Nummer 40.
Zondag 20 Mei 1900.
23e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
ANTOON TIELEN,
Zelfbeperking.
feuilleton.
De valsche Baron.
Uitgever:
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Bekendmaking.
Reclame.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementspr ij s per 3 maanden t 0.75.
Franco per post door liet geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
WAALWIJK.
Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
De groote meerderheid der menschen in
onze omgeving zouden we kunnen indeelen
bij één dezer twee groepen degenen, die hun
krachten overschatten, en de lieden, die
ze, in meerdere of mindere mate, ongebruikt
laten. Tusschen die klassen in staan de
enkelen, die juist weten wat zij kunnen en
precies datgene doen, waartoe zij in staat
zijn.
Enkelen, zeiden we, en dat is geen
overdrijving. Die meening vind reeds haar
grond in de oude waarheid, dat zeltkennis
een hoog standpunt van ontwikkeling ver-
eisclit, zoo hoog, dat een lang leven vaak
onvoldoende is om het te bereiken. Die
kennis moest eigenlijk het begin van alle
studie wezen, maar men begint er gewoon
lijk heel laat mee, zoo laat, dat men aan
den eindpaal des levens is aangeland alvo
rens eenige merkbare voideringen te hebben
gemaakt. Bij voorkeur richten wij ons on
derzoek op anderen een onderzoek, dat
gewoonlijk meer stof oplevert voor critiek
dan voor waardeering. Pasten wij die met
hode op ons zeiven toe, de vruchten zouden
meer in overeenstemming zijn met de be
stede moeite.
Het bovenstaande schrijvende, zijn we reeds
vervallen in de fout, welke wij onder de
aandacht willen brengen, hetgeen een
bewijs zou kunnen zijn voor haar algemeen
heid. Inderdaad is zij bezwaarlijk te ver
mijden. Voor waarnemingen op moreel ge
heel zijn een groot aantal voorwerpen van
aanschouwing noodig, en zichzelven rekent
men gewoonlijk daar niet bij. Op de massa
maakt één meer of minder geen verschil.
Dit daargelaten, zullen we met onze in
deeling toch niet ver bezijden de waarheid
blijven. Als al de krachten en vermogens,
over welke ieder raensch zou kunnen be
schikken, gebruikt, dat wil zeggen ten nut
te aangewend werden, hoe groot zou dan de
hoeveelheid arbeid zijn, die wij met elkan
der verrichtten en hoe belangrijk, hoe snel
de vooruitgang Doch meestal doen we niet
wat wij kunnen, laten wij ons beheerschen
door een geest van traagheid, voelen wij
spoedig den moed ziuken als alles niet gaat,
zooals we ons dat hadden voorgesteld en
geven wij maar al te gaarne aan anderen de
gelegenheid om ons werk over te nemen
Zoo blijft er een aanmerkelijke hoeveelheid
kracht ongebruikt en gaat mitsdien ver
loren.
Niet minder veelvuldig komt het voor,
dat meu van zijn vermogen een te hoogen
dunk heeft. Dat wordt het meest waarge
nomen bij lieden, die den strijd des levens
nog niet in al zijn hevigheid hebben leeren
kennen en dus ineenen dat zij, waar an
deren zijn bezweken, wel overwinnaars zou
den gebleven zijn die nog nooit in de
gelegenheid waren een gewichtige taak ge
heel te voltooien, zoodat zij niet weten,
hoeveel inspanning daartoe wordt vereischt.
De leerschool des levens kweekt nederigheid
maar niet allen die er hun opleiding ont
vangen, behooren tot de aaunemelijke dis
cipelen en zoo komt het voor, dat men zich
een lange reeks van jaren, in overmaat van
ijver, moe heeft getobd, zonder nog geraakt
te zijn tot een helder besef van de grenzen
zijner krachten, hetwelk is het eerste num-
EEN CROESUS.
mer op het programma der zeltkennis.
Wie daarmee klaar is, heeft iets van
groote waarde verkregen. Hij weet, hoe
ver hij gaan kan zonder te moeten hinken,
en zal dus met groote zekerheid den tocht
aanvaarden. Het is hem duidelijk, welk
doel hij wil bereiken, en tevens, dat hij in
staat is er te komen. Dan zal hij, niet
meer zoekende in het onbestemde, ook al
zijn krachten daar samenbrengen, waar zij
noodig zijn en er zich niet bezorgd over
maken, dat er nog vele andere dingen zijn,
van misschien even groot belang, aan welke
hij niets kan doen. Want och, wij zouden
wel, als Atlas, de geheele wereld willen
torschen, maar we hebben daar nu een
maal geen schouders voor, en om wezenlijk
iets van eenige beteekenis tot stand te
brengen, moeten wij aanhoudend bedacht
zijn op zelfbeperking.
Zij is, wij aarzelen niet haar dien
naam te geven, een deugd van den ver
standige. Een deugd, niet een aangeboren
eigenschap welke men slechts tot ontwikke
ling heeft te brengen en die grootendeels
onder den invloed der opvoeding haar vollen
wasdom bereiktverstand en hart moeten
samen in werking worden gebracht om haar
tot ons deel te maken. Wij gevoelen dat
er een taak is, welker grootschheid ons
aantrekt of welker onmisbaarheid ons dringt
haar aan te vatten, eu het goed inzicht in
hetgeen daartoe wordt vereischt wijst de
middelen aan, beslist tevens of wij die be
zitten. Zijn die overwegingen met beleid
gedaan, dan begrijpt men ook, dat alles op
het ééne doel gericht moet worden dat
er niets mag worden afgenomen van hetgeen
bestemd behoort te blijven voor dat ééne.
Niet op godsdienstig alleen geldt de gelij
kenis Yan de parel van groote waarde, tot
welker verkrijging de handelaar alles ver
koopt, wat hij heeftals de omstandigheden
des levens ons een arbeidsveld hebben aan-
gewezeu, op hetwelk wij ons deel van het
maatschappelijk werk goed kunnen doen, dan
is het raadzaam, onze begeerten niet uit te
strekken maar nog iets bovendien, wanneer
de kans bestaat dat deze versnippering van
krachten oorzaak zou kunnen worden dat
zoowel het een als het ander ons ontgaat.
Inderdaad is velorlei mislukking uitsluitend
toe te schrijven aan gemis van zelfbeperking
gevolg van een niet onderscheiden der ons
gestelde grenzen.
Pak één vraagstuk aan, zoo gij gemiddeld
OMSPANNEN.
zijt liefst een van die, waarvan de oplossing
niet naderbij te brengen is dan door gel
delijke offers zoo gij behoort tot de klasse
der werklieden, bij voorkeur eenig deel van
de organisatie die ten doel moet hebben net
verstandelijk, zedelijk en maatschappelijk
peil van den arbeider te verlioogen. Tracht
in dat vraagstuk, de richting volgende die
gij met overtuiging hebt gekozen, u zoo
(liep mogelijk in te werken bereken nauw
gezet de gevolgen, die een voorgestelde op
lossing hebben zal dan zal, hetgeen door
u wordt gedaan, ook blijvende waarde heb
ben, als de vrucht van ernstig en gezet na
denken. Met een klein getal gelijkgezinden
die, evenals gij, de grenzen hunner krachten
kennen, de perken van hun eigen arbeids
veld niet willen overschrijden, maar daar
binnen ook al hun vermogens richten op één
punt, zult gij verder komen dan met
een leger van lieden, die slechts nu en dan
en als bij toeval een vinger uitsteken, om
dat zij naar zooveel kanten tegelijk hebben
te zien.
Men noemt den tegenwoordigen tijd een
tijd van groote beweging, en dat is het ook.
Toch gelooven wij te mogen zeggen, dat er
meer geklapper van molenraderen vernomen
dan meel gezien wordt. Niet zij, die zich
het levendigst roeren, brengen het meest tot
stand integendeel zullen de wandelaars op
allerlei verschillende wegen, die elk voor
zich overal willen kouten, licht in een dool-
hoof geraken waar zij werkeloos moeten blij
ven zitten. Het ontbreekt in onze dagen
niet aan lieden, die alle mogelijke denkbeel
den, en dan liefst de allernieuwste, willen
helpen verwezenlijken Zij zijn vegetariër,
anti-alcoholist, feminist, ja, we zullen
het lijstje maar niet afmaken, er moeten
nog minstens een zestal woorden bij
en over al deze dingen spreken zij een zoo
volstrekt oordeel uit, dat het verhaziug zou
wekken als men niet meteen wist, hoe ledig
van zin het is. Dat kan niet anders om
een van de vraagstukken, door die namen
aangeduid, goed te kennen, moet men er
zich lang en goed mede bezighouden, en
geen groepje uit hun evenwicht geraakte
lieden zullen, in weerwil van hun drukte,
iets tot de oplossing kunnen bijdragen
Gemis van zelfbeperking is inderdaad een
kwaad, dat wellicht de vooruitstrevende be
weging eigen is, doch haar niettemin belem
mert. Hebben we misschien Ie lang stilge
staan, ons vergenoegende met hetgeen door
vroegere geslachten is verricht en in de
meeiring dat nu aan staat en maatschappij
en kerk de vrijheid was verzekerd, alles
verder wel door een evolutie aan welke wij
niet behoeven te helpen, zal terecht komen,
en slaan we, nu we tot het inzicht zijn
geraakt dat er gehandeld moet worden, een
weinig uit den koers Zijn we gelijk liet
kind dat pas begint te loopen en zijn rich
ting nog moet zoeken, zoodat liet zich
tienmaal meer inspant dan strikt noodig wa
re Is de verdeeling onzer krachten over
verschillende lijnen het bewijs, dat we nog
onbeholpen arbeiders zijn in den socialen
wijnberg
Dat zal liet zijn. We moeten de dingen
wat beter zoeken te regelen, overal waar
menschen samenwerken om de wereld beter
te maken, in Parlementen zoowel als in
Maatschappelijke instellingen. Elk liet zijne,
dat geldt niet slechts voor het nemen,
ook voor liet geven. Om onze taak, al is
zij klein, moeten we een kring trekken en
ons tot het binnenste van die omgeving
beperken. Als er dan heel veel van die
kringen zijn, die behoorlijk aansluiten, dan
gaat liet bepaald goed.
ONRÜSTB ARENDEN TOESTA ND.
Herhaalde malen hebben wij reeds op deze
zelfde plaats de wondervolle genezingen ver
meld van hopelooze gevallen gemeld.
Zoo schrijft ons de Heer D. Berghuis te
Uithuizermeeden (prov. Groningen).
In de maand Januari 1894 werd ik door
de toen vreeselijk heerschende influenza aan
getast, 't zat me hoofdzakelijk in de borst.
Wel ben er ik wat van genezen geweest en
kon mijn werk weder verrichten, maar do
pijn in de horst en het hotsten zijn steeds
gebleven. Mijn lichaam was zoo verzwakt,
dat ik mij na 't geringste werk vreeselijk
vermoeid gevoelde. Hoewel het eten mij
goed bekwam, mocht zulks niets haten, mijne
krachten kwamen niet terug. Met de zomer
ging het betermaar inet de herfst kwam
de griep weder terug. Vreeselijk hoesten
en mijn lichaam was totaal gesloopt. Het
leven was mij een last. Ik wilde werken,
maar ik kon niet. Zoo giug het voort tot
verleden jaar herfst, wij lazen veel over de
Pink Pillen van Dr. Willliams, en begon
ik de behandeling.
Reeds bij het gebruik van het tweede
doosje bemerkte ik al verandering, de pijn
in de borst was verdwenen. Daarna heb
De Echo van het Zuiden,
Waalwyksclie en Liisslraalseke Courant
STAAT van brieven, geadresseerd aan onbe-
kendeu.
Verzonden gedurende de le helft van Mei.
H. van Brussen, Tilburg.
INRICHTINGEN, welke gevaar, schade of
hinder kunnen veroorzaken.
Burgemeester en Wel houders der gemeente
Waalwijk brengen ter openbare kennis, dat ter
Gemeente Secretarie ter inzage ligt een verzoek
met bijlagen van Jac. Gragtmans, wonende aldaar
om vergunning tot liet uitbreiden van zijne
stoomleeriooierij, kadastraal bekend in Sectie C,
No. 1945.
Op Dinsdag, den 29n dezer, des voormiddags
te elf uren, zal op het gemeentehuis gelegenheid
bestaan om bezwaren tegen dit verzoek in te
brengen en deze mondeling en schriftelijk toe te
lichten.
Zoowel de verzoeker, als zij die bezwaren ..eb
ben, kunnen gedurende drie dagen, vóór het
bovengemelde tijdstip, op de Secretarie der Ge
meente kennis nemen van de ter zake ingekomen
schrifturen.
Waalwijk, den 14den Mei 1900.
Burgemeester en Wethouders voornd.,
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SC HU EREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
2)
EERSTE HOOFDSTUK.
,0/ stamelde de jonge weduwe, »zijt verze
kerd, dat wij beiden uwe liefde geheel en al be
antwoorden.'
„Hoor mij aan tot het einde", antwoordde haar
den millionnair. „Wanneer ik al uwen kleinen
Henry bemin en hem met weldaden wen9ch te
overloden, zoo kan ik toch niet vergeten, dat uwe
familie het was, welke eens mijn geluk verwoest
te. Gij ziet, mijn hart is verdeeld aan den eenen
kant is het met tegenzin vervuld voor hetgeen
wat ver of dichtbij met u in betrekking staat,
aan den anderen kant voelt het zich met liefde
tot den drager van den naam Monnier aange
trokken, welken naam ik met dubbel inzicht alle
eer heb aangedaan, èn door mijn rijkdom, èn door
mijn roem als geleerde. Zegt mij niet, dat gij
feen aandeel hebt in de vernedering, welke mij
acob Aubry heeft aangedaan. Anderen zouden
daar genoegen mede nemen ik kan het niet 1 Ik
ben rijk; rijker als gij denkt, maar gelukkig was
ik nooit! Ook weet ik niet. of niet gij, met uwe
familietradities, verder mijne plannen dwars-
booraen zult.'
„O, neenl' antwoordde de jonge vrouw, hare
met 'tronen gevulde oogen tot hem opheffend, „het
is mijn oprechten wensch, uwe zielesmart te le
nigen en mijnen zoon dezelfde gevoelens voor u
in te prenten, van welke gij jegens zijnen groot
vader bezield zijt."
„Wij willen zien, en dat wel direct,' zeide
Monnier, „of gij uwe woorden door daden ge
stand zult doeD. Mijn neef Emil zal binnenkort
huwen en na zijn huwelijk zal ik weer alleen en
verlaten zijn. De gedachte daaraan is mij onver-
dragelijk mij ontbreekt iemand welke zich vast
aan mij aansluittrouwen wil ik niet, maar ik
wenschte een kind te hebben, dat mij troost en
opbeurt."
Henri 1" riep Blanca, vast buiten zichzelve van
vreugde.
„Ja, Henri" antwoordde de grijsaard, irHenri,
die mijn familienaam draagt en welks trekken
mij zoo levendig aan mijn broeder herinneren 1
Maar ik geloof, dat gij mij niet begrepen hebt."
„Gij wilt mijnen zoon misschien adopteeren
Zeker
„Hem lot u nemen hem rijk maken?"
„NatuurlijkHenri heeft even zooveel recht
van mij te erven als Emil van Haudra; maar ik
wil meer voor uw kind doen, als gij hetzelve
aan mij overlaat, als....'
„Mijn oom, mijn beste oom," onderbrak hem
Blanca, zich op de knieën werpend en met on
sluimigheid zijne hand grijpend. Monnier echter
tiad met een afwerend gebaar achteruit.
„Sla op, mevrouw ik moet u nogmaals her
halen, dal gij mij niet verstaan hebt en ik ben
helaas gedwongen uwe illusies te verstoren. Ik
heb Jacob Aubry niet vergeten mijn geheele af
keer van voorheen, draagt zich op u over, terwijl
uw zoon het voorwerp mijner liefde en de erf
genaam van mijne schalten zal worden...'
„Hoe? U verlangt hem alléén?"
„Geheel alleen
„Gij wilt hem als kind aannemen en voor mij
uwe deur sluiten
„Van lijd tot tijd moogt gij hem bezoeken.'
„Mijn God 1 Mijn God 1* zuchtte de jonge
vrouw.
Monnier wierp een bijna aan medelijden zwe-
menden blik op haar toen echter ging hij opnieuw
scherp en vastbesloten voort
„Overlegt de zaak eens goed bij uzelve! Ik
ben in het bezit van veertig millioen francs. Van
deze krijgt Emil van Haudra er tien, de overige
dertig zijn voor uwen zoon beslimd, indien gij
het offer brengt en hem geheel aan mij overlaat,
en hij het besluit maakt mij nooit te verlaten.
Natuurlijk zal ik u voor uw vrijwillig verlies
schadeloos stellen zooals het betaamd vun den
dag af, dat hij bij mij intrekt, zal ik voor u eene
rente van 60.000 frs. deponeeren.
De jonge weduwe richtte zich op; haar schoon
gelaat was door bittere smart als 't ware geheel
verwiongen en eene heilige begeestering blonk
uit hare oogen: „Genoeg, mijnht ergenoeg! God
is mijn getuige, dat ik met al de kracht, die in
mij is, mijnen zoon bemin. Gij hadt enkel uwe
armen uit te breiden en in plaat9 van een, waren
twee dankbare harten aan uwe borst geijld.
Maar gij verlangt, dat ik mijn kind verkoopen
zou. Van mijne moederlijke rechten afstand zou
doen; mijn moederhart het zwijgen opleggen;
mij aan de plichten van een christelijke moeder
onttrekken en dit alles om het Judasloon van
aardschen rijkdom? Nooit, mijnheer! nimmer!
Mijn arm kind is alles wat ik heb op Gods wij
den aardbodem, maar onze wederkeerige lielde
is meer dan genoeg, ons tot de gelukkigste der
stervelingen te maken, onbemiddeld, zooals wij
zijn, zal mijn zoon zich in het leven meer dan
eene ontbering moeten getroosten raaur de be
scherming en de teedere liefde zijner moeder zal
hem nergens ontbreken waar de moeder i9, daar
zal ook den zoon zijn I
En beleefd voor den millionnair eene buiging
makend, vorliet zij de kamer.
TWEEDE HOOFDSTUK.
De jonge vrouw ademde verlicht op, toen de
vleugeldeur van het palei9 van Monnier achter
haar in het slot viel. De fabelachtige rijkdom van
haren hardvochtigen oom hield hare gedachten
zoozeer bezig, dat zij voor de bedrijvigheid om
haar heen doof en blind bleef. Maar al had ook
haar lichamelijk oog voor het oogenblik het ge
zicht verloren, zoo was haar geestelijk oog de9
te werkzamer. Overal zag zij gestalten, die, inde
gedaante van met goud gevu'de zakken en kis
ten, om haar heenuansteo en hnar vloekend en
schimpend vervolgden, daar zij zich door de arme
moeder versmaadt zagen. Dan scheen het haar
weer, als had eene onzichtbare hand een net om
haar geweven welks mazen door grijnzende de
monen altijd enger werden saarogetiokken, om
haar ten slotte te omspannen.
Eerst toen Blanca het Concordiaplein bereikt
had, verlieten haar de spookachtige gedaanten;
het werd haar lichter om het hart en zij verheug
de zich nu, dat zij aan de bekoring van haar oom
ontkomen was. Nu trad zij de Taitbout-straat
in, waar zij in No. 71 eene bescheidene ruimte
op de vierde vei dieping bewoonde; nauwelijks
had zij de bovenste trede bereikt, of daar opende
zich de deur van de woonkamer en de kleine
Henri wierp zich in hare armen. Juist, als had
hij in zijn schuldeloos gemoed eenig vermoeden,
welken zwaren gang zijne moeder zooeven voor
jj.L.I
hem had gedaan, sloeg hij zijne beide armpjes
om haren hals en bedekte haar bleek gelaat met
vurige kussen. Welke moeder vergeet niet al haar
leed, het mag nog zoo groot zijn, bij de omhel
zing van haar kind
Vol hemelsche zaligheid trok Blanca haren lie
veling, die men haar voor geld had trachten af te
sjaggelen, aan haar beklemd moederhart.
„lienri, niijn eenig kind, mijn alles I' riep zij
uit, „nooit zult gij mij verlaten, nooit! Uw ver
lies zou mij ongelukkig maken, mij dooden.
Nooit zal ik van uwe zijde wijken, en zouden
eens uwe studiën u van hier verwijderen, dan zal
ik u vergezellen; ik zal uwe leermeesteres, uwe
beschermster zijn ik zelf zul over uwe studiën
waken, mijn geheele levensdoel zal hierin bestaan,
dat ik u tot een braaf, rechtschapen inensch en
christen opvoedt.'
Verschrikt en verwonderd keek de kleine haar
aan hij verstond niet wat zij zeide; hij begreep
niet, wat er in hare ziel omgine, en toch scheen
zijn, door den gestadigen omgang met zijne moe
der vroeg gescherpten geest het te vermoeden.
Den geheelen dag bracht Blanca in stille afge
trokkenheid door, zich enkel mei haren lieveling
bezig houdend, welke zij herhaaldelijk aan haar
stormachtig kloppend hart drukte, llure beschei
dene omstandigheden schenen haar thans benij
denswaardig, haar nederigen huisraad, haarklei
ne bloementafel, het aardige blauwe kleedje en
het door goude lokken omlijste engelenkopje van
haar kind, dit alles lachte haar aan. Zooals nooit
te voren genoot zij heden het moederlijk geluk
in zijne geheele verrui kelijke uitgestrektheid en
kracht.... En zou het penningske dezer weduwe
voor de toekomst van haar kind niet meer waar-
do hebben, dan al do millioenen v&d den rijken
nabob op de „Elyseesche velden?»
Deze had, nadat Blanca hem had verlaten, zijne
met moeite beheerschende bedaardheid geheel ver
loren. Van woede schuimend, de gespierde vuist
krampachtig gebald, de anders niet leelijke ge
laatstrekken afschuwelijk verwrongen, rende hij
in zijne werkkumer als waanzinnig heen en weer,
tot hij eindelijk uitgeput in een leuningstoel ne-
derzonk. De gedachte, dat, niettegenstaande zijn
rijkdom, een wensch zijns harten onvervuld moest
blijven, verpletterde hem. Eene zwakke, nauwe
lijks vijf en twintigjarige vrouw, welke bovendien
bij de geringe rente, welko haar vermogen af-
f—B———f—mmtammmmmmmmmmmmmmmmarnmmmmm
wierp, de behoefte des lcver.s voor zich en hoar
kind slechts met moeite vermocht tc bestrijden
had uit vrijen wil de haar aangebodene millioe
nen geweigerd. Rondom hem had zich tot lieden
alles voor de almacht van zijn vermogen gekron
keld, en nu moest hij juist daar de onmacht zij
ner lortuin ervaren, waar hij het zekerste op hare
aantrekkingskrocht gerekend had. Een kring van
geleerden en kunstenaars, de élite der Parijeche
samenleving omgaf hem, en daar waagt het
voor het eerst eene arme, vreesachtige vrouw, een
zwakke stroohalm in liet gevaarvolle Porijzer le
ven, aan zijn absoluut „ik wil!' een beslissend
„Neen 1" tegenover te stellen I Dat was te veel!....
Zoo zat hij een gcruimen tijd in duistere gedach
ten verzonken, tot eindelijk zijne trekken weel
de gewone regelmatigheid aannamen. Het ver
stand begon eindelijk over de ontketende harts
tochten de overwinning te behalen.
Wat was, goed bezien, natuurlijker als de wei
gering der jonge weduwe, om van hare moeder
lijke rechten en plichten afstand te doen? Sedert
wanneer verkoopen dan de moeders hunne kin
deren En wa9 daarbij zijn afkeer voor Blanca
niet onrechtvaardig, ja onverstandig?
Zonder het te willen, drongen deze vrugen zich
in den geest van den millionnair op. Toen dacht
hij aan den dng, dat hij den kleinen Henri voor
de eerste maal gezien had. Hoe had hem toen de
bekoorlijke verschijning van den knaap verrukt.
Hoe aardig zat hem dat donkei blauwe jasje. Wat
hadden de oogen van den hartelijken knaap,
klaar en innig tot het hart van den oudoom ge
sproken, toen deze hem op de gespierde armen
genomen had, welke olifanten en tijgers bek.-impt
en bedwongen hadden. Welke zalige gevoelens,
welke gelukkige verwachtingen en wcnschen had
den niet zijne borst doortinteld, toen bet poezelige
bandje van den kleinen zoo onbevangen en zon
der vrees in zijn stroppigen baard gewoeld en
hem gerukt en gpplukt lmd 1 Zeer zeker, de har
telijke teerderheid, welke het kind reeds bij zijn
eerste bezoek voor hem getoond had, moest een
maal, aangewakkerd, tot eene onuitbluschbare
vlam van opofferende lielde voor hem ont
branden.
(Wordt vervolgd.)