Nummer 40. Zondag 20 Mei 1900. 23e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. ANTOON TIELEN, Zelfbeperking. feuilleton. De valsche Baron. Uitgever: Dit nummer bestaat uit twee bladen. Bekendmaking. Reclame. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementspr ij s per 3 maanden t 0.75. Franco per post door liet geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. WAALWIJK. Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. De groote meerderheid der menschen in onze omgeving zouden we kunnen indeelen bij één dezer twee groepen degenen, die hun krachten overschatten, en de lieden, die ze, in meerdere of mindere mate, ongebruikt laten. Tusschen die klassen in staan de enkelen, die juist weten wat zij kunnen en precies datgene doen, waartoe zij in staat zijn. Enkelen, zeiden we, en dat is geen overdrijving. Die meening vind reeds haar grond in de oude waarheid, dat zeltkennis een hoog standpunt van ontwikkeling ver- eisclit, zoo hoog, dat een lang leven vaak onvoldoende is om het te bereiken. Die kennis moest eigenlijk het begin van alle studie wezen, maar men begint er gewoon lijk heel laat mee, zoo laat, dat men aan den eindpaal des levens is aangeland alvo rens eenige merkbare voideringen te hebben gemaakt. Bij voorkeur richten wij ons on derzoek op anderen een onderzoek, dat gewoonlijk meer stof oplevert voor critiek dan voor waardeering. Pasten wij die met hode op ons zeiven toe, de vruchten zouden meer in overeenstemming zijn met de be stede moeite. Het bovenstaande schrijvende, zijn we reeds vervallen in de fout, welke wij onder de aandacht willen brengen, hetgeen een bewijs zou kunnen zijn voor haar algemeen heid. Inderdaad is zij bezwaarlijk te ver mijden. Voor waarnemingen op moreel ge heel zijn een groot aantal voorwerpen van aanschouwing noodig, en zichzelven rekent men gewoonlijk daar niet bij. Op de massa maakt één meer of minder geen verschil. Dit daargelaten, zullen we met onze in deeling toch niet ver bezijden de waarheid blijven. Als al de krachten en vermogens, over welke ieder raensch zou kunnen be schikken, gebruikt, dat wil zeggen ten nut te aangewend werden, hoe groot zou dan de hoeveelheid arbeid zijn, die wij met elkan der verrichtten en hoe belangrijk, hoe snel de vooruitgang Doch meestal doen we niet wat wij kunnen, laten wij ons beheerschen door een geest van traagheid, voelen wij spoedig den moed ziuken als alles niet gaat, zooals we ons dat hadden voorgesteld en geven wij maar al te gaarne aan anderen de gelegenheid om ons werk over te nemen Zoo blijft er een aanmerkelijke hoeveelheid kracht ongebruikt en gaat mitsdien ver loren. Niet minder veelvuldig komt het voor, dat meu van zijn vermogen een te hoogen dunk heeft. Dat wordt het meest waarge nomen bij lieden, die den strijd des levens nog niet in al zijn hevigheid hebben leeren kennen en dus ineenen dat zij, waar an deren zijn bezweken, wel overwinnaars zou den gebleven zijn die nog nooit in de gelegenheid waren een gewichtige taak ge heel te voltooien, zoodat zij niet weten, hoeveel inspanning daartoe wordt vereischt. De leerschool des levens kweekt nederigheid maar niet allen die er hun opleiding ont vangen, behooren tot de aaunemelijke dis cipelen en zoo komt het voor, dat men zich een lange reeks van jaren, in overmaat van ijver, moe heeft getobd, zonder nog geraakt te zijn tot een helder besef van de grenzen zijner krachten, hetwelk is het eerste num- EEN CROESUS. mer op het programma der zeltkennis. Wie daarmee klaar is, heeft iets van groote waarde verkregen. Hij weet, hoe ver hij gaan kan zonder te moeten hinken, en zal dus met groote zekerheid den tocht aanvaarden. Het is hem duidelijk, welk doel hij wil bereiken, en tevens, dat hij in staat is er te komen. Dan zal hij, niet meer zoekende in het onbestemde, ook al zijn krachten daar samenbrengen, waar zij noodig zijn en er zich niet bezorgd over maken, dat er nog vele andere dingen zijn, van misschien even groot belang, aan welke hij niets kan doen. Want och, wij zouden wel, als Atlas, de geheele wereld willen torschen, maar we hebben daar nu een maal geen schouders voor, en om wezenlijk iets van eenige beteekenis tot stand te brengen, moeten wij aanhoudend bedacht zijn op zelfbeperking. Zij is, wij aarzelen niet haar dien naam te geven, een deugd van den ver standige. Een deugd, niet een aangeboren eigenschap welke men slechts tot ontwikke ling heeft te brengen en die grootendeels onder den invloed der opvoeding haar vollen wasdom bereiktverstand en hart moeten samen in werking worden gebracht om haar tot ons deel te maken. Wij gevoelen dat er een taak is, welker grootschheid ons aantrekt of welker onmisbaarheid ons dringt haar aan te vatten, eu het goed inzicht in hetgeen daartoe wordt vereischt wijst de middelen aan, beslist tevens of wij die be zitten. Zijn die overwegingen met beleid gedaan, dan begrijpt men ook, dat alles op het ééne doel gericht moet worden dat er niets mag worden afgenomen van hetgeen bestemd behoort te blijven voor dat ééne. Niet op godsdienstig alleen geldt de gelij kenis Yan de parel van groote waarde, tot welker verkrijging de handelaar alles ver koopt, wat hij heeftals de omstandigheden des levens ons een arbeidsveld hebben aan- gewezeu, op hetwelk wij ons deel van het maatschappelijk werk goed kunnen doen, dan is het raadzaam, onze begeerten niet uit te strekken maar nog iets bovendien, wanneer de kans bestaat dat deze versnippering van krachten oorzaak zou kunnen worden dat zoowel het een als het ander ons ontgaat. Inderdaad is velorlei mislukking uitsluitend toe te schrijven aan gemis van zelfbeperking gevolg van een niet onderscheiden der ons gestelde grenzen. Pak één vraagstuk aan, zoo gij gemiddeld OMSPANNEN. zijt liefst een van die, waarvan de oplossing niet naderbij te brengen is dan door gel delijke offers zoo gij behoort tot de klasse der werklieden, bij voorkeur eenig deel van de organisatie die ten doel moet hebben net verstandelijk, zedelijk en maatschappelijk peil van den arbeider te verlioogen. Tracht in dat vraagstuk, de richting volgende die gij met overtuiging hebt gekozen, u zoo (liep mogelijk in te werken bereken nauw gezet de gevolgen, die een voorgestelde op lossing hebben zal dan zal, hetgeen door u wordt gedaan, ook blijvende waarde heb ben, als de vrucht van ernstig en gezet na denken. Met een klein getal gelijkgezinden die, evenals gij, de grenzen hunner krachten kennen, de perken van hun eigen arbeids veld niet willen overschrijden, maar daar binnen ook al hun vermogens richten op één punt, zult gij verder komen dan met een leger van lieden, die slechts nu en dan en als bij toeval een vinger uitsteken, om dat zij naar zooveel kanten tegelijk hebben te zien. Men noemt den tegenwoordigen tijd een tijd van groote beweging, en dat is het ook. Toch gelooven wij te mogen zeggen, dat er meer geklapper van molenraderen vernomen dan meel gezien wordt. Niet zij, die zich het levendigst roeren, brengen het meest tot stand integendeel zullen de wandelaars op allerlei verschillende wegen, die elk voor zich overal willen kouten, licht in een dool- hoof geraken waar zij werkeloos moeten blij ven zitten. Het ontbreekt in onze dagen niet aan lieden, die alle mogelijke denkbeel den, en dan liefst de allernieuwste, willen helpen verwezenlijken Zij zijn vegetariër, anti-alcoholist, feminist, ja, we zullen het lijstje maar niet afmaken, er moeten nog minstens een zestal woorden bij en over al deze dingen spreken zij een zoo volstrekt oordeel uit, dat het verhaziug zou wekken als men niet meteen wist, hoe ledig van zin het is. Dat kan niet anders om een van de vraagstukken, door die namen aangeduid, goed te kennen, moet men er zich lang en goed mede bezighouden, en geen groepje uit hun evenwicht geraakte lieden zullen, in weerwil van hun drukte, iets tot de oplossing kunnen bijdragen Gemis van zelfbeperking is inderdaad een kwaad, dat wellicht de vooruitstrevende be weging eigen is, doch haar niettemin belem mert. Hebben we misschien Ie lang stilge staan, ons vergenoegende met hetgeen door vroegere geslachten is verricht en in de meeiring dat nu aan staat en maatschappij en kerk de vrijheid was verzekerd, alles verder wel door een evolutie aan welke wij niet behoeven te helpen, zal terecht komen, en slaan we, nu we tot het inzicht zijn geraakt dat er gehandeld moet worden, een weinig uit den koers Zijn we gelijk liet kind dat pas begint te loopen en zijn rich ting nog moet zoeken, zoodat liet zich tienmaal meer inspant dan strikt noodig wa re Is de verdeeling onzer krachten over verschillende lijnen het bewijs, dat we nog onbeholpen arbeiders zijn in den socialen wijnberg Dat zal liet zijn. We moeten de dingen wat beter zoeken te regelen, overal waar menschen samenwerken om de wereld beter te maken, in Parlementen zoowel als in Maatschappelijke instellingen. Elk liet zijne, dat geldt niet slechts voor het nemen, ook voor liet geven. Om onze taak, al is zij klein, moeten we een kring trekken en ons tot het binnenste van die omgeving beperken. Als er dan heel veel van die kringen zijn, die behoorlijk aansluiten, dan gaat liet bepaald goed. ONRÜSTB ARENDEN TOESTA ND. Herhaalde malen hebben wij reeds op deze zelfde plaats de wondervolle genezingen ver meld van hopelooze gevallen gemeld. Zoo schrijft ons de Heer D. Berghuis te Uithuizermeeden (prov. Groningen). In de maand Januari 1894 werd ik door de toen vreeselijk heerschende influenza aan getast, 't zat me hoofdzakelijk in de borst. Wel ben er ik wat van genezen geweest en kon mijn werk weder verrichten, maar do pijn in de horst en het hotsten zijn steeds gebleven. Mijn lichaam was zoo verzwakt, dat ik mij na 't geringste werk vreeselijk vermoeid gevoelde. Hoewel het eten mij goed bekwam, mocht zulks niets haten, mijne krachten kwamen niet terug. Met de zomer ging het betermaar inet de herfst kwam de griep weder terug. Vreeselijk hoesten en mijn lichaam was totaal gesloopt. Het leven was mij een last. Ik wilde werken, maar ik kon niet. Zoo giug het voort tot verleden jaar herfst, wij lazen veel over de Pink Pillen van Dr. Willliams, en begon ik de behandeling. Reeds bij het gebruik van het tweede doosje bemerkte ik al verandering, de pijn in de borst was verdwenen. Daarna heb De Echo van het Zuiden, Waalwyksclie en Liisslraalseke Courant STAAT van brieven, geadresseerd aan onbe- kendeu. Verzonden gedurende de le helft van Mei. H. van Brussen, Tilburg. INRICHTINGEN, welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken. Burgemeester en Wel houders der gemeente Waalwijk brengen ter openbare kennis, dat ter Gemeente Secretarie ter inzage ligt een verzoek met bijlagen van Jac. Gragtmans, wonende aldaar om vergunning tot liet uitbreiden van zijne stoomleeriooierij, kadastraal bekend in Sectie C, No. 1945. Op Dinsdag, den 29n dezer, des voormiddags te elf uren, zal op het gemeentehuis gelegenheid bestaan om bezwaren tegen dit verzoek in te brengen en deze mondeling en schriftelijk toe te lichten. Zoowel de verzoeker, als zij die bezwaren ..eb ben, kunnen gedurende drie dagen, vóór het bovengemelde tijdstip, op de Secretarie der Ge meente kennis nemen van de ter zake ingekomen schrifturen. Waalwijk, den 14den Mei 1900. Burgemeester en Wethouders voornd., De Burgemeester, K. DE VAN DER SC HU EREN. De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. 2) EERSTE HOOFDSTUK. ,0/ stamelde de jonge weduwe, »zijt verze kerd, dat wij beiden uwe liefde geheel en al be antwoorden.' „Hoor mij aan tot het einde", antwoordde haar den millionnair. „Wanneer ik al uwen kleinen Henry bemin en hem met weldaden wen9ch te overloden, zoo kan ik toch niet vergeten, dat uwe familie het was, welke eens mijn geluk verwoest te. Gij ziet, mijn hart is verdeeld aan den eenen kant is het met tegenzin vervuld voor hetgeen wat ver of dichtbij met u in betrekking staat, aan den anderen kant voelt het zich met liefde tot den drager van den naam Monnier aange trokken, welken naam ik met dubbel inzicht alle eer heb aangedaan, èn door mijn rijkdom, èn door mijn roem als geleerde. Zegt mij niet, dat gij feen aandeel hebt in de vernedering, welke mij acob Aubry heeft aangedaan. Anderen zouden daar genoegen mede nemen ik kan het niet 1 Ik ben rijk; rijker als gij denkt, maar gelukkig was ik nooit! Ook weet ik niet. of niet gij, met uwe familietradities, verder mijne plannen dwars- booraen zult.' „O, neenl' antwoordde de jonge vrouw, hare met 'tronen gevulde oogen tot hem opheffend, „het is mijn oprechten wensch, uwe zielesmart te le nigen en mijnen zoon dezelfde gevoelens voor u in te prenten, van welke gij jegens zijnen groot vader bezield zijt." „Wij willen zien, en dat wel direct,' zeide Monnier, „of gij uwe woorden door daden ge stand zult doeD. Mijn neef Emil zal binnenkort huwen en na zijn huwelijk zal ik weer alleen en verlaten zijn. De gedachte daaraan is mij onver- dragelijk mij ontbreekt iemand welke zich vast aan mij aansluittrouwen wil ik niet, maar ik wenschte een kind te hebben, dat mij troost en opbeurt." Henri 1" riep Blanca, vast buiten zichzelve van vreugde. „Ja, Henri" antwoordde de grijsaard, irHenri, die mijn familienaam draagt en welks trekken mij zoo levendig aan mijn broeder herinneren 1 Maar ik geloof, dat gij mij niet begrepen hebt." „Gij wilt mijnen zoon misschien adopteeren Zeker „Hem lot u nemen hem rijk maken?" „NatuurlijkHenri heeft even zooveel recht van mij te erven als Emil van Haudra; maar ik wil meer voor uw kind doen, als gij hetzelve aan mij overlaat, als....' „Mijn oom, mijn beste oom," onderbrak hem Blanca, zich op de knieën werpend en met on sluimigheid zijne hand grijpend. Monnier echter tiad met een afwerend gebaar achteruit. „Sla op, mevrouw ik moet u nogmaals her halen, dal gij mij niet verstaan hebt en ik ben helaas gedwongen uwe illusies te verstoren. Ik heb Jacob Aubry niet vergeten mijn geheele af keer van voorheen, draagt zich op u over, terwijl uw zoon het voorwerp mijner liefde en de erf genaam van mijne schalten zal worden...' „Hoe? U verlangt hem alléén?" „Geheel alleen „Gij wilt hem als kind aannemen en voor mij uwe deur sluiten „Van lijd tot tijd moogt gij hem bezoeken.' „Mijn God 1 Mijn God 1* zuchtte de jonge vrouw. Monnier wierp een bijna aan medelijden zwe- menden blik op haar toen echter ging hij opnieuw scherp en vastbesloten voort „Overlegt de zaak eens goed bij uzelve! Ik ben in het bezit van veertig millioen francs. Van deze krijgt Emil van Haudra er tien, de overige dertig zijn voor uwen zoon beslimd, indien gij het offer brengt en hem geheel aan mij overlaat, en hij het besluit maakt mij nooit te verlaten. Natuurlijk zal ik u voor uw vrijwillig verlies schadeloos stellen zooals het betaamd vun den dag af, dat hij bij mij intrekt, zal ik voor u eene rente van 60.000 frs. deponeeren. De jonge weduwe richtte zich op; haar schoon gelaat was door bittere smart als 't ware geheel verwiongen en eene heilige begeestering blonk uit hare oogen: „Genoeg, mijnht ergenoeg! God is mijn getuige, dat ik met al de kracht, die in mij is, mijnen zoon bemin. Gij hadt enkel uwe armen uit te breiden en in plaat9 van een, waren twee dankbare harten aan uwe borst geijld. Maar gij verlangt, dat ik mijn kind verkoopen zou. Van mijne moederlijke rechten afstand zou doen; mijn moederhart het zwijgen opleggen; mij aan de plichten van een christelijke moeder onttrekken en dit alles om het Judasloon van aardschen rijkdom? Nooit, mijnheer! nimmer! Mijn arm kind is alles wat ik heb op Gods wij den aardbodem, maar onze wederkeerige lielde is meer dan genoeg, ons tot de gelukkigste der stervelingen te maken, onbemiddeld, zooals wij zijn, zal mijn zoon zich in het leven meer dan eene ontbering moeten getroosten raaur de be scherming en de teedere liefde zijner moeder zal hem nergens ontbreken waar de moeder i9, daar zal ook den zoon zijn I En beleefd voor den millionnair eene buiging makend, vorliet zij de kamer. TWEEDE HOOFDSTUK. De jonge vrouw ademde verlicht op, toen de vleugeldeur van het palei9 van Monnier achter haar in het slot viel. De fabelachtige rijkdom van haren hardvochtigen oom hield hare gedachten zoozeer bezig, dat zij voor de bedrijvigheid om haar heen doof en blind bleef. Maar al had ook haar lichamelijk oog voor het oogenblik het ge zicht verloren, zoo was haar geestelijk oog de9 te werkzamer. Overal zag zij gestalten, die, inde gedaante van met goud gevu'de zakken en kis ten, om haar heenuansteo en hnar vloekend en schimpend vervolgden, daar zij zich door de arme moeder versmaadt zagen. Dan scheen het haar weer, als had eene onzichtbare hand een net om haar geweven welks mazen door grijnzende de monen altijd enger werden saarogetiokken, om haar ten slotte te omspannen. Eerst toen Blanca het Concordiaplein bereikt had, verlieten haar de spookachtige gedaanten; het werd haar lichter om het hart en zij verheug de zich nu, dat zij aan de bekoring van haar oom ontkomen was. Nu trad zij de Taitbout-straat in, waar zij in No. 71 eene bescheidene ruimte op de vierde vei dieping bewoonde; nauwelijks had zij de bovenste trede bereikt, of daar opende zich de deur van de woonkamer en de kleine Henri wierp zich in hare armen. Juist, als had hij in zijn schuldeloos gemoed eenig vermoeden, welken zwaren gang zijne moeder zooeven voor jj.L.I hem had gedaan, sloeg hij zijne beide armpjes om haren hals en bedekte haar bleek gelaat met vurige kussen. Welke moeder vergeet niet al haar leed, het mag nog zoo groot zijn, bij de omhel zing van haar kind Vol hemelsche zaligheid trok Blanca haren lie veling, die men haar voor geld had trachten af te sjaggelen, aan haar beklemd moederhart. „lienri, niijn eenig kind, mijn alles I' riep zij uit, „nooit zult gij mij verlaten, nooit! Uw ver lies zou mij ongelukkig maken, mij dooden. Nooit zal ik van uwe zijde wijken, en zouden eens uwe studiën u van hier verwijderen, dan zal ik u vergezellen; ik zal uwe leermeesteres, uwe beschermster zijn ik zelf zul over uwe studiën waken, mijn geheele levensdoel zal hierin bestaan, dat ik u tot een braaf, rechtschapen inensch en christen opvoedt.' Verschrikt en verwonderd keek de kleine haar aan hij verstond niet wat zij zeide; hij begreep niet, wat er in hare ziel omgine, en toch scheen zijn, door den gestadigen omgang met zijne moe der vroeg gescherpten geest het te vermoeden. Den geheelen dag bracht Blanca in stille afge trokkenheid door, zich enkel mei haren lieveling bezig houdend, welke zij herhaaldelijk aan haar stormachtig kloppend hart drukte, llure beschei dene omstandigheden schenen haar thans benij denswaardig, haar nederigen huisraad, haarklei ne bloementafel, het aardige blauwe kleedje en het door goude lokken omlijste engelenkopje van haar kind, dit alles lachte haar aan. Zooals nooit te voren genoot zij heden het moederlijk geluk in zijne geheele verrui kelijke uitgestrektheid en kracht.... En zou het penningske dezer weduwe voor de toekomst van haar kind niet meer waar- do hebben, dan al do millioenen v&d den rijken nabob op de „Elyseesche velden?» Deze had, nadat Blanca hem had verlaten, zijne met moeite beheerschende bedaardheid geheel ver loren. Van woede schuimend, de gespierde vuist krampachtig gebald, de anders niet leelijke ge laatstrekken afschuwelijk verwrongen, rende hij in zijne werkkumer als waanzinnig heen en weer, tot hij eindelijk uitgeput in een leuningstoel ne- derzonk. De gedachte, dat, niettegenstaande zijn rijkdom, een wensch zijns harten onvervuld moest blijven, verpletterde hem. Eene zwakke, nauwe lijks vijf en twintigjarige vrouw, welke bovendien bij de geringe rente, welko haar vermogen af- f—B———f—mmtammmmmmmmmmmmmmmmarnmmmmm wierp, de behoefte des lcver.s voor zich en hoar kind slechts met moeite vermocht tc bestrijden had uit vrijen wil de haar aangebodene millioe nen geweigerd. Rondom hem had zich tot lieden alles voor de almacht van zijn vermogen gekron keld, en nu moest hij juist daar de onmacht zij ner lortuin ervaren, waar hij het zekerste op hare aantrekkingskrocht gerekend had. Een kring van geleerden en kunstenaars, de élite der Parijeche samenleving omgaf hem, en daar waagt het voor het eerst eene arme, vreesachtige vrouw, een zwakke stroohalm in liet gevaarvolle Porijzer le ven, aan zijn absoluut „ik wil!' een beslissend „Neen 1" tegenover te stellen I Dat was te veel!.... Zoo zat hij een gcruimen tijd in duistere gedach ten verzonken, tot eindelijk zijne trekken weel de gewone regelmatigheid aannamen. Het ver stand begon eindelijk over de ontketende harts tochten de overwinning te behalen. Wat was, goed bezien, natuurlijker als de wei gering der jonge weduwe, om van hare moeder lijke rechten en plichten afstand te doen? Sedert wanneer verkoopen dan de moeders hunne kin deren En wa9 daarbij zijn afkeer voor Blanca niet onrechtvaardig, ja onverstandig? Zonder het te willen, drongen deze vrugen zich in den geest van den millionnair op. Toen dacht hij aan den dng, dat hij den kleinen Henri voor de eerste maal gezien had. Hoe had hem toen de bekoorlijke verschijning van den knaap verrukt. Hoe aardig zat hem dat donkei blauwe jasje. Wat hadden de oogen van den hartelijken knaap, klaar en innig tot het hart van den oudoom ge sproken, toen deze hem op de gespierde armen genomen had, welke olifanten en tijgers bek.-impt en bedwongen hadden. Welke zalige gevoelens, welke gelukkige verwachtingen en wcnschen had den niet zijne borst doortinteld, toen bet poezelige bandje van den kleinen zoo onbevangen en zon der vrees in zijn stroppigen baard gewoeld en hem gerukt en gpplukt lmd 1 Zeer zeker, de har telijke teerderheid, welke het kind reeds bij zijn eerste bezoek voor hem getoond had, moest een maal, aangewakkerd, tot eene onuitbluschbare vlam van opofferende lielde voor hem ont branden. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 1