Nummer 22.
Zondag 18 Maart 1900.
23e Jaargai*
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
Het Maatschappelijk vraagstuk.
De Deserteur
De Zuid-Afrikaansche oorlog,
AIT00N TIELE
Uitgever:
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Wereldhulde
Bekendmaking.
FEUILLETON.
WAALWIJK.
üFTfiSZrj' die ziel; voor
het volgend kwartaal
op dit blad abonneeren, ontvangen
de nog deze maand verschijnende
nummers GIIA TlS
HET WEZEN.
III.
V
Wnahvijksclic rn Uigstrutsrkt Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maar den f 0.75.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
Advertêntiën 1—7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven
worden 2maal berekend Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
AAN Z. H. DEN PAUS.
Aan ons bureau ontvangen
Uit Waalwijkf 2.50.
Voor Z. H op hoop van vele
navolgers uit de Langstraat - 1.50.
Hondenbelasting.
De Burgemeester van Waalwijk noodigt hen,
die nog niet, of nog niet ten voile de belas
ting op de honden over het dienstjaar 1899
hebben voldaan, uit, daaraan alsnog voor of op
22 Maart a. s. te voldoen.
Waalwijk, 13 Maart 1900.
De Burgemeester voornoemd,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
Veiligheidswet.
Hoofden of Bestuurders van fabrieken of werk-
flaatsen, die nog niet hebben voldaan aan de art.
3 en 27 der veiligheidswet, worden uitgenoodigd
de daarbij bedoelde opgave alsnog ten spoedigste
in te zenden aan den Burgemeester.
Waalwijk, 13 Maart 1900.
De Burgemeester van Waalwijk,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
Ook op staathuishoudkundig en staatkun
dig gebied doet zich de ongezonde toestand
gevoelen.
Op staathuishoudkundig gebied wat een
invloed der machinen Wat een vaart heeft
de nijverheid door de vervolmaking der
30.
Spoedig echter was Koppenhagen weder in
zooverre tot zich zeiven gekomen, dat hij aan de
razernij, die in hem woedde, uitdrukking ver
mocht te geven. Het waren bijna zonder
uitzonderingen schimpredenen tegen Wolf, dien
hij tot in den afgrond der hel vervloek
de verschrikkelijkste wraak bedreigde.
Maar ook in de ziel van Wolf had zich een
menigte toorn en woede tegen Koppenhagen op
gehoopt. De nietswaardige behandeling, die hij
zich nog eenige uren te voren had moeten laten
welgevallen, was wel in de eerste plaats oorzaak
dat Woll den geboeiden gevangene in het gezicht
sloeg en schreeuwde:
Ellendige scholt, die mij van mijn levens
geluk en mijne eer hebt berooft, wilt gij mij
nog dreigen De tijd van uw macht is voorbij
nu is het blnadje omgekeerd, en al zou ik u met
mijn eigen handen moeten verworgen, nu zult
ge niemand meer schade doen of verleiden
Wolf kon slechts met moeite van Koppenhagen
worden losgerukt, en eerst, toen vrouw Wolf,
door angst gepijnigd de trap op kwam, gelukte
het haar, haar echtgenoot te doen bedaren.
De politic-beambte in vrouwenkleeding Werk-
ner genaamd die de rol zoo voortreffelijk ge
speeld had, wendde zich tot Elize, welke half
onmachtig van schrik en door de pijn der mis
handeling bij de deur was neer gezegen, en
vroeg haar
Wie zijt gij, en hoe komt gij in de macht
van dezen man.
Elize vermeed op de eerste vraag een antwoord
te geven, doch zeideHij heeft mij door list
ontvoerd en mij hier gevangen gehouden.
Zij liegt, de ellendige I schreeu wde Koppen
hagen, die zich knarsetandend op den grond om
wentelde en te vergeefs trachtte zijne boeien te
verbreken. Zij is krankzinnig. Laat mij het
vertellen zij zou u toch maar wat voorliegen 1
Ia plaats van te antwoorden trad Werkner op
werktuigen, door eene nieuwe wijze van
voortbrenging genomen De gevolgen
daarvan zijn niet altoos even gewenscht.
De machinen doen het werk van vlijtige
handen, zoodat de beste machinen, niet de
beste werklieden, de rijkste schatten
voortbrengen. Wat wordt de arbeider daar
door afhankelijk
De machinen kosten hoopen gclds en de
ondernemingen zijn groot. Waar blijven dc
kleinere ondernemingen, die vroeger zich
staande bielden Kunnen die groote onder
nemers, als het ware niet alles dwingen,
maken zj de markt niet, hebben zij niet het
monopolie? Is liet, dan te verwonderen,
dat de verhoudingen tusschen den onder
nemer van den eenen kant en den kleinen
industrieel of handelsman van den anderen
kant minder vriendschappelijk worden, dat
de zoete vrede onder de leden der maat
schappij daalt, de ontevredenheid stijgt
Dan, blikt de wereld eens in en vestigt
uw oog eens, zoo de damp der fabrieken
liet u niet belet, op de groote steden.
Wat een opeenhooping van werklieden 1
De steden met hare vermaken, gevaren, mis
leidingen werken verpestend op ben. Minder
menseh geworden gaan de werklieden illu-
sie's bouwen op de kracht van getal en
organisatie. Slechte dagbladen, romans en
de gevaren, aan de werkplaatsen zelt ver
bonden, doen de rest.
Wat een wonen dan ook in die groote
steden Enge steegjes, ellendige krotten,
ééne kamer bet verblijf van een geheel
huishouden voor nacht en dag, voor slapen
en eten en werken. Waar blijft het met de
geestelijke en lichamelijke gezondheid Om
in die krotten van Londen en Parijs b. v.
geen haat te krijgen legen de maatschappij,
die ze duldt, is geene deugd maar held
haftigheid, heldenmoed noodig. Na de ma
chine, zijn meester gediend te hebben met
eentonigen, geheel raaterieelen arbeid in
eene drukkende atmosfeer en onder een
helsch lawaai, heeft de werkman behoefte
aan vredige rust. Zal hij deze in zijn be-
krompene woning vinden Hij gaat
naar elders Waarheen
Daarenboven de machine heeft dc spier
kracht van den mannelijken arm niet meer
noodig. Wat vlugheid en oplettendheid is
genoeg. Het gevolg
Vrouwen en kinderen gaan mannen vervan
gen tegen minder loon. Moeders rukken zich
uit hun schoonen, verdienstvollen werkkring
kinderen kennen geen ouderlijk gezag meer
meisjes leeren nooit het huishoudelijk werk
Koppenhagen toe, onderzocht op het nauwkeu
rigst de boeien van armen en beenen. Daarna
hief hij met behulp van Woll, wien hij een
wenk gegeven had, Koppenhagen als een baal
op en legde hem met het gezicht naar den wand
Den wijden mantel van Elize wierp hij over
het gelaat, zoodat deze niet meer zien kon wat
er voorviel.
Hoe kvvaamt gij met dien man in nan ra
king? vroeg Werkner nogmaals, en wie zijt gij?
Wij hebben het recht u deze vragèn te doen,
en opdat gij dit zult erkennen deel ik u mede,
Ik wil u gaarne eerlijk en openhartig alles
mededeelen, wat gij mocht verlangen, antwoorde
Elize, maar sta mij toe, dat ik mijn naam ver
zwijg. Gij weet niet, wat daarbij voor mij op
het spel staat. Ik ben onschuldig. Ik weet dat
deze man een misdadiger is, en ik kau u mede
deelen, dat hij mij in zijn macht trachtte te krij
gen ols gijzelaarster voor een anderen man, dien
ik voor geen geld wil noemen. Ik bid en zweer
u, zeg mij. waar ik ben en laat mij gaan. Laai
mij, misschien is het nog niet te laat. Ik smeek
het u op mijn knieën
Elize was op de knieën gevallen.
Werkner trad op haar toe en hief haar op.
Doe dat niet, zeide hij vriendelijk, ik kan
u niet helpen. Al zoudt gij ons de eerste
noodige inlichtingen over uw persoon willen
verstrekken, mag ik u niet laten gaan. Gij moet
zij het dan ook tegen-uwen wil, hier blijven, ten
minste zoolang, tot ik mij met een collega, die
in den loop van den dag hierkomt, heb beraden.
Ik hoop dat gij mij niet zult dwingen tot
maatregelen van geweld mijn toevlucht te moe
ten nemen.
Vrouw Wolf was vol medelijden met Elize
naderbij getreden, vatte hare handen en zeide:
Vreest niets meer, gij zijt thans in veiligheid
en bij vrienden, er zal u geen leed geschieden.
Vertrouw op mij. Elize schudde het hoofd,
maar liet zich gewillig door vrouw Wolf op het
ledikant zetten, om aan de borst der vrouw,
wier medelijden haar zoo goed deed, uit te wee-
nen.
Werkner en Wolf gingen de trap af naar de
benedenkamer.
Dat is een onaangenaame geschiedenis, nam
Werkner liet eerst liet woord, wellicht hebben
of leeren het af en nooit meer aan wat
waren zij" gelukkig, wat leefden zij in on
schuld, in vrede met God en den naaste,
wat zagen zij blij het licht des eeuwigen
dags tegemoet, wat jubelden zij in eenvoud
des harten, alvorens zij in de fabriek wat
koper en zilver moesten gaan verdienen, ten
koste van die vervloekte gevaren der
fabrieken, waar men den duivel doet tronen,
omdat men God buiten sluit. Is het dan
geen nooit genoeg besefte plicht al die ge
varen te verwijderen Heeft de arbeider
geen recht, als men fabrieken stichten
doch ik wijk af van mijn punt, ik ben nog
altoos bezig met de gevolgen op staathuis
houdkundig gebied.
Zoo noem ik nog een ander gevolg de
overproductie, er wordt meer aan de markt
gebracht, dan verkocht kan worden.
Vroeger had men afnemers in de omge
ving en men regelde de productie naar de
aanvraag. Heden werkt men voor de wereld
markt, heden werkt de machine meer dan
noodig is, daarom gaan de prijzen omlaag,
daarom geeft de onderneming minder rente
en wordt zij meer uitgebreid, daarom wordt
soms het loon van den arbeider besnoeid,
daarom gaan kleine kapitalen te niet.
En wat zich op het staathuishoudkundig
gebied zoo heilloos openbaart, vindt meestal
zijn begin, zijne bakermat in de verderfelijke
staatkunde. Zijn de verhoudingen tusschen
gezag en onderdaan niet goed geregeld dan
blijven de verhoudingen tusschen de onder
danen ook niet goed. Het openbaar gezag
werkt sterk op de welvaart eener maatschap
pij, het kan voor eiken stand een bron zijn
van geluk, maar ook van droevig ongeluk.
Weet de staat de arbeiders genoeg te
beschermen? Weet hij de rechten der be
zitters, vooral van klein eigendom te hand
haven en te bevorderen Weet bij degelijke
vereenigiugen, goed voor kerk en maatschap
pij, te begunstigen en verderfelijke vereeni
giugen niet te dulden Weet hij het geeste
lijke recht der menschen te eerbiedigen
Werkt hij mede aan de echte Zondagsrust
Drukken de belastingen niet te zwaar te
onevenredig op de schouders van velen
Wat hebben wij voor een goed deel aan de
universiteiten en vele scholen, waar millioe-
nen aan worden opgeofferd en die ons in
onze heiligste belangen tegenwerken
Steunt de staat in het zorgen voor het
zedelijk reine der fabrieken geen recht
matiger eisch bestaat er bij den werkman,
dan dat patroon, staat, kerk, de fabriek
eerst ontsmet, alvorens hem en zijne kinderen
er heen te leiden? Helpt hij mede den
werkman eene fatsoenlijke woning te ver
schaffen Zindelijk, netjes wonen brengt
zedelijkheid, huiselijkheid, een ongekenden
tamilie-vrede. Dat menig lidmaat van het
maatschappelijk lichaam lijdend is, heb ik
voldoende aangetoond, 't Is geestelijk en
stoffelijk ziek, dood-ziek. De hulp van
den geneesheer van geestelijke en stoffelijke
kwalen is brood noodig.
Eene volgende gelegenheid gaan wij eens
uit op de ontdekking, hoe die ongezonde
toestand in geheel de maatschappij dan we
genezen wordtde zalvende, zachte hand
van den Paus weet de bloedende wonde, na
ze gevonden te hebben, ook te lieelen.
A. S.
we ons overijld.
Daar ben ik ook bang voor, antwoordde
Wolf, maar er zal nu wel weinig meer aan ie
veranderen zijn.
Het is mij ook wel te vergeven, zeide
Werkner weder, dat ik na zoo dagenlang tegen
over dezen schurk een rol gespeeld te hebben,
en wel met inspanning van alle krachten, een
weinig opgewonden was en mij zeiven vergat,
toen de ellendeling mij door een stoot van de
trap werpen wilde, wijl hij meende een gebrek
kige vrouw voor zich te hebben. Nadat de
eerste slag gevallen was, bleef er trouwens geen
keus meer. Toen moest alles gedaan worden
om den schelm vast te houden en er voor te
zorgen, dat niemand iets van zijn gevangenne
ming vernam. De bende zou anders dadelijk
gewaarschuwd, en het grootste deel onzer moei
te verloren geweest zijn. Ik hoop dat Rothmann
onze handelwijs zal billijken
Laten wij er echter goed over nadenken, hoe
wij de gevangenneming van Koppenhagen ge
heim houden. Het kleine ding dat bij u als
dienstmeisje fungeert, is toch des nachts niet te
huis geweest.
Neen, antwoorde Wolf, zij gaat gewoonlijk
om tien uur 's avonds naar huis, om bij hare
ouders te slapen, en bleef slechts bij mijn vrouw
overnach'en als ik niet thuis was I
Ga dan met mij naar boven, sprak Werkner
Koppenhagen moet naar beneden gebracht wor
den.
Toen beide mannen het bovenkamertje betra
den, vonden zij Elize nog altijd weenend en
vrouw Wolf de ongelukkige vertroostend. Kop
penhagen lag nog in zijn hoek en zelfs toen men
den mantel van hem afnam, had men hem voor
een doode kunnen houden, indien althans zijne
uit wraakzucht fonkelende oogen niet het tegen
deel bewezen hadden.
Wolf en Werkner namen hem op en droegen
hem de trap af. Toen Koppenhagen bemerkte,
dat hij zich beneden bevond, beproefde hij te
schreeuwen, doch Werkner zeide volkomen kalm
Ge benadeelt alleen uzelf, waarde heer, als
ge uw mond niet houdt. Want in de eerste
plaats hoort ge hier niemand en in de tweede
plaats zou ik u bij een tweede poging, daartoe
een propje toedienen, dat u wel van mceiiing
zal doen veranderen. Ik verzeker u, dat ik
l)e Engelschen te Bloemfontein
Zoo waait dan de Engelsche vlag ove
Bloemfontein, de vlag, voor de Boeren het
zinnebeeld van ouderdiukking, arglist, intrige
brutaal geweld, onrecht.
Lord Roberts seinde uit Bloemfontein
Dinsdagavond acht uur
»Met Gods hulp en door de dapperheid
van Uwer Majesieits soldalen, hebben de
troepen onder mijn bevel Bloemfontein bezet
„De Britsche vlag wappert nu boven de
presidentswouing, welk; door S'eyn, den
voormaligen president van den Oranje-
Vrijstaat, is ontruimd.
»Fraser, lid der voormalige Regeering, c'e
burgemeester, de regeerings secretaiis, de
landdrost en andere ambtenaren kwamen mij
twee mijlen buiten de stad tegemoet en
overhandigden mij de sleutels van de regee
ringsdepar tementen.
„De vijand heeft zich uit de buurt terug
getrokken en alles schijnt rustig. De bewoners
van Bloemfontein bereidden aan de troepen
een hartelijke ontvangst."
Nu is dan een hoofdstuk van de bloedige
geschiedenis uit. De hoofdstad van den
Vrijstaat is in handen van den vijand. Maar
de oorlog is nog niet uil. Lees wat president
Kruger naar New York seint:
Het Evening Journal geeft het volgende
telegram van president Kiuger, d.d. Pretoria
13 Maart, over Berlijn De burgers zullen
slechts met den dood met vechten ophouden.
Onze commando's trekken in goede orde
naar de eerste verdedigingslinie op onzen
eigen bodem terug. De veldtocht in Naial
was langer in ons voordeel dan men ver
wachtte. De Engelschen zullen Pretoria rooit
bereiken. De burgers, Steyn, Joubert en ik
zelf zoowel als alle an deren, zijn eendrachtig
eenige kennis van die zaken bezit.
Koppenhagen werd weder, nadat Werkner op
nieuw zijn boeien nauwkeurig onderzocht had,
in een hoek gelegd eu met Elize's mantel bedekt.
Daarna droeg Werkner vrouw Wolf op, Elize
eveneens naar de benedenkamer te brengen.
Ik verzeker u, wendde hij zich daarop tot de
juist binnentredende, dat gij hier volkomen vei
lig zijt, en niets te vreezen hebt. Alleen moet
ik u verzoeken geduld te lu-bben, tot over uw
lot beslist wordt. Ik vermoed, zeide hij daarna
zich tot vrouw Wolf wendend, dat deze dame
zeer uitgeput moet zijn. Kunt gij haar niet iets
te eten geven
Terwijl vrouw Wolf en Elize naar de keuken
gingen, begaf Werkner zich naar Koppenhagen.
Hoe denkt gij er over, mijn waarde heer,
sprak hij, zou het niet oneindig beter zijn, indien
gij maar eenvoudig tot eene bekentenis kwaamt.
Opdat ge niet denken zoudt, dat uw gevangen
neming een bloot toeval is, kan ik u we] mede
deelen, dat wij zeer nauwkeurig weten, dat gij
de aanvoerder, of althans één der belangrijkste
leden eener valschemuntersbende zijt. Wij heb
ben u reeds langen tijd gevolgd.
Gij kunt wel begrijpen, dat ik niet deze ver
kleeding hier was om de eer te hebben uwe
kennis te maken. Gij zijt in onze macht; aan
ontkomen valt niet Ie deuken, Zou het dus niet
beter zijn, uw mond open te doen voor een
eerlijke bekentenis.
Koppenhagen knarstte op zijn tanden doch
antwoordde niet.
Gij pchijnt niet bijzonder spraakzaam te zijn
ging Werkner voort, en wij kunnen u niet tot
spreken dwingen. Wij zullen in tusschen eens
even onderzoeken wat ge alzoo bij u draagt.
Hoe Koppenhagen zich ook kromde, welke po
gingen hij ook in het werk stelde zich telkens
om te keeren, ledigde Werkner toch met groote
handigheid al zijne zakken en spreidde den in
houd zorgvuldig op de tafel uit. Ilij vond een
portemonnaie met zilvergeld, verschillende sleu
tels en een zoogenaamd dolkmes, met een kling
die door een veer werd vastgehouden zoodra men
het opende, bovendien een aanteeker.ing- z. g. n.
notitieboekje, waarin een aantal biljetten van
vijf en twintig thaler. Niet zoo gemakkelijk
was het den gevangene zijn gouden zegelring af
te nemen, dien hij aan den wijsvinger der rech-
Er is geen oneenigheid. God sta ons bij
De beide presidenten hebben eerst de hand
totden vrede gereikt omdat zij gerechtvaardigd
wilden zijn tegenover de burgers der beide
republieken en tegenover de gansche wereld
en misschien ook wel, om deu mogendheden
die eventueel geziud mochten wezen tusschen-
beiden te treden ten gunste van beëindiging
van den krijg, een steunpunt te geven.
I)at zij zei ven ook maar één enkel oogen—
blik gedacht hebben aan een gunstig bescheid
van het Vereenigde Koninkrijk, is niet wel
aan te nemen indien eenige natie reden
heeft John Buil te wantrouwen en overtuigd
te zijn van zijn hebzuchtige bedoelingen, is
het zeker wel de Transvaalsche.
Handhaving der onafhankelijkheid en straf
feloosheid der in opstand gekomen Afri-
kaaoders in Kaapkolonie waarlijk, er was
niet aan te deuken dat het antwoord van de
Engelsche regeering in hoofdzaak en in den
grond, anders zou luiden dan de repliek,
welke de minister van buitenlandsche zaken
Zondag 11. naar Zuid-Afrika heeft gedirigeerd
in antwoord op de hem in den nacht van
den zesden dezer ter hand gestelde.
In elk geval hebben de beide republieken
nu de formeele bekentenis van den minister
van buitenlandsche zaken, zij het dan ook
al in de woorden van den titularis van ko
loniën, dal het met de onafhankelijkheid van
Transvaal en Oranje-Vrijstaat uit is, uit
moet zijn een verklaring, welke nogal zoo
eenigszins verschilt met het plechtige getui
genis van den Britschen premier .van deu
negenden November, dat Engeland evenmin
belust was op mijnen als op goud
Of de eetlust bij Salisbury en de overige
oorspronkelijk miuder tot den krijg geneigde
leden van het tegenwoordige kabinet al etende
is gekomen, dan wel of wat nu gezegd wordt
met ronde woorden, toeu reeds een besloten
zaak was, doet feitelijk weinig ter zake
tenzij eene of andere mogendheid het alsnog
mocht ondernemen haar tusschenkomst aan
te bieden (zich in deze steunend op de
openbare raeening in het niet-Engelsche
gedeelte der beschaafde wereld) is een oorlog
tot het uiterst onvermijdelijk en die oorlog
zal vau de zijde der republieken gevoerd
worden met zoo grooten moed, met zooveel
hardnekkigheid, dat generaal Roberts wel zal
doen zich voor te bereiden op 't allerergste!
Cronjé met zijn leger gaat dan toch naar
St. Helena. In de Kaapkolonie vinden de
Engelschen het blijkbaar niet veilig genoeg.
Welke herinneringen, welke vergelijkingen
dringen zich op, nu de Transvaalsche held
op dat eilaud opgesloten wordt!
Nu kan er volgen en zal er ook vermoede
lijk volgen een rusttijd van enkele weken
van de zijde der Britten na gevechten die
den Engelschen veel manschappen en aau-
terhand droeg, want Koppenhagen kromde met
alle macht zijne vingers en de gebalde hand
moest met geweld opengebroken worden, vóór
Werkner hem den ring kon afnemen. Deze ring
bevatte een grooten steen, waarin een hondenkop
gesneden wa9.
In welke sloten passen de bij u gevonden
sleutels? vroeg Werkner, zonder intussclien van
van Koppenhagen antwoord^fekrijgen.
Welf trok hem ter zijde en^nsterde hem toe:
Ik geloof, dat het de sleutels van de kamer
zijn, die hij hier in de herberg bewoont.
Zeer goed, fluisterde Werkner terug, daar
in zullen wij gebruik maken. Gij zijt toch in
de herberg bekend en men beeft u immers dik
wijls met hem gezien
Jawel antwoorde Wolf, de herbergier en
zijn vrouw weten, dat ik op een tamelijk ver-
trouwelijken voet met hem stond.
Goed, zeide Werkner, dan zullen wij direct
naar de herberg gaan. Gij kunt daar zeggen,
dat die schoft ons zendt en als bewijs de sleu
tels laten zien; dan kunnen wij althans eene
voorloopige huiszoeking houden. Wellicht ont
dekken wij dan meer als dat mijnheer ons ver
tellen wil.
Hij legde daarop Koppenhagen weder met het
gezicht naar den muur, bedekte hem met den
mantel en zeide tegen Wolf: Wij zullen
oogenblikkelijk gaan, ik moet mij alleen verklee-
den. Ik verzoek u mijne eigene kleedeien te
halen, die in den kelder verborgen zijn.
In korter, tijd had Werkner van kleeding ver
wisseld en verscheen bij met Wolf in de keulcen.
Hij fluisterde vrouw Wolf toe, dat zij zorgvul
dig moest opletten, dat Elize het huis niet ver
liet. Ofrchoon zij waarschijnlijk niets anders
dan een onschuldig offer van Koppenhagen was,
kon zij soms diens gevangenneming verraden,
en dit moest tot eiken prijs voorkomen worden.
Elize bad gewacht, tot zich de mannen verwij
derd hadden, toen wendde zij zich tot vrouw
Wolf:
Ik dank u voor uw medelijden, zeide zij.
Gij weet Diet hoe gij mij bemoedigd hebt. Maar
nu heb in nog een verzoekZeg mij waurikben.
Vrouw Wolf dacht een oogenblik nu, doch
zeide toen Gij zijt bier in Rüdow.
En de naastbij gelegen stad vroeg Elize
welke zich op dat oogenblik niet kou oriënteeren.
(Wordt vervolgd.)