Nummer 29.
Donderdag 12 April 1900.
23e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
De Deserteur
ANTOON TIELEN,
feuilleton.
Uitgever:
1]$D US1 li JÈELEN.
Bekendmaking.
ONTGOOCHELING.
Dit Blad verschijnt W o e n s d a g- en Zat erdagavon d.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 0.75.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
De kamer van koophandel en fabrieken
te Waalwijk houdt zich onledig met het
opmaken van het verslag over 1899.
Heeren Industriëelen worden verzocht
hunne opgaven voor het verslag zoo spoedig
mogelijk aan den voorzitter in te zenden.
De learner van koophandel en fabrieken
voornoemd.
Op onzen doortocht, door hetgeen wei
eens, zeer ten onrechte, het aardsche tra
nendal wordt geheeten, geraken vele dingen
in ons bezit, hetzij dat zij ons ten deel
vallen zonder dat wij er om vragen, hetzij
wij ze inzamelen als welverdiende vruchten
van inspanning. De erfenis door de natuur
ons toebedeeld, een gezond en tot krach
tige ontwikkeling geschikt lichaam, en de
aanleg tot geestelijke vorming, heide een
bron van genot, vermeerdert met de jaren
en met het gebruik, dat wij er van maken,
en als de staat van volwassene is bereikt,
als het leven in al zijn volheid zich aan ons
openbaart, dan gevoelen wij diep, hoe
heerlijk het is inensch te zijn en al het
menschelijke in de ziel op te vangen en te
verwerken.
Maar tegenover die groote winst staan ook
verliezen.
Vooreerst is het niet altijd en voor ieder
een waar, dat een voldoend grondkapitaal
wordt medegegeven, noodig voor den besten
digen ruilhandel van aardsche goederen niet
aan allen is van de wieg af een gezond li
chaam en een heldere geest geschonken, en
de strijd is hard voor wieu hem met ontoerei
kende wapenen moet voeren. En dan nog,
al bestaat in dit opzicht geen reden tot
klagen, daar zijn ook niet weinigen, wien
de gelegenheid onthouden wordt van hun
natuurlijk bezit gebruik te maken, om het
te benuttigen en te vermeerderen. Misdeel-
den, reeds iu de eerste jeugd, zijn er nog
maar al te veel, en de omstandigheid, dat
een niet gering aantal menschenkinderen,
niet komen tot de bestemming, waarheen een
natuurlijke begaafdheid scheen te wijzen, is
van de vele redenen om er ons aan te her
inneren dat wij in een onvolmaakte wereld
verkeeren, niet een van de minste.
Afgescheiden hiervan, hebben wij allen ons
er toch op voor te bereiden, dat ontvangen
en verliezen elkander afwisselen, ja niet zel
den hand aan hand gaan. Menschen, die op
leeftijd zijn gekomen, hebben zich, door
droevige ervaringen, onderricht, daar reeds
in geschiktzij hebben geleerd, dat veel van
hetgeen zij als vast bezit hadden beschouwd,
vergankelijk is en onbestendig van duur. De
jeugd, de tijd van den snelsten vooruitgang,
is minder tot berusting geneigd zij, nog
staande vcor vele raadselen, waarvan zij
meent een oplossing te moeten vinden, kan
zich raoeielijker voorstellen dat al wat zij
heeft slechts leengoed is, dadelijk en zonder
Vrouw Woldie van de haar door Koppenhw-
WAAL WIJ K.
voorafgaande waarschuwing opzegbaar. Zij
aan verliezen niet gewoon, bejegent bet
spoedig als een onrecht, haar aangedaan,
wanneer zij moet afstaan wat hooger waarde
heeft voor het stoffelijk en geestelijk leven.
En daar juist het gevoel van het gemis het
besef dier waarde verhoogt, is er een ge
neigdheid, om nieuwe gaven minder hoog
aan te slaan, ze te beschouwen als onvol
doende vergoeding voor wat verloren wordt,
en vandaar misschien, dat zooveel men
schen ontevreden zijn, die door hun gelijken
tot de gelukskinderen gerekend worden.
Maar het geluk is niet een meetbare,
nauwkeurig in getallen uit te drukken groot
heid, geen toestand, aan met juistheid te
bepalen voorwaarden, aan algemeen vastge
stelde gegevens verbonden; het is een stem
ming der ziel, en vandaar dat elk werkelijk
gemis er nadeel aan toebrengt. Er is een
opvatting van het leven, die de werking der
uitwendige omstandigheden tot haar rechte
verhouding terugbrengt, in dien zin, dat de
kalmte en de vrede, die de kracht van den
geest uitmaken en ons sterken tegenover lots
wisselingen, dus ook tegenover onvermijdelijke
verliezen, bewaard blijven en- wie de klare
bron heeft ontdekt, waaraan deze gesteld
heid des gemoeds ontspringt, staat nader aan
het geluk, dan de met aardsche goederen
rijk gezegende, voor wien dit alles een ver
borgenheid is gebleven.
Er is één verlies, dat wij ons buitenge
woon moeielijk kunnen getroosten, en dat
wel het meest invloed uitoefent op des men
schen vatbaarheid voor die hooge stemming,
die ons met blij gelaat en kloeken moed de
moeielijkheden des levens doet aantasten en
overwinnen. En toch, ieder die niet als een
automaat zijn bestaan doorloopt en ten einde
brengt, ieder die denkt en gevoelt, die hoofd
en hart doet werken, moet zich dat verlies
laten welgevallen, moet het zich getroosten.
Want het-komt even zeker als dat der phy-
sieke kracht alléén, het komt meestal veel
vroeger. Het is liet verlies van illusies, en
men heeft er het woord ontgoocheling voor
uitgevonden.
Daar staat dus tegenover wat men be
goocheling zou mogen noemeneu wat heb
ben we daaronder te begrijpen
liet is niet eenvoudig den schijn voor het
wezen aanzien, zooals ondersteld wordt van
de toeschouwers bij de verrichtingen van den
man, aan wiens hoogst nuttig bedrijf de
naam ontleend is. Dezen zien iets gebeuren
wat werkelijk niet gebeurt, en wat zij,
indien zij juist konden waarnemen, ook niet
zien zouden. Door zekere handigheden worden
Advkrtentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertentiës bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
hun blikken afgeleid en hun waarnemingen
in verkeerde richting gevoerd het verband
tusschen oorzaak en gevolg is voor hen ver-
valscht.
Illusies zijn gericht op de toekomstzij
houden zieh niet bezig met wat gezien, maar
met wat verwacht wordt. Het zijn voor
een deel beeldengroepen der fantasie, en
deze is hij de jeugd het sterkst. Toch is
er zekere rijpheid van den geest noodig,
voor en aleer deze heelden een vasten vorm
krijgen, zoodat aan hun werkelijk bestaan
niet getwijfeld wordt. Het kind kan droo-
raen van een herdersknaap, die koning wordt,
en zichzelf reeds omringd zien van vorste-
lijken praal, maar niemand zal het ont
goocheling noemen, als hij door moeders
stem tot de werkelijkheid is teruggeroepen.
Daarentegen de jongeling, die een werkkring
intreedt, overeenkomstig zijn wenschen, en
waarvan hij al de voldoening verwacht, die
ijver en plichtsbetrachting kunnen schenken
die gelooft, niet zonder moeite en inspanning,
doch ten minste zonder een terugdringende
tegenwerking de hoogere rangen te zullen
bereiken, wordt vaak op droevige wijz-
ontgoocheld, wanneer hij het maatschappelijk
samenstel anders vindt, dan hij zich had
voorgesteld, de waardeering van zijn
streven veel flauwer, dan hij meende dat zij
zijn zou, ten slotte wellicht een onover-
klimbareu slagboom geplaatst ziet tusschen
hem en het doel zijner wenschen. Dan is
de illusie weg, en de drijfkracht, die tot
kloek handelen aanspoorde, wellicht ge
broken
Dat zal juist de vraag zijn. Dat hangt
geheel af van de individualiteit, van het
karakter. Ontgoocheling kan diepe, kan zelfs
doodelijke wonden slaan, maar zij kan
ook louteren en verheffen.
Wat verloren kan worden, heeft slechts
betrekkelijke, zeker geen blijveude waarde,
die men niet moet overschatten. Er zijn
voorbeelden bekend van personen, die zelfs
door het verdwijnen van hun gezondheid
niet beroofd werden van blijmoedigheid en
levenslust. Vooral mag geen verlies ter
nederslaan, als daarbij van eigen schuld
geen sprake kan zijn. uVerloren eer keert
nimmer weer" zegt het spreekwoord,
en dat onherstelbaarste van alle verliezen
is misschien de eenige uitzondering op den
regel, dat de mensch moet leeren na alle
slagen van het lot het hoofd weer moedig
op te richten.
Zoo ook met het verlies van illusiën
laten wij liever zeggen, met het niet in
vervulling komen van rechtmachtige ver-
wachtingen. Wij kunnen nu eenmaal niet
alle omstandigheden beheerschen, en zijn
geen meesters over den wil van anderen.
Dezen, zoo zij invloed hebben op onze toe
komst, kunnen dien weieens aanwenden op
geheel andere wijze dan met onze wenschen
en met onze belangen strookt.
De jeugd mist, en dat is zeer natuur
lijk, want zij is een vrucht der ervaring,
menschenkennis. Waarschijnlijk stelt zij
zich voor, dat iedereen zijn best zal doen
om den moedig voorwaarts strevende het
pad te effenen, om hem te brengen waar
hij komen wil. Dat is, goed bekeken, ook
een vorm van ijdelheid, en wel van een
zeer naïeve. De meesten hebben wel wat
anders te doen hun eigen belangen wegen
veel zwaarder. Gewoonlijk begint de ont
goocheling vrij spoedig, want de eerste aan
wijzingen dat men zich misrekend heeft,
blijven niet lang uit. Voor velen is die
eerste kennismaking met de werkelijkheid
een hoogst smartelijke verrassing, en blijft
de pijn lang nawerken. Moeten we het
wellicht daaraan toeschrijven, dat tal van
jonge mtnscheD, nauw het werkzaam leven
ingetreden, verklaren er reeds genoeg van te
hebben, en is de treurige stemming, waarin
zij verkeeren, het gevolg van een eerste
ontgoocheling, op welke zij niet waren voor
bereid, van een slag, hun toegebracht,
en tegen welken zij nog niet gehard zijn
Het jeugdig hart zoekt steunpunten, hecht
zich aan gelijkgezinden, heeft behoefte aan
vriendschap en liefde, en diezelfde be
hoefte blijft ons bij tot aan des levens
laatsten avondstond. Doen en komen bittere
ondervindingen. Niet elke handdruk is het
zegel vau een waar gevoel en ook in de
gaarde der liefde zijn de rozen vaak het
sieraad van doornige heesters. Waar sym
pathie werd verwacht, vindt men niet zelden
koelheid geestdrift ontmoet bespotting, een
beroep op medewerking wordt beantwoord
met schouderophalen, bij elke schrede
door het leven loopt men gevaar, een illusie
armer, een ontgoocheling rijker te worden
Ja, rijker.
Ook in den gewonen zin van het woord,
als wij ten minste het vermogen bezitten,
om wat wij ontmoeten, te benuttigen.
Want dat wij waarheid ontvangen voor
schijn, is toch inderdaad een winst. Een
juister voorstelling van menschen cn dingen
moge op een oogenblik teleurstellen, bij eenig
nadenken zullen we toch moeten erkennen,
dat het beter is, goed te weten dan in
in dwaling te verkeeren. Zeker, na elke
vergissing zullen we weer tot een nieuwe
De Echo van het Zuiden,
Waalwijlische en Langstraatscbe Courant,
Burgemeester en Wethouders van Waalwijk ma
ken bekend, dat ter Secretarie voor belangheb
benden ter lezing is neergelegd de lijst van de ïu
1900 goedgekeurde dekhengsten, van de preraie-
dekheug8ten en van de bekroonde merriën.
Waalwijk, 9 April 1900.
Burgemeester en Wethouders voornd.,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIE MPT.
De Burgemeester der gemeente Waalwijk maakt
bekend, dot de Provinciale Commissie voor
de ondersteuning van Rijkswege van de veevok-
kerij in Noord-Brabant in deze gemeente op
VRIJDAG 20 April aanstaande
eene keuring zal doen houden
a van éénjarige stieren, waaronder zijn te ver
staan, stieren, die de melktanden nog bezitten en
voldoende zijn ontwikkeld.
b. van stieren met breede tanden, en
c. van stieren, behoorende aan veefokvereeni-
glïfe keuring zal plaats hebben op de markt al
hier en aanvangen des voormiddags om elf uur.
De aangifte van dc dieren, waarmede men aan
de keuring wenscht deel te nemen, moet plaats
hebben op het keuringsterrein één uur voor den
aanvang der keuring.
dat volgens de voorschriften van art. 5 van het
voor onze Commissie vastgesteld reglement van
21 Maart 1899, opgenomen in het provinciaal bij
blad van '1899 no 68, alleen zulke stieren tot de keu
ringen worden toegelaten, die volgens het pro
vinciaal reglement van 17 November 1898 (prov.
blad van 1899, No. 2) gewijzigd bij besluit van 1
December 1899 (provinciaal bijblad van 1900 No. 2)
ziin goedgekeurd en wier eigenaars voorzien zijn
van een certificaat, afgegeven door het bestuur
der gemeente, waar de stieren gehouden worden,
waaruit blijkt, dat de dieren, waarmee aan de
keuring zal worden deelgenomen, gedurende een
maand in het district aanwezig zijn geweest, op
een gezondeD stal staan en voor het gebruik als
fokstieren bestemd zijn.
dat voor het district Waalwijk zijn uitgeloofd
de volgende onderhoudsbijdragen als
a. voor éénjarige stieren f120-—.
b. voor tweejarige- of oudere stieren i IA).
en eene van f100.
Waalwijk, 5 April 1900.
De Burgemeester voornoemd.,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
37.
god zegene u duizendmaal voor deze woor
den riep de dame hartstochtelijk opgewonden en
sloot Elize in haar armen.
Diep geroerd verborg Elize haar gelaat aan
den boezem der vrouw, die haar vol deelneming
en dankbaarheid omarmd hield. Hier rustte zij
dan toch aan een moederhart, waarnaar zij zoo
eindeloos had verlangd.
XVII.
Rothmann's eerste zorg was nctuurlijk een
voldoende mucht bijeen te brengen, teneinde de
▼alsche muntersbende zoo noodig met geweld te
kunnen overvallen. Van politiedienaren wilde
de beambte zich daartoe niet bedienen.
De politiedienaren in OpperSilezië waien in
dien tijd meestal nog al oude, zwakke lieden,
niet zelden van reeds boven den zeventigjarigen
leeftiidbovendien durfde hij hen ook slechts
weinie vertrouwen, daar het niet zeker was, dat
sommigen van hen niet met de valsche munters
gemeene zaak maakten.
Tot het requireeren der grens-gendarmen ont
brak de tijd, daar deze te ver uiteen geposteerd
waren en ook dikwijls op onderzoek uit waren,
zoodat men nooit zeker was hen op hun post
aan te trefTen. Er bleef dus niets over dan de
militaire maclit te hulp te roepen maar dit
moest zonder eenig opzien geschieden, en he
naaste garnizoen was te Gleichwi z waar het
tweede Pruisische Ulanen-regiment lag cavalerie
is voor een dergelijk doel juist met het meest
geschikt, maar er was geen keus en daarom dan
Sok reed Rothmann met een gehuurden wagen
naar Gleichwitz om in alle geheim de militaire
macht te repuiieeren. Onder leiding van een
officier zouden veertig Ulanen in den namiddag
zoo stil mogelijk en zonder opzien Gleichwitz
verlaten en des avonds ten zeven ure op een door
Rothmann bepaalde plaats in het bosch voor
Kudow te zijner beschikking *yn.
Voorts jiad hij zijn plan zóó geheel ui'gewerkt
dat het indien geen ongelukkig toeval tus-
schenbeide kwam onmogelijk kon mislukken.
Hij kende thans den ingang nauwkeurig. Hij
moest zijn bij een klein huisje, dat vroeger tot
kantoor en bergplaats van werktuigen had ge
diend, en thans door een paar oudjes bewoond
werd. Hoe meer Rothmann er over dacht hoe
zekerder het vermoeden werd, dat dit huisje met
het bergwerk, waarin de valsche munters hun
werkplaats hadden, in onderaardsche verbinding
stond.
De Ulanen zouden des avonds de geheele omge
ving onbeperkt afzetten ééne afdeeling zou ter
beschikking van Rothmann blijven, die zich met
behulp van den niets vermoedenden Rukowski
den toegang tot het bergwerk zou kunnen ver
schaffen.
In het huisje van Wolf te Rudow, was er maar
één, die zich gedurende den nacht in een goeden
en ru8tigen slaap had verheugd, en wel Rukowski,
wiens hoofd door den alcohol beneveld was.
Werkner sliep slecht9 zittend en dan nog maar
weinige minuten achtereen, daar hij Rukowski
in het oog wilde houden, en ook Koppenhagen,
dien gevaarlijken misdadiger, niet vertrouwde.
Uit angst voor den laatsie sliepen zell9 Wolf
en zijn vrouw niet.
De beide echtgenooten brachten bange uren
door. Zij hoopten van ganscher harte, dat de
plannen van Rothmann mochten slagen zij ver
blijdden zich in het oogenblik, waarin de misda
digers in handen der gerechtigheid vallen zouden,
en toch beangstigden hen dit oogenblik ook,
want met die misdadigers moest ook immers
Wolf aan de handen der rechters worden overge
leverd. Hij was medeplichtig en ofschoon men
ook het gelukken van Rothmann's plan geheel
aan hem te danken had, toch had hij zich straf
baar gemaakt, en moest van rechtswege veroor
deeld worden.
Ongetwijfeld zouden zeer verzachtende omstan
digheden voor hem pleiten, ook had Rothmann
beloofd al het mogelijke te zijnen gunste te
doen, maar op het beslissende oogenblik kon ook
zelfs de politie tegenover de rechtbank niets
doen, dan Wolf's verdiensten in het licht testel
len.
gen toegebrachte slagen volkomen hersteld was,
betoonde in deze oogenblikken van wachten en
vreezen oneindig meer moed dan haar man. Zij
sprak hem bedarend toe; zij stelde hem voor,
hoe toch eindelijk het uur der verlossing slaan
moes», waarin Wolf uit deze onaangename ver
houding geraakte zij wee9 hem troostend op den
verschrikkelijken tijd, dien hij had doorleefd,
toen hij nog in de macht van Koppenhagen was
en verzekerde hem ven hare liefde en trouw
wat ook gebeuren mocht. Eindelijk gaf dan ook
Wolf aan hare troostredenen gehoor, alleen wilde
hij niet den wensch zijner vrouw opvolgen on
zich ter ruste begeven. Hij beefde letterlijk van
angst, dat zich misschien nog in het uiterste
oogenblik eene stoornis zou voordoen en was er
niet van af te brengen ieder kwartier te gaan
zien, of Koppenhagen wel voldoende geboeid
wis.
Sinds Rukowski in het huis was, had men
Koppenhagen een z. g. n. kuevel op den mond
gezet, ten einde hem het schreeuwen te beletten.
De toestand van den geboeide, waarin hij zich
nu reeds meer dan drie dagen bevond, was na
tuurlijk een zeer onaangename, maar tegenover
een zoo doortrapten booswicht kon men onmoge
lijk met verschooning te werk gaan, wilde men
zich niet aan een onherstelbaar onheil blootstel
len. In zijn machtelooxen trots weigerde hij
thans alle voedsel; hoe dikwijls vrouw Wolf
iu wier borst nog niet alle medegevoel voor
haren vroegeren, thans weerloozen pijniger was
uitgestorven hem ook vroeg, of hij iets te
eten of te drinken verlangde, schudde hij krach
tig ontkennend met het hoofd.
Rukowski werd eerst tegen tien uur in den
morgen wakker. Werkner groette zoo vriendelijk
mogelijk en vertelde hem, dat zijr. viiend op
reis was gegaan, maar het verzoek had achterge
laten, dat Rukowski op hem zou blijven wachten.
Tegen zes uur des namiddags verklaarde Werk
ner echter, overkorastig zijne afspraak met Roth
mann, dat hij thans niet langer kon wachten en
verzocht Rukowski daarom mede naar de dorps
herberg te gaan.
Rukowski begon nu eenige acnterdocht op te
vatteD, ofschoon hij Werkner nog altijd voor
een ingewijde hield, maar dit wantrouwen werd
door een gelukkig toeval verdreven, zoodra zij
de dorpsherberg binnentraden.
i- u_ag
De waardin, die, zooals wij weten, den vorigen
dag Werkner met Wolf had te zamen gezien,
toen deze zich voor eet vriend van Koppenhagen
uitgaf en met de bij dezen gevonden sleutels de
kamer van Koppenhagen opende, begroette hem
dadelijk als een vriend van Koppenhagen en deel
de dennen blies, verdoofde elk geluid, zelfs op
den koristen afstand. Intu89chen trokken de
mannen, die Rukowski geleidde, ongemerkt hun
wapen te voorschijn, dat Rothmann hun had ver
schaft en alleen uit een zoogenaamden ploerten-
donder bestond, uit korte te zamen gebonden ba
leinen, aan het einde van een zwaren looden ko
gel voorzien en met een lederen riem om den
pols kon bevestigd worden.
Rukowski klopte overeenkomstig een afgespro
ken teeken aan de deur van het kleine huisje,
waaraan men zonder eenige verdere ontmoeting
heid plaats, toen Werkner de waardin bevel gsflgeraakt was, er werd open gedaan en tij traden
het beste uit keuken en kelder op te dragen, de woonkamer van het oude echtpaar binnen.
Tot hun geluk was de mau niet thuis en de
vrouw, aan wie Rukowski de vreemdelingen als
vrienden van Koppenhagen voorstelde, noodigde
hen uit te gaan zitten, terwijl Rukowski de
de hem mede, dat deze nog altijd niet van zijne
laatste reis was teruggekeerd. Dit was voor
Rukowski een vernieuwd bewijs, dal de vreem
deling inderdaad een intieme vriend van zijn
chef was; zijn wantrouwen verdween onmidde-
lijk en maakte voor nog grootere vertrouwelijk-
Rukowski at en drouk met veel smaak, en toen
Werkner hem zoo terloops vroeg of de herbergier
en zijne vrouw, ook tot het «gezelschap" behoor
den, vernam hij, dat dezen niet ingewijd waren,
doch alleen achting voor Koppenhagen hadden,
omdat hij tamelijk groote verteringen maakte.
Wolf was tot het laatste oogenblik bij zijn
vrouw gebleven, om haar niet weder met Kop
penhagen alleen te laten.
Tegen acht uur verscheen Rothmann, die de
Ulanen-afdeeling tot de haar aangewezen nosten
aan de westelijke zijde van het dorp gebraeht
had. In de dorpsherberg verontschuldigde hij
zich, dat hij zoo lang uitgebleven was en verklaar
de deze vertraging uit eene ontmoeting met Kop
penhagen, namens wien hij gefingeerde groeten
aan Rukowski overbracht, met het bericht dat
Koppenhagen nog in den loop van den nacht in
de werkplaats zon komen. Hij noodigde nu Ru
kowski uit, hem en Werkner naar deze plaats
te geleiden.
Rukowski verklaarde zich daartoe dadelijk en
met veel genoegen bereid, maar men moest nog
de komst van Wolf afwachten, wien indezeslot-
catastrophe eveneens een rol was toebedeeld.
Deze verscheen ook spoedig en één oogwenk was
voor Rothmann voldoende om te welen, dat alles
in orde wa9, dat twee vertrouwbare Ulanen den
geboeiden Koppenhagen zonder opzien uit het aan
het uiterste einde van het dorp staande huis van
Wolf hadden afgehaald.
Nog één dronk en dan braken de viermannen
onder het geleide van Rukowski op, om door de
duisternis van het woud de werkplaats te be
reiken.
Do nacht was donker, en de wind, die door
achterkamer, die tot wachtkamer diende, binnen
trad, om de zich daar bevindende bewakers in
ie lichten. Hierna riep hij Wolf, Werkner en
Rothmann in de waeh'kamer, waar de beide
wachters vol eerbied opstonden, na hunne korte
abakspijpen uit den mond genomen te hebben.
Met één blik had Rothmann de plaats ontdekt,
waar zich de alarmklok bevond. Met twee, als
het ware doellooze passen had hij deze met zijn
rug gedekt, zoodat niemand er bij kon komen,
en na een kort gefD'it vielen de ploertendooders
▼.vn Werkner en Wolf op de hoofden van Ru
kowski en de beide wachters. De slagen met
deze gevaarlijke werktuigen zijn niet doodelijk,
maar brengen, indien zij met zekerheid gevoerd
worden, een plotselinge en langdurige verdooving
teweeg. De snelheid van den overval had den
gevallenen zelfs verhinderd ook maar een kreet
te slaken zij zakten als duor den bliksem ge
troffen ineen. Opdat echter ook de vrouw niets
zou bemerken, trad Rothmann weder dadelijk
de voorkamer binnen en vroeg haar, of ze geen
wijn had, daarop antwoordde zij. dot zij deze
wel had, maar in de keuken bewaarde.
Terwijl zij zich verwijderde, om den wijn
te halen, sprong Rothmann buiten de deur, liep
eenige sclxreden voort en floot daarop kort maar
6cherp.
(Wordt vervolgd.)