Nummer 42.
Zondag 27 Mei 1900.
23e Jaargang.
Toegewijd aan HandeS, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
ËiïiMWïï^
ANTOON T IEL EN,
DE DRANKWET.
De valsche Baron.
Uitgever:
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Bekendmaking.
FEUILLETON.
I
b t
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 0.75.
Franco per post door liet geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
WAALWIJK.
Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
i
Een jaar is spoedig om en daarom wordt
het tijd, eens te gaan deuken over hetgeen
op 1 Mei 1901 zal moeten geschieden in
zake de regeling der vergunningen tot ver
koop van sterken drank in het klein.
Men weet wat er gebeurd is, ofschoon
het gee.n wonder zou wezen als men het
maar half wist want, het is al zoo'n tijd
geleden.
Toen in 1881, dus voor negentien jaren,
de wet tot regeling van den kleinhandel in
sterken drank bij de Tweede Kamer in be
handeling kwam, toen werd bepaald dat er
in elke gemeente slechts ééne vergunning
zou mogen worden afgegeven op een zeker
aantal zielen.
Hoe het groote overcompleet echter kwijt
te raken P De Regeering stelde voor, dat
na twee jaren de vergunningen zouden wor
den ingetrokken die het wettelijk aantal te
boven gingen. Dit vond men echter veel te
kras. Een voorstel om het op vijf jaar te
bepalen, vond ook geen genade. Eindelijk
i
OMSPANNEN.
werd het op twintig jaar bepaald. De Kamer
dacht misschien die dan leeft, dan zorgt.
Maar aan alle tijdsbepalingen komt toch
een einde, en zoo zal dan op 1 Mei 1901
de dag er zijn, waarop ten slotte de drank
wet, die indertijd zooveel gerucht maakte,
ten volle in werking zal treden.
Hit voornemen bestaat, om het ontwerp
eener gewijzigde drankwet bij de Tweede
Kamer in te dienen en die dan zoo spoedig
mogelijk te doen behandelen. Daarvan heb
ben wij echter niet veel verwachting. Een
parlementair jaar is nog spoediger om dan
een kal. nder-jaar. Er is nog verbazend veel
op wetgevend gebied af te doen, en dan zijn
ten slotte de kamer-verkiezingen in lu-t
vooruitzicht. Dat is geen gunstige tijd om
ingrijpende maatregelen tot stand te brengen.
Dat een gewijzigde drankwet op 1 Mei
1901 in het Staatsblad zal staan, gelooven
wij dus niet.
Vermoedelijk zullen er dus wel afzonder
lijke maatregelen moeten worden genomen,
wanneer de Regeering bepaalde regelen wil
stellen voor de volledige uitvoering der wet
op genoemden datum.
Doch, is dit werkelijk een vereischte
Wij gelooven het niet.
Van de op 1 Mei 19U1 bestaande lo
kalen waar de verkoop van sterken drank
in het klein plaats heeft, zal de vergunning
moeten worden geweigerd, voor zoover zij
het wettelijk aantal te boven gaan.
Alleen aan hen, die in 1881 vergunning
verkregen en die nog bezitten, kan zij niet
worden geweigerd. Aan hen, die den klein
handel kochten of andere wijze overna
men, en deze vormen de meerderheid,
echter wel.
Gesteld nu dat er in zekere, gemeente
veertig vergunningen kunnen worden afge-
gegeven, terwijl er vijftig bestaan, waarvan
de houders zich allen voor verlenging aan
melden, hoe moet dan de kèuz* geschieden
De wet zwijgt hierover geheel en dien
tengevolge is de zaak aan de wijsheid van
het Dagelijkseh Bestuur der gemeente over-
g< laten. Het is duidelijk genoeg, op welke
wijze dit bestuur in hoofdzaak zal te werk
gaan. Men zal als regel aannemen, om die
vergunningen het eerst te verleenen, welke
het langst hebben bestaan. De jongste zul
len dus het eerst afvallen. Maar, Burge
meester en Wethouders blijven dan toch vrij,
om van dien regel af te wijken; natuurlijk
niet om gunsten uit te deelenmaar om
ook in deze het belang der gemeente te be
hartigen, en niemand beter dan zij zijn
daartoe in staat.
Wanneer dan Burgemeester en Wethou
ders oordeelen, dat eene vergunning, ofschoon
lot de oudste behoorende, dient te worden
opgeheven, dan zal hun dit vrij staan. Zij
zijn het best bekend met de plaatselijke
toestanden zij kunnen zich van alles haar
fijn op de hoogte doen stellen zij kunnen
door een goede keuze het best de belangen
der gemeente behartigen.
Zóó is de toestand, en zóó zal zij blijven,
wanneer de wet niet tusschenbeide komt.
Hit schijnt echter het bepaalde voorne
men te zijn, om de wet wel tusschenbeide
te doen komen, en algemeene regelen te
stellen, waarnaar op 1 Mei 1901 door de
plaatselijke besturen zal moeten worden ge
handeld.
Uit vertrouwbare bron is hel volgende om
trent de plannen der Regeering vernomen met
betrekking tot de regeling, aan het slot van
ons eerste artikel bedoeld.
Op of tegen 1 Mei 1901 zouden namelijk
de vergunningen, zooveel als er in iedere ge
meente volgens de wet mogen worden uitge
reikt, in het openbaar worden verpacht. De
opbrengst van deze verpachting zou dan wor
den aangewend als schadevergoeding voor die
verkooptrs van sterken drank, wier vergunning
niet wordt verlengd.
Er wordt uitdrukkelijk bijgevoegd, dat de
Regeering deze bepaling voorstelt om haar
wetsontwerp tot wijziging der drankwet voor
de Staten-Generaal meer aannemelijk te maken.
't Is mogelijk, maar, zooals liet bericht luidt
komt het ons toch niet zoo heel waarschijn
lijk voor.
Het is ontegenzeggelijk waar dat de forsche
maatregel, op 1 Mei van het volgend jaar te
nemen, aan zeer velen hun broodwinning
ontnemen zal. Evenwel, toen zij die koch
ten of overnamen, hebben zij geweten dat dit
binnen korteren of langeren tijd gebeuren
zou. Hebben zij er op gerekend dat de
wet van 1881 ten eeuwigen dage een doode
letter zou blijven, dan zouden zij dit aan
zich zelf te wijten hebben. Veel waarschijn
lijker is het toch, dat zij die iu de laatste
jaren localiteiten kochten of huurden, waar
aan vergunning verbonden is, daarop met
de koop- of huursom hebben gerekend. Van
een verstandig raensch mag men dit ver
wachten.
Hoe dit ook zij, een recht op schadever
goeding kan niemand beweren te hebben.
Gesteld nu eens, dat de beschikbare ver
gunningen publiek worden verpacht. De zaak
is eenvoudig genoeg; maar wat zal er dan
gebeuren. Hij, die bet meest koopkracht
beeft, die wint den wedstrijd beslist. Maar
die bet meest kapitaal beeft, die beeft niet
de meeste behoefte. Bovendien volgt uit
zijn meerdere welvaart nog volstrekt niet,
dat bij ook de meest geschikte persoon is
voor bet bedrijf. Burgemeester en Wethou
ders zullen echter aan den meestbiedende
moeten toewijzen en die geschiktheid of an
dere bijzondere omstandigheden niet in aan
merking lubben te nemen.
De maatregel moge zich eenerzijds door
het gemak aanbevelen, bij dat gimak zal
bet dan toch ook wel blijven.
Eenerzijdszeidsn wij, want aan den anden n
kant is menige moeielijkheid te waohten, na
melijk bij de verdeeling van de opbrengst
der verpachting,
Naar welken maatstaf zal men daarbij te
werk gaan. Schier onmogelijk zal bet wezen,
vaste regelen daarvoor te stellen en moet de
zaak geheel aan het Dagelijkseh Bestuur der
gemeente worden overgelaten, dan is zijne
taak inderdaad niet benijdenswaardig.
Doch oj) welke wijze men de koe ook bij
de horens vatte, moeilijkheden zullen er
altijd ontstaan.
Het stelsel van openbare verpachting is
niet liet eenige dat door de llegeering in
moet zijn genomen. Er schijnt ook sprake
te zijn geweest van bet zoogenaamde Gothen-
burgstelsel waarbij alle vrijvallende vergun
ningen worden gegeven aan eene maat
schappij, die zich ten doel stelt den drank
verkoop onder zoo weinig schadelijke om
standigheden te doen plaats hebben, als
mogelijk is. Dit laatste is maar een pleister
op de wond want die zoogenaamd vrijval
lende vergunningen blijven dan toch bestaan,
geëxploiteerd door een lichaam, dat het mo
nopolie heeft, en dan zeker de vroegere
houders van vergunningen als zetbazen zal
aanstellen.
En wat dat verkoopen betreft onder zoo
weinig schadelijke omstandigheden els mo
gelijk is, ook, dat kon overal bet geval
wezen, ook zonder maatschappij, die bet
monopolie heeft. Dat hangt van de wet
zelf af en in hoofdzaak van bare toepassing.
Dan zou er in ieder geval nog veel tneer
te zeggen zijn voor een staatsmonopolie,
omdat bet drankverbruik aan bet maatschap
pelijk en dus ook aan het Staatsbelang ten
nauwste verbonden is doch dit denkbeeld
is niet zoo gemakkelijk voor uitvoering vat
baar.
En ten slotte schijnt ook in overweging
te zijn genomen, bet zoogenaamde ancien-
niteitstelsel, volgens hetwelk de beschikbare
vergunningen worden verleend aan ben, die
gedurende den langsten tijd in dezelfde
gemeente onafgebroken eene vergunning
hebben bezeten.
Dit is eigenlijk betzelfde als waarschijn
lijk in hoofdzaak zal gebeuren, wanneer de
regeling eenvoudig aan Burgemeester en
Wethouders wordt overgelaten. Ook deze
zullen, zooals wij vroeger opmerkten, den
gewonen regel volgen, en ben, die de oud
ste brieven hebben bet eerste handhaven
maar alleen dan, wanneer geene bijzondere
omstandigheden zich in het belang der ge
meente tegen die handhaving verzetten.
Zonder dus te willen vooruitloopen op
eene regeling, die vooralsnog slechts bij
geruchten bekend is, ontveinzen wij ons
geenszins de moeielijkbeden die aan iedere
regeling van dien aard zullen verbonden
zijn, en zouden wij van meening zijn, dat
zonder dergelijke bindende bepalingen, nog
de beste resultaten van den overgang kun
nen worden verwacht.
Aan bet ^llbl." ontleenen wij bet vol
gend résumé van de wijzigingen welke door
de regeering iu de kieswet worden voor
gesteld
lo. Belastingkiezers. Thans wordt ver-
eischt dat men in een der directe belastingen
is aangeslagen over bet volle laatstverloopen
dienstjaar. Het ontwerp laat bet woord
„volle" weg, zoodat ook de aanslag over een
gedeelte van bet vorig jaar kiisrecht geeft,
wat ook een voldoend bewijs levert van den
welstand die uit belastingbetaling wordt af
geleid. De eisoh van betaalde belasting
vervalt, voor aanslagen eerst na 31 Dec.
tot stand gekomen.
2o. Woningkiezers. Bij deze wordt enkel
een redactie-wijziging voorgesteld (die niet
wordt toegelicht) en wat bewoners en vaar
tuigen betreft geëischt een minimum van
24 kub. meters inhoud of //2-l,OOU kilogram
laadvermogen.
3o. Loonkiezers. In plaats van den eiscb
De Echo van het Zuiden
WaalwHksche eis
('mini ui.
INRICHTINGEN, welke gevaar, schade of
hinder kunnen veroorzaken.
burgemeester en Wethouders der gemeente
Waalwijk, brengen ter openbare kennis, dat Ier
Gemeente-Secretarie ter inzage ligt een verzoek
met bijlagen van Arn. Duraoulin, aldaar, oiu ver
gunning tot het oprichten eener slagerij in een
perceel staande alhier in de Stationsstraat, wijk
C. nu. 37, kadastraal bekend in Sectie B. no. 815.
Op Maandag, den 4en Juni 1900, des vnormid-
dags te elf uren, zal op het gemeentehuis gelegen
heid bestaan om bezwaren legen dit verzoek in
te brengen en deze mondeling en schriftelijk toe
te lichten.
Zoowel de verzoeker, als zij diebezwuren heb
ben, kunnen gedurende drie dagen, vóór het bo
vengemelde tijdstip, op de Secretarie der Gemeen
te kennis nemen van de ter zake ingekomen
sell rifturen.
Waalwijk, den 19en Mei 1900.
Burgemeester en Wethouders voornd.,
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
4)
TWEEDE HOOFDSTUK.
Werkelijk scheen de booze zijne hand in het
spel te hebben en alles naar de plannen van den
kamerdienaar te regelen. De droefgeestigheid van
den millionnair nam met iederen dag toe; met
haar werd de onrust en ijverzucht van zijn neef
Emil grooter. „Java en zijne Wonderen", de
vracht van langjarige studie, had voor den oudi-n
heer alle bekoorlijkheid verloren geheele dagen
hield hij zich opgesloten in zijne werkkamer cn
het dienstpersoneel had streng bevel, niemand
toe te laten, zelfs niet zijn secretaris Urban
Kerdren.
Op zekeren dag verliet mijnheer, geheel alleen,
zijne woning en richtte zijne schreden haastig
naar de Taiiboutstraat voor het bescheidene huis
No. 71 bleel hij stilstaan.
«Hier woont zij," mompelde hij, „zou ik het
wagen, of.
Hij voleindigde den zin niet, rnaar keerde zich
om, wenkte een huurrijtuig naderbij te komen en
liet zich weer naar huis rijden. Denzelfden avond
schreef hij een langen brief; nauwelijks echter
had hij deze ondérteekend, of hij verscheurde
hem weder en de stukken vlogen in de papier
mand. Hij was overwonnen overwonnen door
eene zwakke vrouw. De een na den anderen
maal riep hij met de teedersle uitdrukkingen naai
den kleinen Henri; hij deed hem duizenderlei
beloften, juist als had hij hem voor zich op de
knieën. Dan wendde hij zich tot Blanca hij bood
haar zijn paleis met al zijne schatten aan. Zij
behoefde zich niet van haar kind te scheiden zij
ne geheele huishouding met zijne zorgen, plichten
en gemakken wilde hij haar opdragen 1 Maar
hoe zou hij het aanleggen, om zich met haar te
verzoenen, nadat hij haar zoo snood en onbarm
hartig verstooten had?
Sedert den dag, waarop het onderhoud tusschen
deD millionnair en Blanca plaats gevonden had,
was den kamerdienaar van Emil van Haudra
merkwaardig veranderd. Germain, die vroeger
hel verkeer met het overige dienstpersoneel be
paald vermeden had, werd nu op eenmaal de
luidruchtigheid en spraakzaamheid zelve spoedig
bood hij dezen dan genen zijns hulp aan, het
liefste echter verkeerde hij met Peter, den kamer
dienaar van den heer Monnier, en deze deed het
natuurlijk pleizier, zich door den flinken Ger
main, als het maar cenig9zins ging, te laten ver
vangen.
Op den morgen na den dag, op welke mijnheer
Monnier zijn hotel verlaten en voor het huis van
de jonge weduwe besluiteloos omgekeerd was.
bad Peter ook weer den steeds gedienstigen Ger
main de werkkamer van den millionnair ter op
reddering overgelaten. Germain nam deze gele
genheid waar, ooi zich met den inhoud van de
papiermand vertrouwd te maken. Bij het door
snuffelen derzelve, ontdekte zijn argiuoog onmid
del lijk de stukken van den brief, welke den heer
Monnier den avond te voren aan zijne nicht ge
schreven, maar kort daarna weder moedeloos er-
acheurd en weggeworpen had. Voorzichtig ver
zamelde de sluwkop de verschillende overblijfse
len en liet ze met een triomfeerenden lach in zijn
zak glijden. Nadat hij haastig zijn arbeid vol
bracht had, spoedde hij zich naar zijne slaapka
mer, deed de deur achter zich op sloten beproef
de den inhoud van den verscheurden brief te ont
cijferen. Het was een moeilijk, tijdroovend werk,
maar Germain rustte niet, voor hij van elk stukje
zijne voormalige plaats wedergevonden had. T ien
plakte hij alles, goed geordend, op een stuk pa
pier en begon den nu weer volkomen herstelden
brief, welke hem den sleutel tot het raadselach
tig humeur van den millionnair leverde, nog een
maal aandachtig te lezen. Een duivelach'igen
lach ontwrong zich aan zijne heesche keel en uit
zijne oogen tlikkerde een onheilspellend vunr.
„Thans zijt ge geborgen, Germain Loysel of hoe
gij anders heeten moogt," 6prak hij triomfcerend
bij zichzelve, terwijl hij den brief voorzichtig toe
vouwde en hem in den borstzak van zijn jas ver
dwijnen liet„de bron is gevonden, uit welke
goud en zilver bij strooraen vloeien zal. Thans
zal hij mij toch wel moeten aanhooren maar ie
der woord, dat ik hem mededeel, zaJ hij met
Louis d'ors moeten betalen."
Volgens de bepalingen der zoogenaamde
drankwet, kan het niet licht voorkomen, dat
aan iemand de vernieuwing der eenmaal
afgegeven vergunning geweigerd wordt. Toch
komt het vaak voor, dat het wensc'nelijk
zou zijn dat te doen, b. v. uit een oogpunt
van zedelijkheid of van openbare orde. Alles
hangt hier natuurlijk af van den persoon
van den eigenaar, van het publiek dat hij
gewoonlijk in zijn lokaal vereenigt, van de
wijze waarop het er zich gewoonlijk ge
draagt, enz.
Zooals bekend i9, bestaat tusschen gelijkge
vormde karakters eene verwantschap der ziel; zij
weten elkander te vinden, versiaan elkaar bij de
eerste ontmoeting en vereenigen zich licht tot ge-
meei schappelijken arbeid, hetzij tot welzijn of
tot verderf hunner raedemenschen. Het is geen
zeldzaam feit, dut eeo zeker instinct de grootste
booswichten bij elkander brengt, en de hartstoch
ten en misdadige bedoelingen van den eenen bij
de eerste ontmoeting aan den anderen verraadt.
Opvoeding en maatschappelijke positie mogen me
nigeen tot een masker dienen, achter hetwelk hij,
voor eenen oppervlakkigen opmerker, een tijd
lang in staat is, zijn waar karakter te verbergen;
voor den blik van den gelijk geoarden, vooral
wanneer deze het er op gemunt heeft, eenen me
deplichtige te vinden, versmelten zij als sneeuw
voor de zon.
Tusschen den voornamen en trotschen jongen
man, die op zekeren dag de millioenen van zijn
oom dacht te erven en zijnen behendigen bedien
de, bestond zulk een geheimen band zij zochten
en vonden elkaar.
Toen Emil tegen den avond uit de sociëteit
thuiskwam, vond hij Germain op zijue kamer.
Deze legde juist een boek op de nachttafel van
zijn hoer en wilde zich toen verwijderen.
„Wat is dat voor een boek?" vroeg Emil.
„Eene nieuwigheid op het gebied van bel Ie-
tristische litteratuur," antwoordde de bediende,
„getiteld „De Kinderroof."
Emil zag zijnen kamerdienaar scherp aan. Zon
der echter daar acht op te geven, trok deze met
een heimelijken lach zijn brieventasch uit zijn
borstzak en spreidde den aan elkaar geplakten
brief van den oom voor hem uit „Deze brief
zal zijne hoogheid wellicht meer interesseeren als
zelfs de nieuwste Prima Dona," zeide hij op ver
trouwelijke» toon.
Emil zette zich in een stoel, welke de bedien
de hem toeschoof, en begon zich haastig in het
schrift te verdiepen, terwijl Germain zich achter
het voorhangsel terugtrok, var. waar hij zijnen
heer nauwkeurig gade kon slaan. Reeds in het
volgend oogenblik zag hij dezen verbleeken, toen
dreef de toorn hem het bloed weer naar het ge
laat en zijne hoofdaderen zwollen dreigend op.
„Zoon'n ellendige rekel 1" riep Emil, met de
vuist op tafel slaande, „en dit schijnheilige wijf.
Een echte erfenisjngeresMoge haar de
Hij had nog niet uitgesproken, toen zijn die
naar reeds voor hem stond,
„Heeft mijnheer iets te bevelen?" vroeg hij.
„Nevn 1" schreeuwde deze, „bat mij alieen, ik
wil niet meer gestoord worden 1"
Germain trok zich zonder gedruisch terug.
Nogmaals liet Emil de van woede heen en weer
rollende oogen over den brief glijden; een nieu
wen vloek ontrolde zijne lippen. Toen zat hij
daar als versteend. Haat en toorn misvormde de
anders niet onschoone gelaatstrekken en zijn
starren blik vervolgde een vast punt in de on
metelijke ruimte. Langzamerhand keerde het le
ven terug en zijn gelaat nam weder de uitdruk
king van koude, berekenende rust aan hij scheen
een middel gevonden te hebben, om zijne tegen
standers onschadelijk te maken. Daar viel zijn
blik op het boek, welke Germain opzettelijk op
de nachttafel achtergelaten had. Hij nam het iu
de hand en opende het.
„De Kinderroof las hij „Ja, dut is het.
De Kinderroof', herhaalde hij langzaam, terwijl
hij ombladerde.
Met eene ware woede verdiepte hij zich inden
sensatie-roman en legde liet boek niet neer, voor
hij de laatste bladzijde verslonden had. De mor
gen was intusschen aangebroken en Germain, die
juist binnentrad, begreep oogenblikkelijk den
toestand 1 De nog bruudende lamp eu het boek,
welke voor het bed op het prachtig tapijt lug,
zegden hem duidelijk, dat zijn heer dien nacht
niet geslapen had.
„Het werkje is u toch wel lezenswaardig toe-
eschenen," begon hij met een loerenden blik op
Lmil, welks oogen zich thans nog niet tot slupen
gesloten hadden „wanneer uwe hoogheid het
niet meer noodig hebt.
„Dan wilt gij het zeker lezen. Germain
„Ja; ik lees alles wat mij in de vingers komt,
en juist dit boek moet, zooals ik gehoord heb,
uiterst interressant zijn. De roman handelt over
een kind, dat een hoopvol erfgenaam in den weg
stond door een onbekend persoon liet men het
stelen, maar door diens onvoorzichtigheid werd
het wedergevonden en zoodoende het geheele plan
verijdeld."
„Gij zoudk wel liever gezien hebben, dat men
het vermoord had
„Da t juist niet, maar men had het gestolen
kind zulk eene opvoeding moeten, dat het nim
mer in staat was geweest de erfenis te aanvaar
den. Zonder het physiek te vermoorden, had men
het den moreelen ondergang moeten prijs geven;
behendige behandeling hadden zulk een monster
naar lichaam cn ziel van hem gemaakt, dat het
later, bij eene toevallige ontdekking, eer lot den
blok van den beul dan tot erfgenaam van milli-
oei en bevorderd zou zijn geworden."
Emil's oogen ontmoetten den scherpen blik van
Germain. Geen van beiden sprak een woord en
toch verstonden zij elkaur. Hadde overigens de
jonge erfgenaam ook maar den minsten twijfel in
liet misdadig inzicht en de berekenende scherp
zinnigheid van zijn bediende gehad, dan zou de
nu volgende vraBg denzelve volkomen opgeheven
hebben.
„Zou de genadige heer mij niet voor eenige da
gen verlof willeD geven?"
„Voor hoe lang?" was de wedervraag van
Emil, terwijl een lach van verstandhouding zich
om zijne mondhoeken vertoonde.
„Dat kan ik nu nog niet bepalen. Het handelt
zich om eene zaak van het groot»te gewicht, waar
liet minder op geld dan op sluwheid aankomt
om tot een goed resultaat te komen. Intusschen
zoo geheel zonder liet eerste gaat liet ook niet.
Ik veroorloof mij daarom, zijne hoogheid om een
klein geldelijk voorschot te verzoeken."
„Goed, komt terug, zoodra gij uw plan volvoerd
hebthier hebt ge vooreerst 300 francs. Maar
wie zal, tijdens uwe afwezigheid, bij mij uwen
dienst waarnemen
„Daarvoor is reeds gezorgd; een goede bekende
van mij, die oogenblikkelijk zonder betrekking
is en over wien ik beschikken kun als over mij
zelve."
„Best, hij kan morgen in betrekking komen."
„Ik dank u, uwe Hoogheid", zeide den kamer
dienaar glimlachend „de uiikorust zal u bewij
zen, dat ik uw vertrouwen niet onwaardig ben."
Üenzelfden avond reeds ronnktc Jacob, den
vriend van Germain, bij den neef van den milli
onnair zijn opwachtirg.
(Wordt vervolgd.)
LU -
•Ml