, hebben de troepen onder mijn bevel Bloemfontein bezet „De Britsche vlag wappert nu boven de presidentswouing, welk; door S'eyn, den voormaligen president van den Oranje- Vrijstaat, is ontruimd. »Fraser, lid der voormalige Regeering, c'e burgemeester, de regeerings secretaiis, de landdrost en andere ambtenaren kwamen mij twee mijlen buiten de stad tegemoet en overhandigden mij de sleutels van de regee ringsdepar tementen. „De vijand heeft zich uit de buurt terug getrokken en alles schijnt rustig. De bewoners van Bloemfontein bereidden aan de troepen een hartelijke ontvangst." Nu is dan een hoofdstuk van de bloedige geschiedenis uit. De hoofdstad van den Vrijstaat is in handen van den vijand. Maar de oorlog is nog niet uil. Lees wat president Kruger naar New York seint: Het Evening Journal geeft het volgende telegram van president Kiuger, d.d. Pretoria 13 Maart, over Berlijn De burgers zullen slechts met den dood met vechten ophouden. Onze commando's trekken in goede orde naar de eerste verdedigingslinie op onzen eigen bodem terug. De veldtocht in Naial was langer in ons voordeel dan men ver wachtte. De Engelschen zullen Pretoria rooit bereiken. De burgers, Steyn, Joubert en ik zelf zoowel als alle an deren, zijn eendrachtig eenige kennis van die zaken bezit. Koppenhagen werd weder, nadat Werkner op nieuw zijn boeien nauwkeurig onderzocht had, in een hoek gelegd eu met Elize's mantel bedekt. Daarna droeg Werkner vrouw Wolf op, Elize eveneens naar de benedenkamer te brengen. Ik verzeker u, wendde hij zich daarop tot de juist binnentredende, dat gij hier volkomen vei lig zijt, en niets te vreezen hebt. Alleen moet ik u verzoeken geduld te lu-bben, tot over uw lot beslist wordt. Ik vermoed, zeide hij daarna zich tot vrouw Wolf wendend, dat deze dame zeer uitgeput moet zijn. Kunt gij haar niet iets te eten geven Terwijl vrouw Wolf en Elize naar de keuken gingen, begaf Werkner zich naar Koppenhagen. Hoe denkt gij er over, mijn waarde heer, sprak hij, zou het niet oneindig beter zijn, indien gij maar eenvoudig tot eene bekentenis kwaamt. Opdat ge niet denken zoudt, dat uw gevangen neming een bloot toeval is, kan ik u we] mede deelen, dat wij zeer nauwkeurig weten, dat gij de aanvoerder, of althans één der belangrijkste leden eener valschemuntersbende zijt. Wij heb ben u reeds langen tijd gevolgd. Gij kunt wel begrijpen, dat ik niet deze ver kleeding hier was om de eer te hebben uwe kennis te maken. Gij zijt in onze macht; aan ontkomen valt niet Ie deuken, Zou het dus niet beter zijn, uw mond open te doen voor een eerlijke bekentenis. Koppenhagen knarstte op zijn tanden doch antwoordde niet. Gij pchijnt niet bijzonder spraakzaam te zijn ging Werkner voort, en wij kunnen u niet tot spreken dwingen. Wij zullen in tusschen eens even onderzoeken wat ge alzoo bij u draagt. Hoe Koppenhagen zich ook kromde, welke po gingen hij ook in het werk stelde zich telkens om te keeren, ledigde Werkner toch met groote handigheid al zijne zakken en spreidde den in houd zorgvuldig op de tafel uit. Ilij vond een portemonnaie met zilvergeld, verschillende sleu tels en een zoogenaamd dolkmes, met een kling die door een veer werd vastgehouden zoodra men het opende, bovendien een aanteeker.ing- z. g. n. notitieboekje, waarin een aantal biljetten van vijf en twintig thaler. Niet zoo gemakkelijk was het den gevangene zijn gouden zegelring af te nemen, dien hij aan den wijsvinger der rech- Er is geen oneenigheid. God sta ons bij De beide presidenten hebben eerst de hand totden vrede gereikt omdat zij gerechtvaardigd wilden zijn tegenover de burgers der beide republieken en tegenover de gansche wereld en misschien ook wel, om deu mogendheden die eventueel geziud mochten wezen tusschen- beiden te treden ten gunste van beëindiging van den krijg, een steunpunt te geven. I)at zij zei ven ook maar één enkel oogen— blik gedacht hebben aan een gunstig bescheid van het Vereenigde Koninkrijk, is niet wel aan te nemen indien eenige natie reden heeft John Buil te wantrouwen en overtuigd te zijn van zijn hebzuchtige bedoelingen, is het zeker wel de Transvaalsche. Handhaving der onafhankelijkheid en straf feloosheid der in opstand gekomen Afri- kaaoders in Kaapkolonie waarlijk, er was niet aan te deuken dat het antwoord van de Engelsche regeering in hoofdzaak en in den grond, anders zou luiden dan de repliek, welke de minister van buitenlandsche zaken Zondag 11. naar Zuid-Afrika heeft gedirigeerd in antwoord op de hem in den nacht van den zesden dezer ter hand gestelde. In elk geval hebben de beide republieken nu de formeele bekentenis van den minister van buitenlandsche zaken, zij het dan ook al in de woorden van den titularis van ko loniën, dal het met de onafhankelijkheid van Transvaal en Oranje-Vrijstaat uit is, uit moet zijn een verklaring, welke nogal zoo eenigszins verschilt met het plechtige getui genis van den Britschen premier .van deu negenden November, dat Engeland evenmin belust was op mijnen als op goud Of de eetlust bij Salisbury en de overige oorspronkelijk miuder tot den krijg geneigde leden van het tegenwoordige kabinet al etende is gekomen, dan wel of wat nu gezegd wordt met ronde woorden, toeu reeds een besloten zaak was, doet feitelijk weinig ter zake tenzij eene of andere mogendheid het alsnog mocht ondernemen haar tusschenkomst aan te bieden (zich in deze steunend op de openbare raeening in het niet-Engelsche gedeelte der beschaafde wereld) is een oorlog tot het uiterst onvermijdelijk en die oorlog zal vau de zijde der republieken gevoerd worden met zoo grooten moed, met zooveel hardnekkigheid, dat generaal Roberts wel zal doen zich voor te bereiden op 't allerergste! Cronjé met zijn leger gaat dan toch naar St. Helena. In de Kaapkolonie vinden de Engelschen het blijkbaar niet veilig genoeg. Welke herinneringen, welke vergelijkingen dringen zich op, nu de Transvaalsche held op dat eilaud opgesloten wordt! Nu kan er volgen en zal er ook vermoede lijk volgen een rusttijd van enkele weken van de zijde der Britten na gevechten die den Engelschen veel manschappen en aau- terhand droeg, want Koppenhagen kromde met alle macht zijne vingers en de gebalde hand moest met geweld opengebroken worden, vóór Werkner hem den ring kon afnemen. Deze ring bevatte een grooten steen, waarin een hondenkop gesneden wa9. In welke sloten passen de bij u gevonden sleutels? vroeg Werkner, zonder intussclien van van Koppenhagen antwoord^fekrijgen. Welf trok hem ter zijde en^nsterde hem toe: Ik geloof, dat het de sleutels van de kamer zijn, die hij hier in de herberg bewoont. Zeer goed, fluisterde Werkner terug, daar in zullen wij gebruik maken. Gij zijt toch in de herberg bekend en men beeft u immers dik wijls met hem gezien Jawel antwoorde Wolf, de herbergier en zijn vrouw weten, dat ik op een tamelijk ver- trouwelijken voet met hem stond. Goed, zeide Werkner, dan zullen wij direct naar de herberg gaan. Gij kunt daar zeggen, dat die schoft ons zendt en als bewijs de sleu tels laten zien; dan kunnen wij althans eene voorloopige huiszoeking houden. Wellicht ont dekken wij dan meer als dat mijnheer ons ver tellen wil. Hij legde daarop Koppenhagen weder met het gezicht naar den muur, bedekte hem met den mantel en zeide tegen Wolf: Wij zullen oogenblikkelijk gaan, ik moet mij alleen verklee- den. Ik verzoek u mijne eigene kleedeien te halen, die in den kelder verborgen zijn. In korter, tijd had Werkner van kleeding ver wisseld en verscheen bij met Wolf in de keulcen. Hij fluisterde vrouw Wolf toe, dat zij zorgvul dig moest opletten, dat Elize het huis niet ver liet. Ofrchoon zij waarschijnlijk niets anders dan een onschuldig offer van Koppenhagen was, kon zij soms diens gevangenneming verraden, en dit moest tot eiken prijs voorkomen worden. Elize bad gewacht, tot zich de mannen verwij derd hadden, toen wendde zij zich tot vrouw Wolf: Ik dank u voor uw medelijden, zeide zij. Gij weet Diet hoe gij mij bemoedigd hebt. Maar nu heb in nog een verzoekZeg mij waurikben. Vrouw Wolf dacht een oogenblik nu, doch zeide toen Gij zijt bier in Rüdow. En de naastbij gelegen stad vroeg Elize welke zich op dat oogenblik niet kou oriënteeren. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 1